Kerk van Kamperveen bestaat vandaag, 28 november 2024, honderdvijftig jaar.
De kleine Gereformeerde Kerk in het Overijsselse Kamperveen herdenkt op zondag 1 december 2024 in eigen kleine kring haar honderdvijftigjarig bestaan.
Kamperveen kende vroeger zowel een Christelijke Gereformeerde Gemeente als een Nederduitsche Gereformeerde Kerk, respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie. We bespreken het ontstaan van beide kerken (in 1874 en in 1890) en hun samengaan in mei 1895.
-
De Christelijke Gereformeerde Gemeente te Kamperveen (1874-1892).
De voorbereidingen voor de instituering.
Aan de wieg van deze kerk stond de in Groningen geboren Jan Smit (14 juli 1841-?), student van de Theologische School in Kampen, die in 1854 werd opgericht als opleidingsschool voor de Christelijke Afgescheidene Kerk. Voor studenten van deze Kamper ‘School der Kerk’ was het een mooie gelegenheid om zich tijdens hun studie op een of andere manier in te zetten en te bekwamen voor het werk van de kerk. Zo evangeliseerde Jan Smit in Kamperveen en omgeving. Mede door zijn voorbereidende werk kon op 28 november 1874 de Christelijke Gereformeerde Gemeente in Kamperveen worden geïnstitueerd door de bevestiging van ambtsdragers.
Jan Smit studeerde ‘tal van jaren’ aan de Theologische School (namelijk van september 1867 tot 1874, toen hij de ‘School der Kerk’ verliet, want hij werd bij het eindexamen telkens afgewezen. De curatoren van de School hebben ‘vaak met den heer Smit gesukkeld’. De evangelisatiearbeid had echter kennelijk veel succes, want ‘belangstellenden’ stichtten in Kamperveen ‘een flink kerkgebouw’, van waaruit het evangelisatiewerk kon worden verricht. Dit is het huidige kerkgebouw aan het Zuideinde West. Het duurde niet lang of ‘een dertigtal vrienden’ gaf de wens te kennen in Kamperveen een zelfstandige Christelijke Gereformeerde Gemeente te stichten.
De classis Zwolle boog zich over het verzoek en gaf toestemming om gevolg te geven aan de geuite wens. Een commissie werd benoemd, bestaande uit de predikanten ds. J. Bavinck (1826-1909) van Kampen en ds. W.H. Gispen (1833-1909) van Zwolle, en de ouderlingen E. van der Veen en M. Wilmink.
‘Een eer en genoegen dat nog geene gemeente te beurt viel…’
De vier broeders vervoegden zich in de ochtend van de 17de november 1874 ten huize van landbouwer E. Fikse. Allereerst nam ds. Bavinck het woord. Hij sprak er voor ‘de verzamelde vrienden en vriendinnen’ over het wezen van de kerk en over het beginsel en de noodzaak van de Afscheiding van 1834, die door ds. H. de Cock (1801-1842) te Ulrum in oktober dat jaar begonnen was.
’s Middags werd in het lokaal – de huidige kerk aan het Zuideinde West – een godsdienstoefening gehouden die onder leiding stond van ds. Gispen. Ook aanwezig waren de hoogleraren ds. S. van Velzen (1809-1896) en ds. H. de Cock (1824-1894) (de zoon van de ds. H. de Cock van Ulrum) alsmede een veertigtal studenten van de Theologische School in Kampen; inderdaad “Een eer en genoegen dat zeker nog aan geene gemeente bij hare stichting te beurt viel”.
Ds. Gispen preekte over 1 Corinthiërs 3 vers 11 tot 15: “Want niemand kan een ander fundament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus. En indien iemand op dit fundament bouwt goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen, eens iegelijks werk zal openbaar worden; want de dag zal het verklaren, dewijl het door vuur ontdekt wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven. Zo iemands werk blijft, dat hij daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen. Zo iemands werk zal verbrand worden, die zal schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, doch alzo als door vuur”.
