De Doleantie te Charlois

De vroegere Gereformeerde Kerk te Rotterdam-Charlois werd op 14 december 1887 geïnstitueerd als Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Charlois (een dorp ten zuiden van het toenmalige Rotterdam en later onderdeel daarvan), ontstaan vanuit de Doleantie, de tweede orthodoxe uittocht uit de Hervormde kerk.

Kaart: Google.

Het begin van de Doleantie.

Op 4 januari 1886 werden tachtig hervormde kerkenraadsleden in Amsterdam geschorst, onder wie dr. A. Kuyper (1837-1920), die als leider van de Doleantie beschouwd wordt. Als reactie daarop betuigde dr. Ph. J. Hoedemaker (1839-1910), toen nog hoogleraar aan de door dr. Kuyper opgerichte Vrije Universiteit, de geschorste kerkenraadsleden steun en riep ook anderen op hun sympathie te betuigen en om hen aan te sporen standvastig te blijven in hun verzet tegen – kort gezegd – de toenemende vrijzinnigheid in de hervormde kerk en de grote macht van de Algemene Synode, die de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten inperkte, ook op het gebied van het beheer van de kerkelijke goederen (financiën en gebouwen).

Dr. Ph.J. Hoedemaker (1839-1910).

Als reactie op de landelijke gebeurtenissen werd begin februari in Rotterdam een door de Rotterdamse kerkenraad georganiseerde vergadering gehouden waar ‘de ontkomene kerken’ steun bij elkaar zochten en beraadslaagden over hoe verder te gaan. Ook vanuit de hervormde gemeente te Charlois werden afgevaardigden gestuurd: ds. J. Post (1831-1893) en br. Jan Blok (voorzitter van de Christelijke  Schoolvereniging). De hervormde kerkenraad van Charlois was echter nog niet zo ver dat men een beslissing kon nemen over de vraag wat te doen. Wel bad hij in een schrijven van 2 februari 1886 aan de Dolerenden in Amsterdam ‘genade en trouw’ toe om pal te staan voor de belijdenis van de kerk.

Ds. J. Post (1831-1893).

‘In de lokalen’.

In Amsterdam waren de afgezette kerkenraadsleden en hun ‘volgelingen’ overgegaan tot het houden van zondagse kerkdiensten in ‘de lokalen’, verscheidene over de stad verspreide gebouwen, zoals het Gebouw voor De Werkenden Stand.

De volledige vierdelige prekenserie ‘Uit de Diepte’ (1886-1890), gehouden in ‘de lokalen’ van de Dolerenden te Amsterdam.

Daar ging ook ds. J. Post uit Charlois voor in Dolerende kerkdiensten, die druk bezocht werden door de geestverwanten van de geschorste kerkenraadsleden (de talloze preken die in de loop der jaren ‘in de lokalen’ gehouden werden, zijn destijds in vier dikke delen in druk gepubliceerd).

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres (1887).

In ‘De Heraut’ van 9 januari 1887 verscheen dit overzicht van het programma van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’.

Intussen hadden de Amsterdamse Dolerenden het landelijke Gereformeerd Kerkelijk Congres georganiseerd dat op 11 tot en met 14 januari 1887 in Amsterdam gehouden werd. Men wilde daar met andere hervormde kerkenraden en leden spreken over de vraag hoe de Doleantie ook elders in het land te bevorderen. Bij binnenkomst dienden de 1.500 bezoekers een verklaring te ondertekenen dat men ‘de reformatie der kerk plichtmatig’ achtte. Daarmee bedoelde men dat men zich wilde losmaken van de hervormde kerkelijke besturen (niet van de hervormde kerk!) en dat men het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk (dat in 1816 door de regering (!) aan de hervormde kerk was opgelegd) wilde afschaffen en vervangen door de aloude Dordtse Kerkorde uit 1619, die recht deed aan de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten en zich wilde houden aan de gereformeerde belijdenisgeschriften.

Niet iedereen ging mee…

Ds. F. Lion Cachet (1835-1899).

Toen na de schorsing van de Amsterdamse kerkenraadsleden duidelijk werd dat de kerkstrijd zou uitlopen op een vertrek uit de hervormde kerk, om gezamenlijk verder te gaan als voortzetting daarvan, haakten sommigen af, zo ook dr. Hoedemaker. En slechts twee van de achttien hervormde predikanten in Rotterdam sloten zich bij de kerkelijke beweging van de Doleantie aan. Zo ontstond op 5 januari 1887 in de stad Rotterdam de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende), waaraan vooral ds. F. Lion Cachet (1835-1899) en ds. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929) leiding gaven.

Ds. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929).

