De Gereformeerde Kerk te Ridderkerk (3)

Ds. A.C. Mooy (van 1960 tot 1967).

( < Naar deel 1) ( < Naar deel 2) – Het vierde beroep dat de kerkenraad uitbracht na het vertrek van ds. B. Wentsel (1888-1969) had succes. Ds. A.C. Mooy (1920-2013) van Gorinchem nam het beroep aan, na een heimelijke verkenningstocht door Ridderkerk.

De gereformeerde Pelgrimskerk van voren gezien: ‘De indruk van een boerenschuur’.

Daarbij kwamen ze uiteraard ook langs het kerkgebouw aan de Kerkweg, en dat maakte op hen de indruk van een boerenschuur, hopelijk toch met een iets betere uitstraling dan de vlasschuur helemaal aan het begin van dit verhaal. Maar hoe dan ook, de predikant deed op 11 september 1960 intrede. Hij en zijn vrouw kwamen te wonen in de pastorie aan de Lagendijk (tegenwoordig de Sint Jorisstraat), die de inmiddels verkochte predikantswoning ‘Waalburg’ verving.

De pastorie aan de Sint Jorisstraat.

Tijdens het predikantschap van ds. Mooy werd in 1963 de nieuwe psalmberijming ingevoerd, in de vorm van de proefbundel met de 150 psalmen, voortgekomen uit het werk van een interkerkelijke commissie, die de psalmberijming van ds. H. Hasper (1886-1974) verdrong. De proefbundel zou uiteindelijk uitlopen op de invoering van het Liedboek voor de Kerken in 1973.

De proefbundel 150 Psalmen.

Niet alleen de bewoordingen in de bundel waren aangepast ‘aan de moderne tijd’, ook de zangwijze: met lange en korte noten. Met het zingen van gezangen uit de inmiddels ook verschenen bundel ‘119 Gezangen’ wilde de kerkenraad geen haast maken en vooral voorzichtigheid betrachten. De broeders wilden voor sommige van die gezangen liever de oorspronkelijke, bekende melodieën terug, die de mensen altijd gezongen hadden. Maar ja, daar ging de kerkenraad natuurlijk niet over.

Er was ook een blauwe editie met slappe omslag.

Een andere ‘nieuwigheid’ was het in steeds meer Gereformeerde Kerken ingang vindende ‘ene offer’. In plaats van drie collecten (meestal die voor de Kerk, Diaconie en rente en aflossing), werd met ingang van 1 januari 1962, voorlopig op proef, één collecte gehouden. De kerkenraad hoopte dat de totale opbrengst niet zou onderdoen voor het ‘driespan’ van de voorgaande jaren. Dat is vast en zeker in orde gekomen, want de gemeenteleden wisten van aanpakken: in 1961 waren velen van hen gedurende enkele maanden bezig geweest het interieur van de kerk grondig aan te pakken en te vernieuwen, zodat de kerkzaal er aanmerkelijk beter uitzag.

Pelgrimskerk’ (1966).

Ondertussen groeide de kerk van Ridderkerk met ongeveer honderd leden per jaar. De ruimte in de kerk, die overigens in december 1966 ‘Pelgrimskerk’ ging heten, werd te krap om iedereen een plaats te kunnen geven. En zo langzamerhand moest ook de tweede predikantsplaats ingesteld worden, omdat het aantal leden het onmogelijk maakte al het werk door één predikant te laten doen.

Ds. A.C. Mooy (1920-2013).

Het Gereformeerd Kerkkoor.

Tijdens de kerstdienst van 1966 in de Pelgrimskerk stond voor het eerst een koor op de planken! De jeugdverenigingen hadden voorgesteld een koor samen te stellen dat bij jeugddiensten en andere bijzondere diensten aan de kerkdienst zou kunnen meewerken. Toen het de jongelui niet lukte zo’n koor bij elkaar te krijgen, maakte de kerkenraad er werk van en uiteindelijk lukte het voldoende enthousiaste gemeenteleden bij elkaar te krijgen. Het was de zangers zó goed bevallen dat in januari 1967 besloten werd als kerkkoor verder te gaan, dat toen rond de 35 leden telde maar uiteindelijk tot zo’n 75 leden uitgroeide.

