De eerste honderd jaar na de Afscheiding te Beekbergen

Inleiding.

De ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ te Beekbergen werd op 4 december 1835 geïnstitueerd door ds. A Brummelkamp (1811-1888) van Hattem, één dag na de instituering van de gemeente te Apeldoorn (die niet, zoals vaak vermeld wordt, op 29 november, maar op 3 december 1835 plaatsvond).

Kaart: Google.

Maar al vóór die tijd waren te Beekbergen hervormde gemeenteleden die het in hun kerk niet meer konden vinden. Zo kwamen in het huis van Evert Testerink, in het nabijgelegen Lieren, hervormden bijeen om psalmen te zingen, de bijbel te lezen en samen hun geloofsleven te bespreken. Zélfs tegenover de toren van de hervormde kerk in Beekbergen zélf, in de woning van de weduwe Alphers-Wentink, kwam een aantal van hen bij elkaar. Uit die twee conventikels, huisgodsdienstoefeningen, ontstond de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Beekbergen.

Het duurde nog tot eind november of het allereerste begin van december 1835 voordat tweeëndertig ondertekenaars – 26 belijdende- en 6 doopleden – aan de kerkenraad van de hervormde gemeente van Beekbergen lieten weten dat ze zich van de hervormde kerk afscheidden, en dat ze zich aansloten ‘bij die Gereformeerden welke zich eenig en alleen houden aan de leerregels en Kerkverordeningen vastgesteld in de Nationale Sijnode van Dordrecht in den jare 1618 en 1619’.

Geïnstitueerd (1835).

De ondertekenaars van deze door ds. Brummelkamp opgestelde (ongedateerde) ‘Acte van Afscheiding’ kozen nog op dezelfde dag de leden van hun kerkenraad. Als ouderlingen werden door de gemeenteleden aangewezen Waander van Beek en Roebert A. Van den Brink, terwijl als diakenen Evert Testerink en Jacob Brink verkozen werden.

Op 4 december 1835 werden de gekozen ambtsdragers in het ambt bevestigd. Dat gebeurde ten huize van diaken Evert Testerink, onder leiding van ds. Brummelkamp. In dezelfde kerkdienst werd bovendien het eerste kind gedoopt, namelijk Klaas van den Enk, die op 24 november 1835 geboren was.

… tegenover de toren van de hervormde kerk te Beekbergen …

Vanaf 4 december 1835 tot 14 april 1850 kwamen de Afgescheidenen van Beekbergen bijeen in ‘de grote kamer’ van het huis van de gebroeders Evert en Hendrik Testerink aan de tegenwoordige Veldbrugweg in het dorp Lieren.

Verzoek om godsdienstvrijheid (1835/1836).

Toen de Afgescheiden kerkenraad van Beekbergen op 21 december 1835 vertegenwoordigd was op de eerste provinciale vergadering van de Afgescheiden Gemeenten in Overijssel en Gelderland – gehouden te Zwolle – werd besloten gezamenlijk een verzoekschrift tot de Koning te richten, waarin men om vrijheid van godsdienst en bescherming van de godsdienstoefeningen vroeg. Uit Beekbergen ondertekenden vijfentwintig personen dat rekest. Het verzoekschrift diende volgens de regels eerst voor advies aan de burgemeester, R.W. Baron van Lynden, te worden toegestuurd, die bovendien eventuele andere opmerkingen kon toevoegen. Dat deed hij: het blijkt dat hij geen hoge pet op had van de in het rekest met name genoemde ambtsdragers: ‘Alle de als kerkeraadsleden gekozen lieden zijn zonder invloed van eenig belang en tevens zonder vermogen. De eerst- en laatstgenoemde zijn misschien het meest vermogend. De echtgenoote van Testerink oefent meer invloed en heeft meer gezag onder de bevolking dan haar man’. Het zou overigens tot 1850 duren alvorens de gevraagde overheidserkenning verkregen werd.

Vervolgingen (1836).

Toen de burgemeester op 9 februari 1836 bericht kreeg dat in het huis van diaken Testerink een ‘Separatistische godsdienstoefening’ gehouden zou worden, ondernam hij meteen actie en rapporteerde daarover twee dagen later aan de gouverneur van Gelderland. Zijn rapport luidde als volgt (enigszins aangepast):

Burgemeester R.W. Baron van Lynden.

“In gevolge bestaande voorschriften heb ik onmiddellijk aan de Garnizoenscommandant te Zutphen honderd man Infanterie gevraagd, die gistermorgen om negen uur in Beekbergen tot mijn beschikking zijn gesteld. Met een deel van de manschappen en vergezeld door de kantonrechter ben ik naar de woning van een zekere Testerink in Lieren gegaan, waar een godsdienstoefening gehouden zou worden. Alles bleek daarvoor in gereedheid gebracht te zijn. Ook zag ik een groot aantal niet tot het gezin behorende personen in en om het huis, maar niet de afgezette predikant Brummelkamp.