Ds. G. Klaarhamer (1836-1899) en ds. A. van Veelo (1844-1924) volgden hen als Dolerende predikanten op respectievelijk 1 en 18 december 1887. Het feit dat in Rotterdam in korte tijd al vier Dolerende predikanten werkten geeft aan dat deze er stevig voet aan de grond kreeg; slechts een enkeling van de veertig ouderlingen maakte de stap naar de Doleantie niet mee. ‘Tienduizend vastberaden gemeenteleden’ zetten die stap ook.

Ds. G. Klaarhamer (1836-1899).

In Charlois.

Ondertussen waren ook in Charlois stemmen opgegaan zich bij de Doleantie aan te sluiten. Een zestal hervormde gemeenteleden drong er in maart 1887 in een schrijven aan de hervormde kerkenraad op aan ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’. (de briefschrijvers waren H.C. Vaandrager, B. Vaandrager Gzn., J. van Nus, L. den Brouwer, P.C.J. Camphuis en W. Zevenbergen). Ze schreven ‘van de kerkenraad gehoopt en verwacht te hebben’ dat ze ‘ook in deze zaak over hun kudde gewaakt zouden hebben’. Maar omdat ze daarover van de kerkenraad niets hoorden wilden ze graag weten “of de kerkenraad deze zaak ter hand neemt, of dat hij, door te zwijgen en stil te zitten, haar op het ambt der geloovigen schuift”, met andere woorden, het initiatief tot de ‘reformatie van de kerk’ wilde overlaten aan de gemeenteleden.

De hervormde kerk te Charlois.

De kerkenraad antwoordde op 21 maart. Hij gaf aan dat hij ‘in getrouwheid aan des Heeren Woord door Gods genade hoopt te handelen, maar het niet overeenkomstig dat Woord acht pogingen te doen om een conflict in het leven te roepen”, al beoordeelde de kerkenraad “de toestand alhier” als ‘treurig’ (er waren namelijk in de hervormde gemeente in die tijd ernstige problemen gaande). Vandaar dat de kerkenraad aan het verzoek van de briefschrijvers niet kon voldoen. De ondertekenaars waren ds. Post en ds. Van der Steen (laatstgenoemde moest sowieso van de Doleantie niets hebben). Dat was alles wat men van de kerkenraad hoorde.

Ds. F. Fortuin (1853-1928).

Dit was voor de ‘bezwaarde’ hervormden in Charlois aanleiding op zondagavond kerkdiensten te gaan houden in een lokaal aan de Gouwstraat 6. Daar preekte volgens de (onbewezen) overlevering als eerste op 12 juni 1887 ds. F. Fortuin (1853-1928) uit Hilversum over de tekst: ‘Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion’ (psalm 137 vers 6), een psalm die men daar ongetwijfeld ook heeft gezongen. Ook andere predikanten en oefenaars, zoals A. van der Valk, gingen er voor.

Aansluiten bij de Doleantie? Of niet?

Maar moest de ‘Gouwstraatgroep’ zich nu aansluiten bij de Doleantie? Of wilde men als zelfstandige gemeente verder gaan? Janna Vaandrager-Koster wist in ieder geval al zeker dat zij niet meer bij de hervormde kerk wilde behoren. Op 7 juli 1887 schreef zij de kerkenraad dat zij – door in de hervormde kerk te blijven – zich  mede aansprakelijk zou stellen voor het gepleegde onrecht in de kerk. Langer lid blijven van ‘het Genootschap’ (zoals ze de hervormde kerk noemde) zou volgens haar zondig zijn. Ze verzocht de kerkenraad haar voorbeeld te volgen. Merkwaardig is overigens dat zij zich niet bij de Dolerende Kerk van Charlois liet inschrijven.

Het lokaal Gouwstraat 6.

Weer een brief aan de kerkenraad.

Hoe dan ook, de broeders in de Gouwstraat probeerden het op 15 september 1887 opnieuw. Weer ging er een brief naar de hervormde kerkenraad. Daarin riepen zij de de broeders op ‘de berekening ter zijde te schuiven’; het ging immers om niets minder dan ‘of menschelijke reglementen, of Jezus Christus als Hoofd der Kerk moest worden geëerbiedigd’. De kerkenraad reageerde opnieuw afwijzend.

Ds. H.H. Veder (1853-1913) van Rotterdam.

De classis Rotterdam van de Dolerende Kerken (die zich intussen ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ noemden – de vroegere naam van de Nederlandse Hervormde Kerk) zorgde nu dat consulenten de Dolerenden in de randgemeenten ondersteunden: ds. Fortuin, ds. F. Lion Cachet, ds. G. Klaarhamer, ds. H.H. Veder (1853-1913) uit Schiedam, en ds. A. van Veelo.

Evangelist en later ds. A. van Veelo (1844-1924).

De Doleantie in Charlois.

