( < Naar deel 2 ) – Een van de wensen van ds. Huismans was geweest dat er een nieuwe kerkenraadskamer gebouwd zou worden. De predikant wist dat dit de, ondanks de groei, toch betrekkelijk kleine gemeente met haar 350 leden veel extra kosten zou opleveren.
Vandaar dat hij er nooit op aangedrongen heeft. Toch werd zijn wens gerealiseerd, al maakte de predikant het zelf niet meer mee. Want met medewerking van de classis kon de consistorie gebouwd en op 26 november 1924 in gebruik genomen worden.
Ds. M.A. van Pernis (van 1925 tot 1941).
De kerkenraad hervatte na het overlijden van ds. Huismans het beroepingswerk. Het op ds. M.A. van Pernis (1881-1941) van Schoonrewoerd uitgebrachte beroep nam hij aan, en hij deed op 18 oktober 1925 intrede. “Zo vertrok Van Pernis naar ‘den olden Graafschap’, om te arbeiden in het nijvere, drukke Doetinchem, waar de Gereformeerde Kerk wel niet groot was, maar waar toch een heel ander en zeker drukker arbeidsveld was dan in de dorpjes waar hij de eerste helft van zijn ambtstijd heeft doorgebracht. In Doetinchem werd Van Pernis bevestigd door een van de oud-predikanten dier gemeente, ds. S. Doornbos [1883-1968]. Ruim vijftien jaren heeft Van Pernis hier mogen arbeiden”.
Een nieuw orgel en de kerk opgeknapt (1927).
Er waren enkele zaken die tijdens zijn ambtsperiode opvielen. Zo werd op 14 december 1927 onder grote belangstelling het nieuw gebouwde orgel in gebruik genomen. Voorzitter Meijer van de orgelcommissie vertelde iets over de geschiedenis en over de betekenis van het orgel in de kerkdienst.
Natuurlijk wilde men het verschil tussen de beide orgels – die op die dag beide nog in de kerk stonden – goed laten merken. Onder begeleiding van het oude orgel werd psalm 150 vers 1 gezongen, terwijl het tweede vers van die psalm werd gezongen met begeleiding van het nieuwe orgel. Ds. Van Pernis bracht alle negen muziekinstrumenten in herinnering, die in psalm 150 genoemd worden. ‘We hebben thans al die prachtinstrumenten als vervat in ons orgel’.
Natuurlijk moest er geconcerteerd worden; dat deed de heer Zuiderduin, die vier muziekstukken ten gehore bracht, ‘waaruit tevens bleek over welk een prachtig instrument de Gemeente thans beschikt’. De kerkenraad had tegelijk met de plaatsing van het orgel ook het interieur van de kerk flink opgeknapt. De muren zagen er weer als nieuw uit en ook de oude galerij werd opgeknapt, terwijl een nieuwe galerij werd aangelegd.
Een vreemde wereldtaal…
In die tijd was de betrekkelijk gemakkelijk te leren, politiek neutrale, internationale ‘wereldtaal’ Esperanto populair. In 1887 was die door de opsteller (Lejzer Zamenhof) anoniem gepubliceerd en mocht zich al snel in belangstelling verheugen. Ds. Van Pernis was daarin ook bijzonder geïnteresseerd en bestudeerde de taal vlijtig, zodat hij die al snel onder de knie kreeg. In het buitenland preekte hij verscheidene keren hij in die taal, ongetwijfeld ten gehore van kenners ervan.
En verder…
“Naast zijn ambtelijken arbeid gaf hij zich hier nog aan allerlei werk: hij was aanvankelijk voorzitter van de A.R.-kiesvereniging [de ‘gereformeerde‘ Anti-Revolutionaire Partij was een van de partners die later het CDA vormden] en daarna tot aan zijn dood voorzitter van de plaatselijke afdeling van Patrimonium, voorzitter van de plaatselijke Centrale Vereniging voor Inwendige Zending [c.q. evangelisatie] en voorzitter van de plaatselijke afdeling van het Nederlandsch Bijbel Genootschap”.
“Zeer plotseling is ds. Van Pernis uit dit leven weggenomen. Wel was hij reeds lang ziek, maar op de classicale vergadering van 9 januari 1941 was hij nog aanwezig. Toen zagen we echter wel dat hij erger ziek was dan hij zelf meende. Al gauw kwam er een inzinking: (…) ‘Van de behandelend geneesheer is een verklaring ter tafel waaruit de noodzakelijkheid blijkt, dat Van Pernis voorlopig drie maanden absolute rust neemt’”.
De kerkenraad benoemde toen kandidaat J.T. Meesters (1901-1942). Deze begon zijn arbeid op 1 februari 1941.
