Het eerste begin van de Gereformeerde Kerk te Duurswoude

Inleiding.

De Gereformeerde Kerk in het Friese Duurswoude werd op 5 januari 1860 geïnstitueerd als Christelijke Afgescheidene Gemeente.

Kaart: Google.

In 1869 veranderde de naam in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ (net als van zoveel andere Christelijke Afgescheidene Gemeenten, doordat een landelijke kerkenfusie tot stand kwam); in 1892 vond de tweede naamswijziging plaats door een tweede kerkenfusie in ‘Gereformeerde Kerk’, terwijl in 1981 de naam gewijzigd werd in ‘Gereformeerde Kerk te Wijnjewoude’. De dorpen Duurswoude en Wijnjeterp zijn de naamgevers van dit tweelingdorp.

De hervormde gemeente Wijnjeterp-Duurswoude.

In de tijd van de Afscheiding van 1834 stond in hervormd Duurswoude de orthodox-hervormde B. Brandsma. Deze was daar van 1797 tot 1840 predikant. Hoewel er dus voor de meeste rechtzinnige hervormden geen reden was om uit de kerk te stappen, werden desondanks in die tijd ten huize van de familie De Haan huissamenkomsten gehouden, ook ‘conventikels’ genoemd, wat er op duidt dat het niet iedereen naar de zin ging in de hervormde kerk.

De hervormde kerk te Duurswoude.

Later kwamen er andere predikanten die aanleiding gaven tot meer ontevredenheid. Zo stond van 1856 tot 1877 de hervormde predikant J.A.C. Revel in Wijnjeterp en Duurswoude; beide dorpen behoorden tot dezelfde kerkelijke hervormde gemeente met één predikant. ‘Ds. Revel was niet iedereen naar de zin, omdat hij steeds meer de moderne kant op ging’. Sommigen sloten zich daarom aan bij de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Donkerbroek, die in 1845 – in combinatie met Haulerwijk – geïnstitueerd werd. In de ambtsperiode van ds. Revel ontstond in Duurswoude een Christelijke Afgescheidene Gemeente.

De aanleiding voor de instituering.

Ds. J. Talsma (1813-1871)  nam zijn verantwoordelijkheid voor Duurswoude en omgeving.

In de herfst van 1857 kwam ds. J. Talsma (1813-1871) van Donkerbroek met een van zijn ouderlingen onder meer op bezoek bij twee gezinnen in Duurswoude, dat ongeveer vijf kilometer verderop lag en onder de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Donkerbroek ressorteerde. Die gezinnen bleken ‘belangstelling voor de gereformeerde waarheid’ te hebben. De predikant merkte toen dat de kinderen van die gezinnen echter niet naar catechisatie in Donkerbroek gingen, vooral vanwege de slechte toestand van de wegen en door het grote heideveld dat ze moesten oversteken. Daarom besloot de predikant in het vervolg ook in Duurswoude catechisatie te gaan geven (‘De dominee mocht dus wél door de modder’). Verder werd beloofd zo nu en dan in Duurswoude te komen preken.

De beloofde bijeenkomsten konden worden gehouden dankzij één van de in Duurswoude woonachtige gemeenteleden, cafébaas P.H. Kamminga, eigenaar van ‘De Witte Zwaan’ aan de Merkebuorren (het gebouw werd na de Vrijmaking van 1944 door de vrijgemaakte broeders en zusters als kerkgebouw ingericht en in gebruik genomen en later ingrijpend verbouwd).

Links vooraan ‘De Witte Zwaan’ (zoals deze er in 1910 uitzag). Hier werden vanaf 1857 de eerste Afgescheiden kerkdiensten in Duurswoude gehouden.

Het aantal belangstellende catechisanten breidde zich al snel uit en na enige tijd werden al twee catechisaties gehouden, een voor ouderen en een voor jongeren. Bovendien werd eens in de twee weken een spreekbeurt gehouden ‘tot opwekking van sommigen die heimelijk de zuivere waarheid voorstonden’, zoals de oude papieren het noemen.