Kort daarop werd ook een kinderkoor opgericht, dat overigens in 1972 moest worden opgeheven vanwege gebrek aan leden. Bovendien was tijdens het eerste jaar van de ambtsperiode van ds. Mooy ook een evangelisatiekoor actief, dat in 1948 was opgericht. De evangelisatiecommissie had daartoe destijds het initiatief genomen, omdat men ‘alleen het bezorgen van evangelisatieblaadjes’ een wat mager arbeidsveld vond. Het koor werd echter rond 1961 opgeheven.

De tweede predikant: ds. J.J. Tissink (van 1964-1973).

Ds. J.J. Tissink (1928-2011).

Door de flinke groei van de kerk had de kerkenraad in november 1963 besloten de tweede predikantsplaats in te stellen, terwijl door het gebrek aan zitplaatsen op de zondagochtend een tweede dienst ingelegd werd. In juli 1964 werd een beroep werd uitgebracht op ds. J.J. Tissink (1928-2011) van Noord-Scharwoude, die het beroep aannam en op 29 november 1964 door zijn broer ds. C.J. Tissink (1926-1983) van Bodegraven in het ambt bevestigd werd, nadat hij intrede gedaan had met een preek naar aanleiding van 2 Corinthiërs 5 vers 20.

Dat de komst van een tweede predikant ook voor de kerkelijke organisatie gevolgen had, is niet moeilijk te begrijpen. De kerkenraad besloot namelijk de gemeente in twee wijken te splitsen, elk met een eigen wijkraad (met de predikanten ds. Mooy en Tissink als preses). Om de ’tuchtgevallen’ te bespreken kwamen beide wijkraden zo nu en dan gezamenlijk bijeen, “terwijl onder de nodige stilte de ‘zwarte lijst’ tevoorschijn gehaald werd, om deze zo nodig met nieuwe gegevens te kunnen bijwerken”. Die zogenaamde ‘zwarte lijst’ bevatte de namen van hen die de kerkdiensten nauwelijks of niet meer bijwoonden, die veel kritiek hadden op de kerk en de kerkdiensten, gevangenen en oudere doopleden die nog geen belijdenis gedaan hadden. Dat de behandeling van deze lijst met ‘tuchtgevallen’ ten doel had mensen vast te houden, te trekken – wat het woord ‘tucht’ ook wil uitdrukken – en niet wilde afstoten, mag duidelijk zijn. Ze verdienden volgens de kerkenraad extra aandacht.

De kerkenraad vergaderde in december 1968 over het besluit van de Generale Synode Middelburg 1966, die had bepaald dat ook ‘de vrouw’ toegelaten diende te worden tot de ambten. Daarbij had de kerkenraad te rekenen met ‘besliste voorstanders, besliste tegenstanders en broeders die nu niet direct stonden te dringen om dit in te voeren, maar toch geen overwegende bezwaren zouden hebben’. In september 1970 werden de eerste vrouwelijke ouderlingen en diakenen in het ambt bevestigd.

De tweede kerk (1967).

Onder leiding van de deskundige diaken Naaktgeboren konden gemeenteleden op 14 mei 1966 tegen betaling stenen metselen voor de Ontmoetingskerk. Hier H.J. Emmink als metselaar, meerdere malen scriba geweest (foto: ‘In Abrahams voetspoor’).

Al in juli 1958 had de kerkenraad een Bouwcommissie benoemd in verband met de plannen voor de bouw van een tweede kerk. Dit in verband met het feit dat de kerk groeide en dat die trend zich ook in de toekomst zeer waarschijnlijk zou voortzetten. De totale kosten van de bouwplannen bedroegen rond fl. 800.000, waarbij een kerkzaal berekend werd van 480 zitplaatsen (de Pelgrimskerk telde 400 plaatsen), terwijl de bijbehorende wijkzaal – die bij de kerkzaal getrokken kon worden – zo’n 190 zitplaatsen zou bevatten. Verder werden een kerkenraadskamer, een predikantenkamer, een catechisatielokaal en twee vergaderlokalen in de plannen opgenomen. Ook bevond zich achter de kerkzaal een ruime hal resp. ontmoetingsruimte met een keuken.

De kerkenraad besloot met de bouw te beginnen zodra door de gemeenteleden fl. 200.000 bijeengebracht zou zijn. Ten behoeve daarvan werd een groot aantal acties georganiseerd en in mei 1966 was het vereiste bedrag binnen. De bouw kon beginnen!

