Instituering en kerkbouw te Wilsum

Inleiding.

De Gereformeerde Kerk in het Overijsselse Wilsum werd weliswaar volgens alle vermeldingen op 25 juni 1899 geïnstitueerd, maar dat was de dag dat de ambtsdragers gekozen werden. 1 juli 1899 geldt echter officieel als institueringsdatum, omdat de verkozen ouderlingen en diakenen op die datum in het ambt bevestigd werden. Sindsdien bestond de kerkenraad.

Kaart: Google.

Hoe dan ook, negen jaren vóór de instituering was in Wilsum al een gereformeerd kerkje gebouwd, dat ook dienst deed als oefenplaats voor de studenten van ‘Kampen’.

De Afscheiding kreeg er nauwelijks voet aan de grond.

In Wilsum is nooit een Christelijke Afgescheidene Gemeente gevestigd geweest. Toch was het in die tijd de hervormde gemeente in het dorp  helemaal niet koek en ei. Vooral ds. H. Lambers, van 1823 tot 1833 hervormd predikant in Wilsum, viel niet bij iedereen goed. Want al enkele jaren na zijn komst kwamen er klachten. In 1827 bleek dat hij zo nu en dan op zondag slechts één keer preekte en de rest van de dag afwezig was en in ieder geval niet op de hervormde preekstoel stond. Bovendien stonden de kerkgangers naar verhouding al gauw weer buiten, omdat zijn preken heel kort waren. Ook zijn huis- en ziekenbezoeken lieten te wensen over.

Natuurlijk werd de classis er al snel bij geroepen, maar deze constateerde dat er niet zoveel aan de hand was; de klachten werden door hen in ieder geval als ‘ongegrond’ afgedaan. Totdat zich drie jaar later opnieuw moeilijkheden voordeden. Dominee zou zo nu en dan dronken zijn geweest. De classis stuurde opnieuw afgevaardigden naar Wilsum en dezen kwamen nu tot een heel andere conclusie dan drie jaar daarvoor. De predikant behoorde te worden geschorst, vonden ze.

Een oude foto van de hervormde kerk te Wilsum.

Hoewel dominee spijt betuigde en met de hand op het hart bezwoer dat hij het, echt waar, nooit weer zou doen, duurde het niet al te lang voordat opnieuw geklaagd werd. De predikant zou ‘zo ongeveer dagelijks’ in de kroeg zitten. Dat was zeker niet om bloemetjes te plukken, maar eerder om ze buiten te zetten. Vandaar dat hij op 29 april 1833 provisorisch geschorst werd. Maar ongetwijfeld was hij wéér dronken toen hij kort daarop, op zondag 16 juli, tijdens de eredienst een steen door het kerkraam smeet. De predikant diende toen eigener beweging op 28 september zijn ontslag in. De classis en het provinciaal kerkbestuur zouden hun hand vast niet nogmaals over het hart strijken, zo wist hij.

Ds. H. de Cock in Wilsum.

Kennelijk gaf zijn opvolger, ds. H. Rietveld Creijghton, geen problemen, want een Afgescheiden Gemeente kwam er ook in die tijd (van 1834 tot 1842) niet. Hij werd tot de orthodoxe richting gerekend. Wel bezocht ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland, het dorp in die tijd tot tweemaal toe.

Ds. H. de Cock  (1801-1842).

De eerste keer was op de avond van 3 juni 1835, toen hij in de boerenwoning ‘De Olde Scheere’ van Derk Hoksbergen (1800-1870) ‘voor eene talrijke menigte’ preekte

Ds. De Cock was rechtstreeks uit Genemuiden gekomen, waar hij op 1 juni preekte, de dag daarop de Afgescheiden Gemeente in dat dorp institueerde en toen bovendien maar liefst zeventien kinderen doopte. Na zijn verblijf bij Hoksbergen op 3 juni vertrok hij naar Kampen, waar hij tot de 9de juni verbleef; die gemeente was een jaar eerder door hemzelf geïnstitueerd. Hoksbergen bracht hem hoogstpersoonlijk naar de IJsselstad en werd daar door ds. De Cock tot ‘oefenaar’ van de gemeente te Kampen aangesteld.