Na de preek van ds. Gispen werd aan allen, die tot de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Kamperveen wilden gaan behoren, de normale bevestigingsvragen gesteld, waarbij de aspirant leden onder meer verklaarden zich te zullen houden aan de Dordtse Kerkorde. Nadat zij daarop bevestigend geantwoord hadden werden hun namen in het lidmatenboek opgetekend. De aanwezige ‘manslidmaten’ kozen vervolgens een viertal ambtsdragers: twee ouderlingen en twee diakenen.
De instituering (28 november 1874).
De officiële instituering werd pas een feit toen op 28 november 1874 de verkozen ambtsdragers door prof. H. de Cock van Kampen in het ambt bevestigd werden. De gemeente telde bij de instituering al ongeveer zestig leden.
Voorganger Jan Smit (van 1874 tot 1880).
Dat de gemeenteleden van Kamperveen Jan Smit als voorganger wilden is logisch. De kerkenraad stelde hem dus als zodanig aan. Hij was echter (nog) geen predikant en werd in feite een soort van ‘oefenaar’, officieel omschreven als een ‘niet gestudeerde lekenprediker die een stichtelijk woord in de gemeente mocht spreken’. Maar omdat hij al lange tijd in Kampen gestudeerd had beschouwden ze hem vast en zeker zo’n beetje als predikant. Ze wilden hem in elk geval als zodanig graag in hun midden hebben.
Omdat zijn studie zoals gezegd niet al te vlot verliep en hij op de Theologische School bij het eindexamen ‘telkens werd afgewezen’, had men hem graag willen aanstellen als predikant op Artikel 8 van de Dordtse Kerkorde (op grond van ‘singuliere gaven’). Maar die mogelijkheid was voor Jan Smit geblokkeerd omdat hij in feite een gestudeerd man was (al haalde hij zijn kandidaatsexamen niet) en omdat ‘Artikel 8’ bedoeld was voor niet als predikant opgeleide personen.
Omdat de classis Zwolle van mening was dat het voor hem toch mogelijk moest zijn predikant te worden (maar dan op Artikel 8), verzocht de classis aan de Synode van Utrecht, die in 1877 gehouden werd, om Jan Smit bij wijze van uitzondering toch te willen examineren op grond van Artikel 8 DKO. Want “toegestemd moet worden dat hij iets singuliers heeft en hij doet, wat weinigen doen. God gebruikt hem om zondaren tot bekeering te wekken en hij kan nog steeds de gemeente Kamperveen stichten” (met zijn preken).
De synode behandelde het verzoek, maar na de besprekingen bleken de stemmen te staken en werd het verzoek van de classis Zwolle aangehouden tot de synode van Dordrecht (1879). Ook daar had men er echter problemen mee. Het verzoek van de classis werd afgewezen, omdat “het moeilijk aangaat iemand die herhaaldelijk door de curatoren [van Kampen] is onderzocht, onder Artikel 8 DKO te betrekken”.
Oefenaar Smit naar Amerika (1881).
Intussen had Jan Smit zijn ambtelijk werk in Kamperveen naar behoren vervuld. Zijn gemeente was tevreden met hem. Maar hij ontving een beroep (voor zover dat zo genoemd kan worden, want hij was immers geen predikant) van de gemeente van Elburg. Dat nam hij aan en vestigde zich daar metterwoon.
Dat duurde echter niet lang. Want zelfs in Amerika had men van Jan Smit gehoord! De Holland Reformed Church in Hohokus (New Jersey) beloofde hem in januari 1881 een beroep op hem te zullen uitbrengen, wat hij aannam. Twee jaar lang was hij werkzaam als oefenaar in Wortendyke (New Jersey). Toen werd hij geëxamineerd en ‘na een zeer voldoend examen’ werd hij daar op 24 juli 1883 als predikant bevestigd. Drie jaar later werd hij predikant in Pella (Iowa), de stad die in 1847 gesticht was door een van de eerste Nederlandse Afgescheiden predikanten, ds. H.P. Scholte (1805-1868). In 1893 werd Jan Smit predikant in People’s Park (New Jersey).
