Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk te Zevenhuizen (ZH)

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Zevenhuizen (sinds 1969 Gereformeerde Kerk te Zevenhuizen-Moerkapelle genaamd) werd op 12 december 1893 geïnstitueerd; dat gebeurde onder leiding van de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk te Nieuwerkerk aan den IJssel.

Kaart: Google.

Afgescheidenen in Zevenhuizen…

Hoewel in Zevenhuizen nooit een Christelijke Afgescheidene Gemeente heeft bestaan, was ook in dat dorp de Afscheiding te merken. In 1836 woonden in Zevenhuizen volgens een rapport van het Ministerie voor Hervormde Eredienst zegge en schrijve vijf Afgescheidenen. In 1840 kwam er in elk geval één bij: Jan van Rijs, zadelmaker te Zoetermeer (Seghwaert). Al snel had had hij het in de hervormde gemeente van Zevenhuizen wel gezien: ds. H.R. de Holl (die daar van 1828 tot 1844 op de hervormde preekstoel stond) preekte naar zijn overtuiging vrijzinnig en daar was hij niet van gediend. Al gauw verzuimde hij de kerkgang en ging thuis preken van ‘oudvader’ ds. Wilhelmus à Brakel (1635-1711) lezen, een zeer orthodoxe predikant.

Portret van Wilhelmus à Brakel getekend door Eugenio Graziano.

Om onrust in de hervormde kerk te voorkomen of de kop in te drukken had de Minister voor Hervormde Eredienst de kerkelijke besturen bevolen (zo ging dat in die tijd) daarover aan hem te rapporteren. Ook de burgemeesters hadden vanuit Den Haag opdracht gekregen de Afgescheidenen nauwlettend in de gaten te houden en de minister daarover onverwijld in te lichten.

Dat liet burgemeester P. Keyzer zich geen twee keer zeggen. Hij was al sinds 1819 schout/burgervader van Zevenhuizen, was bovendien boer en bezat een flink aantal paarden, waardoor een zadelmaker aan hem één van de beste klanten zou hebben. Hij nodigde Jan van Rijs uit voor een gesprek en deelde hem mee dat – mocht hij het in zijn hoofd halen de hervormde kerk te verlaten – hij het beroep van zadelmaker wel op zijn buik kon schrijven. Hij zou van hem dan namelijk geen opdrachten meer krijgen en bovendien stond een zadelmaker uit Waddinxveen volgens de burgemeester al in de startblokken om naar Zevenhuizen te verhuizen.

Maar ook die zadelmaker in Waddinxveen hoorde van het conflict dat Jan van Rijs met de burgemeester had. Hij deelde burgemeester Keyzer toen mee dat hij in deze godsdienstige kwestie geen partij wilde worden en dat hij daarom niet naar Zevenhuizen zou komen. Voor de burgemeester bleef toen weinig anders over dan Jan van Rijs als leverancier van zadels aan het werk te houden. En aldus geschiedde, want nog steeds bestaat in Zevenhuizen ‘sinds 1840’ de Zadel- en Tuigmakerij Van Rijs.

De hervormde Dorpskerk te Zevenhuizen.

Jan van Rijs en enkele geestverwanten bleven in elk geval thuis preken van oudvaders lezen, maar trokken soms ook al dan niet gezamenlijk naar andere gemeenten in de omgeving, waar het ‘onversneden Woords Gods’, overeenkomstig de aloude gereformeerde leer, wél gepreekt werd.

… en in Moerkapelle.

In Moerkapelle woonden rond 1840 meer Afgescheidenen dan in Zevenhuizen. Een tiental hervormde gemeenteleden vormde sinds 1842 een eigen gemeente. Deze gemeente behoorde echter niet tot de Christelijke Afgescheidene Kerk, maar tot de gemeenten van ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) van Benthuizen, die de hervormde kerk verlaten had en eigen gemeenten om zich heen verzamelde, ’Ledeboeriaanse gemeenten’ genoemd. Met de Christelijke Afgescheidene Kerk hadden ze geen kerkelijke banden. Ook in Moerkapelle volgde men ds. Ledeboer. Deze predikant institueerde de gemeente te Moerkapelle op 15 juni 1842; in 1846 telde de groep zo’n vijftig leden.