Maar hoe dan ook, van de komst van ds. De Cock naar (de omgeving van) Wilsum werd door de Procureur-Generaal verslag gedaan aan de Minister van Justitie.

Oefenaar Hoksbergen was aanvankelijk eensgeestes met ds. H. de Cock en schreef hem onder meer deze brief over de ‘verdorven toestand’ van de hervormde kerk en de openbare school.

De tweede keer dat ds. De Cock zich in Wilsum vertoonde was op 20 maart 1836, toen hij opnieuw preekte in de boerderij van Derk Hoksbergen. Ook toen was de predikant op reis: hij was de dagen ervoor in Hoorn, Andijk, Urk, Kampen en Zwolle geweest.

Hoksbergen naar de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis.

Derk Hoksbergen (van wie we geen foto kennen) diende de gemeente van Kampen, na zijn benoeming tot oefenaar, van 1836 tot 1842. Oefenaar Hoksbergen was echter van de strenge richting. Hij wilde dat de Afgescheiden gemeenten de aloude Dordtse Kerken Orde van 1618 ongewijzigd zouden aannemen. Niet iedereen in Kampen dacht daar zo over. Het gevolg was een scheuring in de Afgescheiden Gemeente: Hoksbergen verliet de Christelijke Afgescheidene Kerk en sloot zich aan bij de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis, die in 1838 als afsplitsing van de Christelijke Afgescheidene Kerk was ontstaan. De Christelijke Afgescheiden Gemeente te Kampen ging onder leiding van F. Gunnink verder.

F. Gunnink nam de leiding van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Kampen van Hoksbergen over.

Na verloop van tijd werd een gestaag groeiend aantal hervormde gemeenteleden uit Wilsum lid van de Afgescheiden Gemeente te Kampen. ’s Zondags gingen ze te voet of met paard en wagen naar de IJsselstad, om daar de diensten in de Hofstraat (hoek Morresteeg) bij te wonen.

Maar na enige tijd verzochten de Wilsumer leden aan de Kamper kerkenraad ook in Wilsum kerkdiensten te mogen houden. De kerkenraad gaf daarvoor in ieder geval al vóór 1889 toestemming; deze diensten werden gehouden in de woning van gemeentelid Kamphof. Vaak gingen in de kerkdienst studenten uit Kampen voor. Dat was voor hen een ideale gelegenheid hun preekkwaliteiten op te krikken. In hoeverre dat voor de gemeente ook een verkwikking was is een onbeantwoorde vraag. De vrouw van Kamphof ging in ieder geval onder de preek vaak even ‘in de soep roeren’, waar ze de student-voorganger na de dienst op zou gaan trakteren.

Voor onderzoek naar Wilsum.

De kerkenraad van Kampen had dus tegen het houden van de diensten in de woning van Kamphof geen bezwaar; maar om in Wilsum ook nog een gebouw neer te zetten ging vooralsnog te ver. Dat kostte veel geld, waar de Kamper kerkenraad natuurlijk voor zou opdraaien. Daarom werd besloten de kerkenraadsleden Telder en Voetius naar Wilsum af te vaardigen om de zaak ter plaatse te onderzoeken.

Tussen 1852 en 1875 gingen Afgescheidenen uit Wilsum naar de Hofstraatkerk (hoek Morresteeg) te Kampen.

De beide broeders kwamen met een positief verhaal in Kampen terug. In de hervormde gemeente van Wilsum ging het niet goed, vonden ze: er ‘was een gebrekkige prediking’ en de Christelijke Afgescheiden gemeenteleden in Wilsum waren voorstanders van het stichten van een evangelisatie; de diensten zouden voorlopig wel in de woning van Harm Hoger (‘die ruimte genoeg had’) gehouden kunnen worden, eerst alleen ’s middags, maar later (‘bij lichte maan’) misschien ook wel ‘s avonds.

