De Gereformeerde Kerk te Doorn: van Kerklaan naar Kampweg (2)

(< Naar deel 1) – Na de emeritering van ds. T. Bouma (1858-1933) kreeg de kerk achtereenvolgens twee predikanten die de kerk van Doorn slechts enkele jaren dienden.

Kaart: Google.

De tijd tot de komst van ds. J.W. Esselink (1920 tot 1928).

Ds. R. Hamming (1876-1959), afkomstig van Groningen, deed op 14 maart 1920 intrede – zijn traktement was gesteld op fl. 3.200 per jaar – en hij nam op 21 augustus 1924 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Middelburg. Na hem kwam ds. B. van der Werff (1872-1947) van Den Helder naar Doorn, die daar op 3 mei 1925 intrede deed en afscheid nam op 26 juni 1927, wegens vertrek naar de kerk van Amsterdam-West.

Ds. R. Hamming (1876-1959) – hier op latere leeftijd – was van 1920 tot 1924 gereformeerd predikant te Doorn.

Ds. Hamming bracht de lidmatenboeken op orde, die kennelijk niet foutloos en compleet waren. Hij deelde bij die gelegenheid mee dat de kerk in september 1920 precies 810 leden telde, waarvan 366 belijdende leden. Maar daar stagneerde de groei niet, want in maart 1921 werd besloten voor een bedrag van fl. 3.000 twee ruime galerijen in de kerk aan te leggen. Net zoals elders in het land waren ook in Doorn meestal door jeugdigen veroorzaakte ordeproblemen op de galerijen nogal eens onderwerp van gesprek. Je kon daar niet maar doen wat je wilde. Vandaar dat de kerkenraad zich in 1923 genoodzaakt zag een tweetal ordebewaarders op de gaanderijen aan te stellen. Maar niet alleen jeugdigen trof blaam: toen ‘broeder NN’ in 1924 op de galerij ‘onvoegzaam spuwde’ – pruimtabak? – sprak de kerkenraad hem daarop uiteraard aan en betuigde hij spijt (in sommige kerken hingen in die tijd bordjes met het verzoek niet te spuwen!).

Evangelisatie.

Toen de evangelisatiecommissie in 1921 werd opgericht was men het werk met een tweetal zondagsscholen voor kinderen tot twaalf jaar begonnen. Maar hoe moest gehandeld worden met hen die de leeftijd van 12 jaar bereikten? Hen loslaten en maar hopen dat ze op het smalle pad bleven? Dat leek geen oplossing, zodat men al snel besloot over te gaan tot de instelling van zgn. ‘vervolgscholen’, waar de jeugd van 12 jaar en ouder kon worden opgevangen. Met hen ging het evangelisatiewerk gewoon verder, zij het meer aangepast aan de leeftijd van de kinderen. Behalve het zingen van christelijke liederen en het vertellen en bespreken van Bijbelse onderwerpen kwam na de pauze natuurlijk ook de ontspanning aan de orde.

Het evangelisatielokaal, later gereformeerde kerk, te Maarn (1925-1950). Daarna werd de kerk ingrijpend verbouwd.

Niet alleen zorgde de kerkenraad door de aanleg van galerijen voor uitbreiding van het aantal zitplaatsen ín de kerk, ook buíten de kerk, buiten het dórp zelfs, zag de kerkenraad mogelijkheden voor expansie. De pas ingestelde Commissie van Beheer kocht namelijk in 1924 aan de Ted Visserweg in Maarn voor de prijs van fl. 2.923 een stuk grond voor de bouw van een evangelisatielokaal. En het bleef niet bij die grondaankoop, want de bouw van het beoogde kerkje volgde vrijwel direct daarna; het kon al op 20 oktober 1924 in gebruik genomen worden. De drie jaar eerder opgerichte Evangelisatiecommissie kon dus nu in Maarn aan het werk!

Samenwerking…

De contacten met de plaatselijke hervormde gemeente waren in die tijd zeer schaars. Of het moest gaan over een gezamenlijk verzoek van beide kerkenraden aan de burgerlijke gemeente om de kermis niet te laten doorgaan, of om maatregelen te treffen tegen de zondagsarbeid van veehouders en melkfabrieken: op zondag hoorde men immers geen melk te leveren of op te halen. Hetzelfde gold voor het verkopen van ijs op zondag en het voetballen op de dag des Heeren.