De eerste paal werd door ds. Tissink op 30 oktober 1965 de grond in gejaagd, terwijl ds. Mooy in mei 1966 de eerste steen legde. Daarop was de tekst ‘Welzalig zij die in uw Huis wonen’ aangebracht. Besloten werd het nieuwe kerkgebouw aan de Jhr. mr. De Savornin Lohmanstraat ‘Ontmoetingskerk’ te noemen.

De in 1967 in gebruik genomen ‘Ontmoetingskerk’.

Los van de kerk werd een klokkentoren gebouwd met een luidklok die door de fa. Eysbouts te Asten gegoten werd (de plaatselijke Gereformeerde Gemeente – die ook luidklokken wilde aanschaffen – informeerde naar de toonhoogte van de gereformeerde luidklok; zij zorgden er voor dat kerkklokken harmonisch zouden samenklinken als ze op zondag tegelijk luidden). Op 10 maart 1967 werd de ‘Ontmoetingskerk’ in gebruik genomen.

Een maand later vertrok ds. Mooy naar de kerk van Enschede, nadat hij op 23 april afscheid genomen had met een preek naar aanleiding van 2 Thessalonicenzen 3 vers 5. De vacature – tót de komst van zijn opvolger, ds. Ubels – werd vervuld door de heer C. Mastenbroek, die de catechese en het ziekenbezoek voor zijn rekening nam.

In 1969 werd trouwens voor fl. 70.000 bij de Pelgrimskerk een wijkzaal gebouwd, die nodig was in verband met de vergaderingen van de wijk rond de kerk.

Ds. K. Ubels (van 1969 tot 1976).

Al voor het vertrek van ds. Mooy werd in februari 1967 het eerste beroep uitgebracht op ds. J.W.K. Kelder (1935-1981) van Schipluiden. Hij bedankte, net als de vijf daarop volgende predikanten. Het beroep dat in januari 1969 werd uitgebracht op ds. K. Ubels (1923-2012) van Drachten had echter succes: hij nam de roeping aan en deed op 29 juni 1969 intrede met een preek naar aanleiding van Joh. 1 vers 42b. Eerder die dag was hij in het ambt bevestigd door ds. Tissink.

Ds. K. Ubels (1923-2012).

De zondagsschool had toen inmiddels haar langste tijd gehad. De leiding vond het beter – en stelde dat ook voor – de ‘zondagsschool’ om te zetten in ‘kindernevendienst’. De meeste bezoekertjes van de zondagsschool kwamen namelijk uit gereformeerde gezinnen. Vandaar dat de kerkenraad eind augustus 1969 een Kindernevendienstcommissie instelde, die de eerste nevendienst organiseerde op 10 oktober dat jaar. Het waren trouwens twéé groepen, een voor de onderbouw en een voor de bovenbouw van wat toen nog de ‘lagere school’ heette. Later kwam er een groep bij.

De structuur van de kerk veranderde ook enigszins: de twee wijkraden heetten per 1 september 1970 ‘Wijkraad 1(Pelgrimskerk) en ‘Wijkraad 2(Ontmoetingskerk). Er kwam een zogenaamde ‘Gedelegeerde Kerkenraad’, bestaande uit een afvaardiging van de beide wijkraden en de diaconie, en een ‘Brede Kerkenraad’, waarin alle ambtsdragers zitting hadden.

Ds. Ubels had ondertussen in februari 1976 een beroep ontvangen van de kerk van het Groningse Leek, dat hij aannam. Vandaar dat hij op 13 juni 1976 afscheid nam met een preek naar aanleiding van 2 Timotheüs 2 de verzen 11 tot 13.

Ds. R. Pluim (van 1973 tot 1978).

Als opvolger van ds. Tissink (die op 17 juni 1973 afscheid genomen had), werd ds. R. Pluim (*1934) van Coevorden beroepen, die het beroep aannam. Hij werd op 26 augustus 1973 door ds. P.M. Brouwer (1915-1986) van Purmerend in het ambt bevestigd; ds. Pluim deed ‘s middags intrede met een preek naar aanleiding van Handelingen 16 vers 9 b (“Steek over naar Macedonië en help ons“).

De Ontmoetingskerk van achteren gezien (foto: Reliwiki).

Een van de eerste beslissingen die genomen werd was de invoering van het ‘Liedboek voor de Kerken’, dat in 1973 gereed gekomen was door het werk van een interkerkelijke commissie voor een nieuwe psalmberijming. De ingebruikneming van het nieuwe liedboek leverde geen bijzondere problemen op. Wel sprak men af eens per maand een zangavond op de zaterdagavond te houden. Omdat deze echter door weinigen bezocht werd besloot de kerkenraad in het vervolg voorafgaande de zondagse kerkdienst ‘Het lied van de week’ te zingen, om zo de minder bekende liederen te oefenen.