Besloten werd dat er een gemeente gesticht zou worden zodra zou blijken dat de zaak in Wilsum goed liep. Daar werd een driekoppige commissie benoemd die ter plaatse het een en ander zou gaan regelen.

Een lokaal in Wilsum (1890).

En het gíng goed in Wilsum! Als de ruimte waar men bijeen kwam, ten huize van Harm Hoger, nog groter was geweest, zouden er ongetwijfeld nog méér mensen komen luisteren, zo deelde het Wilsumer driemanschap in de kerkenraad van Kampen mee. Ook was de schuur van Hoger te koud. Vandaar dat de drie broeders voorstelden in Wilsum een heus kerkje te bouwen. De kerkenraad ging ermee akkoord, want men was er nu wel van overtuigd dat het nodig was. De commissie kreeg toestemming om eerst in Wilsum, en daarna in de omgeving, collectes voor dat doel te houden. De kerkenraad zou de collecte aanbevelen.

De commissie ging aan het werk en had na drie weken collecteren een bedrag van fl. 250 opgehaald, maar dat was fl. 600 te weinig om het gebouwtje te laten verrijzen. Daarom werd dat bedrag in rentedragende obligaties van fl. 25 en fl. 50 bij gemeenteleden in en rond Wilsum geplaatst. Ouderling Krijgsman uit Kampen werd als vierde lid aan de Wilsumer commissie toegevoegd; hij zou toezicht houden op de bouw van het kerkje. Terwijl de bouw begon werden de diensten in de timmerschuur van Gerrit Riezebos gehouden.

Het kerkje te Wilsum (foto: Centraal Weekblad).

In juni 1890 werd meegedeeld dat het kerkje er stond! De bouw heeft dus niet lang geduurd, want begin februari moest men nog beslissen over de vraag wíe het lokaal mocht bouwen. Hoe dan ook, op zondag 29 juni – zo besloot de kerkenraad in Kampen – zou het kerkje in gebruik genomen worden tijdens een dienst onder leiding van ds. J. Bavinck (1826-1909). De predikant was in zijn openingstoespraak heel duidelijk: ‘Als hier Gods Woord niet recht gepredikt wordt, moge de kerk in de grond verzinken!’ Vooralsnog ging het echter prima: er werden tenminste geen verzakkingen geconstateerd en het kerkbezoek was zodanig dat al snel gevraagd werd ook ’s middags in het kerkje diensten te mogen houden. Daarmee ging de kerkenraad van Kampen akkoord, mits de Wilsumers zelf opdraaiden voor de kosten van de voorganger.

Ds. J. Bavinck (1826-1909) leidde de dienst waarin het kerkje in gebruik genomen werd.

Vooral studenten van de Theologische School in Kampen werden gevraagd voor te gaan. Zij waren minder duur dan ‘echte predikanten’, maar het duurde niet lang, of de studenten begonnen te klagen over het niveau van hun verdiensten. Ze wilden graag een hogere vergoeding ontvangen, wat overigens door de kerkenraad werd geweigerd. Toch gaven verscheidene studenten zich op om in Wilsum catechisatie te geven. Er werd zelfs een knapenvereniging, ‘Benjamin’ genaamd, opgericht.

De Gereformeerde Kerk te Wilsum (1899).

In september 1898 verzochten twee Wilsumer gemeenteleden de kerkenraad van Kampen mee te werken aan de instituering van een zelfstandige Gereformeerde Kerk te Wilsum. Ze vroegen de kerkenraad bovendien daarna nog vijf jaar lang jaarlijks fl. 150 financiële ondersteuning te verstrekken en het kerkje zonder financiële gebruiksvergoeding af te staan. De kerkenraad ging ermee akkoord, vond het ‘een moedige stap’ van de Wilsumer broeders en beloofde bovendien het verzoek om de kerk te institueren op de classis te brengen, die het moest goedkeuren. Wel werd gewaarschuwd dat, als de te stichten gemeente in Wilsum zou verlopen, de eigendommen weer terug zouden gaan naar de kerk van Kampen.

