De Gereformeerde Kerk in het Overijsselse Daarle werd op 1 mei 1933 geïnstitueerd onder leiding van de kerkenraad van Den Ham.
Maar al ver vóór 1933 bestond bij de gereformeerden in Daarle het verlangen een zelfstandige Gereformeerde Kerk te worden. Elke zondag ging een groot deel van hen lopend, of per koetswagen naar de kerk in Den Ham (geïnstitueerd op 17 mei 1836); een kleiner deel, vooral wonende aan de Esweg, koerste in de richting van de kerk in Vroomshoop, die als Christelijke Afgescheidene Gemeente op 6 april 1864 gesticht was.
Nadat op 17 juni 1892 in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam de eenwording van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (resp. uit Afscheiding en Doleantie bekrachtigd was en men als verenigde ‘Gereformeerde Kerken in Nederland’ het kerkelijk leven samen voortzette, kwamen de gereformeerden in Daarle in beweging.
Een aantal in dat dorp woonachtige leden van de Gereformeerde Kerk te Den Ham vroeg hun kerkenraad toestemming om in Daarle een zelfstandige Gereformeerde Kerk te stichten. De kerkenraad van Den Ham, met als voorzitter ds. J.J. Kuiper (1824-1906), kon aan het verzoek echter geen medewerking verlenen. De kudde in Daarle was daarvoor naar hun overtuiging te klein.
Een eigen Lokaal (1895).
Toch bleef het daar niet bij, want in Daarle vatte men toen het plan op een eigen lokaal te stichten, zodat de kerkelijke verenigingen daar konden vergaderen en er ook zondagsschool gehouden kon worden. De daad werd bij het woord gevoegd, en al in 1895 kon ‘Het Lokaal’ in gebruik genomen worden. Het scheelde de verenigingsleden in Daarle de reis naar Vroomshoop of Den Ham!
In 1896 richtte men zich opnieuw tot de kerkenraad in Den Ham met hetzelfde verzoek: de instituering van een Gereformeerde Kerk in Daarle. Ook wilde men graag eens per maand in Het Lokaal op zondag een middag- of avondkerkdienst houden. Ook nu kon de kerkenraad van Den Ham aan het verzoek echter geen gevolg geven.
Toen de gemeenteleden in 1898 opnieuw voorstelden de classis om toestemming te vragen, was het oordeel van de kerkenraad hetzelfde. De reden die de mannenbroeders aanvoerden was dat het aantal in Daarle wonende gereformeerden te gering was om een eigen kerkelijk leven te beginnen. Men had dan wel Het Lokaal, maar er zou immers ook een predikant moeten komen? De kerkenraad achtte dat met het oog op het kleine aantal leden in Daarle te hoog gegrepen. Daarle zou een ‘hulpbehoevende kerk’ worden!
Het grote zwijgen.
De gereformeerden in Daarle lieten het er echter wéér niet bij zitten. Toen ze in 1900 opnieuw bij de kerkenraad in Den Ham aanklopten met het verzoek de classis te vragen in te stemmen met de instituering van een zelfstandige Gereformeerde Kerk, voldeden de broeders althans in zoverre aan het verzoek dat ze de vraag op de classistafel legden. Maar de classiskerken vonden, net als de kerkenraad, dat het aantal gereformeerden in Daarle daarvoor te gering was. De tekorten van een ‘hulpbehoevende kerk’ kwamen voor rekening van de andere classiskerken, en dat risico wilde men vooralsnog niet lopen.
En toen in 1908 opnieuw geprobeerd werd toestemming te krijgen, maar wéér een weigering hun deel was, ontstond daarover in Daarle verontwaardiging. Weliswaar was het ‘een jaar later weer alles vrede’, maar in Daarle begon men er gedurende de komende twintig jaar niet weer over.
‘De Vereeniging’ (1928).