“Wij verzochten aan de echtgenote van Testerink, de man was op dat moment zelf niet thuis, geen godsdienstoefening in haar huis te zullen toestaan en de in de woning aanwezige vreemdelingen te zullen verwijderen. Daarop heb ik een wacht van zes man bij het huis achter gelaten. Weer terug in het dorp Beekbergen vernamen we dat de afgezette predikant Brummelkamp in het huis van de Wed. D. Alphers was en daar een godsdienstoefening leidde. Toen we daar naar binnen gingen vonden wij dan ook werkelijk een twaalftal menschen met Brummelkamp aan het zingen van psalmen, zijnde daar tevens ook een paar menschen met kinderen om die te doen doopen. Brummelkamp verzekerde ons geen godsdienstoefening met meer dan twintig personen te zullen houden.

“Intussen kwam een menigte mensen in dat huis, zowel personen die tot de separatisten behoorden als nieuwsgierigen. We deelden Brummelkamp toen mede dat, omdat er wanordelijkheden konden ontstaan, wij genoodzaakt zouden zijn het huis te doen ontruimen. Daarop gaf hij zijn voornemen te kennen met de godsdienstoefening te zullen ophouden en naar Deventer te gaan. Hij verzocht ons om een geleide, teneinde niet door het publiek te worden mishandeld. Wij voldeden aan dat verzoek en de infanteriecommandant vergezelde hem persoonlijk met enige soldaten tot een eind weg buiten het dorp Beekbergen, naar een adres dat hij ons opgaf in Oosterhuizen. Vandaar zou hij per wagen naar Deventer gaan. Vervolgens lieten wij een detachement van 29 man met een officier in Beekbergen achter en trokken met de overigen ’s middags om drie uur naar Apeldoorn.

“Daar aangekomen merkten we dat Brummelkamp in de woning van notaris Muller was, ondanks dat hij gezegd had naar Deventer te zullen gaan. Later bleek dat hij vanmorgen om tien uur vertrokken is in de richting van Hattem”.

Ds. A. Brummelkamp (1811-1888) institueerde de gemeente te Beekbergen .

De vraag is wie de onrust veroorzaakte. De godsdienstoefening die Brummelkamp in de woning van de weduwe Alphers  wilde houden was niet verboden. Volgens een uit de Napoleontische tijd daterende wet – die nu toegepast werd op godsdienstige samenkomsten – was het verboden godsdienstige bijeenkomsten te houden van meer dan twintig personen. In de woning van de weduwe waren slechts twaalf personen aanwezig. Bovendien gaf Brummelkamp aan de godsdienstoefening te zullen beëindigen.

Hoeveel opzien zullen de militairen echter niet veroorzaakt hebben toen ze, begeleid door een tamboer, door het dorp marcheerden en de wacht bij de woning betrokken? De nieuwsgierigen, die als reactie daarop naar het huis van de weduwe Alphers kwamen, zullen ongetwijfeld bij de burgemeester de vrees gewekt hebben dat het tot opstootjes zou kunnen komen. Maar dat was dan wel aan de inzet van de infanterie te wijten…

Klacht bij de koning (1836).

Ds. Brummelkamp beklaagde zich na de verstoring van de godsdienstoefening in Beekbergen bij de koning. Hij schreef dat hem verhinderd was Gods Woord te verkondigen ‘waarna de tegenstanders der gemeente Gods hun hevige vijandschap toonden, maar daarop ook moesten ondervinden, dat de Almachtige twaalf hunner huizen en eenige schuren, door den wind omverwierp’.

Inderdaad werd Beekbergen op 12 februari, drie dagen na de verstoorde godsdienstoefening, getroffen door ‘een orkaan, vergezeld van hagel en onweer’, die veel schade veroorzaakte waardoor ‘aldaar niet minder dan vierentwintig gebouwen zijn beschadigd of geheel vernield’. Overigens bleek uit het rapport van de burgemeester dat géén huizen vernield waren van de volgelingen van ds. Brummelkamp, al meldde hij dat niet aan de gouverneur.