Oefenaar P. Valda (van 1880 tot 1882).
Hoe ging het na zijn vertrek met de gemeente van Kamperveen? Vrij spoedig na het vertrek van oefenaar Smit werd evangelist en oefenaar P. Valda (1819-1882) gevraagd als voorganger de kerk van Kamperveen te dienen. Hij nam dat aan. Zijn arbeidzaam leven in Kamperveen duurde slechts kort, want op 21 juli 1882 overleed hij na een ziekbed van ongeveer drie maanden. Hij is 63 jaar oud geworden. Over hem is verder weinig bekend.
Ds. J. Schuurman (van 1884 tot 1887).
Om te voorzien in de pastorale zorg van de gemeente werd aan de emeritus-predikant van Terwispel (later Tijnje genoemd) gevraagd in Kamperveen hulpdiensten te verrichten. Het was ds. J. Schuurman (1819-1887). Deze stemde daarmee in en vestigde zich toen in Kamperveen. “Hij sprak vlot en duidelijk, doch was meer mans op het gebied der geschiedenis dan wel op dat der theologie”. Hij was voorstander van de afschaffing van het ambtsgewaad van predikanten, bestaande uit kuitbroek, lange kousen, jas met bef, een steek en sandalen met een (zilveren) gesp.
Aan zijn werkzaamheden in Kamperveen kwam in 1887 een eind, toen hij daar op 13 oktober overleed.
-
De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Kamperveen (van 1890 tot 1892).
Ondertussen was in de landelijke Nederlandse Hervormde Kerk al jaren lang een strijd gaande over onder meer de grote macht van de Algemene Synode, gebaseerd op het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de hervormde Kerk, dat in 1816 door de overheid aan de kerk was opgedrongen. Daardoor werd de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten gefnuikt. Ook de toenemende vrijzinnigheid in de kerk, waartegen door de kerkelijke besturen niet, nauwelijks of in ieder geval steeds minder, werd opgetreden, veroorzaakte onvrede. Vanaf 1886 leidde dat in heel het land tot de tweede uittocht van orthodoxen uit de hervormde kerk, die we de Doleantie zijn gaan noemen. Overal in het land ontstonden Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende).
De Doleantie in Kamperveen (1890).
Ook in Kamperveen bestond onvrede over de toestand van de hervormde kerk, waardoor op 5 november 1890 eveneens in dat dorp de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) ontstond. Men had zich om hulp daarbij gewend tot ds. Leendert Spoel (1846-1902), Dolerend predikant in Kampen.
(Vijftien jaar eerder, rond 1875, was Leendert Spoel evangelist bij de Vereeniging ‘Vrienden der Waarheid’ geworden, een hervormde evangelisatievereniging, die ten doel had ‘overal waar niet het onversneden Woord Gods gepredikt’ werd, afdelingen van de Vereniging te stichten en/of daar tijdelijk evangelisten te plaatsen. In 1879 werd Spoel vaste evangelist in Brielle. In 1883 werd de evangelisatie in Brielle ‘omgezet’ in een Vrije Gereformeerde Gemeente, waar Spoel predikant werd. Hij ontving vanuit dat kleine kerkverband verscheidene beroepen, ook vanuit Amerika, maar koos uiteindelijk voor de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Kampen, die daar in 1887 ontstaan was.)
Zo kreeg men in Kamperveen contact met ds. Spoel. Men vroeg hem in 1890 als Dolerend predikant naar Kamperveen te komen en daar behulpzaam te zijn bij de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Ds. Spoel voldeed daar graag aan, en kwam op 5 november 1890 naar Kamperveen. Hij besprak met de broeders en zusters de toestand der hervormde kerk en samen besloten ze over te gaan tot het stichten van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk. Ambtsdragers werden gekozen en bevestigd en direct na die dienst besloot men in de eerste kerkenraadsvergadering ‘voor de gehele [hervormde] kerk te breken met de synodale organisatie van 1816 en terug te keren tot de nooit wettig afgeschafte [Dordtse] Kerkenorde van 16218/1619’.