De kerkenraad en nog wat…

De hulpverlening aan behoeftige gemeenteleden werd intensiever. De kerkenraad besloot daarom in 1923 de diaconie meer zelfstandigheid te geven. De diakenen konden sindsdien apart vergaderen over aan ‘de eigen armen’ te verlenen steun en de wijze waarop dat moest gebeuren.

Ds. B. van der Werff (1872-1947)  stond van 1925 tot 1927 in Doorn.

Vanaf januari 1926 veranderde trouwens ook de wijze van vergaderen van de kerkenraad: men kwam sindsdien afwisselend bijeen ‘in smal verband’ (alleen de ouderlingen) en ‘in breed verband’ (ouderlingen en diakenen samen). In november 1925 had de kerkenraad besloten een eigen kerkblad uit te geven, onder de titel ‘Doorns Kerkblad’.

Ds. J.W. Esselink (van 1928 tot 1953).

Op 1 april 1928 deed de nieuwe predikant intrede, na het vertrek van ds. Van der Werff. Het was ds. J.W. Esselink (1886-1969) van Eindhoven. De bevestiging vond plaats door ds. L. Oranje (1902-1961) van Laren.

“Ds. Esselink sproot uit een predikantsgezin en mocht na volbrachte studie in Kampen met hart en ziel de kerken veertig jaar lang dienen, achtereenvolgens in Wateringen, Alteveer, Schoonhoven. Eindhoven en laatstelijk Doorn, waar hij niet minder dan 25 jaar gestaan heeft en met grote liefde en ijver tot het eind toe werkzaam is gebleven. Wat heeft hij daar een arbeid verzet en niet het minst voor afgefietst, om al zijn gemeenteleden in de wijde omtrek te bezoeken, want trouw was hij in al zijn herderlijk werk en in heel zijn ambtsuitoefening. Hij is velen tot steun en tot troost geweest”.

Het in oktober 1924 in gebruik genomen evangelisatiegebouw aan de Ted Visserweg in Maarn werd in 1933 uitgebreid met een kerkenraadskamer. Na verloop van tijd werden in het kerkje namelijk niet alleen activiteiten voor de evangelisatie gehouden, maar ook kerkdiensten voor de in Maarn woonachtige leden van de kerk van Doorn. Dan was een consistorie onontbeerlijk.

Ds. J.W. Esselink (1886-1969) stond van 1928 tot 1953 als gereformeerd predikant in de kerk te Doorn.

Iets over het kerkelijk leven.

Een aantal vrouwelijke gemeenteleden bood in 1928 aan een bazaar te organiseren om geld in te zamelen voor de aanleg van een centrale verwarming in de kerk. De kerkenraad ging daar echter niet mee akkoord. Het gevolg was dat de stoven in de kerk in gebruik bleven zolang er turf voldoende in voorraad was – dat veranderde in de oorlog. In 1948 werd echter een gasverwarmingsinstallatie geplaatst die betaald werd door gelden uit het Verjaringsfonds, dat in 1936 was opgericht.

In de Gereformeerde Kerken werd in die tijd veel gesproken over de vraag of de vrouwelijke belijdende leden mochten meedoen aan de verkiezing van ambtsdragers (het actief kiesrecht). Aanvankelijk werd vaak aangevoerd dat het ‘regeerambt’ – dat van ouderling – aan de man toebehoorde; maar in de Doornse wandelgangen werd ook nogal eens gezegd dat bij toekenning van het actief kiesrecht aan de vrouwen, het passief kiesrecht voor de vrouwelijke gemeenteleden (zélf gekozen worden) dan nog slechts een kleine maar onwenselijke stap zou zijn. En trouwens, was het niet de vraag of de vrouwen het eigenlijk zelf allemaal wel wílden? zo vroegen de mannen zich bezorgd af.