Hoe dan ook, er bestond in Beekbergen ‘hevige vijandschap tussen de belijders van het hervormd kerkgenootschap en de zogenaamde Separatisten’. Dát was de burgemeester op 9 februari wel duidelijk geworden. Maar dat juist zijn militairen het rumoer hadden veroorzaakt bleek niet uit zijn rapport van 5 maart 1836 aan de gouverneur te Arnhem: ‘Waarin die vijandschap speciaal bestaat kan ik niet opgeven doch wel dat, waren te Beekbergen geen troepen aanwezig geweest geweest, men de separatisten met Brummelkamp aan het hoofd, niet voor mishandeling van personen of eigendommen zou hebben kunnen vrijwaren’.

Een nieuwe kerk (1850).

De kerk (1850) en de pastorie (1854).

Er zijn geen gegevens die er op wijzen dat ook daarna de gemeente van Beekbergen werd lastig gevallen. Ze groeide gestaag en het kerkelijk leven kon zich vrij ongestoord ontwikkelen. Nog steeds vergaderde men in de ruime kamer van Evert Testerink in Lieren. Maar toch bleek uiteindelijk dat men moest omzien naar een ruimere kerkzaal. Daartoe besloot men dan ook in 1849. Een rondgang door de gemeente werd gemaakt waarbij het benodigde geld voor de bouw werd ingezameld. In de herfst van dat jaar kon men met de bouw aan de Tullekensmolenweg 106 beginnen. Op 14 april 1850 werd in de woning van Testerink voor het laatst een kerkdienst gehouden; de week daarop, op 21 april, werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. Ds. G. Wissink (1812-1888) was vanuit Heerde naar Beekbergen overgekomen om de ’inwijdingsdienst’ te leiden. Het was een klein, eenvoudig gebouw met ongeveer 150 zitplaatsen.

Onder leiding van ds. G. Wissink (1812-1888) van Heerde werd in 1850 de nieuwe kerk aan de Tullekensmolenweg 106 in Lieren in gebruik genomen!

Erkenning gevraagd en verkregen (1850).

Voordat de kerk in gebruik genomen werd en men nog met de bouw ervan bezig was, richtte de Afgescheiden Gemeente van Beekbergen opnieuw, maar – anders dan in 1835 – nu op eigen kracht, een verzoekschrift aan de koning om vrijheid van godsdienst en bescherming van hun godsdienstoefeningen te vragen. Het rekest werd door slechts negentien gemeenteleden ondertekend. De gemeente was in omvang gekrompen, niet alleen door overlijden, maar ook door emigratie van gemeenteleden naar Amerika. Ds. H.P. Scholte (1805-1868) – toen te Utrecht – was in 1847 naar Amerika vertrokken en honderden volgelingen, ook meerderen vanuit Beekbergen, traden in zijn voetsporen.

Ook Afgescheidenen uit Beekbergen volgden ds. H.P. Scholte (1805-1868) naar Amerika.

Het vragen van erkenning was van belang omdat men daardoor ook rechtspersoonlijkheid zou verkrijgen, wat voor het ongestoord verlopen van het kerkelijk leven van belang was. De kerkelijke goederen zoals het kerkgebouw, konden dan immers op naam van de Afgescheiden Gemeente gesteld worden. Voorwaarden voor het verkrijgen van erkenning waren de belofte dat men geen aanspraak zou maken op de bezittingen van de hervormde kerk, dat men een eigen kerkgebouw zou stichten, dat de behoeftigen door eigen diaconale middelen zouden worden ondersteund en dat men afstand zou doen van de naam ‘gereformeerd’. Ook moest een reglement opgestuurd worden. Aan alle voorwaarden werd voldaan. Een kerk was in aanbouw – dat schreef de kerkenraad ook in het verzoekschrift aan de koning – en ook stuurde men het reglement mee, net als zoveel andere gemeenten een variant op het ‘Utrechtse reglement’ dat ooit door ds. H.P. Scholte was opgesteld en dat inmiddels door de overheid was goedgekeurd. Op 28 juli 1850 werd de gevraagde erkenning verleend.

Een eigen predikant.

Net als de Afgescheiden Gemeente van Apeldoorn de eerste jaren nog geen predikant had, was ook Beekbergen vooralsnog verstoken van een eigen dominee. Wel geven de bronnen aan dat ds. Brummelkamp, ds. A.C. van Raalte (1811-1876) en zelfs ds. H. de  Cock (1801-1842) uit het Groningse Ulrum soms voorgingen, de één minder vaak dan de ander, toch zal men zich vaak hebben moeten behelpen met het lezen van preken.

Tótdat Apeldoorn – in combinatie met het nabijgelegen Teuge – in 1840 even (nog geen jaar) een predikant kreeg in de persoon van ds. Popke Rijkens de Wit (1802-1840), die bevriend was met ds. H. de Cock van Ulrum. Ds. De Wit vond het vanzelfsprekend dat hij ook de Afgescheidenen in Beekbergen en omgeving onder zijn hoede nam. Maar ‘reeds in juni 1840 wilde hij wegens lichaamszwakte zijn bediening neerleggen. Hij had een zeer zwakke gezondheid; een chronische ongesteldheid was in Apeldoorn zijn deel’. In december 1840 overleed hij, 38 jaar oud.