Dat wilde echter niet zeggen dat men het er verder maar bij liet zitten en afzag van de instituering van een eigen kerk. Integendeel! Men ging het alleen anders aanpakken. Want op 27 april 1928 kwam een elftal gemeenteleden uit Daarle bij elkaar in Het Lokaal met het doel een vereniging op te richten ‘om de Gereformeerde belangen te dienen’. Meteen vroeg men de koninklijke goedkeuring aan van de inmiddels opgestelde statuten, waardoor de vereniging rechtspersoonlijkheid verkreeg. Toen men een week daarna opnieuw bijeenkwam was het aantal leden verdubbeld.
Ruim een jaar later, op 28 juni 1929, werd de vereniging eigenares van Het Lokaal en van de grond waarop het gebouwd was. De eigenaar had het voor fl. 24 (de overschrijvingskosten) aan de vereniging afgestaan.
Plaatsgebrek in de kerk van Den Ham…!
Op 7 februari 1931 kwamen de verenigingsleden voor de zoveelste keer bijeen, opnieuw voor een heel belangrijke zaak: ‘Er is’, zo zei voorzitter Veldman, ‘begeerte bij velen om in Daarle te komen tot een zelfstandige Gereformeerde Kerk. Grootendeels behoren we tot de Gereformeerde Kerk van Den Ham. Men komt daar tot moeilijkheden met plaatsruimte. Een van de middelen om aan die moeilijkheden te ontkomen is, dat Daarle tracht een zelfstandige gemeente te worden’. Je moet het ijzer smeden als het heet is.
En men liet het niet bij woorden. Met aller instemming besloten de broeders goed beslagen ten ijs te komen als men de kerkenraad van Den Ham en die van Vroomshoop met een nieuw verzoek om zelfstandigheid zou benaderen. Men zette de financiën van de toekomstige kerk in Daarle zorgvuldig op een rij en becijferde dat aan vaste bijdragen ongeveer fl. 3.000 zou binnenkomen, voldoende om de begroting van inkomsten en uitgaven aanvaardbaar te maken.
Aan de kerkenraad van Den Ham werd gevraagd welke bijdrage hij wilde geven voor het doen slagen van het plan. De kerkenraad ging nu in principe akkoord met het verzoek tot kerkinstituering, en deelde bovendien al snel mee dat gerekend kon worden op een gift van fl. 4.000.
De plaats van de nieuwe kerk…
Dat wilde echter niet zeggen dat de problemen nu uit de weg geruimd waren. Er moest namelijk een grotere kerk komen en bovendien een pastorie gebouwd worden. Maar waar moesten kerk en pastorie staan? Dat was van belang, omdat – als Daarles kerk te dicht bij die van Den Ham of bij die van Vroomshoop zou komen – het gevaar niet denkbeeldig was dat leden van die beide kerken in Daarle zouden gaan kerken, omdat dat dichterbij was.
Vandaar dat dit probleem om een oplossing vroeg. Daarom besloot de kerkenraad op voorstel van ds. J.H. Meuleman (1900-1972) en de in Daarle woonachtige wijkouderling J.J. Beukenkamp van Den Ham een commissie van deskundigen in te stellen die moest bemiddelen. De commissie bestond uit ds. J.H. Broek Roelofs (1875-1959) van Vroomshoop, ds. R. Hamming (1876-1959) van Nijverdal en de kerkrechtspecialist ds. Joh. Jansen (1873-1956) van Wierden. Afgesproken werd het woord van de commissie wet was.
Ondertussen richtte ‘de Vereeniging’ op 11 februari 1931 een schrijven aan de kerkenraad van Den Ham, opnieuw met het verzoek de classis te vragen in te stemmen met de instituering van de Gereformeerde Kerk te Daarle. Maar… het waren de crisisjaren die de wereld sinds de ‘Beurskrach van 1929’ in hun greep hielden en ook de kerkelijke financiën in Den Ham nadelig beïnvloedden. Vandaar dat de kerkenraad het verzoek om kerkinstituering nu weliswaar met een positief advies aan de classis doorzond, maar tegelijk aan de Vereniging meedeelde dat de kerkenraad – gezien de ‘moeilijke tijdsomstandigheden’ – niet direct tot uitvoering van het verzoek kon overgaan.
