De Gereformeerde Kerk te Boskoop (1)

De Gereformeerde Kerk in het Zuid-Hollandse Boskoop werd geïnstitueerd op 20 augustus 1899 door de ‘ineensmelting’ van de in 1849 geïnstitueerde Christelijke Gereformeerde Gemeente en de in 1888 ontstane Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende), resp. afkomstig uit Afscheiding en Doleantie.

Kaart: Google.

1. Na de Afscheiding van 1834.

In het nabijgelegen Bodegraven was op 29 november 1835 een Afgescheiden Gemeente geïnstitueerd. Geen wonder dat men ook in Boskoop over de gebeurtenissen in Ulrum hoorde, waar ds. H. de Cock (1801-1842), zijn kerkenraad en zijn gemeente uit de hervormde kerk getreden waren en als eerste Christelijke Afgescheiden Gemeente hun kerkelijk leven hadden voortgezet; ondanks het feit dat het leven de voornamelijk behoeftige Afgescheidenen op allerlei manieren moeilijk gemaakt werd, door overheid en straatvolk. Bovendien zal ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) van het naburige Benthuizen een rol gespeeld hebben bij de keuze zich af te scheiden van de moederkerk.

De regering had na de Franse tijd een nieuwe gezangenbundel in de kerk ingevoerd: de ‘Evangelische Gezangen’. In elke kerkdienst moest daaruit in ieder geval één lied gezongen worden.

Hij brak eind 1840 namelijk zelf met de hervormde kerk vanwege zijn strijd tegen (het gebruik van) de volgens velen ‘vrijzinnige’ bundel Evangelische Gezangen, die in de hervormde gemeenten verplicht gesteld was. Ds. Ledeboer sloot zich korte tijd aan bij de Afgescheidenen, maar vormde daarna een eigen groep van gemeenten, die Ledeboeriaanse gemeenten genoemd worden.

Van ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) kennen we geen foto, wel zijn handtekening.

“Terwijl sommige belijders van Jezus Christus, de woorden des eeuwigen levens missend, zich samenvoegden tot gezelschappen, waar men door preeklezen elkander zocht te stichten, scheidden anderen zich radicaal af en voegden zich hij de in 1835 gestichte Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente te Bodegraven. Men begaf zich op de Zondagen reeds in de vroege morgenstond te voet daarheen. In de minder koude maanden maakten ook de vrouwen en kinderen de reis mee,  gezeten in een brede schouwe of schuit, welke werd getrokken door het mannelijk deel van het gezelschap. Deze reizen langs Gouwe en Rijn waren evenwel niet zonder gevaar wegens de stenenregens welke bij Gouwsluis en Zwammerdam meermalen het deel der opvarenden waren. Deze molesteringen en de bezwaren der lange en slechte wegen waren dikwijls oorzaak dat van een met elkander opgaan geen sprake kon zijn. Dan vergaderde men ten huize van Adrianus van Leeuwen in het Reijerscoop”, het noordelijk gedeelte van de gemeente Boskoop.

De ligging van Reijerskoop.

In de woning van Adrianus van Leeuwen zou ds. H. de Cock in 1840 ook gepreekt hebben, schrijft Erkelens in zijn gedenkboekje. In de toch zeer gedetailleerde studie van dr. H. Veldman over de reizen van ds. De Cock wordt dat echter niet genoemd. Het zou dan vermoedelijk in elk geval eind dat jaar geweest moeten zijn: “Hij bediende tevens de doop aan het derde kind van Van Leeuwen, Jacobus, hetgeen om der wille van een wegens deze gehate leeraar ontstane oploop, in de kelder geschiedde”.

Ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland. Hij zou eind 1840 in Boskoop gepreekt en gedoopt hebben.

De hervormde gemeente.

In de tijd van de Afscheiding was ds. Abraham van Witzenburg de hervormde predikant van Boskoop, die daar van 1838 tot 1853 stond. Deze werd beschouwd als een ‘modern predikant’, dat wil zeggen dat de Afgescheidenen in zijn ‘vrijzinnige’ prediking in ieder geval misten ‘de verzoening door voldoening en het wederbarende en vernieuwende werk van de Heilige Geest. Ook zullen ze de waarschuwing graag veel sterker gehoord willen hebben’.