Het werd tijd voor een duidelijke stap. Op 22 november 1887 kwamen zestig Charloisse geestverwanten van de Dolerenden bij elkaar in het lokaal in de Gouwstraat. De leiding van de bijeenkomst was in handen van ds. Veder. En het doel was het kiezen van een kerkenraad. Als ouderlingen werden verkozen P.C.J. Camphuis, W. Zevenbergen, B. Vaandrager Gzn. en F.A. Camphuis. En als diakenen werden aangewezen L.J. Keller, H.A. Breukhoven en J. van Nus. Op 8 december 1887 werden ze in het ambt bevestigd door ds. F. Lion Cachet van Rotterdam. Toen waren er dus een gemeente én een kerkenraad; normaliter wordt die datum als institueringsdatum aangemerkt. Maar Jaap van Gelderen meldt dat de stukken die op de instituering betrekking hadden, op 13 december in orde gemaakt werden en gedateerd waren op 14 december 1887. Die datum wordt derhalve officieel als de institueringsdag van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Charlois beschouwd.

En verder…

De vroegere ‘Bethelkerk’ aan de Boergoensevliet, Rotterdam-Charlois.

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Charlois groeide snel. Er kwamen predikanten en kerkgebouwen. De Bethelkerk aan de Boergoensevliet werd in 1910 in gebruik genomen, en de Pniëlkerk aan de Carnissesingel in 1931. In 1954 werd de Immanuelkerk aan de Dorpsweg ingewijd.

De vroegere ‘Pniëlkerk’ aan de Carnissesingel te Rotterdam-Charlois.

Bronnen onder meer:

Jaap van Gelderen, De veertig ouderlingen van Rotterdam, In: Anderhalve eeuw gereformeerden in Stad en Land. Deel 5, Zuid-Holland Zuid. Kampen, 1984

Jaap van Gelderen, De weg ligt vooruit, De Gereformeerde Kerk van Rotterdam-Charlois (1887-1987). Kampen, 1987

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

De Heraut voor De Gereformeerde Kerken in Nederland. Amsterdam, div. jrg.

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

© 2025. GereformeerdeKerken.info.

Translation into English:

The Doleantie in Charlois.

The former ‘Gereformeerde’ Church of Rotterdam-Charlois was instituted on December 14, 1887, as the Nederduitsche ‘Gereformeerde’ Church (Dolerende) in Charlois (a village south of then-Rotterdam, and later part of it), originating from the Doleantie, the second orthodox exodus from the ‘Hervormde’ Church).

The beginning of the Doleantie.

On January 4, 1886, eighty ‘gereformeerde’ church council members in Amsterdam were suspended, among them Dr. Abraham Kuyper (1837–1920), who is considered the leader of the Doleantie. In response, Dr. Ph. J. Hoedemaker (1839–1910), then still a professor at the Free University founded by Kuyper, expressed support for the suspended council members and urged others to show sympathy and to encourage them to remain steadfast in their opposition to—briefly put—the increasing liberalism in the ‘Hervormde’ Church and the great power of the General Synod, which curtailed the independence of local congregations, including in matters of managing church property (finances and buildings).

In response to the national events, a meeting was held in early February in Rotterdam, organized by the local church council, where the “escaped churches” sought support and discussed how to proceed. Delegates were also sent from the ‘hervormde’ congregation in Charlois: Rev. J. Post (1831–1893) and Brother Jan Blok (chairman of the Christian School Association). However, the church council of Charlois was not yet at a point where it could make a decision about what to do. Still, in a letter dated February 2, 1886, to the Dolerenden in Amsterdam, the council wished them “grace and faithfulness” to stand firm for the confession of the church.

‘In the halls…’.

In Amsterdam, the deposed council members and their “followers” had begun holding Sunday worship services in “the halls,” various buildings scattered across the city, such as the Building for the Working Class (Gebouw voor De Werkenden Stand). Rev. J. Post from Charlois also preached in the Dolerende services, which were well attended by sympathizers of the suspended church council members. The countless sermons delivered “in the halls” over the years were later published in four thick volumes.

The ‘Gereformeerd’ Church Congress (1887).

Meanwhile, the Dolerenden in Amsterdam had organized a nationwide ‘Gereformeerd’ Church Congress, held from January 11 to 14, 1887, in Amsterdam. There, they wanted to discuss with other ‘hervormde’ church councils and members how to promote the Doleantie in other parts of the country. Upon entering, the 1,500 visitors had to sign a declaration stating that they considered “the reformation of the church a duty.” By this, they meant a break from the ‘Hervormde’ Church governing bodies (not the church itself!) and the desire to abolish the General Regulations for the Governance of the ‘Hervormde’ Church (imposed in 1816 by the government (!) on the church) and to replace it with the old Dordrecht Church Order of 1619, which respected the independence of local congregations and adhered to the ‘gereformeerde’ confessional writings.