Maar toen ruim een jaar later, in april 1933, het verzoek opnieuw op de classis behandeld werd, gaf deze de kerkenraden van Den Ham en Vroomshoop opdracht ‘onverwijld’ over te gaan tot het benoemen van een kerkenraad in Daarle, waarmee de Gereformeerde Kerk in dat dorp een feit zou zijn!
Ambtsdragersverkiezing en instituering (1933).
De opdracht van de classis werd inderdaad op stel en sprong uitgevoerd. De belijdende manslidmaten werden door beide kerkenraden op maandag 10 april 1933 in Het Lokaal bijeengeroepen. Op het programma stond de verkiezing van ambtsdragers. Als ouderlingen werden verkozen L. Oosterhof, H.J. Veldman en G.J. Warmink. Als diakenen werden aangewezen H. ten Brinke, A. Eshuis en J. Kamphuis.
En op maandagmiddag 1 mei 1933 zat het lokaal opnieuw tot de nok toe vol, nu om de instituering van De Gereformeerde Kerk te Daarle mee te maken. Ds. Meuleman van Den Ham ging in de dienst voor (hij was inmiddels door de classis aangewezen als consulent van de nieuwe kerk) en hield een preek naar aanleiding van psalm 122 de verzen 6 tot 9. Na de preek werden de ouderlingen en diakenen in het ambt bevestigd, waarmee De Gereformeerde Kerk te Daarle geïnstitueerd was.
Natuurlijk waren er verscheidene afgevaardigden van andere kerken en van de classis die het woord voerden, zoals ds. H.J. Broek Roelofs van Vroomshoop, ds. R. Hamming (1876-1959) van Nijverdal en niet te vergeten burgemeester J.J. Beukenkamp van Den Ham, de al eerder genoemde vroegere wijkouderling van Daarle.
De kerk van Vroomshoop droeg volgens de eigen gegevens zeven huisgezinnen met in totaal 33 zielen aan de kerk van Daarle over. Den Ham was er naar eigen zeggen veel meer kwijt: maar liefst 229.
Een nieuwe kerk (1933).
Enkele dagen na de instituering kwam de bouw van een kerk met pastorie voor het eerst aan de orde. Het Lokaal werd te klein. Een grotere kerk was nodig! Al snel was er de mogelijkheid een bouwterrein te verkrijgen. Op dinsdag 9 mei zouden de gemeenteleden moeten kiezen tussen twee percelen; daarover waren de broeders ernstig verdeeld. Ds. Meuleman sprak daarom, voordat er gestemd zou worden, ‘een ernstig woord’ waarin hij erop aandrong de vrede te bewaren (zijn institueringspreek had niet voor niets dat thema als onderwerp gehad). Er werden in totaal 57 stemmen uitgebracht. 30 kozen voor het terrein aan de Dalvoordeweg waar ook Het Lokaal stond, 25 kozen voor een stuk grond aan de Hellendoornseweg. Twee wisten het niet. Besloten werd de meerderheid van stemmen, hoe gering ook, te volgen. Weliswaar was niet iedereen meteen blij, maar na verloop van tijd kon men zich schikken in het genomen besluit.
Architect Boxman te Nijverdal werd gevraagd plannen te maken; hem werd te verstaan gegeven de kosten van zijn bouwplannen zo mogelijk onder de fl. 6.000 te houden. Nadat bestek en tekeningen waren goedgekeurd kon de aanbesteding plaatsvinden. De bouw en afwerking van kerk en pastorie werden gegund aan de laagste inschrijvers, zijnde de aannemers Op den Dries en ter Avest in Nijverdal, loodgieter Voerknecht te Vriezenveen, elektricien Freie uit Nijverdal en schilder Dasselaar te Vriezenveen. De totale kosten bedroegen uiteindelijk fl. 14.000; dat de prijs niet hoger werd was mede te danken aan de hulp van vele gemeenteleden die als vrijwilliger meehielpen bij onder meer het ‘zandrijden’ en met veel graaf- en grondwerk.