“Maar deze heeft zijn werkzaamheden nog niet eens aangevangen, of Doetinchems pastor[ds. Van Pernis] is reeds van zijn gezin en van zijn gemeente weggenomen. (…) Wij hebben uit de mond van den zieke zelf vernomen, hoe het medeleven van meerdere broeders en zusters hem sterkte, en hoe de rustgevende gedachte aan den goeden voortgang van den geestelijken arbeid in de gemeente tenslotte de overhand kreeg over den weemoed van het loslaten en overgeven van eigen werk in ’s Heeren Kerk. (…) Onder groote belangstelling vond de begrafenis plaats op woensdag 19 februari 1941. Veel goede woorden werden bij die gelegenheid gesproken”. Ds. J. Scholten (1878-1952) van Varsseveld leidde de begrafenis.
Ds. J.T. Meesters (van 1941 tot 1942).
De gemeente van Doetinchem was blij met de vervanger van ds. Van Pernis, die diens werk voortzette tot grote tevredenheid van een ieder. Vandaar dat men hem wilde beroepen, en kandidaat Meesters het beroep aannam. Zo deed hij in de oorlog, op 31 augustus 1941, intrede als predikant, op de verjaardag van Koningin Wilhelmina. “Hij was een man van weinig woorden, behalve als hij op de preekstoel stond. Bij het uitspreken van zijn preken werd hij niet door angst gehinderd en benoemde het onrecht dat de bezetter deed. (…) Het was de bedoeling dat hij en Gré Hangelbroek op 31 augustus 1942 in het huwelijk zouden treden. Op 9 augustus zou ds. Meesters een preekbeurt in Rotterdam vervullen.
Op de voorafgaande zaterdag werd hij echter gearresteerd. Hij werd overgebracht naar Arnhem, en op 11 september getransporteerd naar het kamp Amersfoort. Reeds enkele weken later, op 15 oktober 1942 overleed ds. Meesters aan de ontberingen van het concentratiekamp. (…) Op 20 oktober 1942 werd hij op de begraafplaats aan de Loolaan te Doetinchem begraven”.
Ds. C.H. Appelo (van 1943 tot 1946).
De vacante periode duurde niet lang. Op 11 juli 1943 deed ds. C.H. Appelo (1911-1969) van Harmelen intrede in Doetinchem. “Hij toonde zich een ware vriend van de jeugd, was een geestdriftig prediker en een vurig Nederlander”, wat de gemeente weliswaar zeer op prijs stelde, maar de bezetters niet. Hij moest met zijn vrouw en gezin op last van de Duitsers de pastorie verlaten en ze doken onder in een boerderij, ver in het veld. Daar overleed zijn vrouw, die hij vanuit zijn onderduik moest begraven. “Appelo was gereformeerd in hart en nieren Hij is het steeds van harte oneens geweest met de gang van zaken in 1944”, de Vrijmaking (straks meer daarover). “Alles deed hij om de uiteengevallen gereformeerde gezindte bijeen te brengen. Maar ook daarin betrachtte hij de nodige nuchterheid”.
In maart 1945 werd Doetinchem getroffen door een bombardement, maar hij maakte ook mee dat de stad op 2 april 1945 verlost werd van de bezetters nadat de Canadezen de laatste Duitse verzetshaarden in de binnenstad opgeruimd hadden. Van maart tot december 1945 werd de predikant in zijn ambtelijke arbeid bijgestaan door kandidaat A. Elshout (1906-1983), die hulpdiensten verrichtte. Deze vertrok daarna naar de kerk van Capelle aan den IJssel.
Ds. Appelo nam op 22 september 1946 afscheid van Doetinchem en vertrok naar de kerk van Ruinerwold-Koekange.
Ds. E.J. Wassink (van 1946 tot 1952).
Al in december 1946 stond zijn opvolger op de Doetinchemse gereformeerde preekstoel: ds. E.J. Wassink (1907-1994) van Harmelen.
Enige tijd eerder waren ook in Doetinchem hier en daar bezwaren ontstaan tegen de synodebesluiten betreffende de visie op Doop en Verbond, dit in navolging van onder anderen de Kamper hoogleraar dr. K. Schilder (1890-1952). Op 11 augustus 1944 ontstond de kerkscheuring tijdens de ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag, waar dr. Schilder de ‘Acte van Vrijmaking’ voorlas, die door velen getekend werd.
