Inleiding.
Op 2 februari 1886 besloot de kerkenraad van de hervormde gemeente van het Veluwse dorp Kootwijk om de hogere besturen van de hervormde kerk niet langer te erkennen en in Doleantie te gaan.
Een paar dagen later nam ook de kerkenraad van het nabijgelegen Voorthuizen eenzelfde besluit, onder leiding van zijn predikant, dr. mr. Willem van den Bergh (1850-1890); daarna volgden talloze andere kerkenraden. Vooral nadat het brandpunt van de kerkelijke strijd zich had verplaatst naar de hoofdstad des lands, waar op 16 december 1886, dus bijna een jaar na Kootwijk, de Doleantie plaatsvond onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920), raakten de gebeurtenissen in het nietige Kootwijk – gelegen tussen heidevelden en zandverstuivingen – in het vergeetboek, althans naar de achtergrond.
Sobere herdenking.
Hoewel in 1961 de vijfenzeventigste verjaardag van de Doleantie te Kootwijk althans in de kerkelijke pers vrij geruisloos voorbijging, besloot de kerkenraad van die gemeente de gebeurtenissen van driekwart eeuw geleden aan de vergetelheid te ontrukken en riep hij op zondag 5 februari zijn tachtig gemeenteleden bijeen en hield de plaatselijke predikant, ds. F. Strikwerda (1904-1993), een herdenkingstoespraak, waarin hij de gebeurtenissen uit 1886 en daarna nog eens voor het voetlicht haalde.
Ook enkele afgevaardigden van genabuurde kerken waren uitgenodigd voor de sobere herdenkingsbijeenkomst, evenals de twee toen nog in leven zijnde vroegere predikanten van de Gereformeerde Kerk te Kootwijk: ds. E.J. van Voorst (1885-1971), die van 1920 tot zijn emeritaat in 1952 in Kootwijk stond, en dr. A. Troost (1916-1964), die van 1955 tot 1958 predikant van gereformeerd Kootwijk was. Ook enkele nakomelingen van de eerste gereformeerde predikant van Kootwijk, ds. J.H. Houtzagers (1857-1940). waren aanwezig.
Hervormd Kootwijk vele jaren herderloos en een opmerkelijk advies.
Hoe en waarom de Doleantie in Kootwijk plaatsvond had eigenlijk te maken met het feit dat de hervormde gemeente van het nietige dorp met een paar honderd inwoners vele jaren lang zonder predikant zat. Vierendertig beroepen (!) waren uitgebracht sinds de laatste predikant, ds. Pieter Nicolaas Pikaar, na twee jaar in Kootwijk te hebben doorgebracht, in 1868 afscheid nam en vertrok naar de kerk van Hoogblokland. Welke predikant ook dringend verzocht werd de gemeente te komen dienen, telkens volgde een ‘neen‘. Kootwijk was arm en onaanzienlijk, dus erg aantrekkelijk was het niet. Kandidaat J.P. Eringa uit het Friese Spannum was in 1884 de laatste die beroepen werd. De moed zal de kerkenraad meermalen in de schoenen zijn gezakt.
De kerkenraad merkte – voorzichtig gezegd – dat het kerkelijk leven er door het ontbreken van een predikant niet levendiger op werd. Vandaar dat men ds. G. Vlug (1843-1912), hervormd predikant te Nijkerk, die op een zondag in Kootwijk preekte, in de kerkenraadskamer om advies vroeg. Deze kwam echter met een zeer opmerkelijk advies: beroep kandidaat Jan Hendrikus Houtzagers, de eerste afgestudeerde theologische kandidaat van de in 1880 door dr. A. Kuyper opgerichte Vrije Universiteit te Amsterdam! Het leek een wanhopig advies. Want iedereen wist dat een beroep op deze kandidaat tot problemen met de kerkelijke besturen zou leiden.
Wel had Houtzagers – toen hij theologie ging studeren – ernstig geaarzeld om aan de VU te gaan studeren (het was vooral de wens van zijn moeder). Leiden had immers een oude, gerenommeerde Rijksuniversiteit, de VU was een slechts enkele jaren geleden opgerichte, kleine ‘vrije’ universiteit, met nog slechts enkele studierichtingen en bovendien uitgaande van een rechtzinnige vereniging. Al aarzelend liet Houtzagers zich drie keer bij de VU in- maar ook weer uitschrijven. Toch koos hij uiteindelijk voor de ‘universiteit van Kuyper’.
Maar omdat de hervormde kerkelijke besturen de examens van deze universiteit niet erkenden, was de kans dat theologische kandidaten van de VU ooit predikant in de hervormde kerk zouden worden nihil. Ondanks dit alles besloot de kerkenraad van Kootwijk toch een beroep uit te brengen op kandidaat Houtzagers en nam men het op de koop toe dat daarmee de hogere kerkelijke besturen genegeerd werden.