In de jaren 1837 tot 1867 scheidden zich geregeld hervormde gemeenteleden van ‘het zig noemend hervormd kerkbestuur’ af en sloten zich aan bij ‘de waare Gereformeerde Kerk in Nederland’. De hervormde kerkenraad nam de afscheidingen van de eerste twee, in november 1835, niet in behandeling ‘omdat er in Nederland geene andere Gereformeerde kerk bestaat dan die, welke gij thans, zeer kwalijk beraden, wilt verlaten’.

De hervormde kerk van Boskoop zoals deze er rond 1920 uitzag.

In 1837 volgden opnieuw twee afscheidingen, evenals in het jaar daarop. In 1839 waren het er drie, in 1840 weer twee, maar in 1841 onttrokken zich veertien hervormden aan hun gemeente, terwijl in 1849 elf gemeenteleden naar de Afgescheiden Gemeente vertrokken. Daarna volgden er tussen 1850 en 1867 nog acht. Vervolgens ontstond een stroom van afscheidingen, vermoedelijk omdat toen de vrijzinnige ds. K.G.F.W. Ham in Boskoop hervormd predikant was. Bovendien was de keuze zich af te scheiden sinds 1849 makkelijker geworden omdat zich in Boskoop inmiddels de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente gevormd had. Het was tevens de voorbode van de komende Doleantie, die zich immers ook in Boskoop voltrok.

Naar de Dorpsstraat.

De woning van Van Leeuwen in het Reijerscoop werd na verloop van tijd te klein voor het houden van de bijeenkomsten. De bejaarde schipper Evert Guldemond stelde – vermoedelijk op initiatief van een bij hem inwonende 37-jarige zoon en weduwnaar Maarten – zijn woning aan de Afgescheidenen ter beschikking voor hun kerkdiensten. Deze stond aan de Dorpsstraat WZ 16. Guldemond ondervond daarvan veel schade omdat molesteringen en vernielingen zijn deel waren. Van Leeuwen nam daarom contact op met burgemeester Tholen om zijn beklag te doen. Toen de burgervader hem vroeg waar ze het dan over hadden in hun bijeenkomsten, nodigde Van Leeuwen hem uit om zelf te komen luisteren. Daaraan gaf hij gehoor.

Een deel van de Dorpsstraat, lang geleden…

Terwijl hij op de daarop volgende zondag rustig zat te luisteren en geen enkele reden kon vinden daartegen op te treden maar, integendeel, vaststelde dat de Afgescheidenen noch gevaarlijk noch staatsgevaarlijk waren, vloog een steen rakelings langs zijn hoofd. “Hiermede had het molest meteen een einde genomen. De burgemeester gaf de politie opdracht de bijeenkomsten in het vervolg te bewaken. Tijdens een gesprek met Van Leeuwen overhandigde hij hem zelfs fl. 100 voor de bouw van een eigen kerk….!

Christelijke Afgescheidene Gemeente te Boskoop (1849).

Op 23 oktober 1849 werd in Boskoop de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd. Dat gebeurde in opdracht van de kerkenraad van Bodegraven. Op 15 oktober werd in de woning van Guldemond onder leiding van ouderling K. van Wijk van Bodegraven een kerkenraad gekozen: dat waren als ouderlingen Arie van Eijk en Andries van Tol en als diakenen Pieter Heemkerk en Diederik van Kralingen (tevens scriba). Op de 23e oktober werden zij in hun ambt bevestigd, waarmee de kerk van Boskoop geïnstitueerd was. Wie de leiding had bij de instituering is onbekend: de kerk van Bodegraven was juist dat jaar vacant. Vermoedelijk zal een van de classispredikanten de leiding gehad hebben, zoals ds. F.A. Kok (1803-1860) van Schoonhoven.

Van ds. F.A. Kok (1803-1860) is geen foto, maar wel zijn handtekening bekend.

Een tijdelijk onderdak (1849).

Het houden van diensten in een particuliere woning was na verloop van tijd nauwelijks nog mogelijk; de gemeente telde op het moment van instituering 31 belijdende leden en een onbekend aantal kinderen.

De christelijke school in de Nieuwstraat.

Gelukkig dat kweker K.J.W. Ottolander, die later een belangrijke rol speelde bij de stichting van de christelijke school, zijn pand aan de tegenwoordige Burgemeester Colijnstraat (toen Achterweg geheten), aan de gemeente verhuurde voor fl. 45 per jaar. Wel moest het pand, volgens de huurovereenkomst, na afloop van de huur weer teruggebracht worden in de staat waarin het zich voor de verhuur bevond.

