De Gereformeerde Kerk van Curaçao (1935-1984) – 1

door ds. G.H. Renting

Inleiding.

Begin 1984 ging de Gereformeerde Kerk van Curaçao de overgangsperiode in naar aansluiting bij de Verenigde Protestantse Gemeente (VPG) te Curaçao. Die aansluiting werd op 10 juni dat jaar een feit.

Kaart: Google.

Het was het logische slotstuk van een in de loop van twintig jaar gegroeide band en samenwerking met deze Antilliaanse Protestantse Kerk. Na 54 jaar van zelfstandig bestaan kwam daardoor een eind aan één van de twee Gereformeerde Kerken die het Caraïbisch Gebied toen rijk was. De kerk van Paramaribo was tot 1987 de andere.

We willen in dit artikel het karakter van zowel de Gereformeerde Kerk van Curaçao als de Verenigde Protestantse Gemeente schetsen, iets over beider geschiedenis vertellen en de destijds genomen stap toelichten.

Het ontstaan van de VPG.

De Verenigde Protestantse Gemeente te Curaçao was voor de Gereformeerde Kerken in Nederland al lang geen onbekende. Het kerkverband waarvan deze VPG deel uitmaakte stond jaren lang in het gereformeerde Jaarboek als een van de buitenlandse kerken ‘waarmee christelijke gemeenschap wordt geoefend’. De naam van dit kerkverband is ‘Iglesia Protestant Uni’ (= Verenigde Protestantse Kerk en de gemeenten liggen op Aruba, Bonaire en Curaçao.

Kaart: Google.

De Curaçaose gereformeerden verdwenen in 1984 dus niet zomaar in het niets. Integendeel, ze werden lid van een kerk met een geschiedenis van bijna 350 jaar, die haar wortels heeft in de Reformatie. De VPG is door Nederlanders gesticht onder de naam ‘Gereformeerde Gemeente’, toen die zich in 1634/1635 op Curaçao vestigden.

De naam ‘Verenigde Protestantse Gemeente’ ontstond in 1825, toen het tot een fusie kwam tussen deze ‘gereformeerden’ (toen ‘hervormden’ geheten) en de Luthersen op Curaçao. De Lutherse kerk was door brand verwoest en deze gemeente hield hierom haar diensten al enige tijd in de monumentale Fortkerk. Na deze fusie werd de VPG de enige protestantse kerk op Curaçao en zo zou dit voor meer dan honderd jaar blijven.

De Fortkerk (foto: ‘Mogen de eilanden zich verheugen’).

Het lijkt niet onmogelijk dat het open en tolerante karakter van de VPG mede gekomen is door déze vereniging in de negentiende eeuw, die haar bakermat is. In de twintigste eeuw zou zij bekend staan om haar zoeken naar een goede verstandhouding met de andere protestantse kerken en groepen, die er ondertussen op Curaçao gekomen waren. De VPG bouwde graag bruggen tussen kerken. Tot degenen die graag muren wilden zien verrijzen zegt haar kerkzegel: ‘Bouwt de muren van Jeruzalem’. En dat is een behartenswaardig woord.

In eigen boezem heeft de VPG hiermee ook ernst gemaakt. Grote groepen immigranten kwamen in de crisisjaren, de jaren ’30 in de twintigste eeuw, en tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Curaçao. De Shell had hier in 1920 een raffinaderij gevestigd, die zich door de gunstige ligging enorm snel kon uitbreiden en juist in die jaren toenemende werkgelegenheid bood. Curaçao veranderde hierdoor van een tropisch eilandje waarop alles zijn vaste plaats had en iedereen zijn vaste gang ging, in een bruisende, multiraciale en -culturele samenleving.

Nederlanders kwamen hier naartoe en eveneens velen van de Engelse West-Indische eilanden en uit Suriname. De VPG verstond vrijwel direct haar taak om als (indertijd nog) enige protestantse kerk haar pastorale zorg uit te breiden tot deze voor iedereen hier nieuwe groepen mensen.

