De Gereformeerde Kerk in het Groningse Wagenborgen werd op 9 november 1888 als Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd. In 1892 voegde deze kerk zich bij De Gereformeerde Kerken in Nederland.
De voorgeschiedenis.
Toen de hervormde predikant ds. D.R. Jonker op 12 april 1843 in Wagenborgen overleed – hij was er sinds 1835 predikant geweest – kwam als zijn opvolger ds. E. van der Pers (1811-1891) naar het dorp. Vooral zijn ambtsperiode in Wagenborgen, die tot diens emeritaat in november 1872 duurde, vervreemdde een aantal van de hervormde gemeenteleden van hun kerk.
Niet alleen de prediking van ds. Van der Pers ontmoette bezwaren, maar eveneens – óók vermeld in het hervormde gedenkboek van Wagenborgen – ‘de lauwheid en de zonden van ds. Van der Pers, die zich meer voor zijn bedrijf dan voor zijn gemeente interesseerde; een man die zich meer om zijn vee dan om zijn geestelijke kudde bekommerde; een man die eerder warm liep voor zijn eigendom dan voor het erfdeel des Heeren’.
Dat werd ook opgemerkt door ds. H.W. Witteveen (1815-1884) uit Ermelo, die sinds 21 oktober 1859 in zijn Zendingshuis evangelisten opleidde om hen uit te zenden naar plaatsen waar ‘de zuivere prediking van het Evangelie niet meer werd gehoord’.
Daarom werd evangelist E.F. Malga (1838-1913) in 1864 door ds. Witteveen naar Wagenborgen gestuurd. Het was eigenlijk de bedoeling geweest hem zendeling in Japan te maken, maar dat ging niet door. Van 1862 tot 1864 was hij daarom als evangelist uitgezonden naar het dorp Oene in Gelderland, in dienst van de Nederlandsche Evangelische Protestantsche Vereeniging. Maar in 1864 kwam hij dus terecht bij de bekende ds. H.W. Witteveen in Ermelo en werd door diens Zendingshuis uitgezonden naar Wagenborgen. Daar zou hij tien jaar lang, tot 1874, blijven prediken, en dat niet alleen.
Hij vestigde zich in Café De Zon, waar hij godsdienstige bijeenkomsten hield, ongetwijfeld tot irritatie van de hervormde predikant en diens kerkenraad. Zijn preken trokken veel toehoorders. Sommige hervormde gemeenteleden scheidden zich zelfs van de hervormde kerk af om zich te laten inschrijven ‘bij het kerkgenootschap van Malga’, een ‘vrije gemeente’.
Al snel werd in Wagenborgen de Vereeniging tot Evangelisatie opgericht, die in 1869, toen de bezoekersaantallen het rechtvaardigden, aan de tegenwoordige G. Boelmanweg een eigen lokaal liet bouwen. Bovendien werd mede door Malga’s toedoen in Wagenborgen een christelijke school gesticht. Ook hielp hij de armen en de zieken zoveel hij kon. Niet vreemd dus dat in 1873, mede door zijn toedoen, de Vereeniging tot Christelijke Liefdadigheid (VCL) tot stand kwam, die in Wagenborgen ‘huizen van liefdadigheid’ stichtte, en die vanaf 1960 bekend werden als de psychiatrische inrichting ‘Groot Bronswijk’.
Tot zijn overlijden in 1913 was hij adviseur van de VCL, al was hij in 1874 naar de Groninger wijk Helpman vertrokken als evangelist binnen de plaatselijke hervormde gemeente (Malga is altijd hervormd gebleven). Meerdere leden van zijn ‘vrije gemeente’ keerden na zijn vertrek naar de hervormde gemeente van Wagenborgen terug. Evangelist Malga overleed in 1913 en werd op de Zuiderbegraafplaats te Groningen ter aarde besteld.
De Christelijke Gereformeerde Kerk (1869).