Om meer ruimte en mogelijkheden te geven voor het zich uitbreidende jeugdwerk werden plannen ontwikkeld om bij de Pelgrimskerk een aanbouw te realiseren voor een jeugdruimte. Toen bleek dat door realisering van het plan het eigen wijkwerk van de Pelgrimskerk in het gedrang zou komen, besloot men in de Ontmoetingskerk een zaal voor het jeugdwerk aan te wijzen. Op 1 november 1975 kon de verbouwde en opgeknapte jeugdzaal in gebruik genomen worden. De Pelgrimskerk moest trouwens een renovatie ondergaan. Het dak, de gevels, de vloer en ook (voor fl. 45.000) het orgel moesten dringend onder handen genomen worden.

In 1977 werd de Kerkenraad voor Algemene Zaken ingesteld, die in de plaats kwam van de Gedelegeerde Kerkenraad (afvaardigingen van de beide wijkraden en de diaconie) en de Brede Kerkenraad (alle ambtsdragers).

Het jaar daarop nam ds. Pluim afscheid wegens vertrek naar de kerk van Drachten. Na hem volgden nog meerdere andere predikanten, die overigens per 16 februari 2012 verbonden waren aan de toen gevormde Protestantse Gemeente ‘De Levensbron’ te Ridderkerk. Daarover straks meer.

In vogelvlucht naar ‘De Levensbron’.

De predikanten.

Ds. L.J. Bouma (1940-2014).

Na het vertrek van ds. Ubels (in 1976) werden maar liefst vierenvijftig predikanten benaderd met de vraag of ze een beroep naar Ridderkerk in overweging wilden nemen. Uiteindelijk bleek dat ds. L.J. Bouma (1940-2014) van het Groningse Zoutkamp het op hem uitgebrachte beroep aannam; hij deed op 21 augustus 1981 intrede, na ‘s morgens door ds. R. Pluim in het ambt verbonden te zijn. Hij bleef tot april 1988 aan de kerk van Ridderkerk verbonden en vertrok toen naar de kerk van Wierden.

Ds. K.Th.Vaatstra (1949-2005) van het Friese Sexbierum deed op 14 juni 1981 intrede. En bleef vier jaar aan de kerk van Ridderkerk verbonden; hij vertrok per 3 november 1985 naar Harderwijk. Tijdens zijn ambtsperiode werd in de Ontmoetingskerk de ‘lopende avondmaalsviering’ ingevoerd.

Ds. K.Th. Vaatstra (1949-2005).

Ds. K.H. de Jong (*1951) uit het Groningse ‘t Zandt, die van 1982 tot 1988 in Ridderkerk predikant was, deed op 20 juni 1982 intrede in de Ontmoetingskerk, na ’s ochtends in de Pelgrimskerk door ds. Vaatstra in het ambt bevestigd te zijn. Op 3 januari 1988 nam hij afscheid wegens vertrek naar Elburg.

Ds. J.W.L. van der Sterre (*1950) van Nieuwe Pekela deed na het vertrek van ds. Vaatstra op 17 augustus 1986 intrede in Ridderkerk. Op 15 december 1991 vertrok hij naar Heerde.

Terugloop van het ledental.

In 1973 werd het hoogste aantal gemeenteleden bereikt: 2.127. In de jaren daarna daalde het ledental geleidelijk naar 1.800 in 1990, een jaar voor het honderdjarig bestaan van de Ridderkerkse kerk. Ter gelegenheid daarvan werd een gedenkboekje gepubliceerd onder de titel ‘In Abrahams Voetspoor’, ongetwijfeld een verwijzing naar de aartsvader van die naam, maar vast en zeker ook met een knipoog naar de hervormde ds. De Klerck die in de Doleantietijd ‘grapte’ dat hij ‘niet het geloof van Abraham’ (Kuyper) had, de ‘aartsvader’ van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Langzamerhand werd duidelijk dat de daling van het ledental zou doorzetten. De kerkgang in de Pelgrimskerk en de Ontmoetingskerk liet na verloop van tijd te wensen over, zodat twee kerkgebouwen voor het herbergen van de zondagse kerkgangers niet nodig waren. Bovendien was geconstateerd dat beide kerkgebouwen aan een stevige onderhoudsbeurt toe waren.