Bemoeienissen van ds. T.F. de Haan.

Docent ds. Tamme Foppens de Haan (1791-1868) van de Theologische School in Kampen – hij werd geboren in Duurswoude! – hoorde over wat in zijn geboortedorp over de eventuele stichting van een gemeente besproken werd en wilde in de zomer van 1859 wel komen preken. Hij drong er bij de broeders op aan alvast voorbereidingen te treffen voor het bouwen van een kerk en gaf daarvoor alvast fl. 50 cadeau.

Ds. T.F. de Haan (1791-1868) die zich ook met de zaak bemoeide.

Nadat hij op Eerste Kerstdag 25 december 1859 weer in Duurswoude had gepreekt – want belofte maakt schuld – riep hij de broeders op 28 december bijeen voor een vergadering onder leiding van ds. Talsma en ‘zijn’ kerkenraad van Donkerbroek. Daar kon ieder zich opgeven die tot de aanstaande Christelijke Afgescheidene Gemeente van Duurswoude wilde toetreden. Ook werd een commissie van vier personen gekozen en benoemd om plannen te maken voor de bouw van een kerk in Duurswoude. En tenslotte, maar niet het minst belangrijk, kozen de aanwezigen hun toekomstige ambtsdragers: als ouderlingen de in 1784 in Duurswoude geboren arbeider Lieuwe Walda en de in 1815 te Zevenhuizen (Gr.) geboren grutter Pieter Kamminga, en als diaken de in 1834 in Tolbert geboren smid Ebbel Veenstra. Door ds. Talsma en een commissie uit de kerkenraad werden deze broeders vervolgens ‘onderzocht op de leer’. Je moest immers weten wat voor vlees je in de kuip had!

Geïnstitueerd (1860).

Op donderdag 5 januari 1860 werden de verkozen broeders door ds. Talsma in het ambt bevestigd en daarmee was de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Duurswoude geïnstitueerd. Eveneens onder leiding van ds. Talsma (als consulent van de nieuwe gemeente) vond direct na de kerkdienst de eerste kerkenraadsvergadering plaats.

Ds. J. Talsma (1813-1871) institueerde de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Duurswoude.

Aanwezig waren de twee ouderlingen en de diaken, alsmede de broeders Hendrik de Vries, G. Kuperus en Sikke Hempenius, ‘de drie enigste manslidmaten der gemeente, die echter vooral belijdenis des geloofs deden op deze kerkenraadsvergadering’. Daaruit blijkt dat de gemeente in haar allereerste begin kennelijk bestond uit zes manslidmaten, waarvan de helft ambtsdragers (!), hun echtgenotes en hun kinderen dus niet meegerekend.

De notulen van de daarna gehouden kerkenraadsvergaderingen maken duidelijk dat de gemeente langzaam maar zeker groeide. Geregeld meldden zich mensen als lid van de Afgescheiden Gemeente aan. Dat niet iedereen de kerkdiensten ijverig bijwoonde bleek al snel, want op de kerkenraadsvergadering van 16 mei 1860 ‘moesten sommigen ernstig vermaand en opgewekt worden om de samenkomsten der gemeente niet te verzuimen’.

Een eigen kerk (1860).

De aandrang die de Kamper docent ds. De Haan had uitgeoefend om tot kerkbouw over te gaan, bleef niet zonder resultaat. Al op 23 december 1860, dus nog voordat de gemeente een jaar bestond, kon een eigen kerkgebouw in gebruik genomen worden. Weliswaar had ds. T.F. de Haan daarbij dus een flinke vinger in de pap gehad, maar niet tot ieders genoegen! Op de classis van 30 oktober 1860 werd namelijk met afkeuring gesproken over het zich ‘indringen’ in de zaken van Duurswoude door prof. De Haan, zonder zich daarbij iets gelegen te laten liggen aan de consulent van de gemeente, ds. Talsma, ‘die de eerste en aanhoudende bezorger van alles daar steeds geweest is’.