Hoewel de Afscheiding van 1834 aan Wagenborgen voorbij ging – de hervormde prediking gaf in die jaren daartoe kennelijk geen aanleiding – waren er in december 1869 (tijdens het predikantschap van ds. Van der Pers) verscheidene hervormden die zich lieten uitschrijven uit de registers van de hervormde gemeente van Wagenborgen. Ze deelden uitdrukkelijk mee dat ze wilden behoren tot de Christelijke Gereformeerde Kerk of Christelijke Afgescheidene Kerk.
Dat beide benamingen in de lidmatenregisters voorkomen is niet vreemd: in juni dat jaar, 1869, was immers de landelijke fusie tot stand gekomen van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de enkele jaren na de Afscheiding ontstane Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis. Het laatstgenoemde kleine kerkgenootschap was in en na 1838 ontstaan door onenigheid binnen de Christelijke Afgescheidene Kerk. Maar na aanvankelijk zeldzame (en kortdurende) contacten in de jaren’50 van de negentiende eeuw, kwam men in de zestiger jaren uiteindelijk toch zover dat men zich in juni 1869 (enkele gemeenten uitgezonderd) kon herenigen als Christelijke Gereformeerde Kerk, zoals de nieuw gekozen kerknaam luidde.
Het conflict gekomen (1888).
Hoe dan ook, de predikanten die na het emeritaat van ds. Van der Pers tot aan 1888 in Wagenborgen stonden, gaven voor de meeste gemeenteleden geen aanleiding tot ontevredenheid. Maar toen de hervormde predikant ds. W. Hoekzema in 1888 naar de hervormde gemeente van Burum – Munnekezijl vertrok – ‘hij was een bewonderaar van dr. A. Kuyper (1837-1920) – kwam er onenigheid in de kerkenraad over de benoeming van een nieuwe predikant. In die tijd was de vrijzinnige hervormde predikant van Nieuw Scheemda, ds. M. de Muinck Keizer (1834-1930), consulent van Wagenborgen. Dat was hij van 1872 tot 1901 en hij werd daarom ‘de grote constante’ genoemd.
Hoe dan ook, op 9 november 1888 werd onder zijn leiding een kerkenraadsvergadering gehouden, waar de beroeping van een nieuwe predikant besproken moest worden. Maar eerst werd het verzoek van meester W.K.H. Magendans (1845-1931) besproken, die namelijk – om later duidelijk wordende redenen – ontslag vroeg uit zijn bediening als voorlezer/voorzanger in de hervormde gemeente van Wagenborgen.
Vervolgens werd de beroeping van een nieuwe predikant behandeld. Daarvoor moest toestemming (‘handopening’) verkregen worden van de Minister van Financiën in Den Haag, die de traktementen van hervormde predikanten betaalde. Toen stak ouderling J.J. Kamp zijn vinger omhoog. Hij verklaarde het onaanvaardbaar te vinden dat de regering zich bemoeide met de benoeming van een predikant en gaf meteen aan dat hij daaraan niet zou meewerken. Hij wilde af van het Algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde Kerk, dat in 1816 aan de kerk was opgedrongen ten koste van de Dordtse Kerkorde, die toen opzij gezet was. Die Dordtse Kerkorde wilde hij terug. Die bood ruimte aan de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten, en bood tegenwicht aan de vrijzinnigheid die onder ‘het Reglement’ vrijwel ongehinderd de hervormde kerk binnen marcheerde.
Consulent De Muinck Keizer verklaarde toen dat hij Kamp niet meer als ouderling erkende en dat hij de classis daarvan op de hoogte zou stellen. Dat was voor diaken J.B. Smit aanleiding om zijn ambt neer te leggen. Kamp en Smit verlieten de kerkenraadsvergadering en spoedden zich naar de wegens ziekte afwezige geestverwante ouderling G.A. Takens, die aan de Zomerdijk woonde. Deze was het met zijn collega-ambtsdragers eens.
De instituering (9 november 1888).
Gedrieën stelden ze zich meteen, op diezelfde 9de november 1888, in verbinding met de Dolerende predikant ds. J. Hulsebos (1844-1904) van Zuidwolde, die zonder aarzelen en direct naar Wagenborgen kwam. Takens haalde ds. Hulsebos – ongetwijfeld laat in de avond – van de trein. Samen zetten ze koers naar de Christelijke School, waar de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) vervolgens door ds. Hulsebos geïnstitueerd werd, waarna de eerste kerkenraadsvergadering gehouden werd.