Toen de generale synode in 1952 over het vrouwenkiesrecht gesproken had, ging ook de kerkenraad er verder op in. Besloten werd synodelid ds. H.W.H. van Andel (1901-1966) van Utrecht te vragen het synoderapport op de gemeentevergadering te bespreken. Hij zei daar: ‘Rechtstreekse gegevens [over het vrouwenkiesrecht] biedt de Heilige Schrift níet, wél algemene gedachten, enerzijds wijzende op het onderscheid van man en vrouw, anderzijds op de geestelijke gelijkheid in Christus. Daar de vrouw het recht van approbatie had, behoort ze ook het recht van verkiezing te bezitten’.

Ds. H.W.H. van Andel (1901-1966) lichtte de gemeente voor over het vrouwenkiesrecht.

Geen wonder dat de Vrouwenvereniging ‘Wees een Zegen’ in mei 1953 aan de kerkenraad vroeg het vrouwenkiesrecht in te voeren. De kerkenraad ging er mee akkoord.

De ‘crisisjaren’ en de diaconie.

Toen de diaconie in 1915 uit een erfenis een bedrag van fl. 5.000 verkreeg, bestemd voor ‘de algemene armen’, dus niet alleen voor die van de kerk, werden op verzoek van de burgemeester ook twee diakenen afgevaardigd in de pas opgerichte ‘Centrale Commissie ter Verstrekking van Versterkende Middelen aan Zwakken en Zieken’. De diaconie besloot uit het legaat fl. 60 per jaar aan de betreffende commissie bij te dragen.

De jaren ’30 staan bekend als ‘de crisisjaren’, die uiteraard ook in de kerk voelbaar waren. Er heerste veel werkloosheid waardoor gemeenteleden hun baan verloren, sommigen hun woning moesten verkopen en steeds meer gemeenteleden aangewezen waren op steun, ook van de diaconie.

Toen de crisisjaren aanbraken besloot men in 1932 een diaken af te vaardigen in het door de burgerlijke gemeente ingestelde ‘Crisis-Comité’. Overigens was de diaconie ook lid van de ‘Vereeniging voor Diaconessenarbeid’, waaruit later het ‘Oranje-Groene Kruis’ voortkwam. Door deze betrokkenheid kon ook de Doornse diaconie na de Tweede Wereldoorlog soepel meewerken in allerlei nieuwe vormen van diaconaat, die toen in de Gereformeerde Kerken tot ontplooiing kwamen, zoals gezinsverzorging, maatschappelijk werk, bejaardenzorg en werelddiaconaat. Op talloze plaatsen werden toen lokale c.q. regionale stichtingen opgericht, overkoepeld door een landelijke instelling voor Gereformeerd Maatschappelijk Werk.

De Kampweg te Doorn met de gereformeerde kerk.

Hoe dan ook, de armoede die in de kerkelijke gemeente door de crisisjaren ontstond, was voor ds. Esselink aanleiding vrijwillig zijn traktement met fl. 150 te verlagen. De kerkelijke gemeente zat in die tijd krap bij kas, reden waarom de Commissie van Beheer zo nu en dan zijn toevlucht moest nemen tot een rondgang door de gemeente om de tekorten op de kerkelijke begroting weg te werken. Ook de steunverlening tijdens de Tweede Wereldoorlog  deed een forse aanslag op de diaconale kas, zodat de uitgaven de inkomsten uit kerkcollecten nogal eens overtroffen. De tekorten – waarop in het ‘Doorns Kerkblad’ geregeld gewezen werd – veroorzaakten overigens vaak een milde stroom van giften vanuit de kerkelijke gemeente. De diaconale uitgaven waren in de oorlog stiekem nogal eens bestemd voor het verstrekken van ‘voedsel, kleding en dekking’ aan onderduikers; uiteraard werden de collecten daarvoor in zeer algemene termen aangekondigd.

Overigens waren in de crisisjaren ook nog andere problemen te bespreken. In september 1934 besloot de kerkenraad zich uit te spreken tegen de zondagsontheiliging, het gemengd zwemmen en het dragen van onwelvoeglijke kleding in het ‘natuurbad Woestduin’ te Doorn, dat als werkverschaffingsproject was aangelegd. Daarover schreef de kerkenraad een brief aan het gemeentebestuur. Overigens had de predikant tijdens de bespreking opgemerkt dat het personeel van ‘Woestduin’ zelf ook toekeek op een correcte gang van zaken in het bad.