Van ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) kennen we geen foto, wel zijn handtekening.

Toen de Ledeboeriaanse gemeenten en een aantal gemeenten van de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’ zich in 1907 verenigden tot de ‘Gereformeerde Gemeenten’, sloot ook de gemeente van Moerkapelle zich daarbij aan.

In de Doleantietijd naar de werkplaats van Van Rijs.

Intussen was ‘de strijd voor kerkherstel’ in de hervormde kerk sinds de Afscheiding doorgegaan. Ook in Zevenhuizen en omgeving waren hervormden die zich in de loop van de tijd hadden laten uitschrijven en kerken in de omgeving bezochten. Toen de Doleantie – de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk – onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920) eind 1886 tot een hoogtepunt kwam en overal in het land ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ ontstonden, zochten ook de gereformeerde geestverwanten in en rond Zevenhuizen elkaar op en gingen samen bijeenkomsten houden.

De werkplaats van meubelmaker Adrianus van Rijs aan de Dorpsstraat leende zich daarvoor uitstekend. Al gauw werden het heuse kerkdiensten, waarin onder meer ds. J. van den Berg (1869-1943) uit Nieuwerkerk aan den IJssel nogal eens voorging. “Hij was een populair en vlot spreker en gaarne gezien op den kansel”.

Wel moest hij rekening houden met zijn lengte, zeker als hij in Zevenhuizen in de werkplaats van Van Rijs voorging. Op de preekstoel had hij het balkendak vlak boven zich en moest daarom iets krom staan. Bovendien stak uit een van die balken een spijker, zodat hij in het vuur van het betoog zijn armbewegingen onder controle moest houden. Sindsdien werd die spijker ‘de nagel in de heilige plaats’ genoemd. Omdat de ‘kerk’ door de week als werkplaats gebruikt werd moest deze op zaterdag in orde gemaakt worden voor de kerkdiensten. En daarná weer geschikt gemaakt als werkplaats…

In de werkplaats van As van Rijs aan de Dorpsstraat werden diensten gehouden (foto: ‘Honderd jaar GK’).

‘Gereformeerde Kerk te Zevenhuizen’ (1893).

Al snel na het ontstaan van de Doleantie werden door de generale synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk (uit de Afscheiding) en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (uit de Doleantie) besprekingen begonnen om tot vereniging te komen. Op 17 juni 1892 werden deze lang niet altijd voorspoedig verlopen beraadslagingen desondanks bekroond met de officiële bekrachtiging van de ineensmelting van beide kerken. Afgesproken was dat de naam van de verenigde kerken ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ zou zijn. Onder leiding van ds. Van den Berg van Nieuwerkerk aan den IJssel werd ook in Zevenhuizen de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd, en wel op 12 december 1893.

As van Rijs op latere leeftijd (foto: ‘Honderd jaar GK’)..

Bij die vergadering waren dertien gereformeerde belijdende leden aanwezig (een uit Moerkapelle en twaalf uit Zevenhuizen). Ze hadden tot dan toe gekerkt in Waddinxveen, Nieuwerkerk aan den IJssel of in Bleiswijk. Onder leiding van ds. Van den Berg en ouderling Kapteyn van Nieuwerkerk aan den IJssel werd de verkiezing van ambtsdragers gehouden. Als ouderlingen werden gekozen P. van den Akker, F. van den Dool en M. Hoogendijk. Als diakenen werden verkozen A. van Rijs (toen hij zijn benoeming niet aannam werd R. Heemsbergen gekozen) en M. de Man.

Of de verkozenen op dezelfde dag door de predikant ook in het ambt bevestigd werden, vermeldt het verhaal niet, maar daar gaan we maar vanuit, omdat dat immers beslissend is voor het tijdstip van instituering van de kerk. Zonder een kerkordelijk bevestigde kerkenraad immers geen geïnstitueerde kerk.

Een eigen houten kerk (1894).

De vermoedelijke locatie waar de houten kerk van 1894 tot 1896 stond.

Het aantal gereformeerden in Zevenhuizen groeide gestaag, zodat de werkplaats van Van Rijs na verloop van tijd te klein werd. Vanaf 1894 kerkte men in een aangekocht houten gebouw – veel gelijkenis vertonend met een schuur – dat aanvankelijk vermoedelijk op de (gehuurde) grond van A. Vente stond, in de omgeving van de hoek Dorpsstraat-Tweemanspolder.

