De eerste kerkelijke vergaderingen van de ‘Christian Reformed Church’.
( < Naar deel 21 – Back to Part 21 ) – In onze serie over de kerkelijke vergaderingen van de naar Amerika geëmigreerde Afgescheidenen, sinds 1857 behorende tot de toen opgerichte Christian Reformed Church (zoals nader uitgelegd in deel 1), gaan we verder met de vergadering van 12 en 13 oktober 1864. Tussen [] staan verhelderende of aanvullende opmerkingen van de redactie van GereformeerdeKerken.info.

Classicale vergadering gehouden op 12 en 13 oktober 1864 in de gemeente Graafschap.
-
- In deze aflevering geven we eerst alleen de besprekingen van 12 oktober 1864 weer. De volgende keer die van 13 oktober.
Vooraf werd een preek gehouden over de woorden Galaten 6 vers 14, door ds. D.J. van der Werp [1811-1876], die de vorige rustdag in de Gemeente Graafschap was bevestigd door ds. K. van den Bosch, consulent van die gemeente, naar aanleiding van 2 Tim. 2 vers 15. Z.Eerw. [Van der Werp] deed zijn intrede met als tekst 2 Kron. 17 vers 16a.
De vergadering werd daarop geopend door de preses, ds. K. van den Bosch, met gebed en het zingen van psalm 83 vers 3. Als afgevaardigden waren tegenwoordig de leden:
Grand Rapids – Ds. W.H. van Leeuwen
Graafschap – A. Krabshuis (ouderling)
Zeeland – T. van den Bosch (ouderling)
Noordeloos – ds. K. van den Bosch en P. Heyboer (ouderling)
Vriesland – H. Dam en H. Schepers (ouderlingen)
Art. 1 – De vergadering ging over tot het kiezen van een scriba voor deze vergadering en met meerderheid van stemmen werd daartoe verkozen br. ouderling P. Heyboer, terwijl ds. K. van den Bosch, die aan de beurt is, het presidium waarneemt.
Art. 2 – Van de gemeente Grand Rapids was geen ouderling als afgevaardigde aanwezig, terwijl door ouderling J. Gelok een brief was ingezonden, waarin de redenen waren aangegeven waarom die er niet was. De vergadering oordeelde dat de redenen van afwezigheid niet wettig waren. Omdat ook op de vorige vergadering geen ouderling als afgevaardigde tegenwoordig was, besluit de vergadering die kerkenraad daarover ernstig te bestraffen, hetwelk zal plaatshebben voor middel van een vermaningsbrief opgesteld door ds. Van Leeuwen en (goedgekeurd zijnde) ondertekend door preses en scriba dezer vergadering.

Art. 3 – In rondvraag gebracht of ouderling P. Boven van de Gemeente Graafschap mede zitting zal hebben in deze vergadering. Dit wordt algemeen aangenomen, echter niet met een beslissende, maar adviserende of raadgevende stem.
Art. 4 – Het kerkelijk attest van ds. D.J. van der Werp wordt door de preses voorgelezen hetwelk door de Commissie voor de Bevestiging onderzocht en goedgekeurd was, en is dus hierbij gedeponeerd. Daarop spreekt de preses een zegenwens over Zijn Eerw. uit en installeert hem […] als Dienstknecht en medeopziener van de gemeente des Heren.
Art. 5 – Daar tot dusver het Eedformulier voor de Bedienaars des Goddelijken Woords en opzieners, ingevolgde de Post Acta der Nat. Syn. gehouden te Dordrecht 1618 en 1619, niet zijn ondertekend, is dit [formulier] hier in dit notulenboek ingeschreven en [wordt] daarop voorgelezen en gevraagd of iemand daar bezwaar tegen had. Dit werd ontkennend beantwoord. Besloten is dat dit in het vervolg telkens zal plaatsvinden door nieuwe leden afgevaardigden en aankomende Leraars van deze Classis.