Houtzagers naar Kootwijk.
Het laatste kerkelijk examen dat nodig was om als predikant te kunnen worden bevestigd werd, buiten de kerkelijke besturen om, afgenomen door afgevaardigden van de kerkenraden van Voorthuizen en Nijkerk, die zich dus met het beroep akkoord verklaarden. De examencommissie bestond uit dr. mr. W. van den Bergh (hervormd predikant te Voorthuizen), ds. G. Vlug (hervormd predikant te Nijkerk), ds. N.A. de Gaay Fortman (1845-1927), hervormd predikant te Amsterdam; ds. B. van Schelven (1847-1928), eveneens hervormd predikant te Amsterdam,
dr. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929), hervormd predikant te Rotterdam, ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913), rector van het gymnasium te Zetten en hervormd emeritus-predikant en dr. G. van Goor (1848-1902), hervormd predikant te Bunschoten; stuk voor stuk predikanten die in de jaren 1886 en 1887 in Doleantie zouden gaan.
Het examen verliep voorspoedig en kandidaat Houtzagers werd dus tot het ambt toegelaten. Niets weerhield de kerkenraad van Kootwijk nu een beroep op hem uit te brengen. De beroepsbrief werd op 30 december 1885 verstuurd. En op 8 januari 1886 deelde de kandidaat aan de kerkenraad mee dat hij het beroep aannam.
Toen kwamen echter de kerkelijke besturen in actie. Dit leidde er toe dat de kerkenraad van Kootwijk op maandag 1 februari 1886 ‘voorlopig’ werd geschorst, maar de volgende dag – 2 februari 1886 – besloot de kerkenraad het juk van de synodale hiërarchie af te werpen, dus in Doleantie te gaan, deze schorsing niet te erkennen en zo spoedig mogelijk tot de bevestiging van kandidaat Houtzagers over te gaan, voordat er nóg een spaak in het wiel gestoken zou worden. Afgesproken werd de bevestiging van kandidaat Houtzagers – zonder daaraan ruchtbaarheid te geven – te doen plaatsvinden op zondag 7 februari 1886. Dr. W. van den Bergh moest die zondag in zijn eigen gemeente preken en kon kandidaat Houtzagers dus niet in het ambt bevestigen. Daarom werd ds. F.P.L.C. van Lingen van Zetten gevraagd en deze was graag bereid aan het verzoek te voldoen. Met de ringpredikant ds. E.J. Homoet uit Putten, die op zondag 7 februari aan de beurt was om in Kootwijk te preken, werd met diens goedvinden afgesproken dat ds. Van Lingen zou voorgaan.
De classis in actie.
Plotseling kwam op de zaterdagavond echter het bericht binnen dat de predikant van Ermelo gehoord had dat classisvoorzitter ds. Bax uit Doornspijk en ds. Blüggel, ook van het classicaal bestuur, de volgende dag met de trein van ongeveer acht uur naar Kootwijk zouden komen. De geheim gehouden bevestiging van kandidaat Houtzagers was dus toch bekend geworden! Het classicaal bestuur zou ongetwijfeld alles in het werk stellen de bevestiging van kandidaat Houtzagers te verhinderen. Ds. Vlug ging als genodigde daarom zondagochtend vroeg, al om half vier, richting Kootwijk, om eerst nog in Voorthuizen bij dr. Van den Bergh zijn opwachting te maken. Daar kwam hij tegen vijf uur aan. De studeerkamer van dr. Van den Bergh was nog verlicht want de predikant had de hele nacht in gebed doorgebracht voor de noden van de kerk.
Hoewel de huishoudster van dr. Van den Bergh zei dat ze gehoord had dat mogelijk ook soldaten naar Kootwijk zouden komen, ging het gezelschap uit Nijkerk toch verder richting Kootwijk, maar niet dan nadat dr. Van den Bergh met zijn bezoekers uit Nijkerk psalm 46 had gelezen: “God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden. Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart der zeeën (…)”. Daarna knielden dr. Van den Bergh en de anderen neer en ging hij voor ‘in innig smeekgebed’.
Het kerkje stroomt vol.
Het was een drukte van belang in het rustige Kootwijk op de vroege zondagochtend: twintig Amsterdamse VU-studenten (onder wie H.H. Kuyper (1864-1945), zoon van dr. A. Kuyper), enkele studenten uit Zetten, en vele belangstellenden uit Nijkerk. Men had zaterdagavond – toen de komst van classisbestuurders bekend werd – besloten de kerkdienst een uur vroeger te houden dan de gewoonte was: niet om 10 uur zou de dienst aanvangen, maar om 9 uur.
