Hoe de Salvatorkerk Den Haag tot stand kwam (2)

( < Naar deel 1 ) – Terwijl de Vredekerk in de Maartensdijklaan te Den Haag gebouwd werd waren er al plannen voor de nieuwe kerk in de Escampse polders.

Een oude kaart met daarop aangegeven de Escampse polders in Loosduinen.

De eerste plannen (1954).

De kerkenraad vroeg het gemeentebestuur de noodkerk aan de Leyenburg (de Blokhut) te mogen verplaatsen naar de Escampse polders waar, naar zijn overtuiging, een nieuwe kerk gebouwd zou moeten worden. Een gemeentelid, architect van beroep, zou de leiding nemen bij de verplaatsing van de noodkerk. Ook bij de latere nieuwbouwplannen zou hij betrokken worden; hij was namelijk ook actief bij de Christelijke woningbouwvereniging Patrimonium die daar meer dan duizend woningen zou realiseren. Hem werd onder meer gevraagd een schetsplan te maken van een te bouwen kerk met pastorie en kosterswoning, waarin een kerkzaal met 300 à 400 zitplaatsen.

Het eerste ontwerp leek volgens sommigen op een sporthal of op een rooms klooster (foto: ‘Putten uit het verleden’).

Nog voor de ontvangst van de officiële opdrachtbrief van de kerkenraad (begin 1954) – de bouw van de Vredekerk was net begonnen! – was de broeder al met het maken van een ontwerpplan begonnen. En al voordat de zomer begon besprak de kerkenraad de plannen. Men schrok wel even flink! Leek het ontwerp niet te veel op een ‘sporthal’, of op een ‘rooms klooster’?! Maar… het grote kruis in de voorgevel en de losstaande obelisk met daarbovenop een bazuinende engel, oogstte bewondering én instemming. ‘De kerk met die engel op de toren’ zou later een bekende uitspraak worden. Nog tijdens de bespreking pasten de ontwerpers ‘de sporthal’ met het ronde dak aan en kreeg de voorgevel de later inderdaad toegepaste rechthoekige vorm. Vreugde was zijn deel.

Het aangepaste ontwerp (ill.: ‘Putten uit het verleden’).

Een nieuw ontwerp (september 1955).

Aan de hand van de ruwe potloodschets die de ontwerpers tijdens de bespreking hadden getekend gingen ze (de architecten A. Verschoor en T. Bier) de volgende maanden een nieuw ontwerp maken. Men ging er daarbij vanuit dat de kerk ook een functie moest hebben in de samenleving er om heen. In de plannen was rekening gehouden met een grote kerkzaal en verscheidene vergaderzalen, een garderobe en een film- annex toneelzaal voor meer dan 350 personen. In het nieuwe plan waren natuurlijk ook het grote gevelkruis en de engel op de obelisk opgenomen. In september 1955 was het ontwerp klaar.

Het ontwerp van september 1955 (ill.: ‘Putten uit het verleden’).

De kerkenraad boog zich in oktober 1955 over de plannen, maar men schrok terug voor de bijbehorende begroting, ‘die ver boven de zeven cijfers voor de komma’ aanwees. Toch vond men het een goed plan en werd in december 1955 desondanks alvast een Bouwcommissie ingesteld. Een in de directe omgeving van de te bouwen kerk wonende bouwkundig ingenieur werd aangezocht om in de Bouwcommissie plaats te nemen.

Om de kosten voor de nieuwbouw te kunnen opbrengen moest getracht worden het intussen al gevormde bouwfonds aan te vullen. Daartoe zou een obligatielening worden uitgeschreven en bovendien werd in 1955 een beroep gedaan op de befaamde gereformeerde Stichting Steun Kerkbouw, die niet alleen noodkerken kon plaatsen, maar ook leningen en schenkingen verstrekte. Dat werd mogelijk gemaakt doordat in die tijd door de SSK elk jaar een grote landelijke actie gehouden werd om geld in te zamelen, die vele miljoenen guldens opleverden. Op die manier kon hulp geboden worden bij de vele kerkelijke nieuwbouwprojecten overal in het land.