Het gebouwtje was met geleend geld gekocht en de jonge kerk van Zevenhuizen was niet rijk. Vandaar dat, toen in 1894 de hypotheek van fl. 1.000, die op het gebouw rustte, door de geldschieter in één keer opgevraagd werd, dit geld niet zomaar kon worden terugbetaald. Men werd hierover zelfs ‘lastig gevallen door den deurwaarder’, die dreigde met ontruiming van de kerk.

Uit: ‘De Heraut’, 18 november 1894.

De kerkenraad plaatste daarom tot tweemaal toe in dr. A. Kuypers landelijke kerkelijke weekblad ‘De Heraut’ een advertentie om de lezers te vragen geld te sturen. We weten niet hoeveel in totaal werd toegezegd, maar het is kennelijk gelukt de verschuldigde som af te lossen, want men hoefde er niet uit!

Uit: ‘De Heraut’, 23 december 1894.

Het kerkje verplaatst naar de Dorpsstraat (1896).

Hoe dan ook, in 1896 werd aan de Dorpsstraat een huisje met een stuk grond gekocht. Besloten werd het houten gebouw over te plaatsen naar de Dorpsstraat, achter het aangekochte huis, dat mooi als kosterswoning kon dienen. Timmerman J. van den Broek brak de houten kerk af, bracht de vracht over naar de Dorpsstraat en bouwde de kerk achter het kostershuis weer op. Voor bijna fl. 50 een fris likje verf er overheen, en de kerk kon weer gebruikt worden.

Het interieur van de kerk bestond uit stoelen en banken. Aan de ene kant van het middenpad zaten de vrouwen op stoelen, en aan de andere kant zaten de mannen op banken. Er was ook een galerij, waar in 1901 een orgel geplaatst werd, dat door een van de gemeenteleden geschonken was. In 1906 werd het vervangen door een ander instrument, ook als cadeau ‘door een gulle gever die onbekend wenst te blijven’ aan de kerk aangeboden. In 1918 kwam het derde orgel: organist Kees van Dool had het zelf ontdekt en uitgeprobeerd, en volgens hem was het zeer geschikt voor de houten kerk. Dit instrument bleef dienst doen, totdat de nieuwe kerk in 1929 werd gebouwd.

De koster woonde dus in het huis aan de Dorpsstraat, voor de houten kerk. Het huisje was al behoorlijk op leeftijd en in 1906 besloot men het voor afbraak te verkopen.

Een pastorie voor de dominee (1913).

Ds. H.R. Nieborg (1862-1934) verrichtte enige tijd hulpdiensten.

De eerste tien jaar had de kerk van Zevenhuizen geen eigen predikant. Het viel ook de classis op dat de kerk wel erg lang vacant bleef, zodat in 1900 gevraagd werd of het niet eens tijd werd naar een predikant om te zien. De financiën maakten dat echter niet mogelijk. Later vroeg de classis zich af of misschien samen met de kerk Reeuwijk-Sluipwijk een predikant beroepen kon worden. Ook dát plan ging niet door. Wel werd in 1907 parttime dominee H.R. Nieborg (1862-1934) van Bleiswijk benoemd, die het pastorale werk op zich nam en op zondag één keer in de kerkdienst voorging.

De gedenksteen bij de bouw van de pastorie in 1913 (foto: ‘Honderd jaar GK’).

Toch was men er niet echt tevreden mee, omdat de predikant steeds minder in de gelegenheid was naar Zevenhuizen te komen. Vandaar dat men toch wilde proberen een eigen predikant te beroepen. Daarvoor moest natuurlijk wel een pastorie gebouwd worden. Achter en naast de bestaande eigendommen aan de Dorpsstraat werd grond gekocht waarop de pastorie gebouwd zou worden. Architect P. van den Broek maakte daarvoor een ontwerp, en uiteindelijk werd de predikantswoning in 1913 gebouwd. De eerste steen werd op 30 april dat jaar gelegd door de 11-jarige Floris van den Dool, kleinkind en naamgenootje van één van de oprichters van de kerk. De pastorie stond er; nú nog een dominee!