Aalt Stuivezand.
De eerste ouderling van de jonge Dolerende kerk was de in Kamperveen geboren Aalt Stuivezand (1839-1925), die met zijn gezin uit onvrede de hervormde kerk verlaten had en zich had aangesloten bij de Doleantie. Zijn echtgenote overleed op 29 januari 1892. In datzelfde jaar vroeg Stuivezand aan de classis van de Dolerende Kerken om toelating als oefenaar. Hij werd door de classis onderzocht en kreeg toestemming om in Kamperveen als oefenaar voor te gaan.
De ‘Vereniging van 1892’.
Maar ondertussen waren de landelijke synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (resp. afkomstig uit Afscheiding en Doleantie) al enkele jaren met elkaar in gesprek om te komen tot eenheid. De verhoudingen tussen beide kerken was trouwens helemaal niet zo goed, want vooral in de Christelijke Gereformeerde Kerk bestonden bezwaren tegen sommige leerstukken van de leider van de Doleantie, dr. A. Kuyper (1837-1920). Ook vroeg men zich af waarom de plaatselijke kerken niet betrokken waren bij de onderhandelingen over het samengaan van beide kerken. En hoe zou het met de Christelijke Gereformeerde Theologische School in Kampen aflopen als beide kerken verenigden? Zou dat ‘Werk Gods’ door de Dolerende Vrije Universiteit van dr. Kuyper ‘overvleugeld of misschien wel vernietigd’ worden?
Maar uiteindelijk leken de bezwaren te zijn verdwenen en reikten de voormannen van de twee kerken elkaar tijdens een gezamenlijke synodevergadering in de Keizersgrachtkerk in Amsterdam de broederhand: dr. A. Kuyper namens de Dolerende Kerken en de hoogbejaarde ds. S. van Velzen namens de Christelijke Gereformeerde Kerk. Zo ontstonden kort gezegd op 17 juni 1892 De Gereformeerde Kerken in Nederland.
-
De Gereformeerde Kerk ‘A’ en ‘B’ te Kamperveen (1892-1895).
De Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Kamperveen volgden de landelijke ‘Vereniging’ van beide kerken niet direct. Dat hoefde ook niet, want de Synode van de Gereformeerde Kerken had besloten dat in plaatsen waar beide kerken nog niet in staat waren meteen samen te gaan (door nog lopende onderhandelingen of verschillen van inzicht, enz.) ze nog zelfstandig konden blijven. Wel zouden beide kerken wel alvast ‘De Gereformeerde Kerk’ heten, maar als onderscheiding werd door de oudste van de twee kerken (meestal de Christelijke Gereformeerde Gemeente) een ‘A’ aan de kerknaam toegevoegd en door de jongste (meestal de Dolerende Kerk) een ‘B’. Zo had men ook in Kamperveen De Gereformeerde Kerk te Kamperveen A en De Gereformeerde Kerk te Kamperveen B (respectievelijk uit Afscheiding en Doleantie).
Oefenaar A. Stuivezand (van 1892 tot 1895).
Oefenaar Stuivezand had, zoals we eerder al aangaven, van de Dolerende classis Zwolle toestemming gekregen voor te gaan in de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) van Kamperveen. De Christelijke Gereformeerde Gemeente van Kamperveen (Gereformeerde Kerk A) was op dat moment vacant. Vooral bij de gemeenteleden van Kerk A bleek echter weerstand te bestaan tegen het voorgaan van Stuivezand. Kennelijk waren die bezwaren voor de gereformeerde classis Zwolle groot genoeg om Stuivezand in mei 1895 zelfs de bevoegdheid van het voorgaan in de diensten te ontnemen.
