De Geref. Kerk te Burum: de eerste in Friesland (1)

Ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland, institueerde de Christelijke Afgescheidene Gemeente in het Friese Burum op 21 juni 1835.

Kaart: Google.

Maar al ver voordat in Ulrum de Afscheiding begon, bestonden in de Burumer hervormde gemeente grote bezwaren tegen de prediking en tegen het zingen van de door de overheid (!) verplicht gestelde nieuwe ‘Evangelische Gezangen’. In elke dienst moest volgens de reglementen minstens één gezangvers gezongen worden. Ds. I. Sannes (1787-1856), die in 1807 en 1808 in Burums hervormde gemeente stond, gaf in september 1807 zelfs vier verzen op van een gezang dat toevallig de wijs had van psalm 119. De voorzanger, want een orgel was er nog niet, had nauwelijks het eerste vers ingezet of de gemeente begon met het zingen van psalm 119, op lange gedragen tonen, zoals toen gebruikelijk was.

De regering had na de Franse tijd een nieuwe gezangenbundel in de kerk ingevoerd: de ‘Evangelische Gezangen’.

De predikant was geïrriteerd en gaf de vier verzen nogmaals op. Hij dreigde de kerkdienst als ‘gestoord’ te beschouwen (en dan waren de ‘dwarsliggers’ strafbaar) als het zingen van het gezang opnieuw werd gehinderd. Maar het dreigement hielp niet; opnieuw werd door een deel van de kerkgangers psalm 119 ingezet. De predikant verliet toen de kansel; “De een lachte, de ander vloekte, een derde schreide en er kwam niets van de Godsdienstoefening”.

‘Naar Ulrum!’

De conventikels in en in de omgeving van Burum bloeiden. Velen gingen allang niet meer naar de hervormde kerk maar kwamen in huisgodsdienstoefeningen bijeen om daar te bidden, te zingen, preken van ‘oudvaders’ te lezen, met elkaar te spreken en elkaar te bevragen over het geloofsleven. Het was niet verbazingwekkend dat velen, toen in oktober 1834 in Ulrum de Afscheiding plaatsvond, de benenwagen namen en op zondag naar Ulrum gingen. Want het geloof van de vaak eenvoudige en arme conventikelgangers was hetzelfde als dat wat in Ulrum gepredikt werd.

De hervormde kerk te Burum.

“Duizenden van menschen stroomden op zon- en feestdagen naar ds. De Cock om zijne leeringen te horen. Honderd rijtuigen te tellen op een Zondag was geen wonder. Schepen van Munnekezijl, de eilanden en van andere plaatsen die aan het Reitdiep lagen, zowel als een groot getal voetgangers namen deel aan deze Sabbathstocht”.

Ook vanuit Burum gingen ‘dorstigen naar het Woord’ richting Ulrum om daar naar de preken van ds. H. de Cock te luisteren, over wie ze al spoedig na 14 oktober 1834 gehoord hadden. Híj predikte de ‘zuivere Bijbelse boodschap’, wat je van veel hervormde dominees niet kon zeggen. De Ulrumgangers moesten er echter veel voor over hebben: het viel niet mee de uren durende tocht te maken over kleiwegen die op regenachtige zondagen bijna onbegaanbaar waren. Gelukkig waren schippers uit Zoutkamp – in hun woonplaats zelf conventikelgangers – zo vriendelijk hen elke zondag over het brede gedeelte van het Reitdiep te zetten.

“Onze reizen waren somtijds bij harde wind niet zonder gevaar. De golven bruisten wel eens geweldig, zodat sommigen, de baren aanziende, bij tijden bevreesd werden en riepen: ‘Heere, behoud ons of wij vergaan’. Dan baden we te samen of zongen een psalm, dat de Heere ons bewaren en brengen mocht tot de plaats onzer begeerte. Dit is ook altijd, ere zij Zijn Naam, zonder hinder of schade geschied”, zo schreef pelmolenaar Reinder Dirks Hamming (1790-1865) uit Burum in zijn herinneringen aan de tijd van de Afscheiding. En hij kon het weten, want hij zou tot de eerste Afgescheiden ouderlingen van Burum gaan behoren.