De kerkenraad besloot “onder biddend opzien tot den Heere: 1e. Krachtens hetzelfde recht, waarmede in de Zestiende Eeuw de pauselijke hiërarchie alhier werd afgeworpen, en de kerkeraad in 1816 geacht werd de synodale organisatie van 1816 te aanvaarden, thans de synodale hiërarchie af te werpen. 2e. Desvolgens voor de geheele hervormde gemeente te Wagenborgen aan de kerkorde [het ‘Algemeen Reglement‘], ingevoerd bij Koninklijk Besluit van 1816, van dit oogenblik af, alle kracht en geldigheid te ontnemen en diensvolgens alle daarop gegronde bepalingen en besluiten te verklaren voor vervallen, en van nu af aan weer kracht en geldigheid te verlenen aan de kerkorde die hier voor 1816 gold (…)”, zijnde de Dordtse Kerkorde.
De eerste Dolerenden van Wagenborgen waren: Gerrit Takens (voorheen hervormd ouderling), Hendrik Klatter (voorheen hervormd notabel), J.B. Smit (hervormd diaken), J.J. Bos (hervormd notabel), Jac. Klatter, Maarten Klatter, Geert Kokmeijer, Wolter Brons (directeur van ’t gesticht Huis van Barmhartigheid), Engel Engels (hervormd kerkvoogd), meester W.K.H. Magendans (voorlezer/voorzanger) – ziedaar de reden van zijn (bovengenoemde) ontslagaanvraag, J.J. Kamp (hervormd ouderling), Tonnis Engels, Klaas Klatter, Cornelis Fluks, Jan Koster en Steffen Akkerman. E.J. Jager meent in zijn scriptie dat meester Magendans degene was die in Wagenborgen achter de schermen de inspirator van de Doleantie was.
De gebeurtenissen daarna.
Hoe dan ook, de Dolerende kerkenraad verzond meteen kennisgevingen aan de Koning, aan de burgemeester en aan de resterende hervormde kerkvoogden; aan de laatstgenoemden werd – zoals in Doleantiekringen gebruikelijk was – verzocht “wel zorg te willen dragen, dat de goederen onder hun beheer, niet aan haar bestemming onttrokken worden maar, voor als na, ten dienste van hem, kerkeraad, mogen overblijven”. En met die kerkenraad werd natuurlijk de Dolerende kerkenraad bedoeld, want die beschouwde zichzelf als de wettige kerkenraad. Tenslotte werden natuurlijk de al eerder ‘ontkomene’ Dolerende kerken elders in het land op de hoogte gesteld van het feit dat nu ook in Wagenborgen ‘de Reformatie der Kerk’ had plaatsgevonden.
De hele gang van zaken in Wagenborgen verraadt de invloed van het Gereformeerd Kerkelijk Congres, dat van 11 tot en met 14 januari 1887 in Amsterdam gehouden, en door ds. Hulsebos bezocht was. Daar was met 1.500 verontruste hervormde kerkenraadsleden beraadslaagd over de vraag hoe de Doleantie in ons land op de beste wijze kon worden voortgezet. Mondelinge en vooral ook schriftelijke adviezen in de vorm van voorbeeldbrieven en -formulieren, werden uitgedeeld om plaatselijk te gebruiken, ten einde de ‘Reformatie der kerk’ juridisch gezien goed te laten verlopen.
Het Provinciaal Kerkbestuur van de Hervormde Kerk besloot op 6 december 1888 in een uitgebreid vonnis de hervormde ambtsdragers die met de Doleantie waren meegegaan, uit hun ambt te ontzetten en vervallen te verklaren van het lidmaatschap der hervormde kerk.
De eerste kerkdienst.
Al op zaterdag 10 november werd door de Dolerenden in het dorp onder de hervormde gemeenteleden een soort van strooibiljet verspreid, waarin men opgeroepen werd op zondag 11 november op te komen naar de Christelijke School, waar de eerste dienst van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) gehouden zou worden. Voorganger zou zijn de consulent, ds. J. Hulzebos. Op zondag 11 november 1888 kwamen de Dolerenden die zich bij de hadden aangesloten bijeen in de Christelijke School. Daar ging ds. Hulsebos voor in de eerste kerkdienst van de Dolerende gemeente.