Een nieuwe kerk: ‘De Levensbron‘ (1995).

Een deel van ‘De Levensbron’ (foto: Reliwiki).

Al deze feiten brachten de kerkenraad er allereerst toe te besluiten de twee wijkgemeenten Oost en West weer samen te voegen. Ook werd besloten tot de bouw van een nieuwe gereformeerde kerk aan de Jan Luykenstraat, ter vervanging van de twee bestaande bedehuizen. De oude Pelgrimskerk uit 1902 aan de Kerkweg werd in juni 1993 verkocht, terwijl ondertussen begonnen was met de bouw van de nieuwe kerk. In 1995 werd ook de Ontmoetingskerk uit 1967 in de jhr. mr. De Savornin Lohmanstraat verkocht en later afgebroken, en werd op die locatie een flatgebouw neergezet.

Het liturgisch centrum in ‘De Levensbron’ (foto: Reliwiki).

De bouw van de op een vierkante plattegrond gebouwde nieuwe kerk aan de Jan Luykenstraat vorderde gestaag. In de tweede helft van augustus 1994 was met de bouw begonnen. De nieuwe kerk telde 525 zitplaatsen, en de bouw ervan zat vol (bijbelse) symboliek: zoals de ’twee betonnen schijven bij de ingang onder de punt van het dak’, die de twee pijlers van het geloof voorstelden; de bron (van ‘levend water’) in de ontmoetingsruimte; de vloer van het portaal als symbool van water en zand; en natuurlijk de ‘lichtbundels of schijnwerpers, die van boven naar beneden stralen’, weergegeven in de glas-in-loodramen in de kerkzaal, vervaardigd door glasatelier ‘Brabant’ uit Tilburg, naar een ontwerp van de architect van de kerk, de heer Arie Stout.

De nieuwe kerk, die de naam De Levensbron kreeg, werd op zondag 27 augustus 1995 in gebruik genomen, in een dienst die geleid werd door de beide plaatselijke predikanten, ds. G. Zijlstra (*1954) en ds. L. Donkersloot (*1949).

De kerkzaal van ‘De Levensbron’ (foto: Reliwiki).

Een paar maanden na de ingebruikneming van de kerk werd op 11 november 1995 ook het ‘nieuwe’ orgel in gebruik genomen. Het instrument was samengesteld uit onderdelen van het oude Valckx en Van Kouterenorgel dat in 1931 in de Pelgrimskerk geplaatst werd, en uit gedeelten van het Adrie Verduijnorgel uit de Ontmoetingskerk. Zo leefden beide bedehuizen in de nieuwe kerk voort.

Protestantse Gemeente ‘De Levensbron’ (2012).

Op 1 mei 2004 ontstond de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), als resultaat van het Samen-op-Wegproces van De Gereformeerde Kerken in Nederland met de Nederlandse Hervormde Kerk en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden. De Gereformeerde Kerk te Ridderkerk behoorde sindsdien ook tot de PKN. In 2011 besloot de kerkenraad de ‘Gereformeerde Kerk’ per 16 februari 2012 om te dopen tot Protestantse Gemeente ‘De Levensbron’, overigens zonder dat een fusie met een hervormde gemeente had plaatsgevonden.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Ridderkerk.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Ridderkerk tussen 1902 en 2012 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

J.M.A. Groeneveld e.a., Van Reformatie tot Reformatie. Momenten uit de geschiedenis van de kerk in Ridderkerk. Ridderkerk, 1984

A. de Heer (eindred.), Trouw van de God van Bethel. Honderd jaar Gereformeerde Gemeente Ridderkerk. 1910-2010. Ridderkerk, 2011

A. v.d. Herik, e.a., In Abrahams voetspoor. 1891-1991. 100 jaar Gereformeerde Kerk Ridderkerk. Ridderkerk. g.j. [1991]

Jaarboeken ten dienste van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

B. Stolk, Zegeningen van de God van Bethel. Facetten uit de kerkgeschiedenis van Ridderkerk naar aanleiding van 75 jaar Gereformeerde Gemeente aldaar. Ridderkerk, 1985

B. Wentsel, Iets uit de Geschiedenis der Gereformeerde Kerk van Ridderkerk. Herinnering aan de geloofsworsteling der eenvoudigen op kerkelijk terrein. Ridderkerk, 1931

© 2018. GereformeerdeKerken.info