De gereformeerde ‘Stichting Steun Kerkbouw’ hield jaarlijks een grote landelijke inzamelingsactie t.b.v. gereformeerde kerkbouw in ons land. Daar werden jaarlijks miljoenen guldens mee opgehaald. Dit is de brochure betreffende de actie van 1959.

Weer nieuwe plannen.

De hoge kosten waren er dus de reden van het plan op de gepresenteerde manier – ‘met pijn in het hart’ – niet uit te voeren. De nieuwe vereenvoudigde plannen behelsden een kerk van 600 tot 650 zitplaatsen, een zaal van ongeveer 300 zitplaatsen (met toneel en de mogelijkheid het lokaal in tweeën of drieën te verdelen), een kerkenraadskamer, een predikantenkamer, drie catechisatielokalen en de overige dienstruimten als toiletten, keuken, etc. Door ziekte van de architect liepen de plannen enige stagnatie op.

Waar kwamen de aspirant kerkgangers vandaan?

De nieuwe bewoners van de Escampse polders – waar de kerk gebouwd werd – kwamen vooral uit de binnenstad van Den Haag en kerkten daar, voor zover ze althans gereformeerd waren, in de Westerkerk aan de Lange Beestenmarkt of in de Oosterkerk aan de Oranje Buitensingel.

De Westerkerk (1888-1974).

De vroegere ‘Westerkerk’ aan de Lange Beestenmarkt, een van de ‘leveranciers’ van de kerkgangers in de Salvatorkerk.

De Westerkerk was een Doleantiekerk uit 1888 en had een kerkzaal met een betrekkelijk breed en laag plafond, waardoor het interieur meer het karakter van een ‘zaal’ had dan van een ‘kerk’. De kansel was niet tegen de eindwand geplaatst, maar halverwege een van de lange zijmuren, waar de banken in een halve cirkel omheen stonden, geheel volgens de ideeën van de grote gereformeerde roerganger dr. A. Kuyper (1837-1920), die hij opschreef in zijn boek ‘Onze Eeredienst‘. “Opmerkelijk was ook de vorm van het plafond; een enigszins Engels getinte balkenconstructie met verhoogd middengedeelte. En evenzeer opmerkelijk was het geringe verband tussen binnen- en buitenarchitectuur. Voor de grote, ongedeelde zaal kwam meestal –ook hier- een gevel te staan die een meerbeukige ruimte suggereerde”.

De Westerkerk aan de Lange Beestenmarkt werd in 1974 gesloten. Het Reformatorisch Dagblad schreef over de laatste dienst in januari dat jaar: „Als de gemeente zo meteen dit kerkgebouw voor de laatste maal gaat verlaten zal zij dit ongetwijfeld doen met weemoed in het hart, herinneringen aan banden van vriendschap en herinnering aan dit gebouw, maar in deze verwachting op weg te zijn naar een Stad die geen sloop staat te wachten”. Zo sprak ds. J. van Leeuwen (1924-2018) van ‘s-Gravenhage-Oost in de afscheidspredikatie in de Westerkerk aan de Lange Beestenmarkt”.

Het interieur van de vroegere ‘Westerkerk’ te Den Haag.

“Want”, ging de krant verder, “het was een somber weekeinde voor Gereformeerd Den Haag. Niet alleen de Nieuwe Zuiderkerk, maar ook de Westerkerk sluit namelijk voorgoed. Ds. C. Gilhuis (1913-1982), sprekende namens de Kerkeraad Algemene Zaken van de Gereformeerde Kerk van Den Haag-Oost en nestor van de predikanten, zei dat de kerk present blijft staan. „De grond waarop deze kerk destijds gebouwd is, kunnen we niet blijven behouden, maar de grondslag is dezelfde gebleven, nl. Jezus Christus”, aldus ds. Gilhuis.

De Oosterkerk (1896-1962).

De Oosterkerk aan de Oranje Buitensingel werd in 1896 gebouwd. De kerk verving de Haagse Wagenstraatkerk van de vroegere Christelijke Gereformeerde Gemeente, die na na verloop van tijd te klein werd. Tegen het eind van de negentiende eeuw begon de stadsuitbreiding van Den Haag serieuze vormen aan te nemen. In het Bezuidenhoutkwartier aan de Oranje Buitensingel, een mooie buurt, kocht de toenmalige kerkenraad van de Gereformeerde  Kerk A in 1895 een stuk grond van architect N. Franken.