Ds. G. Brunemeijer (1818-1912).

Na een periode van ongeveer negen jaar zonder voorganger te zijn geweest kreeg kandidaat G. Brunemeijer (1818-1912) – juist gereed met zijn studie – een beroep van de gecombineerde gemeente van Beekbergen en Teuge en werd op 19 maart 1849 als predikant bevestigd. Hij stond er van april 1849 tot januari 1850. Maar al gauw bleek dat de beide financieel zwakke gemeenten geen toereikend traktement konden opbrengen, zodat Brunemeijer in maart 1849 vertrok. Naar Emlichheim Duitsland.

Tussendoor kwamen oefenaars langs of werden weer preken gelezen. Die situatie was echter niet bevredigend. Vandaar dat men in 1853 besloot een eigen predikant te beroepen. Kandidaat Manus Sipkes (1830-1895) nam het op hem uitgebrachte beroep aan en werd op 31 juli 1853 in Beekbergen in het ambt bevestigd.

Een pastorie en de kerk verhoogd (1854).

De eerste tijd ging ds. Sipkes bij anderen in het dorp in de kost, omdat er geen pastorie was. Daarom overlegde de kerkenraad op 2 mei 1854 met de gemeenteleden over de bouw van een pastorie. Iedereen ging akkoord. Besloten werd achter de kerk een woonhuis voor de predikant te bouwen, en tegelijk de snel bedompte, muffe kerk een halve meter te verhogen. Alles bij elkaar zouden de kosten fl. 450 bedragen. Gemeentelid D. Boks wilde het geld wel voorschieten.

Ds. M. Sipkes (1830-1895).

Om de kosten niet onnodig hoger te laten uitvallen werd afgesproken dat alle gemeenteleden zoveel mogelijk zouden meehelpen bij het graafwerk, de aanvoer van het bouwmateriaal en bij de bouw zelf. Een goede gewoonte, die ook de vele jaren daarna aan kerken veel geld bespaard heeft. Niet iedereen stond echter te springen. Een van de gemeenteleden, Jan Ruimerman, wilde niet. Daarom werd hij ‘door de kerkeraad met woorden bestraft’, en daarna toonde hij een en al gedienstigheid. Toch steeg de bouwsom uiteindelijk ruim fl. 230 boven het berekende bedrag omdat de bouw niet werd aanbesteed voor een tevoren vastgestelde prijs, maar plaatsvond in dagloon: extra werkdagen betekenden extra kosten. Het heeft enkele jaren geduurd voor men de schulden had afgelost.

Hoe dan ook, eind 1854 kon ds. Sipkes zijn nieuwe woning betrekken en ook in de verhoogde kerk zelf werd de lucht minder snel bedompt. En ondertussen groeide het aantal gemeenteleden langzaam maar zeker.

Een christelijke schoolvereniging (1866).

Ds. J.H. Schoemakers (1826-1885) van Apeldoorn.

Ds. Sipkes stond ongeveer veertien jaar in Beekbergen, die zijn eerste gemeente was, namelijk van 1853 tot 1867 (zijn traktement bedroeg in 1854 fl. 225). In september 1857 trouwde hij met Jannetje Zwanenburg. Het huwelijk werd kerkelijk bevestigd door ds. J.H. Schoemakers (1826-1885) van Apeldoorn.

Ds. Sipkes was een fervent voorstander van de christelijke school. Mede op zijn initiatief werd in Beekbergen in 1866 de ‘Vereeniging ter Bevordering van Christelijk Nationaal Schoolonderwijs’ opgericht, maar voordat de school zélf werd geopend had hij op 1 december 1867 afscheid genomen van de gemeente van Beekbergen wegens vertrek naar Winterswijk.

De predikant had het in Beekbergen op het laatst trouwens niet makkelijk gehad. Op 25 mei 1866 was zijn vrouw, Jannetje Zwanenburg, overleden. Ze liet hem vijf kinderen na. De predikant raakte in financiële problemen, die ook de aandacht trokken van de generale synode van de Christelijke Afgescheidene Kerk. Op 1 juni 1866 besloot de vergadering het volgende:

‘De praeses deelt mede dat eenen geliefden broeder, Leeraar in onze Kerk, het smartelijke verlies heeft getroffen, dat hij zijne gade heeft verloren, waardoor hij en de zijnen in diepe droefheid gedompeld zijn. ZEw. stelt voor om aan dien broeder, die, wat het finantiële betreft, in bekrompen omstandigheid verkeert, een bewijs van christelijke deelneming en hulpbetoon te geven. De Vergadering neemt dit voorstel met blijdschap aan en brengt aan vrijwillige giften bijeen de som van fl. 66, die met een begeleidend schrijven dien broeder wordt toegezonden’. Het zal ds. Sipkes ongetwijfeld goed gedaan hebben.

