Van Medemblik naar Opperdoes (3)

Ds. D. Roest (van 1937 tot 1943).

( < Naar deel 2 ) – De vacature door het vertrek van ds. Vrolijk was vrij vlot vervuld en wel door kandidaat D. Roest (1910-1976) uit Maassluis. Op 11 april 1937 deed hij intrede.

Ds. D. Roest (9110-1976) op latere leeftijd.

“Als predikant in onze kerken was hij een representant van het gespierde gereformeerde belijden, dat hij al meer belaagd zag en met overtuiging verdedigde. In de uitwerking daarvan, bijvoorbeeld op de kansel, was hij zeer concreet en kon hij zo suggestief te werk gaan, dat de één behoefte voelde aan luide instemming, de ander aan critisch commentaar. Hij hield er wel van ietwat uitdagend tevoorschijn te komen. Hij was een boeiend spreker, van wie ik bovendien nog zeggen kan, dat ik in zijn zinsbouw nooit een enkele afwijking van zijn moedertaal heb ontdekt”.

De kerk ‘totaal verbouwd’ en vergroot (1939).

Een belangrijke gebeurtenis tijdens zijn predikantschap was de complete verbouwing (zowel het exterieur als het interieur) van de kerk, die te klein werd. Aannemer H. Buter klaarde de klus voor een bedrag van fl. 20.000. Daardoor kreeg de kerk haar tegenwoordige uiterlijk.

Ds. Roest nam op 7 maart 1943 afscheid van Opperdoes en vertrok naar de kerk van Hoogeveen.

De totaal verbouwde en vergrote kerk van Opperdoes.

Ds. A. de Bruin (van 1943 tot 1946).

De opvolger van ds. Roest (ds. A. de Bruin (1914-1985) stond al enkele maanden later op de preekstoel, toen hij op 20 juni 1943 intrede deed. Zijn jaartraktement bedroeg fl. 2.600 met fl. 200 duurtetoeslag, vrij wonen en vier weken vakantie. In de pastorie was schraalhans keukenmeester. De Tweede Wereldoorlog was ook voor het jonge predikantsechtpaar een moeilijke tijd, zowel materieel als door de zware druk van de spanningen van de oorlogstijd.

Een voordeel was dat door de steeds geringere waarde van het geld de schuld op kerkgebouw en pastorie – die nog fl. 9.500 bedroeg – in één inzameling, die bijna fl. 7.400 opbracht, bijna geheel kon worden betaald.

Ds. A. de Bruin (1914-1985).

De Tweede Wereldoorlog.

Ds. De Bruin heeft later iets verteld over de belevenissen van de Opperdoezer gemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hieronder slechts een korte weergave daarvan.

Zo moesten enkele jongens naar Duitsland voor de verplichte Arbeitseinsatz (ze meenden de bezetters te moeten gehoorzamen – de predikant sprak indringend met hen en met hun ouders over de vraag ‘of dát nu de weg was’), maar sommigen het uit de trein te springen en onder te duiken. In de zomer van 1940 vond men dat geen enkele Opperdoezer meer richting Duitsland moest gaan,  en bovendien was er grote bereidheid vluchtelingen te helpen, die dan ook in het dorp opgenomen werden.

Een werkgroep regelde van alles en onderhield contacten met verzetsgroepen, zorgde voor bonkaarten voor onderduikers en ander materiaal. Door dat ondergrondse werk ontstonden ook nauwere contacten tussen de kerken en werden gezamenlijke  bidstonden gehouden, terwijl elke zondag onderduikers kerkdiensten bijwoonden, hoe riskant dat ook was. Daarom werd in de nok van de gereformeerde kerk een geheime schuilplaats ingericht om naar toe te vluchten als het nodig was. In het orgel was een radiotoestel verborgen (voor Radio Oranje!) en vele hongerigen uit het westen van het land werden gevoed. Tijdens een catechisatie werd de predikant door het afgesproken onraadsignaal van zijn vrouw naar buiten geroepen. Twee opgejaagde Joodse vluchtelingen smeekten om onderdak, dat ze kregen.

Het interieur met het orgel, in 1984 gefotografeerd (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Veel andere gebeurtenissen vonden plaats tot uiteindelijk door Dolle Dinsdag (5 september 1944) de onrust bij de rond Opperdoes gelegerde Duitsers toenam, zodat de burgemeesters in de omgeving het bevel van de Duitsers kregen manputten laten graven om zich tegen de geallieerden te kunnen verdedigen. Als het niet gebeurde zouden ze de burgemeesters daarvoor verantwoordelijk houden. Opperdoezers zorgden er voor dat hun burgemeester met zijn gezin op tijd naar elders gebracht werd.

