Het kerkgebouw van Rilland-Bath (en nog wat) in vogelvlucht

Inleiding.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Krabbendijke-Rilland in Zeeland “werd op 2 maart 1869 geïnstitueerd”. Maar “de eerste kerkenraadsleden werden op 14 maart 1869 door ds. A. de Bruijne (1810-1878) in het ambt bevestigd”; wat overigens zou inhouden dat de instituering – strikt gezien – niet op 2 maart maar op 14 maart 1869 heeft plaatsgehad.

Kaart: Google.

De eerste ouderlingen waren C. Braamse en H. Geelhoed, terwijl als diakenen werden gekozen en bevestigd J. Zandee en J. Philipse. Hun bevestiging door ds. De Bruijne op 14 maart vond plaats na diens preek over psalm 122 vers 9 (“Om des huizes des HEEREN, onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken“).

In december 1870 werd besloten ‘met beider goedvinden de kerken voortaan afzonderlijk te zijn’. Krabbendijke en Rilland-Bath zijn dan dus twee zelfstandige kerken geworden.

Ds. A. de Bruijne was aanvankelijk vanaf 1849 Afgescheiden predikant te Goes en werd twintig jaar later, in 1869, benoemd tot reizend predikant voor de Afgescheiden Gemeenten in Zuid-Beveland; hij woonde toen in Krabbendijke. In 1876 werd hij na zijn emeritaat nog christelijk gereformeerd predikant te Baarland.

Ds. A. de Bruijne (1810-1878).

Hoe dit alles zij, de gemeente veranderde in juni 1869, kort na de instituering dus, meteen van naam en heette sindsdien ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’. Dat werd veroorzaakt door de landelijke kerkenfusie tussen de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’. Rond 1838 had het laatstgenoemde kerkgenootschap zich door allerlei verschillen van inzicht losgemaakt van de hoofdstroom van de Afscheiding van 1834, en was een eigen kerkelijk leven begonnen. Toch vond men elkaar na moeizame onderhandelingen in 1869 weer, en ging men gezamenlijk verder onder de naam ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Iets over het kerkelijk leven.

De in 1869 gebouwde kerk aan de toenmalige Achterweg.

De kerkenraad van Krabbendijke-Rilland liet in 1869 aan de vroegere Achterweg (nu Adriaan Butijnweg) voor fl. 2.600 door aannemer Hoogvliet een eenvoudig zaalkerkje bouwen, en kreeg drie jaar later, in 1872, in combinatie met de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Krabbendijke, zelfs een eigen predikant in de persoon van kandidaat A. Brouwer (1838-1901), die gedurende ongeveer twee jaar, tot 1874, (ook) aan gemeente van Rilland-Bath verbonden was.

Ds. A. Brouwer (1838-1901).

Na hem verbonden zich achtereenvolgens meerdere predikanten aan deze kerk (soms in combinatie met andere kerken), al was er tussen 1878 en 1912 een wel zeer lange vacaturetijd van ongeveer vierendertig jaar.

In de jaren tussen 1879 en 1905 werd vaak op zondag een preek gelezen. De herderloze gemeente had in die tijd zware jaren, ook doordat veel gemeenteleden naar Amerika emigreerden, onder wie een van de ouderlingen, bij wie grotendeels de leiding van de gemeente berustte. Ook stapten enkele leden rond 1905 over naar de plaatselijke Gereformeerde Gemeente.

‘Gereformeerde Kerk’.

Op 17 juni 1892 kwam de landelijke kerkenfusie tussen de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ (uit de Doleantie) tot stand, waardoor ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ ontstonden en de naam van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Rilland Bath veranderde in ‘Gereformeerde Kerk te Rilland-Bath’.

Nadat in maart 1906 een springvloed verscheidene polders onder water zette, werd het evangelisatiewerk onder polderwerkers ter hand genomen. Vanuit allerlei plaatsen kwamen ook in Rilland polderwerkers om de gevolgen van de overstroming te bestrijden. Vanuit het hele land ontving de kerkenraad desgevraagd financiële steun voor dit werk.

Ds. A. Groenewegen (1856-1941) op latere leeftijd.

Na tientallen jaren een vacante kerk te zijn geweest werd in 1912  besloten emeritus-predikant A. Groenewegen (1865-1941) van het Friese Woudsend te beroepen. Deze heeft ruim een jaar in de gemeente gewerkt.

Na het vertrek van ds. Groenwegen, in 1913, diende zich een zesjarige vacante periode aan, die in januari 1919 werd beëindigd door de komst van oefenaar B.W. de Graaff (1866-1951). Deze werd in 1922 als predikant op Art. 8 DKO (‘singuliere gaven’) aan die gemeente verbonden, maar vertrok in 1923 naar de kerk te Stad aan ‘t Haringvliet.

Ds. B.W. de Graaff (1866-1951) op latere leeftijd.

In Rilland-Bath werd hij pas twaalf jaar later opgevolgd door ds. W.G.F. van Herwijnen (1907-1980), die de kerk in de Tweede Wereldoorlog van 1 september 1935 tot 3 augustus 1944 diende. Toen werd hij namelijk door de classis Tholen afgezet.