De koster wilde de deur echter aanvankelijk niet openen (hij had opdracht gekregen de deur alleen voor het classicaal bestuur los te maken), maar student H.H. Kuyper sprak toen met hem, ‘vertelde wie hij was en zei hem dat de wettige kerkenraad de bevestiging van kandidaat Houtzagers bevolen had en dat deze dus behoorde plaats te hebben in het kerkgebouw’. De koster raakte door de toespraak van H.H. Kuyper overtuigd en opende de deur.
In spotprenten werd het later zo voorgesteld dat student Kuyper kwam aanrijden in een koets, voorzien van een koffer met timmergereedschap om de deur van de kerk met geweld te openen, zoals eens zijn vader zou hebben gedaan met de Nieuwe Kerk te Amsterdam.
Ds. Van Lingen beklom voor de zekerheid een kwartier voor de vervroegde aanvang van de kerkdienst de preekstoel. Het honderd zitplaatsen tellende hervormde kerkje van Kootwijk was al snel tot de rand toe gevuld met kerkgangers; men had besloten de bevestiging van kandidaat Houtzagers nog vóór de preek te doen plaatsvinden, zodat bij het opdagen van het classicaal bestuur de plechtigheid waar alles om draaide in ieder geval achter de rug was. Nadat het bevestigingsformulier was gelezen, de vragen door kandidaat Houtzagers waren beantwoord en deze op de knielbank neerknielde, nam (naast ds. Van Lingen) ook ds. Vlug deel aan de handoplegging. Ds. Van Lingen hield de geopende bijbel boven het hoofd van kandidaat Houtzagers en sprak de zegenbede uit, die door de gemeente zingend bevestigd werd met psalm 134 vers 3. Zo vond de plechtige gebeurtenis onder leiding van ‘IJzeren Frits’ zonder storing plaats.
De classis kwam tevergeefs.
Terwijl in het kerkje in Kootwijk de bevestiging plaatsvond haastten de classispredikanten ds. Bax en ds. Blüggel zich in hun koets over de heidevelden. Arbeiders hadden de twee predikanten op de heide nog toegeroepen dat ze net zo goed terug konden gaan omdat ze in Kootwijk niet meer nodig waren; en inderdaad, toen ze met enige vertraging de kerk binnen kwamen (de hoofdingang was afgesloten, zodat men samen met vier politieagenten ‘met zwaarden en stokken’ via de torendeur naar binnenkwam), ontdekten ze vanaf hun staanplaats achterin de kerk dat ds. Van Lingen met de preek bezig was en dat de bevestiging al achter de rug was. ‘Ze bleven maar kort onder het gehoor van ds. Van Lingen. Een aantal opgeschoten jongens nam hen langzamerhand tussen zich in en van verschillende kanten werden ze in het gedrang gebracht, zodat ze blij waren buiten het kerkgebouw te zijn’.
Om 1 uur ‘s middags deed ds. Houtzagers intrede in zijn gemeente. Hij preekte over 1 Cor. 3 vers 7: “Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft”. De zondag erna vertelde ds. Houtzagers aan zijn gemeenteleden alles wat geleid had tot de gebeurtenissen die de vorige zondag hadden plaatsgehad en wat de reden was van de breuk met de hervormde synodale organisatie. ‘De gehele vergadering ging akkoord met de handelwijze van de kerkenraad’ der Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Kootwijk.
Dat de synode van het hervormde kerk fors optrad tegen de gebeurtenissen in Kootwijk kon worden verwacht. De kerkenraadsleden en ds. Houtzagers werden afgesneden van de hervormde kerkelijke gemeenschap en uit hun ambt ontzet. ‘Dr. Van den Bergh reageerde aldus: ‘Zo’n afsnijdingsbul mist de ondertekening van Jezus Christus’.’
Nadat de kerkenraad van Kootwijk de band met het hervormde kerkbestuur op 2 februari 1886 had verbroken, volgde twee dagen later ook de grotere de kerk van Voorthuizen met het besluit in Doleantie te gaan. Als derde kerk volgde die van het Friese Reitsum. Daarmee was een kerkelijke beweging begonnen die vele tienduizenden hervormden buiten het kerkverband zouden plaatsen. De kritiek van de ‘Dolerenden’ richtte zich overigens niet tegen de hervormde kerk op zich, maar tegen haar synodale organisatie.
In Kootwijk zelf merkte men verder niet veel van de kerkelijke strijd, die enkele jaren achtereen op veel plaatsen veel kerkelijke onrust bracht. Praktisch heel Kootwijk bleef de kerkenraad trouw en ds. Houtzagers preekte elke zondag in het oude hervormde kerkje aan de Dorpsbrink, evenals zijn voorgangers dat al eeuwenlang hadden gedaan. Er leek dus niets veranderd.