Ds. J.B. Jansen (van 1913 tot 1920).

Ds. J.B. Jansen (1884-1963).

In november 1912 werd ds. G.W.H. Esselink (1854-1916) van Stad aan ’t Haringvliet beroepen. Hij bedankte echter, wie weet omdat er geen pastorie was. Bijna een jaar later, in augustus 1913, werd toen een beroep uitgebracht op kandidaat J.B. Jansen (1884-1963) uit Kampen. Deze nam het beroep wel aan en deed op 7 december dat jaar intrede in zijn eerste gemeente. En in de nieuwe pastorie!

“Jansen werd op 28 december 1884 in Groningen geboren. Reeds vroeg verloor hij zijn ouders. Enkele jaren bracht hij in het gezin van ds. J. Langhout [1848-1908] te Groningen door. Hij bezocht er het gymnasium, en na een tijd van onderbreking van zijn gymnasiale loopbaan, dat te Assen en deed hier eindexamen. Een longaandoening dwong hem toen al spoedig in Davos [in Zwitserland] herstel van gezondheid te zoeken. Van enige lust om predikant te worden, was in die tijd nog geen sprake. Naar eigen getuigenis diende hij volop de wereld.

De Dorpsstraat te Zevenhuizen, lang geleden…

Maar na zijn terugkeer uit Davos kreeg hij ook begeerte de Heere Christus in zijn evangelie te dienen. In Apeldoorn ontmoette hij prof. Lucas Lindeboom [1845-1933], die hem nog de weg naar Kampen wees. En zo werd hij in 1908 student aan de Theologische Hogeschool en na volbrachte studie in 1913 predikant te Zevenhuizen (Z.H.), dat hij in 1920 met Doesburg verwisselde”.

Speciaal voor hem werd achter de pastorie een prieel aangelegd; hij kreeg acht vrije zondagen per jaar, vrijdom van belasting, en vier kamers in de pastorie werden met vloerzeil belegd. Kort voor zijn vertrek naar Doesburg trouwde hij in Zevenhuizen met Joanna Sophia van Baren.

Ds. H.W. Felderhof (van 1921 tot 1926).

Zeven jaar was ds. Jansen aan de kerk van Zevenhuizen verbonden. Nog tijdens zijn ambtsperiode besloot de kerkenraad een bouwfonds te stichten om te komen tot de bouw van een nieuwe kerk. Maar de bouw zelf liet nog op zich wachten. Ds. J.J. Wielenga (1874-1951) uit Waddinxveen werd benoemd tot consulent in de vacante periode, die duurde tot 9 januari 1921, toen ds. H.W. Felderhof (1866-1931) van Rozenburg intrede deed.

Ds. Felderhof (1866-1931).

“Ds. Felderhof heeft zijn beste tijd gehad te Doesburg (van 1898 tot 1912), maar te Rozenburg (van 1912 tot 1921) werd het werk hem te zwaar ten gevolge van zijn zwakke gestel. (…) Toen dan ook de kleine kerk van Zevenhuizen, tusschen Gouda en Den Haag, hem beriep, was hij aanstonds bereid om over deze kleine kudde den herdersstaf te voeren, maar na enkele jaren viel de arbeid ook daar te zwaar, waarom hij dan ook in 1926 zijn emeritaat aanvroeg, wat hem door de classis Gouda eervol werd verleend”.

“De voorbereiding voor en het maken van de preek is voor Felderhof al spoedig een inspanning geweest, die boven zijn krachten ging. Zaterdagen en ook bange nachten zijn in al die jaren door hem doorworsteld, zoodat in de laatste jaren ook het preeken hem te zwaar werd en hij genoopt was om den herdersstaf neer te leggen, wat hem heel zwaar viel. Want het ambt was hem lief, en de ambtelijke arbeid was zijn lust en zijn leven. Zijn ijver en lust hebben hem nog zoo lang op de been gehouden”. Bijna zes jaar had hij de kerk van Zevenhuizen gediend.

Een nieuwe kerk (1929).

De gedenksteen bij de bouw van de nieuwe kerk (foto: ‘Honderd jaar GK’).