De gereformeerde ‘Oosterkerk’ aan de Oranje Buitensingel te Den Haag, net als de ‘Westerkerk’ een van de ‘leveranciers’ van de kerkgangers in de Salvatorkerk .

De bekende gereformeerde kerkarchitect Tjeerd Kuipers kreeg vervolgens opdracht een kerk te ontwerpen. Zoals van hem te verwachten was werd het een neo-gothische kerk met een hoge toren. Onder in de toren was de toegangsdeur, waardoor men in de kerkzaal terecht kwam. In de voorgevel kwam een gedenksteen met de tekst: Laat ons de onwankelbare belijdenis der hope vasthouden (Hebr. 10 vers 23).

Aan de linkerkant was daar de kansel in de vorm van een platform aangebracht (geen ‘houten broek’ meer!), en langs de drie andere zijden waren galerijen aangebracht. Op de gaanderij tegenover de preekstoel stond het orgel, gebouwd door de fa. Koch. De kerk telde 1.150 zitplaatsen. De ingebruikname van de Oosterkerk was op 5 november 1896.

Het interieur van de vroegere ‘Oosterkerk’ te Den Haag.

In 1925 werd de kerk gedurende drie maanden gerestaureerd. Maar in 1962 werd de Oosterkerk door de Gereformeerde Kerk afgestoten (de kerk werd in 1987 gesloopt). De Oosterkerk werd vervangen door de Christus Triomfatorkerk aan de Juliana van Stolberglaan, die nog steeds een van de Haagse protestantse kerkgebouwen is.

Pogingen tot uitvoering van de plannen (1957).

De nieuwe wijken zouden zeker veel protestanten gaan tellen. Dit werd bevorderd door het toelatingsbeleid van de Christelijke Woningbouwvereniging Patrimonium, die als eis stelde dat mogelijke bewoners van de nieuwe wijk Bouwlust/Vrederust belijdend lid waren van een protestantse kerk. Geen wonder dat de wijk daardoor al snel ‘Jeruzalem’ genoemd werd. Maar… het geld was vooralsnog het probleem. In het voorjaar van 1957 deelde de commissie van beheer aan de kerkenraad mee dat het ontbreken van voldoende geld uitvoering van de plannen (voor een bedrag van fl. 650.000) in de weg stond. Er zou, zo werd op 23 december 1957 besloten, een obligatielening uitgeschreven worden. Zo kon de kerkenraad in mei 1957 groen licht geven.

Prospectus van de obligatielening (ill.: ‘Putten uit het verleden’).

De obligatielening liep echter lang niet zo voorspoedig als men gehoopt had. Er bleek uiteindelijk een tekort te zijn van een ton. Er moest dus bezuinigd worden op de plannen. Dat plan bestond uit twee gebouwen, die door een hal verbonden waren, die gebruikt kon worden als garderobe en ontmoetingsruimte. Het complex had een totale oppervlakte van 1.300 m2. In het ene gebouw bevond zich de kerkzaal (met galerijen) met in totaal 650 zitplaatsen, in het andere waren de vergaderzalen in het souterrain, en op de eerste verdieping een grote vergader- c.q. gemeentezaal met podium, waar zo’n 150 mensen een plaats konden vinden.

Het logo van de ‘Stichting Steun Kerkbouw’.

Er moest dus gesnoeid worden. Wegbezuinigd werden de beide galerijen in de kerkzaal en het orgel. En op die manier werden de nieuwbouwplannen op 12 juni 1957 officieel gepubliceerd. Nog hetzelfde jaar berichtte de Stichting Steun Kerkbouw tot grote vreugde van de kerkenraad dat zij akkoord ging met een eenmalige gift van 50% van de totaalsom en voor de rest was men bereid een langlopende lening te verstrekken.

De aanbesteding.