De classis wijst het verzoek af.

Maar was de a.s. gemeente te Wilsum eigenlijk wel groot genoeg om als kerk geïnstitueerd te worden? De Wilsumers vonden van wel. De gemeente telde op dat moment – mede dankzij ‘het gezegende werk’ van ds. F. Rispens (1862-1926) – 24 gezinnen met in totaal 87 leden. Ds. Rispens was in Steenwijk in 1892 buiten bediening geraakt en in februari 1899 naar het Friese Suawoude gegaan. In de tussentijd, van 1892 tot 1899 was hij geregeld in Wilsum voorgegaan.

Op de classis – die in november 1898 over het verzoek delibereerde – vroeg men zich ook af of de gemeente zichzelf na het komende vertrek van ds. Rispens wel zou kunnen redden. Bovendien was de afgevaardigde van de kerk van Zalk bang dat – als Wilsum een predikant zou krijgen – de gemeenteleden van Zalk de boot naar de overkant van de IJssel zouden nemen en naar Wilsum zouden gaan om de diensten bij te wonen. Want Zalk was op dat moment vacant. Het gevolg was dat de classis vooralsnog ‘tegen’ stemde.

Ds. J.J. Westerbeek van Eerten (1856-1926) van Kampen werd consulent van Wilsum.

De Wilsumer broeder Evink ging vervolgens (namens op twee na alle leden) opnieuw naar de Kamper kerkenraad om nogmaals te pleiten voor kerkinstituering in het dorp. Ondertussen zou op dinsdag 31 januari 1899 een vergadering gehouden worden met de Wilsumer leden om over de financiële kant van de zaak te spreken. Een van de classicale bezwaren was immers de vrees voor te weinig financiële draagkracht van de leden in Wilsum. Ds. J.J. Westerbeek van Eerten (1856-1926) van Kampen leidde die bijeenkomst in aanwezigheid van twee Kamper kerkenraadsleden.

Nóg twee keer naar de classis…

Half februari 1899 boog de classis zich over de resultaten van de bijeenkomst in Wilsum. De leden hadden op 31 januari afgesproken in totaal ongeveer fl. 125 te zullen opbrengen aan jaarlijkse bijdragen, collecten en zitplaatsengeld (de plaatsen in de kerk werden verhuurd). En Kampens kerkenraad beloofde elk jaar fl. 150 te zullen bijdragen. Maar, vroeg de classis, waren er gemeenteleden genoeg die ambtsdrager konden worden? En zouden huisbezoek en catechese door de ouderlingen naar behoren kunnen worden uitgevoerd? Was er deskundige leiding genoeg nu ds. Rispens een paar dagen geleden naar Suawoude vertrokken was? Had die predikant het zelfstandig worden van die gemeente niet veel te sterk aan de broeders in Wilsum aanbevolen?

De classis kon het er nog niet over eens worden. Er waren te veel vragen en te weinig antwoorden. Dat wilde echter niet zeggen dat men er beslist op tegen was. Men wilde er over nadenken en de broeders uit Wilsum nogmaals horen. Die lieten zich de uitnodiging om op 4 mei nogmaals op de classis te komen, niet tweemaal zeggen. Toen werd opnieuw over de zaak gesproken. Inderdaad – zo gaven de broeders uit Wilsum toe – had ds. Rispens er stevig op aangedrongen zelfstandig te worden, maar dat wilde men vóórdat ds. Rispens in Wilsum kwam, óók al.

Instituering (1 juli 1899).

Uit ‘Het Kerkblad’, 7 juli 1899.