Later, toen deze groepen zo groot werden dat ze eigen kerken konden gaan stichten, heeft de VPG niet nagelaten te streven naar een goede verstandhouding en heeft zij steeds doen uitkomen meer eenheid tussen de protestanten op Curaçao toe te juichen (ruim 80% van de bevolking was lid van de Rooms-Katholieke Kerk).

De Ebenezer Church (foto: ‘Mogen de eilanden zich verheugen’).

Twee van de tegenwoordige wijkkerken van de VPG zijn uit deze immigratiestroom ontstaan. De eerste, de Ebenezer Church, is Engelssprekend. Haar leden hebben merendeels een Methodistische achtergrond, maar zijn bij de VPG gebleven toen in de jaren ’40 een Methodistische Kerk werd gesticht.

De andere, de Emmakerk, is gesticht door uitkomende Nederlanders en Surinamers, die voor het overgrote deel bij de Shell werkzaam waren. In 1959 ging deze gemeente, die eerst als ‘Protestantse Gemeente Emmastad’ bekend stond, over naar de VPG. Een aanzienlijk aantal Surinamers is altijd lid van deze kerk geweest, ook nadat in de jaren ‘40 de Evangelische Broedergemeente werd opgericht.

De Emmakerk.

Oecumenische voorsprong.

De kerkelijke kaart van Curaçao kan voor de Nederlander in het begin ietwat verwarrend zijn. Allerlei in Nederland vaak nauwelijks bekende namen staan erop. Het mag de VPG tot een eer worden gerekend al veel van oecumene begrepen te hebben voordat dit woord voor het kerkelijk spraakgebruik was uitgevonden. De VPG is er in levenden lijve het bewijs van, dat meer eenheid tussen protestantse christenen geen hersenschim behoeft te zijn, maar reëel tot de mogelijkheden behoort. Wel moeten mensen bereid zijn hun eigen geloofsgoed te zetten naast (en niet boven) dat van een mede-christen.

Uit die op Curaçao opgebrachte geloofsmoed is een kerk voortgekomen die niet krampachtig steeds het midden moet zien te houden, maar die een voluit evangelisch getuigenis tot haar opdracht rekent. De eigen Curaçaose protestantse traditie is binnen haar te vinden, maar evenzo de Nederlandse Calvinistische, de Herrnhutter- en de Methodistische.

Natuurlijk bleef ook hier het leven wel eens achter bij het ideaal. Er was binnen de VPG ook wel eens sprake van een zekere vrijblijvendheid. Maar de meeste leden van de VPG waren zich bewust van hun lidmaatschap en voelden zich met haar verbonden, van welke geloofsrichting zij ook waren.

Naast de ook in Nederland gebruikelijke takken van kerkelijk werk gaf de VPG veel aandacht aan (open) jeugdwerk en aan de diaconie. Er was op Curaçao veel sociale nood en veel te veel armoede.

De Gereformeerde Kerk.

Na de instituering van de zelfstandige Gereformeerde Kerk op Curaçao (op 5 juni 1950) werd dit kerkzegel ontworpen. (“Laat ze den HEERE de eer geven, en Zijn lof in de eilanden verkondigen”.)

De Gereformeerde Kerk hoort hier in de groep van immigrantenkerken. Toen het aantal gereformeerde Nederlanders groeide, hebben zij haar geïnstitueerd. Vanaf het begin is het kenmerk van de gemeente geweest dat zij een groot scala activiteiten had en dat zij een groot deel van haar leden al na een paar jaar weer zag vertrekken. De meesten waren jong tot zeer jong en kwamen voor een contract van een paar jaar naar Curaçao. Slechts de helft van het gereformeerde ledental in 1984 woonde hier langer dan tien jaar en we kenden een jaarlijkse doorstroming van tegen de twintig procent.