Het zwembad (aanvankelijk ‘natuurbad’) Woestduin te Doorn.

Afgesproken werd in ieder geval dat de predikant in zijn preek over het zevende gebod (‘Gij zult niet echtbreken’) op deze dingen zou wijzen; in het zevende gebod kwam het immers aan op trouw, respect, zedelijkheid, integriteit en zuiverheid, en de kerkenraad vond dat hier aan de orde. Het jaar daarop werd opnieuw gewaarschuwd tegen gemengd zwemmen, al vonden sommigen dat ‘velen over ‘Woestduin’ spreken zonder de inrichting te kennen’.

Hoe dan ook, de kerkenraad was er beducht voor dat gemeenteleden geen ergernis gaven. En zeker toen twee ouderlingen in 1936 een hervormde kerkdienst bijwoonden, om daarna – zoals ze later tot hun verdediging aanvoerden – met de hervormde predikant te debatteren over wat hij allemaal verkondigd had, wees de kerkenraad hen er nadrukkelijk op dat ze het slechte voorbeeld hadden gegeven door een dienst in de hervormde kerk bij te wonen. Dat zou gemeenteleden alleen maar op verkeerde gedachten brengen en zou mogelijk zelfs tot navolging leiden. ‘Christus wordt in de hervormde kerk immers niet als Koning der kerk geëerd!’, zo werd er nog even aan toegevoegd.

De Vrijmaking (1945).

Prof. dr. K. Schilder op de Vrijmakingsvergadering op 11 augustus 1944 in Den Haag.

Na de schorsing van prof. dr. K. Schilder (1890-1952), die bezwaren had tegen beslissingen van de synode aangaande de kerkelijke ‘leergeschillen’ die in de jaren dertig vooral tussen theologen waren ontstaan, schreef gemeentelid E. Blok een uitvoerig bezwaarschrift aan zijn kerkenraad van Doorn tegen de schorsing van de Kamper hoogleraar. De kerkenraad nam deze brief voor kennisgeving aan. Korte tijd later ontving de kerkenraad ook een schrijven van gemeentelid J.H. Alberts, die meedeelde soortgelijke bezwaren te hebben als de heer Blok. Hij deed het aanbod een uitvoerig bezwaarschrift te schrijven; dat meteen al te doen vond Alberts niet nodig, omdat hij ‘gegronde reden had aan te nemen dat de kerkenraad zijn plicht tot toetsing van het synodale schorsingsbesluit niet erkende’. Dan had een bezwaarschrift geen zin, vond hij. Daarop antwoordde de kerkenraad ‘dat br. Alberts dat gerust aan de prudentie van de kerkenraad’ kon overlaten.

Alberts schreef opnieuw aan de kerkenraad, toen prof. Schilder afgezet was. Hij riep de kerkenraad op zich vrij te maken van de synodebesluiten. In een schrijven, gedateerd 8 september 1944, deelde de kerkenraad hem echter mee dat de raad zich volkomen achter het besluit van de synode kon stellen en dat het besluit bovendien ‘krachtens haar aard’ bindend was voor iedere Gereformeerde Kerk en voor alle kerkleden. In februari 1945 schreef ouderling Boonstra aan de kerkenraad dat hij zich niet kon onderwerpen aan de besluiten van de synode en dat hij zich daarvan vrijmaakte.

De aanhef van de brief van de vrijgemaakte kerkenraad ‘aan de leden Geref. Kerk te Doorn’.

Nadat op 16 juni 1945 de officiële vrijmaking in Doorn plaatsvond, schreef de vrijgemaakte kerkenraad in oktober dat jaar een brief ‘aan de leden der Geref. Kerk te Doorn’, dus ook aan de niet-vrijgemaakten, waarin men bezwaar aantekende zowel tegen de gang van zaken in Doorn als landelijk. Aanvankelijk maakten dertien leden zich vrij, in 1947 bedroeg het aantal Doornse vrijgemaakten 38. De vrijgemaakte kerk te Doorn groeide slechts langzaam door naar 163 leden in 1969, waarna de gemeente buiten het vrijgemaakte kerkverband raakte, door de landelijke moeilijkheden rond de ‘Open Brief’ aan de Groninger ‘Tehuisgemeente’ van ds. A. van der Ziel (1905-1990), die door zijn kerkenraad te Groningen-Zuid was geschorst en afgezet omdat hij zonder instemming van de raad met de vier plaatselijke (niet-vrijgemaakte) gereformeerde kerkenraden overleg pleegde om tot kerkelijke eenheid te komen.