Ergens aan de Achterkade werd een pand gehuurd…

Ook werden giften geschonken, waarvan stoelen en banken gekocht werden. De schuurkerk herbergde zo’n 65 zitplaatsen.

Ds. J.Ph. Sluijter (van 1852 tot 1895).

Op  28 november 1852 deed ds. J.Ph. Sluijter (1825-1907) intrede in de gemeente van Boskoop. De intreetekst was Jesaja 40 de verzen 6 tot en met 8 (“Een stem zegt: Roep. En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees is gras en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest des HEEREN daarin blaast; voorwaar, het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af; maar het Woord onzes Gods bestaat in der eeuwigheid“).

Ds. J.Ph. Sluijter (1825-1907).

De predikant zou er maar liefst tweeënveertig jaar blijven, waarmee hij een stevig stempel op de gemeente drukte. “Hoewel Sluijter gezegd had liever nooit meer in Boskoop te komen, nam hij het beroep aan en is er zijn gehele leven gebleven [voordat hij er beroepen werd was hij namelijk al meerdere malen in de gemeente voorgegaan, wat hem kennelijk niet goed bekomen was]. Hij ontving [in Boskoop] meerdere beroepen, soms naar veel grotere plaatsen, zoals Vlaardingen, Middelburg en Zwolle; soms werd hem een traktement geboden dubbel zo groot als hij te Boskoop kreeg. Hij kon geen vrijmoedigheid vinden er heen te gaan. Steeds voelde hij het ontoereikende van zijn opleiding – [bij ds. F.A. Kok te Schoonhoven] – door ernstige studie heeft hij tot zijn dood toe getracht dit gemis te vergoeden. Hij had ‘een scherp oordeel, een sterk geheugen, een praktische blik en een rijpe ervaring. Hij was lid van de synoden te Amsterdam 1866 en Utrecht 1877. Zeer heeft hij geijverd voor christelijk onderwijs. Ook was hij gedurende twintig jaar voorzitter van het Geref. Provinciaal Weeshuis te Middelharnis”. Ziedaar, een korte, ruwe beschrijving van zijn kerkelijk leven in Boskoop.

De locatie van het gehuurde pand aan de Achterkade.

Overheidserkenning (1853).

De gemeente van Boskoop zond een door dertig gemeenteleden getekend verzoekschrift aan de koning. Ze stuurde als reglement de Utrechtse Kerkorde mee, destijds opgesteld door ds. H.P. Scholte (1805-1868), een der eerste Afgescheiden predikanten in ons land, die in 1847 met achthonderd volgelingen naar Amerika geëmigreerd was en daar de stad Pella (Iowa) stichtte. In het verzoekschrift werd gevraagd om ‘toelating’ als zelfstandige Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente. Ds. Sluijter tekende het verzoekschrift overigens niet, mogelijk omdat hij bezwaar had tegen het vragen van overheidserkenning.

Een eigen kerk (1853).

In het verzoekschrift werd ook meegedeeld dat men van plan was een eigen kerkgebouw op te richten in de polder Laag Boskoop aan de Zijde, op de plaats waar later ook de bekende Zijdekerk gebouwd werd. Het kerkgebouwtje werd op 5 juni 1853 in gebruik genomen. Ds. Sluijter hield de ‘inwijdingspreek’ naar aanleiding van de onberijmde psalm 122 vers 1 tot 5; deze psalm zal in die dienst ongetwijfeld ook zijn aangeheven. Behalve een kerkje werd ook een pastorie gebouwd, die fl. 2900 kostte.

Van het exterieur van de kerk aan de Zijde is geen foto bekend; wel een tekening van het interieur, vóór de uitbreiding met een galerij.

De kerk aan de Zijde moet worden uitgebreid.

In 1856 werd wegens het toenemen van het aantal catechisanten aan de achterkant van de kerk een catechisatiekamer bijgebouwd, die echter al in 1861 bij de kerk getrokken werd, omdat het aantal kerkgangers te groot werd om ieder een plaats te geven.

En de kerk groeide ook daarna door. In 1870 moest het aantal zitplaatsen op ongeveer 300 gebracht worden. Dat deed men door het aanbrengen van een galerij. De vrouwen zaten voorin de kerk op stoelen, de mannen achterin op banken. De vloer van de onverwarmde kerk bestond uit hardstenen plavuizen en in de winter kon men een voetstoof krijgen, waarin vuurkooltjes werden geplaatst, die warmte verspreidden. De atmosfeer in de kerk werd daardoor echter ‘dampig’ en benauwd.