Het ontstaan van de gemeente ligt al in de jaren ’20. In 1929 waren er besprekingen om te komen tot de stichting van één protestantse gemeente voor alle uit Nederland nieuw-ingekomen protestanten, die ook open zou moeten staan voor nog andere groepen. Maar omdat de meerderheid van een initiatiefgroep steeds nadrukkelijk koerste in een Nederlands Hervormde richting, vatte een aantal gereformeerden het plan op te gaan onderzoeken of een Gereformeerde Kerk op Curaçao tot de mogelijkheden zou kunnen behoren.

1930.

In 1930 werd door negen personen een ‘Vereeniging tot Bevordering van Gereformeerd Kerkelijk Leven op Curaçao’ opgericht, die begon met het houden van leesdiensten met preken uit de prekenserie ‘Menigerlei Genade’ (als de eigenaresse van de grond onder ons kerkgebouw stond in 1984 nog steeds deze vereniging geregistreerd). Via via richtte zij zich tot de Generale Synode om steun.

Ds. J. Gispen (1874-1935) van Groningen onderzocht de situatie op  Curaçao.

Die zond ds. J. Gispen [1874-1935] van Groningen naar Curaçao om zich ter plaatse op de hoogte te stellen en te overleggen. De synode droeg de zorg voor de Curaçaose gereformeerden alvast maar op aan de kerk van ‘s-Gravenhage-West. In 1933 behandelt zij het rapport van ds. Gispen en neemt het besluit een predikant uit te zenden. Kandidaat H.W. Kroeze [1908-1982] wordt in Den Haag bevestigd en komt in maart 1934 op Curaçao aan.

De schare is dan nog niet groot. In een lezing gehouden op 24 februari 1938 te Dokkum tijdens zijn eerste verlof (verslagen door ‘De Standaard’), vertelt hij dat in totaal zeven broeders en zusters hem en zijn vrouw verwelkomden bij de boot. Die avond kwamen er veertien op een ontmoetingssamenkomst en de eerste dienst werd door vijftien personen bijgewoond.

(Het rapport van de Gereformeerde Kerk te ‘s-Gravenhage-West aan de Synode 1936).

Ds. H.W. Kroeze (1908-1982).

Hij ging vol ijver aan de slag. Hij bevestigde de eerste kerkenraadsleden (de Curaçaose gereformeerden golden sinds 1935 als Wijk 6 van de kerk van Den Haag-West en hun kerkenraad was dus een wijkraad) en behartigde het pastoraat intensief. Hij ging ook verstrooide gereformeerden in de regio bezoeken: Aruba, Suriname en Venezuela. De reizen naar Aruba gingen per ‘vliegmachine’; het Friesch Dagblad plaatste daarvan op 21 mei 1938 een foto, zo uniek was dat!

Het nieuwe kerkgebouw lag aan de Laufferstraat 14 in de nieuwe wijk Mundo Nobo.

Het eigen kerkgebouw werd op 15 oktober 1936 in gebruik genomen, aan de Laufferstraat 14 in de nieuwe wijk Mundo Nobo, wat vertaald zoveel wil zeggen als Nieuwe Wereld. Op eigen kosten bouwde ds. Kroeze een pastorie er naast, want het geld van de kerkenraad was op. In dat kerkgebouw zijn gedurende meerdere jaren kerkdiensten gehouden voor op Curaçao wonende Surinamers, met de liturgie en de gezangboeken van de Evangelische Broedergemeente.

Met zowel ledental als kerkbezoek ging het vanaf het begin bergopwaarts. Keurig bijgehouden grafieken leren ons dat in 1939 op hoogtijdagen al meer dan tweehonderd kerkgangers geteld werden. Leden van andere kerken werden ‘inwonend’ lid.

De kerk op Mundo Nobo kort na de oplevering. De kerk werd op 15 oktober 1936 in gebruik genomen.