Zoals al opgemerkt was ds. Appelo bezwaard over de besluiten die de generale synode in de jaren ’40 genomen had over de visie op Doop en Verbond, al ging niet met de Vrijmaking mee. Zijn opvolger ds. Wassink was met de kerkenraad van mening dat ‘de krachten niet versnipperd moesten worden, maar dat er een front gemaakt moest worden tegenover de wereld’. Een kerkscheuring kon je daar niet bij gebruiken.
In Doetinchem waren enkele gezinnen die zich wel bij de Vrijmaking wilden aansluiten en daarom lid geworden waren van de zeer kleine vrijgemaakte kerk in Doesburg, die op 9 september 1945 geïnstitueerd was en toen 15 leden telde. Elke zondag gingen de Doetinchemse bezwaarden dus twee keer op de fiets op pad. Onderwijzer B. Bik, die ook tot de bezwaarden behoorde, vroeg achtereenvolgens dr. Schilders bezwaarde collega’s B. Holwerda (1909-1952) en C. Veenhof (1902-1983) om in Doetinchem voorlichting te geven. Daar werd niet of afwijzend op gereageerd, zodat uiteindelijk ds. J. Smelik (1899-1960) van Loosduinen de bezwaarde gemeenteleden ‘eenvoudig en niet scherp‘ op de hoogte zou stellen van wat er volgens hem mis was met de synodebesluiten. Er waren echter slechts een paar belangstellenden. Dat gaf al aan dat in Doetinchem de Vrijmaking nauwelijks aansloeg.
Toch werd in Doetinchem de vrijgemaakte Kerk officieel op 26 oktober 1947 geïnstitueerd, waarbij zich dat jaar ongeveer twintig gemeenteleden aansloten.
De kerk vergroot (1950).
Omdat de Gereformeerde Kerk van Doetinchem bleef groeien (eind 1946 waren er inmiddels 650 leden) werd omgekeken naar een terrein voor de bouw van een nieuwe, grotere kerk. Het zou door allerlei langzaam malende ambtelijke molens en door de hoge kosten nog acht jaar duren voordat die plannen gerealiseerd zouden worden. Wel besloot men intussen tot vergroting van de kerk. Was het kerkgebouw in 1916 vijf meter naar achteren uitgebreid, in 1950 werd de kerk aan de voorkant met zes meter verlengd, waardoor de oorspronkelijk getrapte voorgevel een ander uiterlijk kreeg, maar wel versierd met een soort van roosventer in de nok. Op 24 november dat jaar kon de vergrote kerk in gebruik genomen worden. Intussen had de Gereformeerde Kerk te Doetinchem in 1949 vijftig jaar bestaan, en daaraan werd ruime aandacht geschonken. Op 28 november werd een herdenkingsdienst gehouden.
Ds. Wassink vertrok in 1952 naar de Gereformeerde Kerk van Ruinerwold-Koekange, nadat hij op 20 juli 1952 afscheid van Doetinchem genomen had.
Ds. C. Kamper (van 1953 tot 1963).
Tien jaar lang was de opvolger van ds. Wassink aan de Gereformeerde Kerk van Doetinchem verbonden. Het was ds. C. Kamper (1915-1984) van Bleiswijk, die op 18 januari 1953 intrede deed. De beperkte ruimte in het kerkgebouw werd hoe langer hoe nijpender.
Een nieuwe kerk (1954).
Nadat de aanvankelijke plannen voor de bouw van een nieuwe, grotere kerk in 1950 voorlopig geleid had tot vergroting van het bestaande bedehuis, konden nu spijkers met koppen geslagen worden. Aan de Holterweg, op de hoek met de Meestersstraat (genoemd naar ds. Meesters!) werd voor de prijs van fl. 11.500 een stuk grond van 5000 m² gekocht. Daarop zouden een kerk met pastorie, kosterswoning en vergaderzaal-met-podium worden gebouwd. Een deel van de bouwgrond werd bestemd als parkeerterrein. De plannen van architect H. Geels kostten ongeveer fl. 336.000, terwijl meteen ook besloten werd dat een nieuw orgel ter waarde van fl. 47.000 zou worden aangeschaft. Om over voldoende geld te beschikken werd de pastorie Bergzicht aan de Terborgseweg (in 1913 aangekocht) van de hand gedaan en werd voor fl. 65.000 een lening aangegaan. Natuurlijk werd ook een beroep gedaan op de befaamde gereformeerde Stichting Steun Kerkbouw (SSK).
Op 17 december 1953 werd de eerste steen gelegd. Op 23 mei 1954 kon in de oude kerk aan de Nieuweweg de laatste dienst gehouden worden, waaraan ds. Kamper leiding gaf. Op 25 mei dat jaar werd de nieuwe kerk in gebruik genomen met een feestelijke eerste dienst, die door vele belangstellenden werd bijgewoond. De tekst voor de preek was gekozen uit psalm 100: ‘Gaat met een loflied zijn poorten binnen, zijn voorhoven met lofgezang. Loof Hem, prijst Zijn Naam, want de Here is goed’.