Uit het synodeverslag van 1 juni 1866.

Ds. H. Cramer (1868-1869).

Na het vertrek van ds. Sipkes werd een beroep uitgebracht op ds. Herman Cramer (1831-1917). Hij was aanvankelijk evangelist geweest in dienst van de ‘Vereeniging voor Inwendige Zending’, maar werd in 1867 uiteindelijk predikant bij de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Lunteren, waar hij het beroep van de gemeente van Beekbergen ontving. Dat nam hij aan en hij werd daar op 26 maart 1868 in het ambt bevestigd.

Ds. H. Cramer (1831-1917).

Het viel hem zwaar in Beekbergen. Wel had hij ‘een gulle, opgewekte, blijde natuur, met een open oog voor de komische zijde van het leven, nochtans ernstig en gemoedelijk en gehecht aan de oude gereformeerde leer. Zijn hartelijke lach deed u weldadig aan. Op den preekstoel was hij plechtig en deftig, toch kwam ook hier de guit nu en dan om het hoekje gluren’. Desondanks ‘had hij niet de tact om met de bevolking van Beekbergen te kunnen omgaan; zijn karakter en de aard en aanleg van Beekbergens bevolking verschilden te veel van elkaar dan dat ze in goede harmonie konden samenwerken’. Al op 25 maart 1869 nam hij afscheid en vertrok als predikant naar de gemeente te Colijnsplaat.

Ds. J.P. van der Maas (1869-1876).

Nog hetzelfde jaar nam ds. J.P. van der Maas (1825-1889) van Nijkerk het beroep naar Beekbergen aan. Op 5 september 1869 werd hij in het ambt bevestigd. Juist dat jaar was kort daarvoor de naam van de Christelijke Afgescheidene Gemeente veranderd in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’, ten gevolge van de landelijke kerkenfusie tussen de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en de ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’. In 1838 had het laatstgenoemde kerkgenootschap zich losgemaakt van de hoofdstroom van de Afgescheidenen in verband met allerlei verschillen van mening, onder meer over de vraag of een Afgescheiden Gemeente eigenlijk wel vrijheid van godsdienst bij de overheid mocht aanvragen. In 1869 legden de beide kerkgemeenschappen hun geschillen bij en konden ze weer samen verder, zij het onder de nieuwe naam: ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Ds. Van der Maas stond van 5 september 1869 tot 18 maart 1876 in Beekbergen. Net als ds. Sipkes was ook hij secretaris van de Schoolvereeniging. Het bestuur wilde voortmaken met de stichting van de school zelf, en de predikant liet zich daarbij niet onbetuigd. Op 2 mei 1871 kon de school in gebruik genomen worden.

Toen de eerste hoofdonderwijzer in 1873 naar elders vertrok vervulde de predikant gedurende de langdurige vacature die functie zelf. Al snel deed het woord de ronde dat die gang van zaken in strijd was met de wet. Dominee had niet voor meester geleerd! Er ontstond opwinding. Maar toen bleek dat hij vroeger wel degelijk voor onderwijzer geleerd had en bovendien schoolhoofd was geweest…!

De christelijke school in Beekbergen die in 1870 in gebruik genomen werd.

De omvang van de gemeente kromp in die tijd. Het ledental schommelde rond de 155. In 1875 bleek zelfs dat de kerkenkas niet meer bij machte was de predikant het volle traktement te betalen, al werd in de kerk voldoende gecollecteerd. Met toestemming van de classis mocht de kerkenraad bij de andere Christelijke Gereformeerde Gemeenten in de provincie om financiële hulp vragen, waardoor fl. 123 binnenkwam. Hoewel aanvankelijk onenigheid bestond over de vraag waarvoor dat bedrag bestemd was, voor de predikant of voor de kas van de kerk, werd besloten het geld aan de predikant toe te kennen. De predikant gaf op zijn beurt de helft ervan echter terug aan de kerkenkas.

Oefenaar/ds. P.J. Israël (1876-1881).