Maarn wordt zelfstandig.

Het evangelisatiewerk in het nabijgelegen Maarn, waar sinds 1924 aan de Ted Visserweg een evangelisatiegebouw stond en waar sinds de jaren ’30 bovendien kerkdiensten gehouden werden voor de gereformeerde gemeenteleden in dat dorp, had kennelijk succes gehad. Het aantal gereformeerden in Maarn was in ieder geval gegroeid. Vandaar dat de Maarnse gereformeerden de kerkenraad te Doorn vroegen een zelfstandige Gereformeerde Kerk te mogen stichten. De kerkenraad ging er na veel overleg uiteindelijk mee akkoord, al scheelde het de kerk van Doorn wel bijna 140 leden (plus hun kerkelijke bijdragen en het door hen opgebrachte collectegeld). Op 30 juni 1946 werd onder leiding van ds. Esselink de zelfstandige Gereformeerde Kerk te Maarn geïnstitueerd.

Ds. Esselink met emeritaat (1953).

Nadat de predikant op 15 april 1953 samen met kerkenraad en gemeente diens veertigjarig (huwelijks- en) ambtsjubileum had herdacht en intussen vijfentwintig jaar predikant in Doorn was geweest, nam de predikant op 1 juli dat jaar afscheid van Doorn en vertrok hij naar Bennekom, waar hij enige tijd als hulppredikant die gemeente diende.

De tijd van 1955 tot 1975.

Ds. R.D. Beukema (1916-1999) stond van 1954 tot 1960 in Doorn.

Ds. Esselink ging dus met emeritaat. Achtereenvolgens werd hij opgevolgd door de predikanten ds. R.D. Beukema (1916-1999) van IJmuiden, die de kerk van Doorn van 1954 tot 1960 diende en daarna naar Rotterdam-Hillegersberg/Schiebroek vertrok; – ds. J. Kuiper (1931-2005) van Abcoude (die, na vele vergeefse beroepen op andere predikanten, van 1961 tot 1967 aan de kerk van Doorn verbonden was en daarna benoemd werd als legerpredikant in lang verband); – ds. C.B. Bavinck (1907-1989), die in 1962 als hulppredikant intrede deed (grotendeels voor ‘de verkondiging van het Evangelie onder Israël‘) en zes jaar later, op 22 januari 1968, geheel vrijgesteld werd voor het werk van de verkondiging onder Israël; – ds. A. Griffioen (*1928) van Rhoon was van 1967 tot 1975 gereformeerd predikant in Doorn – hij ging niet in de oude pastorie aan de Boslaan wonen (deze werd voor fl. 80.000 verkocht aan een aan de Doornse diaconie nauw verbonden stichting voor bejaardenzorg; voor hem werd een pastorie gekocht aan de Amersfoortseweg. In 1969 werd emeritus-predikant ds. W.P. Kramer (1909-1987) gevraagd hulpdiensten in het pastoraat te verlenen. Daarin stemde hij toe en als zodanig was hij van 1969 tot 1974 aan de kerk van Doorn verbonden.

Iets uit het kerkelijk leven tot 1975.

Ds. J. Kuiper (1931-2005) stond van 1961 tot 1967 in Doorn.

De kerk van Doorn groeide ondertussen door, tussen 1955 en 1975 zelfs zeer sterk. In ieder geval viel op dat de ruimte in de kerk te krap werd. Geen wonder dat men begon na te denken over een eventuele uitbreiding van de kerk aan de Kampweg – of moest er misschien een tweede kerk komen aan de Austerlitzseweg? Een bouwcommissie werd benoemd die ook de financiële gevolgen ervan moest onderzoeken.

In oktober 1963 werd uiteindelijk besloten de fa. Boeschoten opdracht te geven de verbouwing van de kerk ter hand te nemen; ook het orgel moest worden opgeknapt, waarvoor de fa. Van der Linden opdracht gegeven werd. Een tweede kerk kwam er echter niet: vanaf 1975 daalde het ledental van de kerk van Doorn namelijk even sterk als het de twintig jaar daarvóór gestegen was.