In de loop van de jaren werd rondom de kerk grond bijgekocht, waardoor men later, in 1897 een nieuwe, grotere kerk in gebruik kon nemen. Daarover later meer.

En verder…

Begin 1865 protesteerde de kerkenraad bij de classis Leiden over het feit dat een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, docent ds. S. van Velzen (1809-1896) van de Theologische School in Kampen was voorgegaan in een kerkdienst in Hazerswoude, waar ds. J.W.A. Notten (1843-1914), zijn schoonzoon, predikant was.

Daar had ds. Van Velzen voor predikant Notten gebeden ‘om een zegen over zijn dienstwerk’. De kerkenraad vond dat een belediging van het curatorium van de Theologische School. Waarom? Wel, omdat dat curatorium student Notten destijds niet had toegelaten tot de studie omdat hij te jong was (twintig jaar) én vanwege zijn korte studietijd. De classis was het met de klacht eens en stelde de curatoren van de Theologische School met het gebeurde in kennis. De classis keurde ds. Van Velzens optreden in ieder geval af en deze beloofde zich in het vervolg van zulke uitspraken te onthouden.

Ds. S. van Velzen (1809-1896).

Een Afgescheiden Gemeente in Waddinxveen (1866).

In april 1866 verzocht gemeentelid Cornelis van der Star – woonachtig in het ‘oude dorp Waddinxveen’ – de kerkenraad toestemming om in zijn dorp ‘te zijnen huize een leerrede te lezen voor hen die des zondagsmiddags verhinderd zijn [in Boskoop] ter kerke te gaan en nu en dan een Leeraar bij zich te laten prediken’. De kerkenraad van Boskoop zag de zin van dat voorstel in en ging er mee akkoord. Een paar maanden later vroeg men de kerkenraad mee te werken aan de instituering van de Gereformeerd Kerk in Waddinxveen. Op 6 november dat jaar ging de wens van de Afgescheidenen in Waddinxveen in vervulling door de bevestiging van ambtsdragers.

‘De Bazuin’, 21 december 1866.

Christelijke Gereformeerde Gemeente te Boskoop (1869).

In juni 1869 veranderde de naam van de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente te Boskoop door een landelijke kerkenfusie van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis. Het laatstgenoemde kleine kerkgenootschap was in 1838 ontstaan door meningsverschillen over de handhaving van de Dordtse Kerkorde en over het wel of niet vragen van overheidserkenning. Dertig jaar lang leefden beide kerken naast elkaar voort, tot men in de jaren ‘60 van de negentiende eeuw tot de conclusie kwam dat de meningsverschillen nauwelijks nog actueel waren en men besloot weer samen te gaan. De naam van de verenigde kerk werd ‘Christelijke Gererformeerde Kerk’. Ook de kerkenraad van Boskoop sloot zich daarbij aan, zodat de naam in het vervolg was Christelijke Gereformeerde Gemeente te Boskoop.

 

De klok horen luiden (1872).

De hervormde kerk te Boskoop lang geleden…

Op voorstel van burgemeester en wethouders besloot de gemeenteraad de toren van de hervormde kerk – eigendom van de burgerlijke gemeente – beschikbaar te stellen voor een luidklok ten behoeve van het aankondigen van de kerkdiensten. Toen de kerkenraad van ds. Sluijter B&W verzocht ook voor de christelijke gereformeerde kerkdiensten de klok te mogen laten luiden, wilde de hervormde predikant ds. Ham daaraan niet meewerken. Hij trachtte zelfs B&W te laten besluiten het klokluiden alleen voor de hervormde diensten te laten doen. Dat mislukte. Op last van de burgemeester moesten de kerken in het dorp er samen uit komen. Dat lukte echter niet, zodat de gemeenteraad later besloot het besluit in te trekken. Hoe het verder gegaan is, is onbekend.

Toch een beetje heerszuchtig…?

De predikant werd soms heerszucht verweten. Dat werd wel heel duidelijk toen de predikant de kerkenraadsleden opdracht gaf in zijn pastorietuin te komen om de opknapbeurt van zijn bouwvallige schuur te bespreken. Niet iedereen was precies op de door dominee opgegeven tijd aanwezig. Daarom zei hij: ‘Aangezien gij niet precies op tijd zijn, kunnen de broeders heengaan en morgen terugkomen, maar dan precies op tijd’….