Ds. Van der Maas vertrok per 19 maart 1876 naar het Drentse Borger. Nog vóór zijn afscheid begon de kerkenraad met het beroepen van een nieuwe predikant. In Den Bosch bleek een zekere P.J. Israël (1833-1900) als lerend ouderling (‘oefenaar’) werkzaam te zijn, die volgens de berichten geschikt leek. Hij was van 1861 tot 1863 evangelist in Groede geweest en daarna tot 1868 te Sint Oedenrode.

Men besloot hem te vragen als ‘lerend ouderling’ naar Beekbergen te komen, waarin hij toestemde. Op 12 maart 1876 werd hij door ds. Van der Maas in de ochtenddienst als zodanig in het ambt bevestigd. En de predikant zélf nam nog dezelfde middag officieel afscheid van Bennekom. Nadat oefenaar Israël anderhalf jaar in de gemeente van Bennekom werkzaam geweest was (ondertussen zoveel mogelijk studerend), werd hij geëxamineerd en als predikant ‘op Artikel 8’ (‘singuliere gaven’)  tot de Christelijke Gereformeerde Kerk toegelaten en bovendien beroepbaar gesteld. Meteen werd door de gemeentevergadering van 25 oktober 1877 op hem een beroep uitgebracht. Op 4 november 1877 werd hij als predikant te Bennekom in het ambt bevestigd.

Ds. Israël diende de gemeente van Beekbergen tot 1881, toen hij wegens vertrek naar Duitsland op 13 november dat jaar afscheid nam. Hij werd predikant bij de Vrije Evangelische Gemeente te Gommersbach in Rijn-Pruisen.

De Dorpsstraat in Beekbergen, lang geleden…

Ds. J. Teves (1897-1902).

Vijftien jaar lang had de gemeente van Beekbergen daarna geen eigen predikant. Pas in 1897 deed ds. J. Teves Tzn. (1854-1913) van Wetsinge-Sauwerd intrede. Hij had als dolerend predikant een woelig kerkelijk leven achter de rug! Toen hij op 31 januari 1887 in het Groningse Wetsinge-Sauwerd met de Doleantie was meegegaan, werd hem bij gerechtelijk bevel de ontruiming der hervormde pastorie aangezegd. Op 9 januari 1889 verschenen ‘bij vriezend weer deurwaarder en veldwachters om zonder eenig uitstel den leeraar en zijn gezin, vrouw en zes kinderen, waarvan de jongste nauwelijks zeven weken is, alsmede ’s leeraars bejaarde moeder met al de meubelen en verder huisraad uit hunne woning te verdrijven’.

De predikant raakte trouwens in december 1896 in Wetsinge-Sauwerd buiten bediening ‘en ook in Beekbergen beleefde de gemeente vele onaangenaamheden met de predikant’. De classis had hem daarom aanvankelijk geschorst, maar de provinciale synode van Gelderland hief die schorsing op. De Generale Synode van Arnhem  (1902) en latere synodes waren het daar echter niet mee eens, ‘omdat de bedoelde schorsing was uitgesproken op grond van verschillende feiten, die gezamenlijk het karakter dragen van misbruik van het vertrouwen van den kerkeraad in den Dienaar des Woords  gesteld, en de weigering van den D.d.W. om hierover schuld te belijden’. De synode benoemde drie deputaten ‘om de gerezen moeilijkheden te Beekbergen zo mogelijk in den minnelijken weg tot oplossing te brengen en zoo dit onmogelijk bleek, ds. Teves van de gemeente te Beekbergen los te maken als Dienaar des Woords’. En zo gíng het uiteindelijk per 9 september 1902 ook, al werd hij wel weer beroepbaar gesteld. Ds. Teves ging echter in 1908 naar Amerika waar hij zich aansloot bij de Reformed Church in Paterson N.J., van waaruit hij nog tevergeefs trachtte zijn emeritaatsgelden uit Nederland te verkrijgen. Ds. Teves overleed in 1913 in Amerika.

Een nieuwe pastorie.

Na diens vertrek was de gemeente van Beekbergen opnieuw dertien jaar vacant. Consulenten en classispredikanten vervulden zoveel mogelijk de predikbeurten, maar vaak moest de gemeente haar toevlucht nemen tot het lezen van preken. Toch was niet alles droefenis. Gemeentelid B.H. Esser had de gemeente in 1900  een voor die tijd modern ingerichte pastorie geschonken, zodat een eventueel beroep althans niet behoefde af te ketsen op het ontbreken van een fatsoenlijke pastorie.

Ds. J.L. Jaspers (1915-1918).

Ds. J.L. Jaspers (1879-1953).

Ds. J.L. Jaspers (1879-1953) van Moordrecht werd op 10 oktober 1915 in het ambt bevestigd en bleef tweeëneenhalf jaar in Beekbergen, tot hij op 17 maart 1918 afscheid nam.