Ds. C.B. Bavinck (1907-1989) was van 1962 tot 1968 in deeltijd hulppredikant te Doorn.

In de jaren zeventig werd opnieuw het ‘vraagstuk’ van de vrouw in het ambt actueel. De hervormde predikant had bezwaar tegen de voorzichtig op gang gekomen samenwerking tussen de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk, omdat daar de vrouw inmiddels in het ambt benoemd kon worden. In gezamenlijke hervormd/gereformeerde diensten wilde hij niet voorgaan als een vrouw in de kerkenraadsbank plaatsnam.

Wijk bij Duurstede wordt zelfstandig.

Het evangelisatiewerk in Wijk bij Duurstede vroeg om extra hulp. Er kwamen steeds meer gereformeerden wonen. Het eerder in 1909 door ds. Bouman gekochte huis was tot diens vertrek in 1919 gebruikt als onderkomen voor het evangelisatiewerk, maar een Gereformeerde Kerk was in Wijk bij Duurstede nog steeds niet geïnstitueerd. Toch vroeg dat overigens later weer opgepakte missionaire werk ook in de jaren zeventig de volle aandacht van de kerkenraad. Vandaar dat de kerkenraad met instemming van de gemeenteleden ds. H.R. Stroes (1936-2012) benoemde voor het verrichten van hulpdiensten te Wijk bij Duurstede, gedurende een periode van twee jaar (1973 tot 1975). Besloten werd ook dat in dat dorp een wijkkerkenraad van Doorn zou worden ingesteld.

Na verloop van tijd werd besloten in het dorp (met inmiddels bijna 280 gereformeerden) een zelfstandige Gereformeerde Kerk te institueren. Onder leiding van ds. Stroes werden op 1 september 1975 de verkozen ouderlingen en diakenen in het ambt bevestigd. Ds. Stroes werd vervolgens ook als de eerste predikant van die kerk beroepen. Hij nam het beroep aan.

Zicht op Wijk bij Duurstede.

Men kerkte in het hervormde kerkgebouw – tussen de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente bestond namelijk vrijwel meteen een federatief samenwerkingsverband.

De tijd van 1975 tot 1990.

Op 15 augustus 1976 had ds. W. Bos (1926-2014), industriepredikant te Arnhem, intrede gedaan in de Gereformeerde Kerk te Doorn, terwijl ds. D.J. Roos (1924-1988) van 1978 tot 1984 als geestelijk verzorger van het ‘Zonnehuis’ te Doorn aan de kerk van Doorn verbonden was.

Op voorstel van ds. Bos werd de werkwijze van de kerkenraad aangepast. Een nieuwe structuur werd ontwikkeld, die in januari 1979 definitief ingevoerd werd. Er was toen een Centrale Kerkenraad met als leden de predikant, de kerkenraadsvoorzitter en de scriba, alsmede vertegenwoordigers van de in de gemeente functionerende raden, zoals de Beheersraad, de Pastorale Raad, de Diaconale Raad etc. Het was de bedoeling dat deze Raden grotendeels zelfstandig werkten, met de Centrale Kerkenraad als coördinerende instantie.

Dat ging in de tachtiger jaren echter niet van een leien dakje. Dat een nieuwe structuur inwerktijd nodig had was logisch, maar in Doorn ontstonden conflicten door onvoldoende onderlinge communicatie tussen de verschillende geledingen. Zo was in 1982 en 1983 de sollicitatieprocedure en de daarop volgende benoeming van een kerkelijk werkster aanleiding tot een conflict tussen de Centrale Kerkenraad en de Beheersraad, waardoor verscheidene leden aftraden.

Het later indienen van het ontslag door de kerkelijk werkster vloeide voort uit een conflict tussen haar en de Centrale Kerkenraad, terwijl de predikant in diezelfde periode overspannen thuis zat. Deze koos partij voor de kerkelijk werkster en kwam daardoor in aanvaring met de Centrale Kerkenraad. De problemen werden in aanwezigheid van kerkvisitatoren diepgaand besproken, maar leidden niet tot een oplossing, zodat verscheidene functionarissen hun functie neerlegden. De predikant nam afscheid van de gemeente en ging uiteindelijk in 1991 met emeritaat.