Ds. H. de Cock (1801-1842), de eerste Afgescheiden predikant in Nederland.

Een eigen gemeente!

Het duurde niet lang of ook in Burum waren de geesten rijp voor de stichting van een eigen Afgescheiden Gemeente. Hamming had geregeld contact met ds. De Cock en vermoedelijk heeft hij de predikant gevraagd behulpzaam te zijn bij de instituering van hun gemeente te Burum. De tijd dat zij in Burum hun conventikels, hun huisgodsdienstsamenkomsten, hielden, liep ten einde. Daar was bijvoorbeeld Pieter Kornelis Rademaker kort voor de instituering in Burum nog als oefenaar opgetreden in conventikels op 7 en 14 juni 1835. Ook Hendrik Simons Lollinga (1798-1851) was als oefenaar zo nu en dan in Burum voorgegaan in een huissamenkomst.

De instituering.

Daarom kwam ds. De Cock op 21 juni 1835 ook naar Burum. De dag ervoor was hij in Grootegast geweest en had daar een gemeente gesticht; na Burum zou hij naar Oldehove en Ezinge gaan om daar een gemeente te institueren.

Ds. De Cock hield in Burum, buiten de bebouwde kom van het dorp, in de boerderij van Jan Paulus Ellens, voorafgaande aan de instituering, een preek naar aanleiding van Efeziërs 2 de verzen 8 en 9 (“Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; Niet uit de werken, opdat niemand roeme“). Daarna bevestigde hij de kort daarvoor verkozen ambtsdragers, waarmee de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Burum geïnstitueerd was. De ouderlingen waren Reinder D. Hamming en Pieter Remmelt Linthout. Als diakenen waren gekozen Hendrik Simons Lollinga en Folkert Alberts Roorda. Burum was de eerste Afgescheiden Gemeente in de provincie Friesland, en telde meteen al 39 leden.

Grietman L.G.A. van Limburg Stirum van Kollumerland en Nieuw-Kruisland.

De Grietman (burgemeester) van Kollumerland (L.G.A. van Limburg Stirum) wist tevoren van de bijeenkomst kennelijk niet af, want een proces-verbaal werd van de dienst niet opgemaakt. Bijeenkomsten van meer dan twintig personen waren zonder toestemming van de overheid verboden. Voor de zekerheid vroeg hij de gouverneur van de provincie om instructies, want hij was ervan overtuigd dat in Burum ook in de nabije toekomst weer ‘bijeenkomsten’ gehouden zouden worden. Daarvoor had hij alle reden, want ds. De Cock logeerde bij ouderling Hamming. Wel had de Grietman gehoord dat het een ‘drukbezochte vergadering’ geweest was; meer dan honderd mensen zouden erbij aanwezig zijn geweest, van wie hij de meesten niet eens kende. Achtenveertig van hen had hij bij name op een lijst genoteerd.

Dominee De Cock – inmiddels geschorst als hervormde predikant – preekte twee dagen later opnieuw in Burum. Daarbij waren tussen de 300 en 400 personen aanwezig. Ditmaal werd de dienst gehouden in de schuur van Folkert Alberts Roorda. Van deze bijeenkomst werd wel een proces-verbaal opgemaakt.

In de gaten gehouden.

Burum, lang geleden.

Ook na de instituering werd de gemeente in de gaten gehouden. Op 31 januari 1836 waren politieagent Jan Blau en veldwachter Hendrik Geertsma aanwezig toen in de woning van dagloner Eelke Martens de Boer een dienst gehouden werd. Molenaar Reinder Hamming ging daar als oefenaar voor; er werd gezongen (psalm 33 vers 9 en verder), er werd gepreekt, de zegen werd uitgesproken en er werd gecollecteerd voor de armen. Allemaal kerkelijke handelingen die zonder toestemming van de overheid verboden waren in bijeenkomsten waarvoor geen toestemming gegeven was. Binnen waren achttien personen aanwezig, om te zorgen dat het getal van twintig niet overschreden werd. Maar buiten, aan de andere kant van het geopende raam, stonden nóg vijf luisteraars.