Art. 6 – Ds. Van der Werp stelt voor het werk van [ds.] J. Koelman [1631-1695] getiteld ‘[Het ambt en de] plichten der Ouderlingen en Diakenen’, ter uitlegging van de Dordtse Kerkorde, te laten drukken en dit werk of deze commissie is opgedragen aan ds. Van der Werp. om hierover met de heer J. Binnekant, boekverkoper en boekdrukker te Holland [Michigan] te spreken over de kosten en het daarna bij intekening uit te geven [enkele jaren later, in 1871, werd de winkel van Binnekant bij de grote brand van Holland geheel verwoest].

Art. 7 – Door ds. Van den Bosch wordt voorgesteld om een herdruk in het licht te geven van het bekende Vraagboekje van [ds.] J. Borstius [1612-1680] en wel de originele of authentieke uitgave door wijlen ds. H. de Cock [1801-1842] destijds uitgegeven. Dit werd in rondvraag gebracht en algemeen aangenomen om dit voor rekening van de Classis te doen. Deze Commissie is opgedragen aan ds. Van Leeuwen om dit te beproeven bij de Uitgeverij van de Stoompost, F. Quintus te Grand Rapids.

Art. 8 – Door ds. Van Leeuwen werd voorgesteld om van nu af geen Classicale predicaties meer te houden ter opening van de vergadering, niet alleen om tijd te winnen, maar vooral ook om er geen volksvergadering van te maken [ook niet afgevaardigden woonden die predicaties bij]. Hierop wordt het voorstel gedaan door Ds. Van der Werp, om de predicatie ’s avonds na afloop van de vergadering te houden, vanaf 7 uur. De predikdienst zal beurtelings door de leraren geschieden, en wel de volgende vergadering door ds. Van der Werp . Verder is besloten dat er behalve de leden Afgevaardigden niemand tot de vergadering zal worden toegelaten, tenzij iemand dit vooraf verzoekt en daartoe vergunning verkregen heeft.
Art. 9 – Door ds. Van Leeuwen wordt voorgesteld om onze respectieve gemeenten te verdelen in Classes en dat die haar onderscheidene vergaderingen hebben en eenmaal per jaar een Algemene Vergadering te houden. Hierop wordt een voorstel gedaan door ds. Van der Werp om de gemeenten niet [in Classes] te verdelen wegens het kleine aantal, maar wél eens in het jaar een Algemene Vergadering te houden, bestaande uit vier Afgevaardigden van elke Gemeente en als er onvoldoende leraren en ouderlingen zijn, het ontbrekende aan te vullen met diakenen, die dan ook een beslissende stem hebben. Dit wordt algemeen goedgekeurd en aangenomen; bepaald wordt dat dit voor de eerste keer zal plaats hebben op de eerste woensdag in de maand oktober van het volgende jaar, indien de Here wil en wij leven. De plaats wordt echter nader bepaald op de voorgaande Classicale Vergadering.
Deze morgenzitting wordt gesloten met het zingen van psalm 25 vers 4 en gebed en dankzegging door ds. Van Leeuwen.

Tweede Zitting.
De vergadering wordt geopend met het zingen van psalm 119 vers 1 en met gebed en dankzegging door de br. ouderling A. Krabshuis.
Art. 10 – In het midden wordt gebracht de vraag of er ook [een] mogelijkheid zou bestaan om een Classicaal leraar onder ons te beroepen uit Nederland om hier werkzaam te zijn tot stichting en uitbreiding van Gods Koninkrijk, om hier en daar te prediken en gemeenten te stichten, omdat het aantal leraren zo klein is. Algemeen wordt beoordeeld dat hoe wenselijk en noodzakelijk dat ook is, ons kerkelijk lichaam daarvoor nog niet rijp is; zodat deze zaak tot nadere gelegenheid is uitgesteld.

Art. 11 – Omdat dit Classicaal notulenboek niet compleet is [en daarin een de inleiding] wordt gemist, vooral ook de redenen waarom ons kerkgenootschap [destijds] is afgescheiden van de Dutch Reformed Church, en ook de grondslagen waarop ons kerkgenootschap is gebouwd, zal men daarover onderzoek doen bij de leraar der Dutch Reformed Church, ds. H.G. Klijn [1793-1883] met de vraag of de notulen van de eerste Classicale Vergadering gehouden te Holland [Michigan] bij hem berusten, en hem te vragen die aan ons ter hand te stellen, waarin het een en ander te vinden is. En anders moet een beknopt verhaal van de geschiedenis van onze afscheiding en de grondslagen daarvan worden opgesteld en vooraan in het notulenboek worden ingelast.