De gereformeerde kerk aan de Kampweg te Doorn.

Ook de kwestie ‘Oorlog en Vrede’, die in de tachtiger jaren in de Gereformeerde Kerken (en daar niet alleen) zeer in het bijzonder de aandacht had, veroorzaakte net als elders in het land ook onrust in de gemeente van Doorn.

De tijd tot de sluiting van de Kampwegkerk (2009) in vogelvlucht.

Na verloop van tijd was de onrust van de voorgaande jaren weggeëbd. Van 1988 tot 1996 was ds. B.H. Baakman (*1951) van Vollenhove-Kraggenburg aan de Gereformeerde Kerk van Doorn verbonden. Op 3 juli 1988 werd hij in het ambt bevestigd; op 31 augustus 1996 nam hij afscheid. Zijn opvolger was ds. G.J. van Pijkeren (*1947), die van 26 januari 1997 tot en met 2004 gereformeerd predikant in Doorn was.

Verscheidene belangrijke zaken kwamen aan de orde voor wat betreft het kerkgebouw aan de Kampweg. Zo werd in 1996 het orgel door de ‘Kamper Orgelmakerij’ grondig opgeknapt. Ongeveer een jaar later werd de kerkzaal onder handen genomen en vond een ingrijpende verbouwing plaats. In 1998 kon de kerkzaal weer in gebruik genomen worden.

Samen-op-Weg.

Interieur van de Kampwegkerk in 1964 met het Van der Linden-orgel (foto: Reliwiki)..

In april 1986 was tussen de kerkenraden van de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente voor het eerst gesproken over de instelling van een ‘Commissie Samen-op-Weg’, die de samenwerking tussen beide kerken zou moeten bevorderen. De toenadering verliep aanvankelijk mondjesmaat, maar na verloop van tijd ging de samenwerking soepeler. Overeengekomen werd uiteindelijk dat de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente per 25 augustus 2005 als Protestantse Gemeente te Doorn zouden samengaan. Een nieuwe naam voor het ‘Gereformeerde Kerk’-gebouw aan de Kampweg moest nu worden gekozen. Aanvankelijk vond de kerkenraad de naam ‘Bonhoefferkerk’ – genoemd naar de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer (1906-1945) – een goede keuze, maar de gemeentevergadering stak daar een stokje voor. Hoewel de voorzitter de hier en daar ingeburgerde naam ‘Kampwegkerk’ van tafel probeerde te krijgen, lukte dat niet. Hoe dan ook, per 25 augustus 2005 was de Kampwegkerk eigendom van de Protestantse Gemeente.

Een van de gevolgen van het S.o.W.-proces was dat de Kampwegkerk al enkele jaren later, op 29 december 2008, verkocht werd aan ‘Heuvelrug Wonen’ te Doorn. Op zondag 31 mei 2009 werd de laatste dienst in de Kampwegkerk gehouden.

Daarmee was de weg ‘van Kerklaan naar Kampweg’ van begin tot eind afgelopen.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Doorn.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Doorn tussen 1895 en 2005 (bron: Jaarboeken GKN).

Bronnen onder meer:

A. Bel (e.a.), Predikanten en Oefenaars. Biografisch Woordenboek van de kleine kerkgeschiedenis. Deel 1. Houten, 1988

D. Buitendijk-Mulder, Honderd jaar Gereformeerde Kerk te Doorn. Gemeente in verandering. Doorn, 1980

H.W. Gietema-Haasdijk en D. van Wijnen, Inventaris van de Archieven van de Gereformeerde Kerk van Doorn. Doorn, 1996

A. de Hoog e.a. (red.), Afscheid van de Gereformeerde Kerk aan de Kampweg te Doorn. Doorn, 2009

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

Kerkeraad Geref. Kerk (art. 31) te Doorn, Aan de leden der Geref. Kerk te Doorn. Doorn, oktober 1945

H.J. Postema, Uw Naam ter eer. Geschiedenis van de Oud-Gereformeerde Gemeente in Ned. te Doorn. Doorn, 1997

© 2018. GereformeerdeKerken.info