In de Tweede Wereldoorlog kreeg de Curaçaose kerk een zeer bijzondere taak te vervullen. Nederland raakte bezet en even later Indië. Alleen De Gereformeerde Kerken van Londen en Curaçao bleven vrij. Het Curaçaose kerkblad ‘De Gids voor het Gereformeerd Kerkelijk leven in Nederlandsch West-Indië’ kreeg toen abonnees over de hele wereld. Er kwam zelfs een prekenserie op luchtpostpapier ‘Leiding en Troost’, die in een oplage van 1.250 exemplaren naar eenzame gereformeerden in de verstrooiing verzonden werd.

Uit: ‘Jaarboek 1937 ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland’.

Twee linkerhanden.

Terwijl de opbouw van een eigen kerkelijk leven hen dus heel goed afging, krijgen we de indruk dat ds. Kroeze en de zijnen hun contacten met de op Curaçao al gevestigde kerken met twee linkerhanden aanpakten. Terwijl zij van die zijde toch zeer vriendelijk tegemoet getreden werden. Bij de opening van het kerkgebouw schreef de Rooms-Katholieke krant ‘Amigoe di Curaçao’: “Wanneer wij gaan zoeken wat ons vereent, dan voelen wij ons het meest getrokken tot de Gereformeerden, bij wie we weten dat onder alle niet-katholieken het christendom nog het meest veilig is”. Met deze toch wel zeer hartelijke woorden (in 1936!) is niets méér gedaan dan het opbergen van de krant in het archief.

Met de Verenigde Protestantse Gemeente kregen zij zelfs al binnen een jaar een flinke aanvaring. Dat was in 1935. De VPG herdacht toen dat in 1635 de eerste predikant uit Nederland voet op Curaçaose bodem had gezet en dat het Protestantisme dus driehonderd jaar gevestigd was. Ds. Kroeze sloeg echter de uitnodiging om de feestelijke herdenkingsdienst bij te wonen af. De kerkenraad liet dit in een brief van 24 april 1935 weten. Daarin schrijft hij aan de jubilerende kerkenraad, dat de gereformeerden ‘het instituut van de Vereenigde Protestantsche Gemeente in lijnrechten strijd [achten] met de ordinantiën welke Christus en Zijn Apostelen van Godswege voor het kerkelijk leven hebben gegeven’. En alsof dit nog niet duidelijk genoeg was, deelden ze vervolgens mee, dat zijzelf in een eigen kerkdienst “het-feit-van-300-jaar-geleden [hebben] herdacht en (…) zich in gemeenschappelijk gebed voor God verootmoedigd hebben vanwege het verschrikkelijk verval van het Protestantsch Gereformeerd kerkelijk leven in de West”.

Het oorspronkelijke interieur van de gereformeerde kerk op Mundo Nobo (foto: ‘Op Mundo Nobo valt een orgel stil’).

Geschiedschrijver dr. J. Hartog schrijft in zijn ‘Mogen de eilanden zich verheugen’ op pagina 169 terecht dat hij huivert van deze woorden. Hij typeert de brief als een ‘tijdstuk van de vooroorlogse periode’, dat ‘op pijnlijke wijze illustreert hoe toen de usances waren’. Vergoelijkend merkt hij op dat ds. Kroeze ‘toen pas enkele maanden op Curaçao was (…) en maatstaven van Nederland ging aanleggen’. Maar ook daar zou deze brief vast niet zijn overgekomen als een welgemeende poging een hartelijke relatie met een zustergemeente op te bouwen.

De eerste voorlopige kerkzaal van de gereformeerden was in het zgn. Kransgebouw (foto: ‘Op Mundo Nobo valt een orgel stil’).

“De gevolgen bleven niet uit”, besluit Hartog, “de gereformeerden kerkten [nog] in het Kransgebouw, eigendom van de Vereenigde Protestantsche Gemeente, en naar aanleiding van ds. Kroezes brief wordt het gebruik van dit gebouw aan de gereformeerden ontzegd”, en de brief werd in extenso afgedrukt in het verslag van het 300-jarig herdenkingsfeest.

Naar deel 2 >