De eerste gereformeerde kerk te Duurswoude (1860-1909).

Hoe dan ook, op 23 december 1860 is het kerkje aan de Merkebuorren in Wijnjeterp in gebruik genomen en konden de diensten van de jonge Afgescheiden Gemeente een aanvang nemen. Over de bouwgeschiedenis van het kerkje is niet veel bekend. Wel wordt door de notulen van de classis van 13 mei 1862 duidelijk dat niet iedereen die geld voor de bouw had toegezegd zijn belofte gestand deed. Sommigen trokken hun bijdrage in; aan de kerkenraad werd geadviseerd ‘hen niet met het toegezegde te vervolgen, maar hun nog eenmaal te betuigen dat zij het in geval van weigering voor God en hun geweten mogen verantwoorden’.

In de kerkenraadsvergadering van 26 september 1861 (ds. Talsma was toen reeds geen consulent meer, omdat hij Donkerbroek had verruild voor Zaandam) viel een belangrijke beslissing, namelijk om met een lijst de gemeente rond te gaan om het traktement voor een dominee bijeen te brengen om, ‘was het in de weg des Heeren, een eigen herder en leeraar te kunnen beroepen’.

De opbrengst van deze financiële actie viel tegen. Het leverde onvoldoende op om een predikant te kunnen beroepen. De kerkenraad bleek echter niet voor één gat te vangen en besloot een kandidaat uit te nodigen om enige weken te komen preken en ‘hem zo nodig te laten blijven’. Het was kandidaat J.F. Zeebuijth – zoon van ds. J.F. Zeebuijth (1795-1879) van Leerdam. Hij was al enkele jaren eerder, in 1859, in Kampen afgestudeerd, na in 1858 voor het examen te zijn afgewezen (hij hield toen onder meer een preek over Prediker 9 vers 5 tot 10).

J. Zeebuijth studeerde in Kampen (notulen van de vergaderingen van Curatoren der Theologische School te Kampen, 1858).

De kerkenraad dacht waarschijnlijk dat de gemeenteleden wel meer zouden willen betalen als ze merkten dat ze nú een goeie dominee zouden kunnen krijgen. Maar die vlieger ging niet op. Op een volgende vergadering moest men tot de conclusie komen dat de financiële haalbaarheid van het plan het beroepen niet toeliet en dat er bovendien geen aanvaardbare pastorie was. ‘Zo gaat Zijne Eerwaarde weer vertrekken’, luiden de notulen. Die eerwaarde was dus – zoals opgemerkt – kandidaat Johannes Zeebuijth. Er werd een collecte gehouden om te zorgen dat zijn reiskosten konden worden betaald, maar ook dát bracht te weinig op, wat een tekort van fl. 6,05 opleverde: ‘De kerkeraad schiet er fl. 6,05  bij in’, vertellen de notulen. Hoe dan ook, kandidaat Zeebuijth kon terug.

De jonge kerk was dus arm. Zo arm, dat aan de classis Heerenveen gevraagd werd de reiskosten naar de classis te willen vergoeden. De classis stond toen fl. 2,50 toe. Maar toen de kerkenraad van Duurswoude de volgende keer per ongeluk niet op de classis verscheen werd die toelage natuurlijk ingetrokken. Afgesproken werd dat de afvaardiging van Duurswoude in het vervolg gewoon met die van Donkerbroek zou meerijden. Daarvoor moest Duurswoude dan wel fl. 0,75 per keer betalen.

Een eigen dominee (1883) ná de oefenaars…

Duidelijk is dus dat het verkrijgen van een eigen dominee aanvankelijk helemaal niet meeviel. Vandaar dat de kerk van Duurswoude achtereenvolgens van 1871 tot 1875 eerst twee evangelisten als oefenaar in dienst had. Van 1871 tot 1873 was dat C.W. Jacobs en daarna, van 1873 tot 1875, W. Lubach.