Een eigen kerkje (1919).
“Wel werd vanwege de hervormde kerkbesturen in [het nabijgelegen] Kootwijkerbroek een hervormde kerk gesticht aan wie op grond van de toen geldende rechtsgrond het oude kerkje te Kootwijk werd toegewezen”, maar het hervormde kerkgebouw in Kootwijk werd jaren achtereen gewoon verhuurd aan de Dolerende – sinds 1892 Gereformeerde – Kerk van Kootwijk. Als huurvergoeding werd een redelijk bedrag betaald. Alles scheen dus zoals het altijd was geweest, behalve dat men eindelijk weer een eigen predikant had, die overigens vele beroepen naar andere kerken afsloeg en tot zijn emeritaat in 1918 zijn Gereformeerde Kerk van Kootwijk trouw bleef. ‘Hij was hier een zeer geziene figuur. Sommigen noemden hem ‘de heer van Kootwijk’ en anderen vergeleken hem met Johannes de Doper”.
Na het vertrek van ds. Houtzagers naar Arnhem (toen hij in 1918 met emeritaat ging), kwam de kerk van Kootwijk nog één keer in het nieuws. Dat was in 1919 toen de hervormde gemeente van Kootwijk-Kootwijkerbroek plotseling de huur van het oude kerkje in Kootwijk opzegde. Binnen de tijd van een van slechts half jaar moest men eruit.
Duidelijk was dat de kleine Gereformeerde Kerk van Kootwijk op zo korte termijn nooit een nieuwe kerk kon bouwen. Daarom werd – wat vaker gebeurde – een beroep gedaan op gereformeerd Nederland om de helpende hand te bieden. Ook dr. Kuyper werkte daaraan mee. Hij schreef zelfs een dringende aanbevelingsbrief:
“Gelijk ik al deze veertig jaren voor Kootwijk een uitzondering maakte, zo doe ik het ook nu. Kootwijk heeft in de eerste dagen van de kerkelijke spanning gewaagd wat destijds nog geen andere kerk aandorst. Kootwijk gaf het sein voor een nieuw leven, en op dat sein is toen in tal van steden en dorpen de grote worsteling aanvaard. Van meet af is toen aan de broeders te Kootwijk toegezegd dat ze ook voor de toekomst zonder zorg konden zijn, want dat met onveranderlijke trouw de andere vrij geworden kerken het steeds – ook financieel – voor Kootwijk zouden opnemen”.
“Thans is er nood. Het gebruik van het historisch kerkgebouw is tegen 1 december opgezegd. Met spoed, met hoogen ernst en op degelijke wijze moet daarom thans ter vervulling van de gegeven belofte voor Kootwijks kerk het redmiddel gevonden worden. Er moet veel geld bijeengebracht worden. Dat geld moet mildelijk, het moet er spoedig komen”.
Het geld kwam er inderdaad ‘mildelijk en spoedig’, zodat nog in de loop van 1919, een paar honderd meter van de hervormde kerk vandaan, een nieuwe gereformeerde kerk kon worden gebouwd, waarbij in 1938, toen de gereformeerde kerk van Kootwijkerbroek op 1 november dat jaar zelfstandig werd, ook een pastorie werd gebouwd. En zo waren er dus sindsdien in dit kleine, nauwelijks 250 inwoners tellende dorp, twee kerken.
Maar dit is dan ook het enige, dat aan de kerkstrijd rond de Doleantie van 1886 herinnert. Er was een christelijk nationale school en ook op ander gebied was er een goede samenwerking ontstaan.
Daartoe had ds. Strikwerda in 1961 trouwens ook opnieuw opgeroepen tijdens de sobere herdenkingsdienst ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de kerk te Kootwijk, namelijk ‘dat alle christenen moeten blijven streven naar de eenheid waarom Jezus Christus zelf gebeden heeft’.
De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Kootwijk.
Bronnen en literatuur:
A.E. van Eeden, Twee kerken maar geen school. Ds. J.H. Houtzagers, zijn school en zijn Kootwijkers. Barneveld, 1984
H. Fidder, Doleantie begon 75 jaar geleden in Kootwijk. In: Centraal Weekblad ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland, 9e jrg. nr. 6, 11 februari 1961
D.J. Veldhuizen en S. de Haan, Inventaris van de archieven van de Gereformeerde Kerken van Kootwijk, Reitsum, Genum, Lichtaard en Voorthuizen. Leusden, 1986
D. de Wit, Kudde en herder. Van kerkelijk Kootwijks verleden en heden. Utrecht, 1911
© 2018. GereformeerdeKerken.info