Ds. G. van Setten (1918-1927).

Ds. G. van Setten (1861-1939).

Ds. G. van Setten (1861-1939) van Bergambacht volgde ds. Jaspers nog hetzelfde jaar op en diende de kerk van Beekbergen langer, namelijk van 21 april 1918 tot zijn emeritaat op 1 juli 1927.

Ds. J. Estié (1928-1937).

Vanaf oktober 1928 was ds. J. Estié (1902-1937) aan de gemeente van Beekbergen verbonden. Na de gemeente negen jaar te hebben gediend vroeg en verkreeg hij vanwege zijn gezondheidstoestand in 1937 emeritaat en overleed nog datzelfde jaar.

In het ‘In Memoriam’ in het landelijk ‘Jaarboek en dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland’ van 1938 schreef ds. E.I.F. Nawijn (1901-1972) te Apeldoorn over hem het volgende:

“In Bennekom deed hij intrede op 14 oktober 1928, nadat de gemeente hem en zijn vrouw met de grootste hartelijkheid hadden verwelkomd. Hoe kenmerkend is, vooral nu we achter alles staan, de keuze van zijn intreetekst geweest. Deze was genomen uit de prediking van de voorloper van Jezus Christus, wanneer de Dooper tot de vragende discipelen spreekt: ‘Die de bruid heeft is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap over de stem des bruidegoms. Zoo is dan deze mijne blijdschap vervuld geworden. Hij moet wassen maar ik minder worden’ (Joh. 3 vers 29 en 30).

“In dit teken heeft zijn achtjarige arbeid gestaan. Met grooten ijver en in heiligen ernst heeft hij gearbeid aan het welzijn zijner gemeente. En God heeft hem gegeven, dat hij zegen heeft mogen zien! Moeilijkheden werden opgelost, gezond vereenigingsleven ontwikkelde zich, de dienaar des Woords met zijn echtgenoote gaven liefde en ontvingen veel liefde terug. Hoe smartte het hem daarom steeds, wanneer liefdeloosheid zich in het midden van Gods volk openbaarde. Dan klaagde hij met heel zijn hart over gebrek aan heiligmaking, gebrek aan levensernst. Maar ook: hoe genoot hij in den groei.

Ds. J. Estié (1902-1937).

“Het zijn de hoogtepunten in zijn leven geweest toen hij het nieuwe kerkgebouw met de toren er voor, in gebruik mocht nemen. Hoe sterk trok hij in de ‘Geldersche Kerkbode’ aan de noodklok om een kerkklok te krijgen, en menigeen hielp hem graag. Ja zelfs naar Loenen en Hoenderloo breidde zich het werk steeds meer uit, zodat een hulpprediker daar een tijdelijk arbeidsveld vond. In dat trouw verrichte werk van kandidaat [H.} van Twillert [1906-1992] verheugde hij zich innig. De geboorte van zijn twee dochtertjes en later van een zoontje brachten in hun huiselijke leven zon en blijdschap.

“Maar toch: de wolken hingen somtijds zwaar. Telkens deed zich de zwakheid van het lichaam gevoelen, die de arbeidskracht temperde en den sterken wil bedwong. Vurig is gebeden, of het gevreesde mocht worden afgewend. Gods wil was anders. We willen zwijgen over de strijd in de nu afgebroken Beekbergense pastorie doorstreeden. Na eenige kleine oplevingen en schijnbaren vooruitgang werd tenslotte de weg duidelijk zichtbaar. Hoe moeilijk was de beslissing in het najaar van 1936 om bij de classis Apeldoorn de emeritaatsaanvraag in te dienen. Groot was de merkbare ontroering der oudere, maar vooral ook der vele jonge classiscollega’s, toen dit besluit moest vallen. En het was een gebed uit het hart, toen op deze classisvergadering Gods hulp werd afgesmeekt voor onzen broeder en zijn vrouw.

“Op een zondagmiddag, terwijl zij samen in de pastoriebank van de volle kerk zaten, heeft broeder Miedema gelezen zijn kostelijk woord van vaarwel, waaraan ten grondslag lag Psalm 138:8: ‘De Heere zal ‘t voor mij voleindigen; Uwe goedertierenheid, Heere, is in eeuwigheid; laat niet varen het werk Uwer handen’. Zoo is daar het afscheid gehouden, terwijl kerkeraad, gemeente en aanwezige collega’s en belangstellenden onder den diepen indruk waren van het gebeurde. En zoo is het jonge predikantsgezin toen afgereisd naar den geboortegrond, Zwartsluis, om daar in het midden van de familiekring en bij de vele vrienden en bekenden, af te wachten, wat de Heere verder doen zou”.