De Grietman was kennelijk zo beducht voor ordeverstoringen, dat hij op 22 februari 1836 de Burumer oefenaars, ouderlingen, diakenen en anderen die de bijeenkomsten geregeld bezochten, bij zich op kantoor riep. Hij wees hen erop – ‘in een vriendelijke, zelfs vertrouwelijke sfeer’ – dat zij zich bezighielden met onwettige praktijken als zij zonder toestemming godsdienstige bijeenkomsten hielden. Maar zijn aanmaning ‘de maatschappelijke orde en rust niet te verstoren’ was aan de Afgescheidenen niet besteed; ze gaven duidelijk aan dat zij daar niet de oorzaak van waren.

Het kerkelijk leven in de eerste jaren.

De eerste eigen predikant zou pas in 1846 naar Burum komen. Tussen de instituering in juni 1835 en juni 1839 was ds. S. van Velzen (1809-1896), de eerste Afgescheiden predikant in ‘Vriesland’, verscheidene keren op de vergaderingen van de Burumer kerkenraad aanwezig.

Ds. S. van Velzen (1809-1896).

Ook preekte hij zo nu en dan in Burum (net als in andere Friese Afgescheiden Gemeenten die na verloop van tijd ontstonden), bediende er het Avondmaal of doopte er kinderen. Ook zijn advies was nogal eens nodig. De kerkenraadsleden – die bij elkaar in huis vergaderden – hadden immers te maken met het oefenen van de kerkelijke tucht. Hoe moest dat precies in praktijk gebracht worden? Wat moest de kerkenraad aan met gemeenteleden die de kerkdiensten verzuimden? Er waren er immers ook die niet dúrfden komen omdat hun kleding niet om aan te zien was? En hoe moest de kerkenraad handelen als gemeenteleden beschuldigd werden van diefstal, overspel, ruzie, werken op de zondag, vloeken of te diep in het glaasje hadden gekeken? Dat gebeurde allemaal, net als elders ook in Burum. Er moest, zo leerden ze van ds. Van Velzen, veel met de zondaars gesproken en niet overhaast tot tuchtmaatregelen overgegaan worden, maar de broeders moesten trachten hen bij de gemeente te houden en hen het verkeerde van hun handelen te laten inzien.

Pas als na ‘veel lankmoedigheid en broederlijk vermaan’ geen verbetering optrad, moesten ze van het Avondmaal afgehouden worden of moesten verdergaande tuchtmaatregelen toegepast worden. Uiteindelijk kon de zondaar ‘bij onbekeerlijkheid’ van de gemeente afgesneden worden, maar dan diende wel de hele weg van de kerkelijke tucht afgelopen te zijn. En men kon natuurlijk altijd berouwvol terugkeren in de schoot der kerk.

De ouderlingen en de diakenen maakten trouwens, naast hun meestal zware dagelijkse arbeid, lange dagen: de ouderlingen door het doen van de huis- en/of vermaanbezoeken (‘met de kerkelijke tucht werd niet de hand gelicht’), de diakenen door de barmhartige ondersteuning van de behoeftigen. De kerkelijke gemeente omvatte een uitgestrekt gebied en ook enkele dorpen in de omgeving ressorteerden onder de kerk van Burum.

Erkenning en een eigen kerk (1841).

In september 1841 verkreeg de Burumer gemeente erkenning van de overheid. Al op 11 december 1835 had de gemeente van Burum gevraagd om officiële overheidserkenning, maar omdat het verzoekschrift niet aan de vereisten voldeed, was het van de hand gewezen. Een nieuw verzoek ging in 1841 naar Den Haag. In het rekest aan de koning hadden ze moeten aangeven waar de kerkdiensten gehouden werden, wie de voorganger was, een afschrift van het reglement diende te worden overgelegd, enz. In september 1841 berichtte de overheid dat de gemeente was erkend.

