De Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenzande (2)

Ds. A.H. van Minnen (van 1897 tot 1938).

( < Naar deel 1 ) – Na het afscheid van ds. Baaij was het ds. A.H. van Minnen (1866-1950) uit Zaamslag, die op 31 oktober 1897 intrede deed en maar liefst ruim veertig jaar, tot aan zijn emeritaat, aan de Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenzande verbonden zou zijn. Bij zijn komst telde de kerk van ’s-Gravenzande ongeveer 630 leden.

Ds. A.H. van Minnen (1866-1950).

“Ieder meelevend gereformeerde in den lande kende hem, had althans van de pastor van ’s-Gravenzande gehoord. Zulks doordat hij in verschillende kwaliteiten optrad in het algemeen kerkelijk leven. De zorg voor militairen (voor zijn verdiensten in deze werd hij geridderd), voor de Zending, en dit het laatst, maar zeker niet het minst, voor de Kerkzang, was mede aan hem opgedragen”.

‘De Bazuin’, 5 november 1897.

“Zelf zeer muzikaal ijverde hij voor verbetering van het Kerkgezang, ook in de uitbreiding van de bundel Eenige Gezangen.  Hoofdzaak was echter bij hem dat de psalmbundel gekend zou worden. We hebben van hem geleerd wat psalmzingen is. In één jaar heeft hij het klaargespeeld alle 150 psalmen te laten zingen. Moeilijke wijzen? Geen bezwaar. Er waren wijzen genoeg om ter leen genomen te worden! Paste het vers niet helemaal, dan eenvoudig een paar regels eraf”.

De kop van ‘De Westlander’.

“Zeer gewaardeerd werd ook zijn persarbeid, en in tal van bladen verschenen in de rubriek ‘Uit de Pers’ aanhalingen van Amandi (schrijversnaam van ds. Van Minnen) uit de Westlandse Kerkbode. Jarenlang redigeerde hij ook De Westlander, Anti-Revolutionair Weekblad” (De gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij (ARP), gesticht door dr. A. Kuyper (1837-1920), ging in de jaren ’70 van de vorige eeuw op in het CDA).

Een nieuwe kerk (1904).

De Langestraat (vroeger: Heerenstraat), lang geleden.

De kerk was weliswaar in 1890 vergroot, maar al snel bleek dat dit in feite tijdelijk lapwerk was geweest. In 1901 dienden de diakenen namelijk een voorstel in om een nieuwe kerk te bouwen. De kerkenraad ging daarmee akkoord, zag zelf ook de noodzaak daarvan in, en kocht voor een bedrag van bijna fl. 8.000 een stuk grond van ruim 1.600 m² aan de toenmalige Heerenstraat, die tegenwoordig Langestraat heet. De bouw werd al snel aanbesteed – zeventien aannemers deden mee – aan de hand van de plannen van architect J.C. Wentink te Schalkwijk. De laagste inschrijvers waren de aannemers Van Geelen en Cranenburg te Boskoop. Ze berekenden voor de klus fl. 29.900, waarvoor zij niet alleen de kerk maar ook de pastorie bouwden.

De nieuwe kerk en de pastorie.

Op 26 oktober 1903 legde ds. Van Minnen de eerste steen. En op 4 augustus 1904 kon de eerste dienst gehouden worden in het nieuwe kerkgebouw, dat tegenwoordig de Noorderkerk heet en nog steeds als protestants kerkgebouw dienst doet. Het orgel uit de oude kerk werd verbouwd, uitgebreid en verplaatst, waarvoor fl. 1.060 werd berekend. Bij de ingebruikneming van de nieuwe kerk – ‘die niet ten onrechte een sieraad voor ons dorp genoemd wordt’ – preekte ds. Van Minnen uit psalm 68 vers 29: “Uw God heeft uw sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt!” Ongetwijfeld werd deze psalm in de dienst ook gezongen.

‘De Bazuin’, 19 augustus 1904.

In de nieuwe kerk.

Net als in veel andere Gereformeerde Kerken hanteerde de kerkenraad een systeem van zitplaatsenverhuur. De betere plaatsen kostten meer dan de mindere (geen wonder dat in veel kerken na verloop van tijd deze gewoonte afgeschaft werd ten gunste van de ‘vaste vrijwillige bijdragen’). In de winter was het in de kerk natuurlijk vaak erg koud, maar je kon een stoof huren die fl. 1 per winter (van 1 november tot 31 maart) kostte en waar je althans je voeten mee kon verwarmen.

Er werd veel geadverteerd met ‘Gloed’, dat geen benauwde lucht zou veroorzaken (uit: ‘De Heraut’, 1905).