De Doleantie in Boskoop (1888).

In 1886 was in het Gelderse Kootwijk de tweede uittocht uit de hervormde kerk begonnen. Daar ontstond de eerste Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). In de weken daarna werden elders in het land, vooral in Friesland, meer Dolerende Kerken gesticht, maar op 16 december 1886 vond ook in de hoofdstad Amsterdam de Doleantie plaats, onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920).

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Velen hadden de strijd tegen de vrijzinnigheid in de hervormde kerk gevolgd door het lezen van strijdschriften en het kerkelijk weekbald van dr. Kuyper, De Heraut. Steeds meer ontevredenheid ontstond over de almacht van de Algemene Synode van de Hervormde Kerk (al gauw de ‘synodale hiërarchie‘ genoemd), waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten gefnuikt werd. Ook in Boskoop ontstond op 30 december 1888 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Daarover later meer.

Het kerkelijk weekblad van dr. A. Kuyper (‘De Heraut’) speelde een niet te onderschatten rol bij (de voorbereiding van) de Doleantie.

Veertig jaar predikant (1892).

In 1892 herdacht ds. Sluijter zijn veertigjarig predikantsjubileum. Natuurlijk vergaten kerkenraad en gemeente dat niet. Later schreef hij daarover: “Het was een plechtig en voor de Leeraar roerend ogenblik toen aan het einde der leerrede de oudste ouderling Adrianus van den Broek in naam van kerkeraad en gemeente hem toesprak en de gemeente hem toezong psalm 134 vers 3”.

In datzelfde jaar moest de predikant namens de classis optreden in de door hem in 1866 geïnstitueerde gemeente van Waddinxveen. Men had in die gemeente problemen gekregen waardoor de kerkenraad en de predikant, ds. C. de Groot (1850-1933), waren afgezet en de classis daar moest doen ‘wat des kerkeraads is’. Het hele probleem wordt elders op deze website uitvoerig beschreven.

Een grote gebeurtenis in het dorp was het afbranden van de hervormde kerk in 1895…

Met emeritaat (1895).

Ondanks zijn emeritaat in 1895 bleef hij in de gemeente van Boskoop wonen. Als zijn opvolger op een zondag eens niet aanwezig kon zijn ging hij in de diensten voor en nam hij bovendien trouwbeurten waar. Hoewel het vaak de gewoonte was een in de gemeente wonend emeritus-predikant tot ouderling te benoemen, gebeurde dat met ds. Sluijter niet, al bleef hij een bereidwillig adviseur van de kerkenraad.

De gemeente had tijdens zijn lange diensttijd een grote groei doorgemaakt. Hoewel de bevolking van het dorp Boskoop ‘slechts’ verdubbeld was, verzesvoudigde het ledental van de Christelijke Gereformeerde Gemeente.

Ds. O.D. Eerdmans (van 1896 tot 1916).

Ds. O.D. Eerdmans (1849-1924).

Op 23 februari 1896 deed de opvolger van ds. Sluijter intrede in Boskoop. Het was ds. O.D. Eerdmans (1849-1924) van Yerseke. Hoewel hij officieel Atte Dirks Eerdmans heette noemde hij zich Otto Dirks. Aanvankelijk was hij opgeleid als onderwijzer en ging tijdens zijn kwekelingschap voor dominee studeren, eerst bij ds. H. Vissink (1834-1913) te Bolsward, later in Kampen.

“Eerdmans was een man des vredes en zeer zachtmoedig. Maar in principeele zaken week hij niet. Te Boskoop was hij voorzitter van de wijkverpleging” en zijn hart ging uit naar het evangelisatiewerk en naar de zending.

De Gereformeerde Kerk te Boskoop (1899).

Deze predikant speelde een belangrijke rol bij de eenwording van de Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) in Boskoop, waarover later meer.

Niet iedereen ging mee… (1900).

Zoals we al aangaven was niet iedereen het eens met de ‘Vereniging’ van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken. Ook in Boskoop was dat zo. De gevolgen konden dan ook haast niet uitblijven: een paar maanden nadat in Boskoop de ineensmelting van beide gemeenten bereikt was, scheidde een klein deel van de leden zich van de Christelijke Gereformeerde Gemeente af ‘om te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’. Zo ontstond op 28 maart 1900 dus ook in Boskoop een ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente… 

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info