Een lid van de Opperdoezer werkgroep werd door de Grüne Polizei gearresteerd, naar ‘de foltergevangenis’ in Alkmaar gebracht, van waaruit hij als door een wonder kon ontsnappen, terwijl de kogels hem om de oren vlogen. In het dorp werden vervolgens huizen over hoop gehaald om de vluchteling te vinden, ook de drie pastorieën aan het Noorderpad (geref., chr. geref. en hervormd). Ze werden niet gevonden.

Ds. De Bruin nam op 6 januari 1946 afscheid van Opperdoes en vertrok naar de kerk van Driebergen.

Ds. H. Sweepe (van 1946 tot 1949).

Ds. H. Sweepe (1917-2001).

Ook nu duurde de vacante periode slechts enkele maanden. Kandidaat H. Sweepe (1917-2001) uit Hollandscheveld deed op 18 augustus 1946 intrede. Vooral de evangelisatie had de liefde van zijn hart en hij zette zich daarvoor van ook van harte in.

Tijdens zijn ambtsperiode besprak de kerkenraad meerdere malen de mogelijkheid om een nieuw orgel aan te schaffen. Ook kwam de bouw van een nieuwe pastorie regelmatig aan de orde. Het orgelplan werd gerealiseerd tijdens zijn laatste kerkenraadsvergadering in Opperdoes, want toen werd besloten voor de prijs van fl. 16.000 een nieuw instrument aan te schaffen. De bouw van een nieuwe pastorie bleef echter vooralsnog een vrome wens, die overigens in 1958 gerealiseerd werd.

  • De tijd vanaf 1950 – in grote lijnen.

De predikanten (1950 tot 1985).

Aan de Gereformeerde Kerk te Opperdoes waren tussen 1950 en 1985 de volgende predikanten verbonden: ds. A.C. Kersten (1924-1993) – de eerste predikant in Opperdoes die in de pastorie telefoon kreeg –  stond hier van 1951 tot 1955, waarna hij vertrok naar de kerk van Bodegraven; ds. S. van der Linde (1929-1994) volgde hem op en diende de kerk van Opperdoes van 1958 tot 1962 en woonde met zijn vrouw in de nieuwe pastorie. Ruim vier jaar lang stond vervolgens ds. H.G. Verhaagen (1918-1999) in Opperdoes, namelijk van 1963 tot 1968. Ds. J.W. Huisman (*1944) volgde hem op en was van 1970 tot  1974 aan de kerk van Opperdoes verbonden; ds. J. van Opstal (*1952) volgde hem in 1978 op en nam in 1984 afscheid.

Iets uit het kerkelijk leven.

Kerk en pastorie.

Langzamerhand deden ook de vrouwelijke belijdende leden hun zegje in de kerkelijke vergaderingen. Waren vroeger op de gemeentevergaderingen slechts de manslidmaten aanwezig (het waren dan ook ‘manslidmatenvergaderingen’), in maart 1952 waren voor het eerst ook drie dames aanwezig.

Het vertrek van ds. Kersten in april 1955 luidde een behoorlijk lange vacante periode in: pas drieëneenhalf jaar later, in november 1958, trad ds. Van der Linde uit Lemele aan. Tijdens zijn ambtsperiode werd de Jeugdraad opgericht – 21 oktober 1958 – die het uitdijende jeugdwerk onder zijn hoede zou nemen. De jeugdraad had mede tot taak het jeugdwerk te stimuleren door het organiseren van allerlei activiteiten (bazaars, bijvoorbeeld). Bovendien werd een Verjaardagsfonds in het leven geroepen, dat een kleine bijdrage van jarige gemeenteleden vroeg.

In 1964 – ds. Verhaagen was inmiddels predikant geworden – werd gesproken over de mogelijkheid  om de gemeenteleden in het bejaardencentrum ‘Almere’ te laten meegenieten van de kerkdiensten door middel van kerktelefoon. Ook kwamen er de ‘bloemen in de kerk’ (bestemd voor zieken en bejaarden), werden speciale jeugddiensten gehouden en werd besloten de Geloofsbelijdenis in het vervolg te zingen. In 1968 herdacht de organist, K. Zwier, zijn vijftigjarig jubileum als organist in de kerk, en de gemeente vierde het met hem mee.

Het interieur van de gereformeerde kerk, in 1984 gefotografeerd (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Ondertussen was in onze Kerken een nieuwe psalmberijming gereed gekomen, als tussenstation in de vernieuwing van de kerkzang. Uiteindelijk liep deze psalmbundel uit op de samenstelling van het Liedboek voor de Kerken, dat begin jaren ’70 van de persen rolde. Hoe dan ook, de psalmberijming werd in 1969 ook in de kerkdiensten in Opperdoes ingevoerd. In 1973 werd voorafgaande aan de kerkdiensten voor het eerst uit de bundel ‘Stemmen des Heils’ gezongen.