De kwestie-Van Herwijnen (1944).

Eerder, op 15 april 1944, was ds. Van Herwijnen door de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Rilland-Bath in samenwerking met de genabuurde Gereformeerde Kerken te Bergen op Zoom en Krabbendijke geschorst. Het schorsingsbesluit luidde als volgt:

Rilland-Bath, 15 April 1944. – De kerkeraden van de Gereformeerde Kerken van Rilland-Bath, Bergen op Zoom en Krabbendijke, in vergadering bijeen den 15den April 1944 te Rilland-Bath, overwegende, dat ds. W. G. F. van Herwijnen te Rilland-Bath,

  • geweigerd heeft gevolg te geven aan het besluit der classisvergadering van 23 September 1943 om zijn bezwaren tegen het advies der Generale Synode inzake den Arbeidsdienst bij de Synode in te dienen;
  • geweigerd heeft te voldoen aan de opdracht van zijn kerkeraad, om op Zondag 14 November 1943 den synodalen brief van den kansel voor te lezen, ter inleiding op den bidstond van 21 November 1943;
  • geweigerd heeft gevolg te geven aan het advies der classisvergadering van 9 Februari 1944 en van zijn kerkeraad om eenigen tijd rust te nemen en alzoo tot bezinning te komen (in welke adviezen gehandeld werd naar het advies van Depp. Art. 49 K.O.);
  • geweigerd heeft een brief, afkomstig van een broeder uit Bath, aan den kerkeraad gericht, ter tafel te brengen, doch deze brief eigenmachtig heeft achtergehouden;
  • in een predikatie op Zondag 27 Februari 1944 o.a. twee ouderlingen heeft beschuldigd op weg te zijn de onvergeeflijke zonde tegen den Heiligen Geest te bedrijven;
  • de leden eener classicale commissie, de domini Le Cointre, Ros en Vreugdenhil en ouderling Hartsuijker, die met hem samenspraken op 29 Febr. 1944 (ouderling Verkamman, eveneens lid der commissie, was op deze vergadering niet aanwezig), beschuldigd heeft de onvergeeflijke zonde tegen den Heiligen Geest te hebben bedreven;
  • geweigerd heeft gevolg te geven aan het besluit der buitengewone classisvergadering van 15 Maart 1944 (handelende overeenkomstig het advies der Depp. Art. 49 K.O.) en van zijn kerkeraad den 24sten Maart 1944, dat hij rust moest nemen en zich aan een psychiatrisch onderzoek moest onderwerpen;
  • eigenmachtig verklaarde, dat de buitengewone classisvergadering van 15 Maart 1944 onwettig was, waarom hij weigerde te verschijnen, terwijl hij zijn eventueele bezwaren tegen de wettigheid dezer vergadering op die vergadering had behooren in te dienen;

besluiten: met diep leedwezen ds. W.G.F. van Herwijnen van Rilland-Bath, op grond van Art. 31, 36 en 80 K.O. wegens scheurmakerij en verbreking der kerkelijke gemeenschap te schorsen in zijn ambt van Bedienaar des Woords van de Gereformeerde Kerk van Rilland-Bath voor den tijd van drie maanden, ingaande heden, 15 April 1944, hem daarmede de bevoegdheid ontnemende iederen kerkelijken arbeid te verrichten, hopende en biddende, dat ds. Van Herwijnen met berouw en schuldbelijdenis moge terugkeeren (…)”.

De predikant werd later, in 1951 – overigens aanvankelijk niet zonder problemen – toegelaten als predikant van de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) te Bergen op Zoom. Slechts zeer weinigen uit zijn gemeente te Rilland-Bath volgden de predikant op die weg.

De stormramp van 1953.

Ds. A.G. Baayen (1925-2000).

Oud-verzetsstrijder ds. D. Kuiper (1911-1981) bracht tussen 1945 en 1950 de rust in de gemeente terug. Tijdens het predikantschap van diens opvolger, ds. A.G. Baayen (1925-2000), van 1951 tot 1955 gereformeerd predikant te Rilland-Bath, vond de stormramp van 1 februari 1953 plaats. Ook Rilland-Bath werd getroffen, waarbij dertien inwoners – onder wie de burgemeester – omkwamen. De levens van de gemeenteleden van ds. Baayen bleven gespaard.

Na de ramp werd het kerkgebouw aanvankelijk enigszins gerestaureerd om er weer kerkdiensten te kunnen houden, maar het gebouw was door het water dermate aangetast dat veel drastischer maatregelen noodzakelijk waren, wilde men de kerk voor de eredienst ook in de toekomst kunnen behouden. Vandaar dat de kerkenraad zich afvroeg of het financieel verantwoord was het oude kerkgebouw, immers daterend uit 1869, een zo ingrijpende en kostbare verbouwing te laten ondergaan.

De Generale Synode Utrecht 1959-1960.

Het spreekt vanzelf dat ook de generale synode zich bezighield met de kerken in de getroffen gebieden. Daarover werd op de synode van 1959-1960 die te Utrecht gehouden werd, rapport uitgebracht door deputaten die van de vorige synode opdracht gekregen hadden advies uit te brengen over de toestand (van de kerkgebouwen) in Zeeland.