Na enige beraadslaging vond ds. J. Bavinck van Kampen dat het verzoek moest worden ingewilligd. Hij had er alle vertrouwen in, al meende hij wel dat vooralsnog geen predikant moest worden beroepen, omdat de financiële krachten daarvoor te klein waren (Zalk blij!). Nu ging de classis unaniem akkoord. En op 17 mei 1899 verleende ook de kerkenraad uiteindelijk toestemming om de kerk te institueren. Ds. Westerbeek van Eerten werd benoemd tot consulent. Na de dienst op Eerste Pinksterdag werd door de kleine gemeente van Wilsum de kerkenraad gekozen. Het waren T. Evink en G. Riezebos (ouderlingen) en H. van ’t Veer en H. de Ruiter (diakenen). Met de verkiezing van de ambtsdragers was de instituering echter nog geen feit. Er konden immers eventueel nog bezwaren ingediend worden. De instituering vond officieel plaats op zaterdag 1 juli 1899, door de bevestiging van de ambtsdragers, die onder leiding stond van de kerkenraad te Zwolle. Merkwaardig, want men had altijd slechts met Kampen te maken gehad.

Hoe het met het kerkje verder ging.

Het eerste gereformeerde kerkje van Wilsum was gering van omvang. Er konden ongeveer honderd toehoorders een plaats vinden. Maar omdat de kerkenraad (die in 1899 in het ambt bevestigd werd) een vergaderplaats miste voor zijn vergaderingen werd in 1901 besloten een consistorie achter de kerk te bouwen. De kosten daarvan bedroegen fl. 200, die van ‘Kampen‘ geleend werden en in vier jaar mochten worden terugbetaald.

Pas in 1905 werd de wens onder woorden gebracht om in het kerkje een orgel te plaatsen. Vermoedelijk omdat het te veel geld kostte kon men daaraan pas drie jaar later uitvoering geven. Voor fl. 300 geleend geld werd toen een instrument op de kop getikt, waarvan rente en aflossing betaald werden door jaarlijks in januari met een lijst rond te gaan. Ook van de doopleden werd een bijdrage verwacht.

Het gereformeerde kerkje te Wilsum (foto: Reliwiki, A.E. van Kooten).

In diezelfde tijd werd het bewijs geleverd dat het aantal kerkgangers in Wilsum in de lift zat, want het werd nodig in de kerk een galerij aan te leggen! Dat het gebouwtje geregeld in de verf gezet werd en aan andere onderhoudswerkzaamheden werd onderworpen is vanzelfsprekend. In 1921 bleek opnieuw dat het kerkje te klein werd. Drie jaar later werd besloten de kerk voor fl. 1.300 uit te breiden. Het gebouw werd verlengd door de consistorie bij de kerk te trekken en de kerkenraadskamer er vervolgens tegenaan te bouwen. Overigens was het kerkgebouwtje – aanvankelijk behorend aan de kerk te Kampen – in 1921 eigendom van de kerk van de kerk van Wilsum geworden.

Na vele jaren de eerste predikant (1933).

Ds. H. Botma (1898-1968).

De kleine Gereformeerde Kerk van Wilsum bleef jaren lang zonder predikant. Pas in januari 1932 beriep de gemeente een predikant in de persoon van kandidaat H. Botma (1898-1968) uit Bussum. Hij nam het beroep aan en deed op 26 maart 1933 intrede. Tot na de Tweede Wereldoorlog bleef hij aan deze kerk verbonden. Op 6 september 1946 nam hij afscheid wegens vertrek naar de kerk van Emmer-Erfscheidenveen in Drenthe.

Na hem deden verscheidene andere predikanten dienst in de kerk van Wilsum, waarbij meerdere keren van een lange vacante periode sprake was. Allereerst tussen 1974 (toen ds. W.P.J. Zwerver (1910-1991) van Munnekezijl op 26 mei met emeritaat ging) en 1987 (toen ds. J. Maliepaard op 21 november intrede deed). Verder tussen 1995 (toen ds. H.A. Speelman op 18 juni afscheid nam) en 2005 (toen ds. H.J. Zeeman (*1955) op 11 september intrede deed). Ook de tijd tussen 2008 (toen ds. Zeeman afscheid nam) en 2017 (toen ds. mevr. H. de Kok-Mellema aantrad) waren vacante jaren. Overigens moet worden opgemerkt dat in de vacante perioden pastoraal werkers hulpdiensten verrichtten.