Daarmee hield zijn ambtswerk gereformeerd Kamperveen dus definitief op. Vanaf mei 1895 – toen oefenaar Stuivezand vertrok – was er voor de twee gemeenten in Kamperveen geen beletsel meer om samen te gaan als De Gereformeerde Kerk te Kamperveen. Dat gebeurde toen ook. Maar de kerk was vanaf dat moment wel vacant. Dat is ze tot op de huidige dag gebleven, al werden er soms hulpdiensten verricht.
Hoe het verder ging met Aalt Stuivezand.
Stuivezand dacht er ondertussen niet aan te stoppen met preken. Achter zijn boerderij in Kamperveen werd een houten lokaal getimmerd, waar hij met zijn kerkdiensten verder ging. In 1898 keerde hij terug naar de Hervormde Kerk, maar wilde gewoon doorgaan met preken in zijn schuur. De kerkenraad schreef hem daarop als lid van de hervormde kerk uit. Tijdens de ambtsperiode van de hervormde predikant Ds. P. Zandt mocht hij echter weer lid van de kerk worden, na te hebben verklaard geen banden meer te hebben met de Gereformeerde Kerk.
Stuivezand werd in de hervormde gemeente ouderling in plaats van de ouderling die afgetreden was omdat Stuivezand weer gemeentelid mocht worden. Ook werd Stuivezand Wethouder van Kamperveen. Nadat ds. Zandt in 1909 vertrok legde Stuivezand zijn ambt in de hervormde kerk neer en preekte daarna vooral buiten Kamperveen. Maar toen de hervormde gemeente in 1912 weer vacant werd en daarom slechts één zondagse dienst gehouden kon worden, werd Stuivezand voorganger in openstaande middagdiensten. Ook preekte hij veel in de Oud Gereformeerde Gemeente te Doetinchem. Aalt Stuivezand overleed op 16 april 1925. Hij werd op de Algemene Begraafplaats van Kamperveen begraven.
150 jaar…
Dit was in grote lijnen het ontstaan van De Gereformeerde Kerk te Kamperveen. Op 1 december 2024 herdenkt men in eigen, kleine kring het honderdvijftigjarig bestaan, dat in feite op 28 augustus 1874 een aanvang nam.
Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Kamperveen.
Bronnen onder meer:
De Bazuin, Stemmen uit de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk. Kampen, div. jrg.
Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992
Handelingen van de Synoden der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland 1872-1892, deel 1. Kampen, 1988
De Heraut voor De Gereformeerde Kerken in Nederland. Amsterdam, div. jrg.
Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.
Jubileumnummer van het Kerkblad van de Gereformeerde Kerk te Kam-perveen. Kamperveen, juni 1985
L. Vogelaar (red.), In Koninklijke Dienst, predikanten, oefenaars en evangelisten. Deel 1, Apeldoorn, 2018
De Wekstem, Getuigenissen uit de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland. Kampen, div. jrg.
© 2024. GereformeerdeKerken.info
Translation into English:
How the ‘Gereformeerde’ Church in Kamperveen Was Established.
The small ‘Gereformeerde’ Church in Kamperveen, located in the Dutch province of Overijssel, will celebrate its 150th anniversary on December 1, 2024, within its own close-knit community.
Historically, Kamperveen was home to both a Christian Reformed Congregation and a ‘Nederduitsche Gereformeerde’ Church, which originated from the Secession and Doleantie movements, respectively. We will examine the establishment of both churches (in 1874 and 1890) and their eventual merger in May 1895.
- The Christian Reformed Congregation in Kamperveen (1874-1892).
Preparations for the Formation.
At the origin of this church stood Jan Smit, born in Groningen on July 14, 1841. He was a student at the Theological School in Kampen, which was founded in 1854 as a training school for the Christian Seceded Church. For students of this “School of the Church” in Kampen, it was a good opportunity to gain experience in church work during their studies. Jan Smit, for example, engaged in missionary work in Kamperveen and its surroundings. Thanks to his preliminary work, the Christian Reformed Congregation in Kamperveen was formally established on November 28, 1874, by the appointment of church officers.