In hun rapport aan de Synode van Utrecht deden de deputaten verslag van hun bevindingen en deelden mee ‘… dat er enige kerken waren die weliswaar zwaar werden beschadigd, maar waarvan herstel mogelijk was, terwijl het toch niet verantwoord was aan deze oude en slecht geconstrueerde gebouwen belangrijke bedragen ten koste te leggen’.

In die gevallen raadden de deputaten aan tot nieuwbouw over te gaan; ze spraken daarmee in verband de verwachting uit dat het Nationaal Rampenfonds bij de financiering van dergelijke gevallen belangrijke steun zou verlenen. Dat hadden de deputaten goed ingeschat. Sterker: de door het Rampenfonds verleende steun bleek groter dan aanvankelijk werd verwacht. Die hulp daagde ook voor Rilland-Bath, want het kerkje was ten gevolge van de overstroming onbruikbaar geworden. Overigens kwam de financiële steun niet alleen van het Nationaal Rampenfonds, maar ook door bemiddeling van de deputaten door inzamelingen vanuit de Gereformeerde Kerken in ons land.

De bouw van de nieuwe kerk.

‘De Levensbron’ (foto: Reliwiki).

Toen de nieuwe kerk aan de Valckenisseweg gebouwd werd was ds. Ph. Stoffels (1923-2003) predikant van Rilland-Bath. Omdat de door de Goese architect ir. P.J. ’t Hooft ontworpen nieuwe kerk tegenover de begraafplaats kwam te liggen, koos de predikant als tekst boven de ingang van de kerk: ‘Ik ben de opstanding en het leven’. Ook elders in de kerk werd herinnerd aan de ‘Ik ben’-woorden. Zo kwamen in de voorgevel van de kerk drie glas-in-loodramen, gemaakt door Henk Krijger uit Den Haag, met de voorstelling: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven’. Op de preekstoel werd als tekst aangebracht: ‘Ik ben de Goede Herder’. En de doopvont kreeg als opschrift: ‘Ik ben de Eerste en de Laatste’. Op het avondmaalservies kwamen de teksten: ’Ik ben het Brood des Levens’ en ‘Ik ben de Ware Wijnstok’. En tenslotte koos ds. Stoffels bij de ingebruikneming van de kerk als tekst voor zijn preek: ‘Ik ben het’ (de woorden die Jezus sprak tot de Samaritaanse vrouw).

Het interieur van de kerk vlak na de oplevering.(foto: Centraal Weekblad).

Zowel het interieur als het exterieur van de kerk werd geheel asymmetrisch gehouden. De korte, afgeplatte toren, waarin zich de hoofdingang bevindt, staat niet precies in het midden van de voorgevel. Omdat het ‘middenpad’ in het kerkgebouw correspondeerde met de plaats van deze toren, lag ook dit pad niet meetkundig in het midden: het bankenblok links was breder dan dat aan de rechterkant. Rechts vóór dit middenpad werd de tafel geplaatst, met daarachter, tegen de wand, een groot kruis. De preekstoel werd ook asymmetrisch opgesteld, namelijk voor het breedste bankenblok. In een bijgebouwtje bevonden zich verder nog een kerkenraadskamer en een catechisatielokaal, die ook konden worden samengevoegd.

De kerk werd na verloop van tijd uitgebreid met een kerkelijk centrum.

Ter herinnering aan de ramp van 1953 werd boven de ingang in het voorportaal de tekst uit Matth. 8 vers 27 aangebracht: ’Ook de winden en de zee zijn Hem gehoorzaam’.

Aanvankelijk leed de kerk wel enig ledenverlies, al kwam dat niet direct door de ramp in 1953. Enkele grote gezinnen zagen er namelijk aanleiding in elders in het land te gaan wonen. Dit verlies werd echter niet lang daarna ‘weggewerkt’, want in Rilland-Bath werden namelijk woningen voor militairen uit Ossendrecht en Woensdrecht gebouwd. Daardoor kwam het leden in 1960 op rond de 250.

De oude kerk aan de Adriaan Butijnweg werd in 1958 – bij het gereedkomen van de nieuwe kerk, die de naam ‘De Levensbron’ kreeg – buiten gebruik gesteld en nog enige tijd als werkplaats gebruikt, maar in 2009 gesloopt. De voormalige gereformeerde kerk De Levensbron doet tegenwoordig dienst als protestantse kerk te Rilland-Bath.

Ledentallen Gereformeerde Kerk Rilland-Bath.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Rilland-Bath tussen 1908 en 2004.

Bron onder meer:

H. Fidder, Kerk van Rilland-Bath in teken van: ‘Ik ben …’. In: Centraal Weekblad, 8e jrg. nr. 40, 15 oktober 1960

Rapporten betreffende de kwestie ds. Herwijnen.

De Reformatie, 1 maart 1952

A.M. Wessels, God Ons Een Schild. Uit het kerkelijk leven der Gereformeerde Kerken op Zuid-Beveland. 1836-1936. Goes, 1936

© 2017. GereformeerdeKerken.info