In die tijd kwam een nieuwe brandstof in de handel, die ‘Gloed’ genoemd werd en althans voor een minder bedompte lucht zorgde dan de kooltjes die daarvóór gebruikt werden. De koster zorgde voor de verhuur van de stoven en ook voor het schoonmaken en aansteken van de maar liefst zesendertig koperen (walmende) lampen in de kerk.

Het interieur van de nieuwe kerk, lang geleden. Er waren nog geen galerijen.

Oorlog en revolutiedreiging.

De periode 1914 tot 1918 was een roerige, moeilijke periode. De ‘Grote Oorlog’ stond in 1914 op uitbarsten, nadat Gavrilo Princip op 28 juni 1914 in Sarajevo aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk doodschoot, wat de directe aanleiding werd tot de Eerste Wereldoorlog, op 28 juli 1914. In verband daarmee belegde de kerkenraad op 31 juli 1914 een spoedvergadering tijdens welke besloten werd de gemeenteleden op te roepen een gebedssamenkomst bij te wonen in verband met de mobilisatie van de strijdkrachten, die de neutraliteit van ons land moest garanderen. De Eerste Wereldoorlog duurde tot 11 november 1918.

Enkele dagen later – op 15 november 1918 – werd ook in ’s-Gravenzande een door de classis ’s-Gravenhage uitgeschreven bidstond gehouden vanwege de oproep tot revolutie van Tweede Kamerlid Pieter Jelles Troelstra om in opstand te komen en de republiek uit te roepen. Welk een misrekening. Op het Malieveld in Den Haag stroomde het volk samen om steun te betuigen aan de Vorstin. Troelstra erkende dat zijn politieke antenne verkeerd stond afgesteld.

Een kerkscheuring (1916).

Ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) van Zetten maakte samen met ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) bezwaar tegen de ‘Vereniging’ van 1892.

Al in het jaar van de Vereniging van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, in 1892 dus, had een tweetal christelijke gereformeerde predikanten een bezwaarschrift ingediend tegen de ‘ineensmelting’ van beide kerken. Ze hadden bezwaren tegen bepaalde leerstukken van de Dolerenden en tegen allerlei andere zaken. Ze vroegen de synode met de toenaderingspogingen te stoppen. Toen de synode voortging op de reeds ingeslagen weg onttrokken de ‘bezwaarden’  zich aan de Gereformeerde Kerken ‘om te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’. Ze gingen verder als – wat zij vonden – de ‘voortzetting’ van de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) van Den Haag maakte samen met ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) bezwaar tegen de ‘Vereniging’ van 1892.

Jaren later, rond 1915, kon ook een handjevol verontruste gereformeerden in ‘s-Gravenzande het niet meer vinden in de toenmalige Gereformeerde Kerk. “De prediking van zonde en genade werd uitgehold en de algemene verzoeningsleer kreeg meer ingang”, vonden ze. Deze verontruste gemeenteleden kwamen rond 1915/1916 samen in een particuliere woning.

Een in ’s Gravenzande gelegerde militair, ene Van Leeuwen, ‘was zeer begaan met de ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerk’ en kwam zo in contact met de ‘verontrusten’. Van Leeuwen nam de leiding, belegde diensten bij de mensen thuis en ging daarin soms ook voor. De diensten trokken weer andere ‘verontrusten’ aan, zodat ze moesten uitwijken naar een grotere locatie. Die werd gevonden in het voormalig veilinggebouw van ‘De Spaansche Vloot’ aan de Achterweg in ’s-Gravenzande.

Helemaal rechts de ‘Spaansche Vloot’, waar de eerste ‘vrijgemaakte’ kerkdiensten gehouden werden.

Op 19 april 1916 werd daar een ledenvergadering gehouden waar twee ouderlingen en een diaken gekozen en meteen ook bevestigd werden door een christelijke gereformeerde predikant van elders. Hiermee was de instituering van de (‘voortgezette’) Christelijke Gereformeerde Gemeente in ’s-Gravenzande een feit. De gemeente sloot zich namelijk aan bij de landelijke ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk, gesticht door de predikanten Van Lingen en Wisse.

De kerk vijftig jaar (1917).

Toch hadden de gemeenteleden van de Gereformeerde Kerk van ‘s- Gravenzande op 18 oktober 1917 feest, namelijk om het vijftigjarig bestaan van de kerk te gedenken. Bovendien werd tijdens die feestelijke avond voor het eerst de elektrische verlichting in de kerk ontstoken!