Art. 12 – Omdat ingevolge Art. 4 van de Notulen der Classicale Vergadering van 2 februari 1859 ons kerkgenootschap de naam heeft aangenomen van ‘Holland Reformed Church‘, en daarna van ‘True Dutch Reformed Church‘ (behalve de Gemeente Graafschap), is dit opnieuw ter sprake gekomen en wordt besloten om vanaf heden de naam aan te nemen van Ware Hollandse Gereformeerde Kerk, om ons Hollands karakter te bewaren en ons te onderscheiden van de Dutch Reformed Church alhier.
Art. 13 – Ook is ter sprake gekomen het onderwerp van de [tweede] feestdagen, [namelijk] of men ook de Tweede Paas-, Pinkster- en Kerstdag houden zal. Algemeen heeft men geoordeeld om geen schijn te geven van nieuwigheden in te voeren en om zich te houden aan Art. 67 van onze aangenomen Dordtse Kerkorde, en wat de Tweede Kerstdag betreft ons te houden aan Art. 9 van de Notulen van de Classicale Vergadering gehouden op 3 februari 1858.

Art. 14 – Door de preses wordt verzocht om de notulen van de beide vorige vergaderingen voor te lezen, hetwelk om bepaalde redenen naar nu was verschoven. Gevraagd of er ook aanmerkingen op waren, bleek dit niet zo te zijn. Men gaat nu over tot de behandeling van de lastige kwestie die bestaat tussen de kerkenraad en enkele leden van de Gemeente te Zeeland enerzijds, en ds. K. van den Bosch anderzijds, naar aanleiding van het protest dat werd ingediend tijdens de buitengewone Classicale Vergadering te Noordeloos op 10 augustus. Tevens betreft het een schriftelijk stuk dat door de kerkenraad van genoemde gemeente op die vergadering is ingediend op 9 augustus, waarin zij zich aansluiten bij het genoemde protest. Beide documenten zijn hierbij overgelegd en aan de vergadering voorgelezen. Ds. K. van den Bosch draagt het presidium over aan ds. H.W. van Leeuwen, omdat Zijn Eerw. in deze kwestie de betrokken partij is.
Art. 15 – De preses stelt aan de vergadering voor of men het stuk in het voorgaande Artikel vermeld eerst zal behandelen, of dat men eerst zal overgaan om te onderzoeken of ds. K. van den Bosch [inderdaad] de wettige leraar van de gemeente Zeeland is. Dat is in feite het centrale punt dat door een van de partijen betwist wordt. Men gaat over tot de behandeling van het laatste. Door de preses wordt aan ds. Van den Bosch gevraagd een korte verklaring te willen geven van de gronden waarop Zijn Eerw. meent de wettige leraar van Zeeland te zijn. Nadat dit gebeurd is vraagt de preses of de broeders Afgevaardigden [voldoende] op de hoogte zijn van de verklaring [en de kwestie] van ds. Van den Bosch, om er over te kunnen oordelen. Men beantwoordt dit bevestigend. Daarop vraagt de preses aan de andere partij om een verklaring te willen geven waarom ds. Van den Bosch volgens hen geen wettige leraar van hun gemeente is. Dit gedaan zijnde geeft de preses beide partijen nog de gelegenheid er iets aan toe te voegen ter nadere toelichting. Daarop wordt gevraagd wat het eindoordeel van de vergadering over deze zaak is. Het blijkt dat er algemeen een zeker bezwaar en twijfel bestaan om hierover beslist te kunnen oordelen vanwege de ingewikkeldheid van de zaak zaak aan weerszijden.
Art. 16 – Omdat de tijd meer dan verstreken is, wordt voorgesteld en aangenomen om deze zitting te eindigen en de vergadering te verdagen tot de volgende dag. Bepaald wordt morgen om acht uur weer te beginnen. De vergadering wordt dan gesloten met het zingen van psalm 25 vers 4 en dankzegging door broeder ouderling P. Heyboer.