Een korte blik op een nieuwe kerk (1956).

De gereformeerde kerk uit 1955.

Al in 1940 werd voor het eerst over ‘bouwvalligheid’ van het kleine kerkje gesproken. Het lekte, tochtte en in de winter werd daar voor de vogeltjes gestookt. Geen wonder dat in 1943 het dak van de kerk voor de som van fl. 446 geheel gerenoveerd moest worden. Het jaar daarop moest de galerij uitgebreid worden, zodat de kerk inmiddels ongeveer tweehonderd zitplaatsen telde. In 1948 werd een nieuw orgel aangeschaft, dat fl. 3.200 kostte. Het instrument werd op een orgelgalerij boven de preekstoel geplaatst. En ondertussen spaarden de gemeenteleden voor de bouw van een nieuwe kerk! Want al in 1931 werden daarvoor de eerste plannen gemaakt. Niet de twijfelachtige bouwkundige staat van het gebouwtje, maar het gebrek aan ruimte vormde de eerste aanleiding. Maar de jaren daarna viel het toch niet mee het oude kerkje overeind te houden.

Inmiddels was in november 1934 alvast een stuk grond aan de Dorpsweg gekocht. De geldinzamelingsacties gingen gewoon door; zo werd zelfs via het Amsterdamse Anti-Revolutionaire dagblad De Standaard geadverteerd om in het hele land collectanten te werven.

Interieur van de gereformeerde kerk te Wilsum (foto: Reliwiki).

Toen in 1951 een gemeentevergadering gehouden werd bleek in het bouwfonds bijna fl. 14.000 aanwezig te zijn. En toen een jaar later fl. 20.000 voor de nieuwe kerk in kas was, werd aan architect Witteveen te Genemuiden opdracht gegeven tekeningen te maken.

Maar de geldwerving ging ook nu gewoon door. ‘Tot in Noordwest Overijssel gingen we er met de brommer op uit. Zo kwamen we op een keer in het plaatsje Nederland in de Weerribben. We wisten niet eens of er aan het eind van het weggetje nog wel huizen waren. En ja hoor, eindelijk doemde er nog een boerderijtje op. We klopten aan en vroegen om geld voor de bouw van onze kerk. De reactie van de boerin was: ‘Die kerk van jullie kan me niet zoveel schelen, maar omdat jullie er zoveel moeite voor hebben gedaan om hier te komen, krijg je een tientje van me’.

Tijdens het verblijf van ds. Botma is men aan kerkbouw niet toegekomen. En gedurende de ambtsperiode van de tweede predikant, ds. M. Zijlema (1902-1954), viel evenmin aan bouwen te denken. Zodra echter in februari 1955 ds. W. Fokkens (1925-2003) van Wissenkerke naar Wilsum kwam, werd de actie voor kerkbouw met energie aangevat. Dankzij het doortastend optreden van ds. Fokkens kon men weldra beginnen.

De bouw van de kerk verliep voorspoedig en uiteindelijk vond de ingebruikneming van de kerk plaats op 2 mei 1956. Een orgel was er aanvankelijk nog niet, maar er was in een nis ruimte uitgespaard voor het instrument. De tekst van de preek van ds. Fokkens bij de in gebruik neming van de nieuwe kerk was 1 Petrus 2 vers 5a: ‘Zo wordt gij zelf ook als levende stenen gebouwd tot een geestelijk huis’.

Nog steeds doet dit kerkgebouw dienst als bedehuis van de Gereformeerde Kerk (PKN) te Wilsum.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Wilsum.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Wilsum tussen 1906 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

H. de Jong, Na de preek een bord soep, in: Centraal Weekblad ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 4e jrg. nr. 24, 16 juni 1956

W. Marskamp, De Gereformeerde Kerk van Wilsum in de negentiende en twintigste eeuw. Wilsum, 2001

© 2018. GereformeerdeKerken.info