Not everyone followed…

When it became clear after the suspension of the Amsterdam council members that the church struggle would result in a departure from the ‘Hervormde’ Church to continue as its rightful continuation, some withdrew—Dr. Hoedemaker among them. Only two of the eighteen ‘Hervormde’ ministers in Rotterdam joined the Doleantie movement. Thus, on January 5, 1887, the Nederduitsche ‘Gereformeerde’ Church (Dolerende) was established in the city of Rotterdam, primarily led by Rev. F. Lion Cachet (1835–1899) and Rev. G.H.J.W.J. Geesink (1854–1929). Rev. G. Klaarhamer (1836–1899) and Rev. A. van Veelo (1844–1924) followed as Dolerende ministers on December 1 and 18, 1887, respectively. The fact that four Dolerende ministers were working in Rotterdam in such a short time shows the strength of their establishment. Only a few of the forty elders did not join the Doleantie. “Ten thousand determined church members” also made that step.

In Charlois.

***Meanwhile, voices in Charlois also rose to join the Doleantie. In March 1887, six members of the Reformed congregation sent a letter to the church council urging them “to take up the reformation of the church.” (The letter was signed by H.C. Vaandrager, B. Vaandrager Gzn., J. Van Nus, L. den Brouwer, P.C.J. Camphuis, and W. Zevenbergen). They also wrote that they had hoped and expected the council “would have watched over their flock in this matter as well.” But since they had heard nothing from the council, they wanted to know “whether the council will take up this matter or whether, by remaining silent and inactive, it is shifting the responsibility to the office of the believers”—in other words, leaving the initiative for the church’s reformation to the members.

The church council responded on March 21. It stated that it “hoped to act faithfully according to the Lord’s Word by God’s grace, but did not consider it in accordance with that Word to create conflict,” although it did judge “the situation here” as “distressing” (there were serious problems in the Reformed congregation at that time). Therefore, the council could not comply with the letter-writers’ request. The letter was signed by Rev. Post and Rev. Van der Steen (who was opposed to the Doleantie anyway). That was the last the council said on the matter.

This prompted the concerned Reformed members in Charlois to begin holding Sunday evening services in a building at Gouwstraat 6. According to unverified accounts, the first to preach there, on June 12, 1887, was Rev. F. Fortuin (1853–1928) from Hilversum on the text: “By the rivers of Babylon, there we sat down, yea, we wept, when we remembered Zion” (Psalm 137:6), a psalm that they undoubtedly also sang there. Other ministers and lay preachers, such as A. van der Valk, also preached there.

To join the Doleantie? Or not?
But should the “Gouwstraat group” now join the Doleantie? Or did they want to continue as an independent congregation? Janna Vaandrager-Koster was in any case certain that she no longer wanted to belong to the Reformed Church. On July 7, 1887, she wrote to the church council that by remaining in the Reformed Church, she would become jointly responsible for the injustice committed in the church. Continuing as a member of “the Association” (as she called the Reformed Church) would, in her view, be sinful. She asked the council to follow her example. Interestingly, however, she did not register with the Dolerende Church of Charlois.

Another letter to the church council
The brothers in Gouwstraat tried again on September 15, 1887. Another letter was sent to the Reformed church council. In it, they called on the brothers “to set aside calculation”; after all, the issue at stake was nothing less than “whether human regulations or Jesus Christ as Head of the Church should be honored.” Once again, the council responded with rejection.

The Rotterdam classis of the Dolerende Churches (which now called themselves Netherdutch Reformed Churches—the old name of the Dutch Reformed Church) now ensured that consultants supported the Dolerenden in the surrounding municipalities: Rev. Fortuin, Rev. F. Lion Cachet, Rev. G. Klaarhamer, Rev. H.H. Veder (1853–1913) from Schiedam, and Rev. Van Veelo.

The Doleantie in Charlois
The time had come for a clear step. On November 22, 1887, sixty Charlois supporters of the Dolerenden gathered at the hall in Gouwstraat. The meeting was chaired by Rev. Veder. The purpose was to elect a church council. Elected as elders were: P.C.J. Camphuis, W. Zevenbergen, B. Vaandrager Gzn., and F.A. Camphuis. Appointed as deacons were: L.J. Keller, H.A. Breukhoven, and J. van Nus. On December 8, 1887, they were installed into office by Rev. F. Lion Cachet of Rotterdam. At that point, there was a congregation and a church council. Normally, that date is regarded as the official institution date. However, Jaap van Gelderen reports that the documents related to the institution were finalized on December 13 and dated December 14, 1887. Thus, that date is officially considered the institution date of the Netherdutch Reformed Church (Dolerende) in Charlois.

And further…
The Netherdutch Reformed Church (Dolerende) in Charlois grew rapidly. Ministers and church buildings followed. The Bethel Church on Boergoensevliet was taken into use in 1910, and the Pniël Church on Carnissesingel in 1931. In 1954, the Immanuel Church on Dorpsweg was inaugurated.