De Gereformeerde Kerk te Schagerbrug (2)

Het kerkje in gebruik genomen (1873).

( < Naar deel 1 )  – Al snel na de ontvangst van het antwoord van de regering werd het kerkgebouwtje aan de Grote Sloot 373 in gebruik genomen. Het kerkje was op 29 maart 1873 ondanks alle eerdere problemen toch nog in het bezit van de kerk gekomen (hoewel de kerk daarvóór door een lening nog steeds bij G. de Koning in het krijt stond).

Onder leiding van ds. B.C. Felix (1827-1884) van Den Helder werd het kerkje aan de Grote Sloot in gebruik genomen.

De ingebruikneming gebeurde onder leiding van ds. B.C. Felix (1827-1884) van Den Helder, vlak voor zijn vertrek naar de kerk van Groningen.

Ds. M.H.K. Mol (van 1875 tot 1886).

De eerste predikant werd beroepen in combinatie met de kerken van Krabbendam en Dirkshorn (die hem officieel beriep). Het was kandidaat M.H.K. Mol (1850-1929). Toen deze zijn studie te Kampen beëindigd had “en uit meerdere roepingen die tot hem kwamen, de roeping van Dirkshorn had aangenomen, zag hij zijne begeerte vervuld. Ds. K. van Goor (1848-1914) destijds te Broek op Langedijk, bevestigde hem op 28 november 1875 in ’t ambt.”

“De kleine gemeente ontving in hem haren eersten Dienaar des Woords en deze vatte in zijne eerste gemeente zijn veel omvattenden en moeilijken arbeid aan, vol moed, onder opzien tot God. Er was veel te doen; Krabbendam was kerkelijk gecombineerd met Dirkshorn; Schagerbrug behoorde ook tot zijne gemeente, en weldra vraagde de evangelisatiearbeid te Kolhorn eveneens de hulp van Dirkshorns pastor [daar werd op 18 december 1885 een zelfstandige Gereformeerde Kerk geïnstitueerd]. Teveel was al dit werk voor den jeugdigen Dienaar niet; hij deed het met lust, met liefde en ijverde zooveel hij kon. Te moeilijk was die arbeid evenmin, ofschoon te midden van eene ‘moderne’ omgeving [de vrijzinnige hervormde gemeente] te verrichten. (…) Ds. Mol woonde in de pastorie te Dirkshorn, als ’t ware in ’t midden zijns volks”.

Ds. M.H.K. Mol (1850-1929) van Dirkshorn, Krabbendam en Schagerbrug.

Tijdens zijn ambtsperiode werd in december 1877 met de kerk van Krabbendam opnieuw afgesproken het avondmaal de ene keer in Schagerbrug en de volgende maal in Krabbendam te vieren. “We werden dan met de trekschuit opgehaald en thuisgebracht en zoo ging het wederkeerig met Krabbendam. De gemeenteleden werden dan die dag ingekwartierd [d.w.z. ondergebracht in de huizen van leden van gemeente waar het avondmaal gevierd werd]. Dat was dan een dag van genoeglijk samenzijn. We hadden dan een huis vol gasten”.

De kerk moet verkocht worden.

Ongeveer een jaar voor het vertrek van ds. Mol werd de kerkelijke situatie rond 1885 in Schagerbrug moeilijk. Het in 1967 gepubliceerde gedenkboekje ‘Uw Werk behouden’ van de Gereformeerde Kerk van Dirkshorn, vertelt daarover het volgende (maar het is de vraag of dat juist is; daarover later meer): “De burgerlijke gemeente in Schagerbrug was namelijk [om niet vermelde redenen – red.] van oordeel de bestaande kerk aldaar te verkopen. Afgeraden werd de kerk over te nemen in verband met niet aanwezige middelen. Daar er weinig activiteiten in Schagerbrug gevonden werden en het kerkbezoek afnam, kon ds. Mol daar niet meer heen te preken”. Dat was dan ook de reden dat de jaarlijkse bijdrage van fl. 75 die Schagerbrug aan Dirkshorn betaalde voor de diensten van de predikant werd teruggebracht naar fl. 40. Wanneer de definitieve verkoop van de kerk uiteindelijk precies plaatsvond is niet helemaal duidelijk, maar J. Prij houdt het op 1889.

Intussen was ds. Mol in 1886 echter al naar de kerk van Dussen vertrokken.

Ds. J.W. Wechgelaar (van 1887 tot 1893).