Al eerder, in 1957, had de kerkenraad een brief ontvangen van de Protestants Christelijke Bond van Aannemers- en Bouwvakpatroons met het verzoek de aanbesteding voor de bouw van de nieuwe kerk vooral onder leden van die Bond te houden. De kerkenraad besloot echter dat het met het oog op de financiën beter was een openbare aanbesteding te doen. De inschrijvingen varieerden van ongeveer fl. 430.000 tot fl. 490.000. Vandaar dat een bonafide aannemer verzocht werd de plannen ook nog eens goed te bekijken en een kostenbegroting te maken. De gemeente Den Haag gaf intussen toestemming op de gereserveerde grond aan de Vrederust te gaan bouwen. Begin 1958 werd op het bouwterrein het bestek uitgezet.

De ‘bazuinende engel’ op de obelisk voor de Salvatorkerk (foto: ‘Putten uit het verleden’).

De naam van de kerk.

Al in 1956 werd nagedacht over de naam van de kerk in de Escamp polders. Iemand noemde het nieuwe bedehuis alvast ‘Escampkerk’. Maar de kerkenraad nodigde eind 1957 ook de gemeenteleden uit namen in te dienen. Uit de ingeleverde namen koos de kerkenraad op 20 januari 1958 uit drie: Credokerk, Koningskerk en Salvatorkerk (de preses gaf de voorkeur aan de laatstgenoemde naam). Gekozen werd inderdaad voor Salvatorkerk, Ook omdat in Voorburg een Koningskerk gebouwd zou worden en men Credokerk ‘te rooms’ vond.

De bouw in heel kort bestek.

Al voor april 1958 was de bouwput in een vergevorderd stadium. De bouw vorderde ook dankzij de gunstige weersomstandigheden – en door de zesdaagse werkweek! – voorspoedig. Ondertussen zou onderzocht worden of het orgel uit de Blokhut in de Salvatorkerk geplaatst zou kunnen worden. Een nieuw orgel was er namelijk nog niet. Dat gebeurde. Op 29 oktober 1958 werd de allereerste dakspant omhoog gehesen en geplaatst: het hoogste punt was bereikt en daarom ging de vlag in top. Intussen werd ook de eerste koster benoemd: de heer P. van der Horst.

Kunst in de kerk.

Een van de raammozaïeken door W.L. Wagemans (foto: Shalomkerk, Den Haag).

Ondertussen was ook aandacht besteed aan het aanbrengen van kunst in de kerk. De kunstenaar W.L. Wagemans maakte mooie raammozaïeken. Zij beelden diverse aspecten van het christelijk geloof uit, zoals de Alpha en de Omega, Doop, Opstanding, brood en wijn, de Tien Geboden, de Opstanding, Pinksteren en de Barmhartige.

De gestileerde duif, vervaardigd door Toon Hendriksen (foto: Shalomkerk, Den Haag).

Kunstenaar Toon Hendriksen uit Boskoop vervaardigde een gestileerde bronzen duif als symbool van de Heilige Geest. Deze was boven het liturgisch centrum opzettelijk niet goed zichtbaar opgehangen, “omdat de Heilige Geest dat ook niet is ‘maar wel kenbaar werkt’ zoals dat in de kronieken van de kerk staat beschreven”. Later bracht men een spotje aan, zodat het kunstwerk toch wat beter zichtbaar werd.

De kerk in gebruik genomen (24 april 1959).

De ‘Salvatorkerk’ (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Na enige vertraging in de datum van ingebruikneming door de aanhoudende vorst kon de Salvatorkerk dan op 24 april 1959 toch in gebruik genomen worden. Afgesproken werd dat het eerste deel van de dienst onder leiding zou staan van ds. P.C. de Vries (1917-2011) van ‘s-Gravenhage-Loosduinen, terwijl de preek daarna door ds. A.W. Meeder (1925-1989), ook van ‘s-Gravenhage-Loosduinen, zou worden uitgesproken.

Daar staat ‘ie dan:

Een beschrijving van de Salvatorkerk luidde als volgt: “Het gebouw bestaat uit een rechthoekige hoge kerkzaal, een rechthoekig bijgebouw, een conciërgewoning en een vrijstaande klokkentoren. Exterieur en interieur zijn grotendeels van schoon metselwerk, met enkele betonnen constructieve elementen. De hoofdingang bevindt zich in het lage gebouw dat de kerkzaal met het bijgebouw verbindt. Aan de voorzijde van het gebouw is door middel van trappartijen, bloembakken en muurtjes het overgangsgebied tussen straat en gebouw vormgegeven”.