(Deze eerste christelijke school was in 1867 opgericht vooral door toedoen van evangelist Malga. Het was aangekochte een boerderij, waarvan de schuur dienst deed als klaslokaal en het voorhuis als meesterswoning.)
De eerste predikant, ds. W.K.P. Goeree (van 1889 tot 1926).
In oktober 1888 telde de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) van Wagenborgen inmiddels 62 belijdende manslidmaten. De gemeente zal, vrouwen en kinderen meegerekend, in die tijd vermoedelijk al zo’n 200 zielen omvat hebben.
In juni 1889 besloot de kerkenraad een beroep uit te brengen op de hervormde predikant ds. W.K.P. Goeree (1859-1926) van Kerkwerve. Het was een schot in de roos! De predikant – van wie men gehoord had dat hij ‘Dolerensgezind’ was – werd in opdracht van de kerkenraad aangeschreven door meester Magendans, met het verzoek of hij bereid zou zijn een eventueel beroep aan te nemen. De predikant antwoordde bevestigend en nam het in juni op hem uitgebrachte beroep inderdaad aan. Hij deed op 8 september 1889 intrede, nadat hij door ds. Hulsebos in het ambt bevestigd was.
“Toen ds. Goeree in 1889 een roeping ontving van de kleine kerk te Wagenborgen, uit de Doleantie ontstaan, vond die roepstem, hoe weinig begeerlijk ook wat de uitwendige omstandigheden aanging – er was geen kerkgebouw en een allereenvoudigste woning voor pastorie – bij hem weerklank. Hij nam (…) te Wagenborgen op 8 september 1889 onder die kleine kudde den herdersstaf op, predikende over Zacharia 1 vers 17b [“Want de HEERE zal Sion nog troosten, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen“], nadat hij aldaar was bevestigd door ds. J. Hulsebos, toen nog predikant bij de Ned. Geref. Kerk te Zuidwolde (Gr.), kort daarop te Vlissingen”.
Een eigen kerk (1890).
“De kleine gemeente breidde zich onder zijn bearbeiding gestadig uit, waardoor ook de financiële kracht vermeerderde en een eigen kerkgebouw kon verrijzen”. We weten over het eerste gereformeerde kerkgebouw te Wagenborgen niet veel. In de notulen wordt er nauwelijks over geschreven. Wel weten we dat het kerkje stond aan het toenmalige Zandpad [de huidige Kerkstraat], op dezelfde plaats als de latere (en huidige) gereformeerde kerk, die in 1928 tot stand kwam. Gelukkig bestaat er wel een foto van de eerste kerk.
Een pastorie (1892).
We hoorden al de klacht dat de Dolerende kerk aanvankelijk ‘een allereenvoudigste woning voor pastorie’ had (dat was de woning van T. Zomerman aan de Hoofdweg), die gehuurd werd. In overleg met Zomerman zouden enkele verbeteringen worden aangebracht, omdat er een slaapkamer te weinig was. De kerkelijke gemeente zou dat moeten betalen, maar omdat het maar voor een paar jaar was, is dat niet doorgegaan. Daar heeft ds. Goeree dus een tijdje moeten wonen.
Natuurlijk maakte men direct plannen voor de bouw van een nieuwe pastorie en uiteindelijk vond men aan de Kampslaan een geschikt stuk grond ter grootte van zes are; daar moest fl. 2.000 voor betaald worden. In 1892 verrees daar de nieuwe predikantswoning. Na bijna drie jaar in de ‘voorlopige pastorie’ te hebben gewoond, kon ds. Goeree in 1892 dus verhuizen naar de nieuwe pastorie aan de Kampslaan. Deze werd overigens in 1926 – na het vertrek van ds. Goeree – verbouwd.
Zo kon het kerkelijk leven van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Wagenborgen – met een kerk, een dominee en een pastorie – een aanvang nemen!
© 2020. GereformeerdeKerken.info