Een nieuw kerkgebouw (1934).

De eerste steen voor de nieuwe kerk werd door ds. J. Estié geplaatst op 7 april 1933.

Het kerkgebouw aan de Tullekensmolenweg heeft ruim tachtig jaar dienst gedaan. Maar er waren door de te krappe ruimte problemen om de dienst goed te laten verlopen. Zo konden de avondmaalsvieringen ‘niet stichtelijk’ gehouden worden en konden bovendien de kinderen niet mee naar de kerk omdat er gewoon geen ruimte genoeg was.

De nieuwe gereformeerde kerk te Lieren bij Beekbergen.

Geen wonder dat de kerkenraad op 13 februari 1960 besloot de gemeenteleden te vragen wat ze dachten over de bouw van een nieuwe kerk. De gemeente ging er mee akkoord. Het viel niet mee om de benodigde fl. 15.000  voor de bouw bijeen te krijgen, maar uiteindelijk kon de nieuwe kerk op 26 september 1934 in gebruik genomen worden onder leiding van ds. Estié. Zelfs kon voor fl. 1.100  een nieuw orgel aangeschaft worden, terwijl voor het oude instrument fl. 400 werd gebeurd.

Voor het houden van vergaderingen was achter de kerk al een klein zaaltje gebouwd, maar omdat meer vergaderruimte nodig was werd het ‘Trefpunt’ in 1976 verbouwd en uitgebreid. Toen werd de kerk bovendien een galerij aangebracht, omdat in de zomermaanden veel vakantiegasten de diensten bezochten en vaak dubbele diensten gehouden moesten worden.

Het interieur van de kerk, lang geleden.

Renovatie (2009).

In 2009 werd de kerk gerenoveerd. Het interieur werd opnieuw geschilderd en de deuren, de kansel, het doopvont en de liturgietafel werden vernieuwd. Ook het orgel onderging in 2009 een grote opknapbeurt en werd opnieuw geïntoneerd. Het in 1966 door orgelbouwers Van den Berg & Wendt gebouwde instrument was ook in 1984 gerestaureerd. De kerk kon in november 2009 weer in gebruik genomen worden. Tot die tijd kerkte de gemeente in vergaderruimte ’t Trefpunt, achter de kerk.

De gereformeerde kerk (foto: Reliwiki, ds. H.J. Douwes).

In 2011 was de kerktoren aan de beurt. De in oktober dat jaar afgeronde werkzaamheden bestonden onder meer uit het aanbrengen van een ondersteunende staalconstructie, een nieuwe houten torenspits en het dichten van scheuren in de toren.

De overige predikanten.

Het interieur van de gereformeerde kerk te Lieren bij Beekbergen (foto: Reliwiki).

Ds. Estié werd achtereenvolgens opgevolgd door ds. N.J.A. van Exel (1906-1944) van 1937 tot 1944; ds. J.C. Seegers (1913-1987) van 1944 tot 1947; ds. H. Heule (1919-1986) van 1948 tot 1951; ds. H.J. Oldemans (1916-2000) van 1951 tot 1954; ds. J. Oussoren (1898-1968) van 1955 tot 1962; ds. P. van Oosterhoudt (*1930) van 1962 tot 1967; ds. H.J. Zwarts (1918-1997) van 1967 tot 1971; ds. A.A. Zwaal (1936-2011) van 1972 tot 1981; ds. G.W.H. Peddemors (1926-2011) van 1981 tot 1988; ds. M.J. Heule (*1948) van 1989 tot 2003 en ds. A.P. de Graaf (*1961) van 2004 tot heden.

De kerk met ’t Trefpunt.

Ledentallen Gereformeerde Kerk te Beekbergen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Beekbergen van 1899 tot 2009.

De Protestantse Gemeente te Lieren-Beekbergen had in 2015 ongeveer 340 leden. Een van de twee kerkgebouwen van deze gemeente is de voormalig gereformeerde kerk aan de Lierderstraat te Lieren.

Bronnen onder meer:

Acta Generale Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland, 1902, 1905, 1908

F.L. Bos, Archiefstukken betreffende de Afscheiding van 1834, deel III (eind 1835 – oktober 1836). Kampen, 1942

B. Mooibroek, De Afscheiding. Het ontstaan en de verdere ontwikkeling der Gereformeered Kerken te Apeldoorn, Beekbergen en Teuge. Apeldoorn, 1934

E.I.F. Nawijn, Ds. J. Estié, in: Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Goes, 1938

C. Smits, De Afscheiding van 1834, Negende deel. Provincie Gelderland. Dordrecht, 1991

© 2017. GereformeerdeKerken.info