Bron:
Minutes of the Highest Assembly of the Christian Reformed Church 1857-1880. Graafschap, Michigan, 1937.
Translation into English:
From ‘Classis’ to ‘Synod’ in America.
The First Church Assemblies of the ‘Christian Reformed Church’
( < Back to Part 21 ) – In our series on the church assemblies of the Seceders who emigrated to America and, since 1857, have belonged to the newly founded Christian Reformed Church (as explained in detail in Part 1), we continue with the meeting held on October 12 and 13, 1864. Editorial clarifications or additions by GereformeerdeKerken.info are placed in brackets [ ].
____________________________
Classis Meeting held on October 12 and 13, 1864 in the congregation of Graafschap.
- In this installment, we only present the discussions from October 12, 1864. The next part will cover those of October 13.
A sermon was held on Galatians 6:14 by Rev. D.J. van der Werp [1811–1876], who had been installed the previous Sunday in the Graafschap congregation by Rev. K. van den Bosch, the consulent of that congregation, based on 2 Timothy 2:15. Rev. Van der Werp began his ministry there using the text 2 Chronicles 17:16a.
The meeting was then opened by the president, Rev. K. van den Bosch, with prayer and the singing of Psalm 83:3. The following delegates were present:
-
Grand Rapids – Rev. W.H. van Leeuwen
-
Graafschap – A. Krabshuis (elder)
-
Zeeland – T. van den Bosch (elder)
-
Noordeloos – Rev. K. van den Bosch and P. Heyboer (elder)
-
Vriesland – H. Dam and H. Schepers (elders)
Art. 1 – The meeting proceeded to elect a scribe. Elder P. Heyboer was elected by majority vote. Rev. K. van den Bosch, whose turn it was, served as president.
Art. 2 – No elder from Grand Rapids was present. Elder J. Gelok had submitted a letter explaining the absence. The meeting judged the reasons as not valid. Since no elder was present at the previous meeting either, the assembly decided to seriously admonish the consistory by means of a letter of reprimand, drafted by Rev. Van Leeuwen and (once approved) signed by the president and scribe.
Art. 3 – A question was raised whether Elder P. Boven from Graafschap could also sit in the meeting. This was generally accepted, but only with an advisory vote, not a decisive one.
Art. 4 – The church certificate of Rev. D.J. van der Werp was read aloud by the president. It had been examined and approved by the Commission for Confirmation and was thus deposited. The president then spoke a blessing over Rev. Van der Werp and installed him as minister and co-elder of the congregation of the Lord.
Art. 5 – Because until now the Oath Form for Ministers of the Word and Elders—according to the Post-Acts of the National Synod of Dordrecht 1618–1619—had not been signed, the form was copied into this minutes book, read aloud, and the question was asked whether anyone objected. No one did. It was resolved that in the future, this would be required of all new delegates and incoming ministers of the Classis.
Art. 6 – Rev. Van der Werp proposed printing the work by Rev. J. Koelman (1631–1695), titled “[The Office and] Duties of Elders and Deacons” as an explanation of the Dordt Church Order. A committee was appointed, with Rev. Van der Werp tasked with discussing printing costs with Mr. J. Binnekant, bookseller and printer in Holland, Michigan. The book would be published by subscription.
[Several years later, in 1871, Binnekant’s shop was completely destroyed in the Great Fire of Holland.]
Art. 7 – Rev. Van den Bosch proposed reprinting the well-known Catechism booklet by Rev. J. Borstius (1612–1680), specifically the authentic edition once published by the late Rev. H. de Cock (1801–1842). The proposal was accepted by general consensus. Rev. Van Leeuwen was tasked with arranging this through the Stoompost Publisher, F. Quintus in Grand Rapids.
Art. 8 – Rev. Van Leeuwen proposed ending the practice of opening sermons at classis meetings—not only to save time but also to avoid turning it into a public gathering, as non-delegates also attended these sermons. Rev. Van der Werp proposed instead to hold the sermon in the evening, after the session ends, at 7 p.m., with the preaching done in turns by ministers. Rev. Van der Werp would preach at the next meeting. It was further decided that only delegates may attend the meeting, unless someone requests and receives prior permission.