Intussen had de gemeente in 1841 aan de huidige Herestraat een eenvoudig kerkje in gebruik genomen. Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor officiële erkenning door de overheid.

De eerste predikant: ds. F. Strik (van 1847 tot 1860).

Ds. F. Strik (1811-1889).

In Houwerzijl stond sinds 1842 ds. Fens Strik (1811-1889). Ook in Burum hadden ze van hem gehoord, en algemeen waren de gemeenteleden van mening dat de kerkenraad op hem een beroep moest uitbrengen. Het beroep werd door hem aangenomen en op 6 mei 1846 deed de predikant intrede in Burum. Over zijn werk in dit dorp schreef hij zelf het een en ander in een geschrift, ‘Steen der hulpe’. Over Burum meldt hij het volgende:

“In Burum werd ik bij de gemeente door ds. H.H. Knol [1790-1865] te Oudega [Small.] bevestigd met het woord uit Handelingen 20 vers 28, terwijl ik de herdersstaf in haar midden opnam met de bede uit Kol. 4 vers 3a. [“Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene”]. Hebben de broeders ds. K.J. Timmerman [1816-1870] en ds. E. van de Berekamp [1821-1904] in de gemeente Grootegast een heerlijke oogsttijd des Evangelies gehad en veel zegen op hun dienst ondervonden, ook dat zalige voorrecht heb ik in Burum mogen genieten, zodat van Sion aldaar kon gezegd worden: die en die is aldaar geboren’.”

De levensbeschrijving van ds. Strik.

“Velen van de jeugdige leeftijd werden door Woord en Geest krachtdadig tot God bekeerd en de gemeente kennelijk gesticht en uitgebreid. Ook ’s Heeren genade is aan mij niet ijdel geweest, niet zonder vrucht en zegen, en hiervan komt alleen Gode de eer toe, Die zich van mij als werktuig heeft willen bedienen. Ik kan dan ook geen indrukken van Gods goedertierenheid genoeg in mij verwekken, wegens al Zijn weldaden aan mij bewezen, al de dagen mijns levens, inzonderheid in de jaren mijner bediening van het Woord”.

“Ik kan geen woorden genoeg vinden om de eeuwige God, de God mijns levens, naar waarde te verheerlijken. Wat heb ik in al die jaren een bijna volmaakte gezondheid genoten, zodat ik maar slechts twee à driemaal mijn dienst niet heb kunnen waarnemen. Wat heb ik menigmaal Gods hulp aldaar ondervonden, als ik bekommerd was en uit- of inwendige banden mij knelden. Veertien en een half jaar heb ik daar met veel zegen mogen arbeiden en ook ik heb aldaar overvloediger gearbeid, maar niet ik, maar de genade Gods, die met mij is. Toen riep mijn Zender mij naar de gemeente Roden en Een (…)”. Ds. Strik nam op 4 november 1860 afscheid van Burum.

Ds. D.J. van der Werp (van 1861 tot 1864).

Douwe J. van der Werp 1811-1876).

Een half jaar na zijn vertrek, namelijk op 31 mei 1861, deed de tweede predikant intrede. Het was Douwe J. van der Werp (1811-1864) van Den Helder. Veel is over zijn werkzaamheid in Burum niet bekend, maar in 1864 nam hij in ieder geval ‘voor eene groote schare’ op 11 september afscheid van Burum en emigreerde naar Amerika, waar hij predikant werd bij de Christian Reformed Church in het dorp Graafschap, Michigan. In Burum werd ondertussen in 1861 overwogen om een galerij in de kerk aan te leggen, omdat het kerkgebouw de kerkgangers nauwelijks nog kon bergen! De kerk telde al meer dan 350 leden.

Naar deel 2 >

© 2018. GereformeerdeKerken.info