Christiaan Willem Jacobs (1838-1891) was aanvankelijk in dienst van de ‘Nederlandsche Evangelische Protestantsche Vereeniging’ (NEPV) en werd als evangelist eerst naar Heusden en Almelo gestuurd, kreeg toen bezwaren tegen de evangelisatie en stopte met zijn werk als evangelist, omdat een evangelist geen doop en avondmaal mocht bedienen. Hij wilde dan liever predikant bij de Christelijke Afgescheidenen worden. Zo kwam hij in 1871 uiteindelijk als oefenaar in Duurswoude terecht, waar hij tot 1873 bleef. Hij was de eerste bewoner van de nieuwe pastorie, die in 1872 naast de kerk gebouwd werd.

Ds. Wytze Lubach, zoals hij er in Amerika uitzag.

Zijn opvolger was evangelist Wytze Lubach (1825-1903), eerst ook in dienst van de NEPV. Hij werkte aanvankelijk als evangelist in Zeeland, kwam in 1872 in het Friese dorp Knijpe (De Knipe) terecht (daar ging hij over naar de Christelijke Afgescheiden Kerk) en belandde toen in Duurswoude, waar hij van 1873 tot 1875 als oefenaar werkzaam was.

Net als Jacobs vertrok ook hij later naar de Verenigde Staten waar hij predikant werd bij verscheidene gemeenten van de Dutch Reformed Church.

Het ging ds. Lubach in Amerika niet telkens voor de wind. In 1887 brandde zijn huis in Oostburg (Wisconsin) af.

Vervolgens was de gemeente weer een achttal jaren vacant, tot in 1883 de eerste eigen predikant in het ambt kon worden bevestigd. Maar toen hád men ook iemand! Het was namelijk de later zeer bekend geworden evangelisatie- en zendingsman kandidaat H.A. Dijkstra (1856-1941) uit Midlum.

Ds. H.A. Dijkstra (1856-1941) stond van 1883 tot 1888 in Duurswoude.

Hij preekte bij zijn intrede naar aanleiding van de tekst uit Psalm 23 vers 1b (‘… mij zal niets ontbreken’). In 1888 vertrok hij naar Diever, waar hij tot 1931 dienst deed. Als tweede predikant werd in 1889 ds. Joh. Van der Vlies (1847-1932) uit Echten (Frl.) aan de kerk van Duurswoude verbonden. Deze vertrok in 1892 naar de kerk in het Friese Wyckel.

Ds. J. van der Vlies (1847-1932) was van 1884 tot 1987 oefenaar te Lemmer en Echten en van 1887 tot 1889 predikant te Echten en stond van 1889 tot 1892 in Duurswoude.

Veertien jaar lang, tot 1906, had de kerk van Duurswoude toen geen predikant. Toen deed op 9 september ds. H. Brinkman (1875-1963) van Oldemarkt intrede in Duurswoude. Hij bleef tot 1913.

Ds. J.M. de Jong (1874-1927), met dank aan de heer Sid Looijenga uit Canada.

Na weer vijf jaar vacant te zijn geweest werd ds. J.M. de Jong (1874-1927) van Wons op 10 februari 1918 aan Duurswoude verbonden. Al vrij spoedig werd ds. De Jong echter ziek en kon hij zijn werk niet meer uitoefenen. Daarom ging hij al in 1924 met emeritaat. Drie jaar later overleed hij. Na hem kwamen achtereenvolgens kandidaat J. van Dijk (1899-1980), die Duurswoude diende van 1928 tot 1930, en kandidaat C. Boon (1894-1972), die van 1931 tot 1947 aan de kerk van

Ds. C. Boon (1894-1972).

Duurswoude verbonden was, en daar dus ook de Tweede Wereldoorlog beleefde.

Een nieuwe kerk (1909).

Ds. H. Brinkman (1875-1963) stond van 1906 tot 1913 in Duurswoude.