De proefbundel ‘150 Psalmen’.

In januari 1972 besloot de kerkenraad zes wijkzusters te benoemen, de ogen en oren van kerkenraad en diaconie in de gemeente. En, het moest er van komen, op 20 augustus 1973 werd de eerste vrouwelijke ouderling gekozen in de persoon van mej. A. Zwaan. Er kwam wel één bezwaar binnen tegen deze ontwikkelingen (‘In de Bijbel staat dat de vrouw niet mag heersen in de gemeente’), maar deze opmerking werd door een ander onderuit gehaald: ‘Als je dat wilt handhaven kun je in het dorp alle huishoudens wel opruimen’.

De kerk gerenoveerd.

De gereformeerde kerk gerenoveerd (foto: Reliwiki Andre van Dijk).

Na het vertrek van ds. Huisman in 1974, duurde het drieëeneenhalf jaar alvorens zijn opvolger op de kansel stond (in de persoon van ds. J. van Opstal). De kerkenraad en de Commissie van Beheer namen de gelegenheid te baat het kerkgebouw ingrijpend te renoveren. De aannemers De Graaff en Putting mochten de klus klaren voor de prijs van fl. 167.000; een niet gering bedrag! De bijdragen van de gezinnen waren indrukwekkend: per gezin fl. 800 ineens, fl. 920 over vier jaar of fl. 1.200 over tien jaar. Ook de werkende jeugd droeg bij voor een bedrag van fl. 400. De kerkdiensten werden tidjens de renovatie in het dorpshuis gehouden, in ‘De Torenschouw’. Ook de pastorie werd aangepakt. Voor een bedrag van fl. 37.000 werd een garage aan de woning gebouwd.

En verder…

Het oude jeugdgebouw was dringend nodig aan een opknapbeurt. Vandaar dat de kerkenraad besloot het gebouw te restaureren. De aannemers De Graaf een Putting, die al eerder een kerkelijke verbouwing naar tevredenheid hadden uitgevoerd, kregen ook nu de opdracht het werk ter hand te nemen. Het was geen geringe klus met geen geringe kosten: in totaal was een bedrag van maar liefst fl. 220.000 nodig om de renovatie uit te voeren en de aankleding van het interieur te verzorgen. Per gezin werd daarvoor fl. 800 tot fl. 1.200 bijdragen.  “Als er soms geklaagd wordt over de lauwheid in de gemeente dan kan dit zeker niet worden gezegd van de bereidwilligheid om financieel bij te dragen als dit nodig is. Van 1977 tot 1983 werd, boven de normale vrijwillige bijdrage, een bedrag van fl. 270.000 bijeengebracht.”

De gereformeerde kerk (foto: Reliwiki,  Hollestelle, Ens).

* Tenslotte..

De predikanten na 1985.

In 1985 werd ds. H. Nagelhout (*1954) aan de Gereformeerde Kerk te Opperdoes verbonden. Hij diende de kerk tot 1989. Zijn opvolger deed in 1991 intrede in de persoon van ds. C.C. Kors (*1965), die er zijn eerste gemeente kreeg. In 1996 nam hij afscheid. Na een vacante periode van bijna drie jaar deed in 1999 dr. H. Jansen (*1958) intrede. In 2005 ging de predikant met emeritaat. In 2011 werd ds. mevr. M. Kraak-Verdonk predikant van de inmiddels gevormde Protestantse Gemeente te Opperdoes.

Vanaf 1978 werd veel gesproken over (en werden veel contacten gelegd met) de Nederlandse Hervormde Gemeente om te spreken over samenwerking. De samenwerking werd langzamerhand hechter, zodat uiteindelijk kon worden overgegaan tot de vorming van de Protestantse Gemeente te Opperdoes, die op 30 december 2010 tot stand kwam. De Gereformeerde Kerk telde toen ongeveer 410 leden; de hervormde gemeente 150.

Het kerkgebouw van de Gereformeerde Kerk doet nog steeds dienst als bedehuis van de Protestantse Gemeente te Opperdoes.

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Opperdoes.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Opperdoes tussen 1900 en 2010 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

R.A. Bosch en C.M.H. Bosch, Jan Masereeuw – een gereformeerd profeet? In: Anderhalve eeuw gereformeerden in stad en land, deel 11, Noord-Holland. Kampen, 1986

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

J. Kok, De profeet van Opperdoes, Jan Masereeuw. Kampen, 1919

J. van Opstal e.a., De geschiedenis van De Gereformeerde Kerk te Opperdoes. Opperdoes, 1983

© 2021. GereformeerdeKerken.info