Volgens het historisch overzicht van J. Prij werden ook de volgende predikanten voor de drie kerken samen beroepen, al zijn de officiële kerkelijke jaar- en handboeken daarover níet zo duidelijk. In de landelijke ‘Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken’ wordt namelijk impliciet meegedeeld dat de kerk van Schagerbrug nooit een (eigen) predikant gehad heeft en al die jaren ‘vacant’ was. Ook wordt in de gedenkboeken van Dirkshorn niets verteld over het voorgaan van de predikanten (ná ds. Mol) in diensten te Schagerbrug.  Mogelijk heeft dat als oorzaak dat in Schagerbrug – zoals boven gemeld werd – weinig activiteiten plaatsvonden, het kerkbezoek terugliep of omdat de kerk mogelijk zelfs al verkocht was. Hoe dan ook,  allicht zijn de predikanten in elk geval consulent van Schagerbrug geweest. Zo werd in 1887 ds. J.W. Wechgelaar (1855-1911) aan deze kerken verbonden.

Ds. J.W. Wechgelaar (1855-1911).

De kerk verkocht (tussen 1885 en 1889).

Mogelijk tijdens zijn ambtsperiode – zoals gezegd zijn de gegevens daarover niet eenduidig – vond in Schagerbrug een belangrijke gebeurtenis plaats: het kerkgebouw aan de Grote Sloot – waarover bij de bouw al zoveel financiële problemen waren ontstaan – werd definitief verkocht. De geldschieter, G. de Koning, vertrok namelijk (vermoedelijk rond 1885) naar Amerika, samen met zijn gezin van negen kinderen. In de eerste plaats was dat een aanslag op het ledental van de toch al kleine kerk van Schagerbrug, maar veel ernstiger was het feit dat hij zijn huis – en dus ook de kerk die op zijn grond stond – te koop moest zetten (de in het gedenkboekje van Dirkshorn genoemde reden van de verkoop – de wens van de burgerlijke gemeente – is dus aan twijfel onderhevig en niet erg aannemelijk).

Het probleem was niet alleen dat het kerkgebouw nog niet helemaal was afbetaald, maar ook dat “niemand dien tuin met het bijbehoorende woonhuis koopen wilde met dat ‘fijne kerkje’ in het midden [gereformeerden werden ‘fijnen‘ genoemd]. Wilde De Koning zijn huis en tuin naar waarde verkoopen dan moest hij het kerkje van de gemeente terugkoopen”, zo schreef Piet van Bodegraven in zijn ‘herinneringen’. De kerkenraad besloot dus het kerkje aan De Koning te verkopen. Vader K. van Bodegraven, C. Ellen en G. de Koning betaalden allemaal een deel van de schuld die nog op het kerkje rustte, zodat De Koning weer eigenaar van kerk en grond was en het nu zonder problemen kon verkopen.

“Wel werd het daarna nog enige jaren gehuurd” [mogelijk zijn dat de jaren tussen 1885 en 1889], “maar omdat het een lelijk gebouwtje was hebben wij het maar opgegeven”. Toch wilde men de bijeenkomsten laten doorgaan. Vandaar dat in een kamer van de ouderlijke woning van Piet van Bodegraven nog diensten gehouden werden, waar ook wel eens een predikant voorging.

De Gereformeerde Kerk te Schagerbrug (1892).

Ds. Wechgelaar vertrok in 1893 naar de kerk van Alkmaar. Het jaar daarvoor veranderde de naam van de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente te Schagerbrug’ in ‘Gereformeerde Kerk’. Dat kwam door de landelijke kerkenfusie van de landelijke ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ en de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ uit de Doleantie van 1886, die op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk officieel bekrachtigd werd. Men had besloten als verenigde kerken de naam ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ aan te nemen, en ook de kerk van Schagerbrug sloot zich hierbij aan.

Ds. N.Y. van Goor (van 1894 tot 1897).

Ds. N.Y. van Goor (1866-1941).

De bijeenkomsten in de woning van Piet van Bodegravens ouders zullen vermoedelijk zijn doorgegaan totdat een nieuwe kerk gebouwd werd, maar die werd pas in 1898 in gebruik genomen.  Vrij vlot na het vertrek van ds. Wechgelaar kwam kandidaat N.Y van Goor (1866-1941) naar Dirkshorn en ook zal dus vermoedelijk geregeld zijn voorgegaan in de huisbijeenkomsten te Schagerbrug (c.q. op De Stolpen) en ook zal hij als consulent van de kerk van Schagerbrug hebben gefungeerd.