Art. 9 – Rev. Van Leeuwen proposed dividing the congregations into classes (regional groups) with separate meetings and holding a general assembly once a year. Rev. Van der Werp counter-proposed that since the number of congregations was still small, they should not be divided into separate classes, but still hold an annual general assembly with four delegates per congregation. If there are too few ministers or elders, deacons could supplement and have voting rights. This was accepted. The first such meeting was scheduled for the first Wednesday of October next year, God willing, with the location to be decided at the prior classis meeting.
The morning session was closed with the singing of Psalm 25:4, and prayer and thanksgiving by Rev. Van Leeuwen.
Second Session
The meeting was opened with the singing of Psalm 119:1, and prayer and thanksgiving by Elder A. Krabshuis.
Art. 10 – The possibility was raised of calling a classical minister from the Netherlands to serve among them, due to the shortage of pastors, to preach and plant churches. While this was considered very desirable and necessary, the consensus was that the denomination was not yet ready, and the matter was postponed.
Art. 11 – Because this classical minutes book is incomplete (missing the introduction and the reasons for separating from the Dutch Reformed Church), an investigation was commissioned. Rev. H.G. Klijn of the Dutch Reformed Church would be asked whether he possesses the minutes of the first classis meeting held in Holland, Michigan, and if so, to provide them. If not, a brief history of the secession and founding principles would be written and inserted at the beginning of the book.
Art. 12 – According to Article 4 of the Classis Minutes of February 2, 1859, the church had adopted the name “Holland Reformed Church”, later “True Dutch Reformed Church” (except for the Graafschap congregation). This was brought up again and the decision was made to now adopt the name “True Holland Reformed Church”, to preserve its Dutch character and distinguish it from the Dutch Reformed Church in America.
Art. 13 – The matter of the second holidays (Second Easter, Pentecost, and Christmas Day) was discussed. The general consensus was to avoid appearing to introduce novelties and to adhere to Article 67 of the Dordt Church Order, and, regarding Second Christmas Day, follow Article 9 of the Classis Minutes of February 3, 1858.
Art. 14 – The president requested that the minutes of the two previous meetings be read aloud, which had been postponed for certain reasons. No objections were raised. The meeting then turned to a difficult issue between the consistory and some members of the Zeeland congregation, on one side, and Rev. K. van den Bosch on the other. This concerned a protest submitted at the special classis meeting in Noordeloos on August 10, along with a letter from the Zeeland consistory dated August 9, supporting the protest. Both documents were submitted and read.
Rev. Van den Bosch handed over the presidency to Rev. W.H. van Leeuwen, since he was directly involved.
Art. 15 – The chairman proposes to the assembly whether the item mentioned in the previous article should be dealt with first, or whether they should first proceed to examine whether Rev. K. van den Bosch is [indeed] the lawful minister of the Zeeland congregation. This is in fact the central issue that is being disputed by one of the parties. The assembly decides to proceed with the latter.
The chairman asks Rev. Van den Bosch to give a brief statement of the grounds on which His Reverence believes himself to be the lawful minister of Zeeland. After this has been done, the chairman asks whether the brother delegates are [sufficiently] informed of Rev. Van den Bosch’s statement [and the issue] in order to be able to judge the matter. This is answered in the affirmative.
Then the chairman asks the other party to give a statement as to why, in their view, Rev. Van den Bosch is not the lawful minister of their congregation. Once this has been done, the chairman gives both parties the opportunity to add anything further for clarification.
Thereupon, the question is asked what the final judgment of the assembly is concerning this matter. It appears that there is, in general, a certain objection and doubt about being able to reach a definitive judgment due to the complexity of the matter on both sides.
Art. 16 – Because the time has more than passed, it is proposed and accepted to close this session and adjourn the assembly until the next day. It is decided to begin again tomorrow at eight o’clock. The meeting is then closed with the singing of Psalm 25, verse 4, and thanksgiving by brother elder P. Heyboer.
Source:
Minutes of the Highest Assembly of the Christian Reformed Church 1857–1880. Graafschap, Michigan, 1937.