De ‘eerste steen’ werd op 21 augustus 1933 ‘met enigszins bevende handen’ door ‘de beide oudste leden der kerk’ geplaatst, te weten door J. Abbink en G. Maneschijn. Als tekst werd psalm 84 vers 2 vermeld. De bouw vorderde voorspoedig en zo kon de kerk op 16 november 1933 in gebruik genomen worden, terwijl de pastorie al eerder door ds. Van der Meulen en zijn echtgenote betrokken was.
Het ‘Twentsch Volksblad’ schreef op 18 november 1933: “Van Wierden komend, wordt men van verre reeds verrast door ’t aardige silhouet, dat de massa der gebouwen tegen den heuvelachtigen achtergrond aftekent. Naderbij gekomen, ontwaart men, dat hier met eenvoudige materialen een aardig geheel is verkregen. De gebouwen maken met ’t forsche plint en de geel genuanceerde muren, de hoge kappen afgedekt met blauwe pannen, een stillen en voornamen indruk”.
“Naaldfijn is ’t torentje, bekleed met lood, waarvan de kleur zo mooi aansluit bij het pannendak. In de kerk treft ons allereerst de rustige sfeer, welke door de warme kleur van meubelen en houtwerk gewekt wordt”.
In de kerkzaal was plaats voor 250 kerkgangers, terwijl eventueel op de orgelgalerij nog eens tachtig personen konden plaatsnemen. Achter de kerk was een ruime kerkenraadskamer gebouwd, waar ook catechisaties gehouden konden worden. De kerk had een omvang van 11 bij 16 meter met een hoogte (tot de nok) van 11½ meter. De spits eindigde op ruim 19 meter. Jaren later werd de kerk uitgebreid.
De eerste predikant: ds. T. van der Meulen (van 1933 tot 1947).
Zoals gezegd was bij de ingebruikneming van de kerk de pastorie al betrokken door het predikantsechtpaar. Direct nadat de kerk geïnstitueerd was, besloot de kerkenraad namelijk zo snel mogelijk een predikant te beroepen. Kerkenraad en gemeente gingen echter niet over één nacht ijs. Gedurende ongeveer drie maanden kwam vrijwel elke zondag een ‘kandidaat’ of een predikant ‘op beroep’ preken, zodat men kon beoordelen of men een beroep op hem zou uitbrengen. Het eerste ‘drietal’ voor een beroep werd op 14 augustus 1933 opgesteld.
Daarbij was ook kandidaat T. van der Meulen (1904-1965) uit Garijp. Hij kreeg, weliswaar op het nippertje en pas na herstemming, de meerderheid van de 59 uitgebrachte stemmen, en werd dus beroepen. Binnen veertien dagen liet hij weten dat hij het beroep aannam.
De predikant bleef ongeveer veertien jaar aan de kerk van Daarle verbonden, maakte daar ook de Tweede Wereldoorlog mee, en vertrok in 1947 naar de kerk van Kornhorn (Gr.), waarmee we ons korte overzicht van de eerste jaren van de kerk van Daarle besluiten. Het kerkgebouw aan de Dalvoordeweg doet nog steeds dienst als bedehuis van de Gereformeerde Kerk te Den Ham.
Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Daarle.
Bronnen onder meer:
D.H. Borgers en D. Mulder (eindred.), Vergeet niet hoe zijn liefd’ u heeft geleid. Enige facetten van 150 jaar geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Den Ham (Ov.), 17 mei 1836-17 mei 1986. Den Ham, 1986
J.H. Broek Roelofs, Overzicht van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Vroomshoop. Vroomshoop, 1939
Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.
E.J. Oomkes, Herdenkingsgeschrift ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Daarle. 1933-1983. Daarle, 1983
© 2019. GereformeerdeKerken.info