“Als prediker was hij zeer geliefd. Zijn preken waren kort en boeiend. Daarbij was hij ook een goed catecheet. In zijn herderlijk werk was hij zeer punctueel en daarbij hartelijk. Hij nam de dingen niet licht en had het daardoor niet steeds even gemakkelijk”. De predikant vertrok in maart 1897 naar de kerk van Hazerswoude.

Ds. H.H. Schoemakers (van 1898-1901).

Ds. H.H. Schoemakers (1873-1943).

Ook voor kandidaat H.H. Schoemakers (1873-1943) was Dirkshorn de eerste gemeente toen hij daar in 1898 intrede deed, en ook hij zal als consulent van de kerk van Schagerbrug hebben gefungeerd, en kwam vermoedelijk dus ook geregeld naar de bijeenkomsten in Schagerbrug.

Een nieuwe kerk (1898).

Daar was men intussen bezig gegaan met bouwplannen voor een nieuwe kerk. De voor de diensten gebruikte woonkamer zal uiteindelijk niet voldaan hebben. De classis werd over de plannen geraadpleegd en deze stemde er mee in. Wel wezen de classisbroeders twee gemeenteleden uit Alkmaar aan – Wolzak en Terhaak – om de zaak in de gaten te houden. Zij stelden een brief op, bestemd voor de gemeenteleden van Dirkshorn en Krabbendam, waarin gevraagd werd financieel bij te springen ten behoeve van de bouw van de kerk in Schagerbrug. Men kon aandelen kopen: renteloze aandelen ter waarde van fl. 10 en rentedragende van fl. 25. Op fl. 600 na kon daarmee de bouw van de kerk gefinancierd worden.  Die resterende fl. 600 werd verkregen door een hypotheek te nemen.

Het kerkje aan de Schagerweg, zoals het er veel later uitzag (foto: J. Prij, Gesch. der GK van Schagerbrug).

De nieuwe kerk werd gebouwd op een stukje grond aan de Schagerweg (nu nummer 72) en omdat er een sloot langs liep vroeg men de burgerlijke gemeente toestemming een brug over de sloot aan te leggen, wat werd toegestaan. Het kerkje zal in 1898 in gebruik genomen zijn en daar werden tot de opheffing van de kerk, in 1919, de kerkdiensten gehouden. De schulden konden mede door een lichte groei van het aantal leden na vijftien jaar worden afgelost.

Ds. G.H.A. van der Vegte (van 1902 tot 1906).

Ds. Schoemakers vertrok in 1901 naar het Friese Workum en hij werd in 1902 opgevolgd door ds. G.H.A. van der Vegte (1874-1936), die er als kandidaat kwam. Hij bleef slechts kort in Dirkshorn (en was dus ook in Schagerbrug slechts kort werkzaam). In 1906 vertrok hij namelijk naar de kerk te Urk.

Ds. G.H.A. van der Vegte (1874-1936).

De kerk verkocht en de gemeente opgeheven (1919).

In 1911 verleende ds Wechgelaar nog enige tijd bijstand in het pastoraat, maar de kerk verliep langzaam maar zeker. In die tijd waren er nog twintig leden, waarvan acht belijdende. In het landelijke ‘Jaarboek ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland’ (de uitgave van 1911) deelde de kerkenraad mee: “Onze kerk gaat door vertrek en overlijden steeds achteruit, op ’t oogenblik zonder ouderling en er is ook geen vraag van buiten af naar het Levende Woord”.

Sindsdien komt de kerk van Schagerbrug ook niet meer voor in de landelijk Jaarboeken van de Gereformeerde Kerken. Dit ondanks het feit dat de kerk volgens J. Prij – de woorden van kroniekschrijver P. van Bodegraven nasprekend – pas in 1919 officieel werd opgeheven. Hoe dan ook, de leden werden in elk geval ingeschreven in het lidmatenregister van de Gereformeerde Kerk te Krabbendam. Op 30 juli 1919 werd het kerkgebouwtje aan de Schagerweg voor fl. 500 van de hand gedaan. Wel werd het nog enige tijd gebruikt voor samenkomsten in het dorp.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Schagerbrug.

De ledentallen vanaf 1905 voor zover bekend (bron: Jaarboeken GKN).

Bronnen:

D. Houter, “Uw werk behouden”. Gedenkboek ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Dirkshorn. 1867-1967. Dirkshorn, 1967

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

J. Prij, Geschiedenis der Gereformeerde Kerk van Schagerbrug. g.p., 2004

© 2019. GereformeerdeKerken.info