Nadat ds. Felderhof met emeritaat gegaan was besloot de kerkenraad enkele jaren te wachten met het beroepen van een nieuwe predikant, om zo beter in staat te zijn de bouw van een nieuwe kerk te financieren. Het bouwfonds groeide nog steeds aan, want jaarlijks werd daarvoor twee keer in de kerk gecollecteerd. En ook de opbrengst van het verhuren van de pastorie en het houden van allerlei acties brachten geld in het laatje.

Al tijdens de ambtsperiode van ds. Felderhof had de kerkenraad trouwens aan de Dorpsstraat naast het houten kerk een stuk grond kunnen kopen. De ingestelde bouwfondscommissie collecteerde met toestemming van de classis in omliggende kerken en ook konden gemeenteleden op intekenlijsten aangeven hoeveel geld men voor de bouw van een nieuwe kerk over had. Op 1 februari 1928 waren bestek en bouwtekening klaar. Aanvankelijk waren de plannen weliswaar te duur, maar architect Houtzagers uit De Bilt maakte het bouwontwerp wat goedkoper.

De voorgevel van de nieuwe kerk.

De kerkenraad raadpleegde uiteraard de gemeentevergadering, en deze besloot op 2 juli 1928 akkoord te gaan met de bouwplannen van een kerk en een woonhuis. De eerste steen werd op 27 augustus door ouderling H.G. van den Dool gelegd. De bouw verliep voorspoedig. Timmerman Van der Knaap maakte de kerkbanken, een preekstoel en een nieuw doopvont. Ook kwam er een nieuw orgel waarvoor de meisjesvereniging Eunice actie gevoerd had.

Een niet al te duidelijke foto van het eerste orgel in de nieuwe kerk (foto: ‘Honderd jaar GK’).

Op 17 februari 1929 werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. De mannen en de vrouwen zaten nu niet meer apart. De houten kerk werd verkocht en bracht fl. 100 op.

En daarna…

Na de oorlog, in juni 1945, merkte men dat de voorgevel van de kerk bezig was te verzakken. Tijdig en afdoende herstel werd bemoeilijkt door gebrek aan bouwmaterialen, maar toch kwam het uiteindelijk voor elkaar.

Toen de kerkelijke gemeente van Zevenhuizen-Moerkapelle (zoals de kerk sinds 1969 heette) tussen 1966 en 1976 met 250 leden groeide bleek dat de kerk te klein werd en dat ze geheel of gedeeltelijk afgebroken en nieuwbouw gepleegd zou moeten worden. De kosten waren echter te hoog. Na jaren van plannen maken werd uiteindelijk in 1977 besloten de kerk voor fl. 278.000 ingrijpend te verbouwen. Aanvankelijk wilde men voor fl. 57.000 ook een orgel aanschaffen, maar dat plan werd uitgesteld. Op 21 december 1977 kon de vergrote en vernieuwde kerk weer in gebruik genomen worden.

De pastorie en de kerk zoals ze er tegenwoordig uit zien.

Hoewel het ledental van de kerkelijke gemeente al rond 1976 een neerwaartse tendens begon te vertonen, onderging het interieur van de kerk in de jaren 2005 tot en met 2008 desondanks een grondige renovatie. De heringerichte kerkzaal kreeg toen zeer opvallende glas-in-loodramen, ontworpen en vervaardigd door Annemarie van der Wilt. Toen de vernieuwde kerk op 8 februari 2008 weer in gebruik genomen werd, kreeg het kerkgebouw officieel de naam ‘Ontmoetingskerk’.

Tenslotte.

De kerk van de Gereformeerde Kerk te Zevenhuizen-Moerkapelle.

Na ds. Felderhof dienden nog veel andere predikanten de kerk van Zevenhuizen (-Moerkapelle). En nog steeds is de Ontmoetingskerk in gebruik bij de Gereformeerde Kerk van Zevenhuizen-Moerkapelle.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Zevenhuizen (-Moerkapelle).

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk Zevenhuizen-Moerkapelle tussen 1906 en 2016.

Bronnen:

M. van den Akker-Oenema (red.), Honderd jaar Gereformeerde Kerk Zevenhuizen-Moerkapelle 1893-1993. Zevenhuizen, 1993

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

C. Smits, De Afscheiding van 1834, Zevende deel, Classes Rotterdam en Leiden. Dordrecht, 1986

© 2019. GereformeerdeKerken.info