Aanvankelijk was er nog geen nieuw orgel om de kerkzang te begeleiden, maar uiteindelijk werd het instrument, vervaardigd door de fa. Flentrop, in mei 1957 in de kerk geplaatst.
En verder…
De samenwerking tussen de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente kwam langzaam maar zeker op gang. Zo werd het van oorsprong gereformeerde jeugdwerk, De Boei, ook toegankelijk voor jeugd uit andere plaatselijke kerken. Ook kwam er een eigen kerkelijk Jaarboekje met alle belangrijke gegevens over de kerk. Kort daarop werd de kosterswoning vergroot.
De predikant had ondertussen een beroep ontvangen van de Gereformeerde Kerk in het Friese Garijp, dat hij aannam. Op 27 januari 1963 nam hij afscheid van de kerk van Doetinchem.
Twee predikantsplaatsen.
De Gereformeerde Kerk te Doetinchem bleef groeien. Toen de nieuwe predikant, ds. E. de Vries (*1933) van het Friese Tijnje op 5 mei 1963 intrede deed, telde kerk zo’n 1.000 leden. Hij bleef tot 1970 aan de kerk van Doetinchem verbonden.
In 1965 gaf ds. P.H. Steenhuis (1929-2014) van Gent in België te kennen het op hem uitgebrachte beroep aan te nemen; hij deed op 17 oktober 1965 intrede in Doetinchem en stond er tot 1969. Het grondgebied van de kerk van Doetinchem werd – nu er twee predikantsplaatsen gevestigd waren – in twee wijken verdeeld. De samenwerking tussen beide predikanten verliep uitstekend.
Een nieuw kerkje in Zelhem (1967-1981).
In de jaren ’60 gaf de groeiende groep gereformeerden in Zelhem te kennen graag over een eigen kerkgebouw te willen beschikken om daar in eigen kring. diensten te houden.
Maar eerst een stukje voorgeschiedenis: in 1889 werd het eerste kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk te Doetinchem in gebruik. Aanvankelijk kerkten daar ook de leden in Zelhem en omgeving (zoals we in deel 1 van dit verhaal al zagen). Maar na verloop van tijd ontstond er onenigheid met de in Zelhem e.o. wonende gemeenteleden, waarna ze zich afsplitsten en bij br. Ter Wal aan huis eigen diensten hielden. Ze noemden zich ‘Oud-Gereformeerde Gemeente’. Maar in 1902 bouwden ze aan de Weeverstraat in Zelhem een klein kerkje, dat door hen gebruikt werd tót de opheffing van de gemeente, rond 1920. Het kerkje kwam toen in handen van de Gereformeerde Kerk van Doetinchem, speciaal voor de eigen gemeenteleden in Zelhem e.o. Al in de jaren ’30 werd er eens per zondag een ‘leesdienst’ gehouden, of ging er een predikant voor.
In 1966 en 1967, toen de Zelhemmers weer om eigen diensten vroegen, besloot de kerkenraad het kerkje af te breken en een geheel nieuw te bouwen, dat de naam ‘De Rank’ kreeg. Daar werden sindsdien geregeld diensten gehouden. In 1981 werd het kerkje in Zelhem door het Samen-op-Wegproces met de Hervormde Gemeente overbodig. Per 1 juli 1987 werd in Zelhem de Gereformeerde Kerk geïnstitueerd. Met ingang van dezelfde datum gingen hervormden en gereformeerden in Zelhem in federatief verband samenwerken en werd De Rank afgestoten en verkocht.
- Nu we het grootste deel van de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Doetinchem in grote lijnen beschreven hebben, vervolgen we het verhaal hieronder in zevenmijlslaarzen.
Tot slot…
– Omdat de kerk bleef groeien werd in 1967 intensief overlegd over de eventuele bouw van een nieuwe kerk in de wijk Overstegen. Door allerlei onzekerheden en ook door de grote financiële consequenties ervan werd van het plan afgezien.
– Na een lange voorgeschiedenis kwam eind jaren ’60 een ‘proeve van een nieuwe psalmberijming’ gereed, die in Doetinchem per 1 juli 1968 in gebruik genomen werd. Ondertussen was de samenwerking met de hervormde gemeente ook steeds nauwer geworden. Na de eerste gezamenlijke kerkenraadsbespreking op 17 januari 1969 werd afgesproken in de toekomst met deze bijeenkomsten door te gaan. Nog hetzelfde jaar werd een gezamenlijke jeugddienst gehouden. En wat de jeugd betreft besloot de kerkenraad verder de kindernevendienst in te stellen.