De in 1860 in gebruik genomen kerk aan de Merkebuorren werd ondertussen te klein en voldeed niet meer aan de eisen van de tijd. Er moest zo langzamerhand een nieuwe kerk komen, die in de ambtsperiode van ds. Brinkman tot stand kwam. De nieuwe kerk werd aan de andere kant van de straat gebouwd, tegenover het oude kerkgebouw. Een van de  gemeenteleden schonk de voor de kerkbouw benodigde grond. Op 3 januari 1909 werd de nieuwe kerk officieel in gebruik genomen.

De huidige gereformeerde kerk te Duurswoude (foto: mevr. A. Stok-Britting).

‘Met vooruitziende blik had ds. Brinkman de kerk maar flink groot laten bouwen, zo groot dat men in die dagen zei: ‘Die dominee Brinkman haalt wat aan, die kerk komt nooit vol’ (‘Dy tsjerke komt nea fol!’). Toch moest later een vleugel aan de kerk aangebouwd worden en een galerij aangebracht. Hoewel de kerk van Duurswoude nogal te lijden had van de Vrijmaking, bleek de nieuwe kerk vooralsnog niet te groot. Ook niet toen op 21 juni 1959 de kerk van Bakkeveen geïnstitueerd werd, waardoor Duurswoude als moederkerk een behoorlijk aantal leden verloor.

De oude kerk uit 1860 bestaat al lang niet meer. Op de plaats daarvan werd na de afbraak de christelijke school gebouwd, terwijl de pastorie uit 1872 sindsdien gebruikt werd als woning van het schoolhoofd. Niet voor niets werd op de voorgevel van de woning de aanduiding ‘Skoalhûs’ (schoolhuis) aangebracht.

Het interieur van de gereformeerde kerk te Wijnjewoude (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Aanvankelijk groeide de Gereformeerde Kerk van Duurswoude – in 1981 omgedoopt tot ‘Gereformeerde Kerk te Wijnjewoude’ – gestaag. Dat hield verband met de ontginning van de omliggende heidegronden. Toen alle grond was uitgegeven stagneerde ook de groei van de kerk en bleef het zielental van ongeveer 650 jarenlang aanvankelijk vrijwel stabiel. Men hoopte op nieuwe groei door dat later sprake was van een ruilverkavelingsplan, waarvan men verwachtte dat die aan het dorp nieuwe impulsen zou geven. ‘Hetgeen trouwens wel nodig is, want met de afwatering is het maar slecht gesteld. In heel natte tijden lijkt de pastorie wel een burcht met een gracht er om heen. Met laarzen aan moet ds. J.H. Slager [1900-1990, die van 1948 tot 1966 predikant te Duurswoude was], zich dan naar de kerk begeven…’

De Gereformeerde Kerk van Wijnjewoude is tegenwoordig al weer jarenlang gefuseerd met die te Lippenhuizen-Hemrik en wordt daarom momenteel ‘Gereformeerde Kerk te Wijnjewoude-Hemrik’ genoemd. In 2015 had deze kerk ongeveer vijfhonderdnegentig leden.

Ledentallen Geref. Kerk Duurswoude / Wijnjewoude / Wijnjewoude-Hemrik.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Duurswoude c.q. Wijnjewoude, c.q. Wijnjewoude-Hemrik.

Bronnen en literatuur onder meer:

Acta Classis Heerenveen van de Gereformeerde Kerken in de provincie Friesland. Tresoar, Leeuwarden

A. Algra, De geschiedenis gaat door Het Eigen Dorp, deel V, Leeuwarden, g.j.

C. Braam (e.a.), 150 jaar Gereformeerde Kerk Duurswoude c.a. 1860-2010. Wijnjewoude, 2010

H. Fidder, Eeuwfeest in Duurswoude, in: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 8e jrg. nr. 1, 9 januari 1960

G.J. Mink, Op het tweede plan. Evangelisten in de tweede helft van de negentiende eeuw. Leiden, 1995

C.W. Stigter, ‘Dy tsjerke komt nooit fol!’ De Gereformeerde Kerk in Wijnjewoude: een begin.  g.p., 2009