Het nieuwe orgel in de ‘Salvatorkerk’, dat in 1964 in gebruik genomen werd.

“De kerkzaal biedt plaats aan 650 personen. De ceremoniële toegang tot de kerkzaal, aan de straatzijde, wordt gemarkeerd door een groot raam waar een wit kruis in verwerkt is. ‘Het allesoverheersende kruis in de voorgevel symboliseert het opgaan tot het kruis waar wij Gods genade zullen vinden’, aldus de ontwerpers. Boven het trapeziumvormige entreeportaal is een balkon aangebracht waarop het orgel (vervaardigd door firma Van de Berg & Wendt te Zwolle) geplaatst is.” Dit orgel werd in 1964 in gebruik genomen en als eerste bespeler van het instrument werd de bekende organist Sander van Marion benoemd.

“Aan de achterzijde van het bijgebouw is een conciërgewoning gesitueerd met een eigen entree en binnenplaats. Het bijgebouw en de woning zijn geheel van baksteen en afgedekt met een plat dak. De vrijstaande klokkentoren bestaat uit een viertal in een ruitvorm geplaatste naar boven toe smaller wordende betonschijven. Als bekroning fungeert een gestileerde bazuinende engel”.

De ‘Salvatorkerk’ (nu ‘Shalomkerk’) te Den Haag.

“Een juweeltje van kerkbouw”.

Zó noemde het Algemeen Handelsblad van 25 april 1959 de nieuwe Salvatorkerk. “De gereformeerde Salvatorkerk mag gerust een juweeltje van kerkbouw genoemd worden, met haar ene vrijwel geheel open glaswand en met een losse betonnen ‘toren’, bekroond met een sierlijke windvaan, voorstellende een bazuinende engel, die het evangelie verkondigt. En met een eenvoudig, rustgevend interieur, waarin de sereen witte, strakke preekstoel, geplaatst op donkere natuursteen, de volle aandacht van de kerkbezoeker moet trekken. Proficiat, heren Verschoor en Bier!”

Daarmee zullen de kerkgangers ongetwijfeld graag hebben ingestemd…!

Een gemeentelijk monument (2018).

Op 20 maart 2018 werd de Shalomkerk geregistreerd als gemeentelijk monument. De motivering luidde als volgt: “De Shalomkerk is van algemeen belang vanwege architectuurhistorische waarde als representatief en gaaf bewaard voorbeeld van wederopbouwarchitectuur. Tevens van kunsthistorische waarde vanwege de aanwezigheid van kunstwerken die een eenheid
vormen met het gebouw. Tot slot heeft de kerk stedenbouwkundige waarde vanwege haar situering in het verlengde van de Middenstede.

De Salvatorkerk heet nu Shalomkerk.

Eind november 2010 werd de voormalige hervormde Exoduskerk van de wijkgemeente Exodus-Sjalom gesloten. Deze gemeente vormde toen samen met de wijkgemeente Salvatorkerk de nieuwe Wijkgemeente Bouwlust-Vrederust. Daarbij kreeg het de Salvatorkerk een nieuwe naam: Shalomkerk. Deze kerk is nog steeds een van de protestantse kerkgebouwen in Den Haag.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerken Loosduinen en Escamp.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerken Loosduinen en Escamp tussen 1908 en 1998 (in 1968 fuseerde de GK Escamp met de GK Moerwijk. Per 1 maart 1998 fuseerden de GK ‘s-Gravenhage-Escamp, de GK ‘s-Gravenhage-Loosduinen, de GK ‘s-Gravenhage-West  en de GK ‘s-Gravenhage-Zuid tot De Gereformeerde Kerk te Den Haag (bron: Jaarboeken GKN).

Bronnen onder meer:

C.H. Dumas, Waar Hagenaars kerkten. Geschiedenis van de Haagse kerken gebouwd voor 1900. Den Haag, 1983

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

P.J.H. de Grunt, Putten uit het verleden. De bouwgeschiedenis van onze Salvatorkerk. Den Haag, 1987

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

E. de Jong, 125 jaar Kerkgeschiedenis in Loosduinen. Den Haag, 2012

© 2022. GereformeerdeKerken.info