De gaande en komende gemeentepredikanten tot 2005.
– Ds. Steenhuis nam op 26 oktober 1969 afscheid van Doetinchem, wegens vertrek naar de Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Delfshaven, waar hij zich ging inzetten voor de evangelisatiearbeid. Ds. De Vries nam op 20 september 1970 afscheid van de kerk van Doetinchem wegens vertrek naar Kampen, waar hij per 1 september wetenschappelijk hoofdmedewerker werd aan de Theologische Hogeschool.
– De opvolgers van de beide predikanten waren ds. J.H. Bloemkolk (1914-1997) van Eindhoven, die op 20 juni 1971 intrede deed en aan de kerk van Doetinchem verbonden bleef tot zijn emeritaat per 1 november 1969. Ds. H. de Boer (*1933) werd als kandidaat beroepen in combinatie met de kerk van Halle; hij deed op 18 juni 1972 intrede en nam op 20 augustus 1978 afscheid wegens vertrek naar de kerk van Honselersdijk.
– Achtereenvolgens waren de volgende gemeentepredikanten aan de kerk van Doetinchem verbonden: de van oorsprong lutherse predikant ds. G.W. van Dunnewold (*1932) (parttime) van 1970 tot 1981; ds. L. Buitenhuis (*1929) van 1979 tot 1990; ds. A.G.E. Klap (*1945) van 1979 tot 1985; ds. R. Molemaker (*1933), van 1982 tot 1987 en daarna voor Zelhem in samenwerking met de plaatselijke hervormde gemeente, van 1987 tot 1994; ds. L. Bosgra (*1950) van 1986 tot 1996; ds. D.A. Bos (*1946) vanaf 1990 tot de vorming van de Protestantse Gemeente.
Nog iets over het kerkelijk leven.
Omdat de Gereformeerde Kerk van Doetinchem groeide werd het per 1 april 1972 noodzakelijk elke zondagochtend twee kerkdiensten te houden. In hetzelfde jaar werd met de kerkenraad van Halle afgesproken samen een predikant te beroepen; het werd de al genoemde ds. H. de Boer, die voor 70% aan Doetinchem en voor 30% aan de kerk van Halle verbonden was, waarmee hij voor wat Doetinchem betreft de derde predikant was.
Officieel behoorden de gereformeerden in ’s-Heerenberg ook tot de Gereformeerde Kerk van Doetinchem. Maar de afstand tussen beide plaatsen was zo groot, dat nogal wat gemeenteleden in dat dorp al in de plaatselijke hervormde kerk diensten bijwoonden. In 1972 spraken de kerkenraad van Doetinchem en die van hervormd ’s-Heerenberg af dat deze gereformeerden een soort van gastlidmaatschap van de hervormde gemeente konden krijgen als ze dat wensten.
De kerk vergroot.
In de zeventiger jaren werd de ruimte in de kerk aan de Meestersstraat krapper door de voortgaande groei. Besloten werd de kerk uit te breiden; die werkzaamheden vonden plaats in de jaren 1972 en 1973, terwijl de kerkdiensten zolang in de rooms-katholieke Heilige Geestkerk gehouden werden. Tegelijk met de verbouwing van de kerk werd ook het orgel uitgebreid.
In januari 1980 besloot de kerkenraad – uiteraard na de gemeente gehoord te hebben – de kinderen aan het avondmaal toe te laten.
Protestantse Gemeente Doetinchem (2005).
In 2005 werd de langzamerhand ontstane samenwerking tussen de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente omgezet in de fusie als Protestantse Gemeente Doetinchem. In september 2013 werd de Ontmoetingskerk, zoals het bedehuis aan de Meestersstraat genoemd werd, buiten gebruik gesteld en twee jaar later gesloopt.
Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Doetinchem.
Bronnen onder meer:
D.J. van den Berg, 40 jaar Vrijmaking in Doetinchem e.o. (1947-1987). Doetinchem, 1987
Gemeenten en Predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992
Graafschapbode, div. jrg.
Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.
A. Meeuwsen, Gereformeerde Kerk Doetinchem. Historie van de Gereformeerde Kerk te Doetinchem 1899-1985. Doetinchem, 1985
C. Smits, De Afscheiding van 1834, negende deel, Provincie Gelderland. Dordrecht, 1991
H.M. Stoppelenburg, De Oud-Gereformeerde Gemeente te Doetinchem, in: Kerkhistorische Kroniek, 1964, nr. 1
© 2020. GereformeerdeKerken.info