Het kerkgebouw ‘vergroot’ (1924).

De gereformeerde kerk aan de Langestraat.

Het kerkgebouw bleek in 1922 te klein te zijn om alle kerkgangers te kunnen bergen. Een galerij zou uitkomst bieden, dacht men, maar het werden er bij nader inzien zelfs twee, waardoor zo’n honderdtachtig zitplaatsen gerealiseerd konden worden. De kosten bedroegen ruim fl. 6.000 en begin 1924 konden de nieuwe galerijen in gebruik genomen worden. Dat had het nadeel dat al snel klachten ontstonden over jeugdig rumoer op de galerijen, en daar stond ’s-Gravenzande niet alleen in. Maar ja, elk voordeel heeft zijn nadeel…

Evangelisatie.

De kerkenraad besloot in 1925 de evangelisatie steviger aan te pakken. Daartoe werd aan de Woutersweg een gebouwtje in gebruik genomen, van waaruit het evangelisatiewerk makkelijker ter hand genomen kon worden. Er werd zondagsschool gehouden en ook andere evangelisatiebijeenkomsten werden er georganiseerd.

Een nieuw orgel (1927).

Men had in 1922 trouwens ook geopperd een centrale verwarming in de kerk aan te brengen, maar mogelijk door de kosten van de galerij zag men daar vooralsnog van af. Toen het plan in 1926 opnieuw aan de orde kwam stemde de kerkenraad er mee in. Hoewel ‘de c.v. voor de gemeente een genot’ was, had de nieuwe verwarming ook een nadeel: het orgel werd ook tot verdriet van de organist ontstemd en was uiteindelijk ten gevolge van de centrale verwarming zelfs nauwelijks nog te herstellen. Er moest dus een nieuw instrument komen. De opdracht voor de bouw van een pneumatisch orgel werd voor een bedrag van fl. 10.000 verstrekt aan de bekende orgelfirma Valckx en Van Kouteren te Rotterdam. Het instrument werd op dinsdag 18 oktober 1927 in gebruik genomen.

Het orgel dat in 1927 in gebruik genomen werd.

En verder…

Hoewel door een tweetal gemeenteleden in 1927, en ook later nog, bezwaren werden ingebracht tegen ‘de onwaardige toestand’ van de zitplaatsenverhuur (de rijksten kregen daardoor in de kerk de mooiste plaatsen) wilde de kerkenraad daar nog niet van af. Tot tweemaal toe werd hun voorstel afgewezen, al werd in 1931 minder geld gevraagd voor de huur van een zitplaats in verband met het feit dat de wereld intussen terecht gekomen was in een diepe economische crisis, veroorzaakt door de ‘crash’ van de Beurs van Wall Street in New York, in oktober 1929. Werkloosheid en armoede streden ook in ons land om de voorrang, waaraan de diaconie haar handen vol had. Vanwege diezelfde reden wilde ds. Van Minnen in 1932 – ter viering van zijn 40-jarig ambtsjubileum – geen festiviteiten, al werd er wel aandacht aan besteed.

Een tweede kerk….?

Het ledental van de Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenzande was ondertussen tot ruim 1.400 gestegen. Dat was voor gemeentelid Van der Sar aanleiding de kerkenraad te vragen de mogelijkheid te onderzoeken om een tweede kerkgebouw tot stand te brengen. De in 1924 aangebrachte galerijen waren onvoldoende gebleken. Dat voorstel haalde het vooralsnog niet, al werd het wel nodig geacht een hulpprediker aan te stellen in verband met het afscheid van ds. Van Minnen, die op 22 februari 1938 met emeritaat ging.

De gereformeerde kerk aan de Langestraat.

“Dat ds. Van Minnen ook na zijn afscheid van ’s-Gravenzande steeds zeer geliefd bleef, bleek uit de vele bezoeken die, trots de lange afstand, door leden der oude gemeente aan Bergen (N.H.) gebracht werden. Op zijn 80ste verjaardag gingen twee volle autobussen. De feestsamenkomst werd gehouden in de kerk. Z.Eerw. maakte, toen de groep voor de kerk aankwam, wel z’n excuus dat… op de deurpost stond ‘no. 31’. Wie hem gekend hebben, zullen zeggen: net wat voor ds. Van Minnen (hij verwees met ‘no. 31‘ naar de Vrijmaking van 1944, waaruit de ‘vrijgemaakte’ gereformeerde kerken voortkwamen, ook ‘Art. 31’ genoemd). Ds. Van Minnen stierf op 1 november 1950, en werd in ’s-Gravenzande begraven.

Naar deel 3 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info