Jan Smit studied at the Theological School for many years (from September 1867 until 1874) but was repeatedly denied graduation. The school’s board had often “struggled” with Smit’s academic challenges. Nevertheless, his missionary work appeared to be very successful, as interested parties in Kamperveen soon constructed a substantial church building from which missionary work could be carried out. Not long after, about 30 supporters expressed a desire to establish an independent Christian Reformed Congregation in Kamperveen.
The Zwolle classis (regional church assembly) reviewed this request and approved it. A committee was appointed, consisting of the ministers Rev. J. Bavinck (1826-1909) of Kampen and Rev. W.H. Gispen (1833-1909) of Zwolle, as well as elders E. van der Veen and M. Wilmink.
“An Honor and Privilege Bestowed on No Other Congregation…”
On the morning of November 17, 1874, these four brothers gathered at the home of farmer E. Fikse. First, Rev. Bavinck spoke to the “assembled friends” about the nature of the church and the principles and necessity of the 1834 Secession, initiated in October of that year by Rev. H. de Cock (1801-1842) in Ulrum.
In the afternoon, a worship service was held, led by Rev. Gispen. Also present were professors Rev. S. van Velzen (1809-1896) and Rev. H. de Cock (1824-1894), the son of the Ulrum minister, along with about forty students from the Theological School in Kampen—’a rare honor and privilege at the founding of a new congregation’.
Rev. Gispen preached on 1 Corinthians 3:11-15, emphasizing the steadfast foundation of Jesus Christ upon which believers should build. Following his sermon, those wishing to join the Christian Reformed Congregation in Kamperveen were asked the usual confirmation questions, committing to adhere to the Dordrecht Church Order. After affirming their intent, their names were recorded in the membership book. The male members present then elected four officers: two elders and two deacons.
Formal Establishment (November 28, 1874).
The official establishment was completed on November 28, 1874, when the elected officers were confirmed by Professor H. de Cock from Kampen. At its founding, the congregation already counted about sixty members.
Leader Jan Smit (1874-1880).
The congregation members in Kamperveen naturally wished for Jan Smit to serve as their leader. The church council appointed him, even though he was not yet a pastor. Instead, he was recognized as a lay preacher, officially described as an “untrained layperson allowed to speak edifying words to the congregation.” Given his extensive study in Kampen, they likely regarded him as a sort of minister.
Since his studies were repeatedly interrupted by exam failures, it was proposed that Smit might be appointed as a pastor under Article 8 of the Dordrecht Church Order (based on “extraordinary gifts”). However, this was not possible for Smit, as Article 8 was intended for individuals who had not studied for the ministry. Despite appeals to the Synod of Utrecht in 1877 and later the Synod of Dordrecht in 1879, Smit’s request for ordination was denied due to his multiple failures in exams.
Lay Preacher Smit Moves to America (1881).
In 1881, Smit received an offer to lead a church in Elburg, which he accepted. Shortly afterward, he received a call from the Holland Reformed Church in Hohokus, New Jersey. He moved to the United States, where he served as a lay preacher in Wortendyke, New Jersey. Following a successful examination, he was ordained as a pastor there in 1883 and later ministered in Pella, Iowa, and People’s Park, New Jersey.
Lay Preacher P. Valda (1880-1882).
After Smit’s departure, lay preacher P. Valda (1819-1882) briefly served the Kamperveen congregation but passed away in 1882 after a short illness.
Rev. J. Schuurman (1884-1887).
To address the congregation’s pastoral needs, the emeritus minister from Terwispel (i.e. Tijnje), Rev. J. Schuurman (1819-1887), was invited to Kamperveen. Known for his eloquence and historical knowledge, he advocated for the abolition of the traditional clerical attire. Schuurman’s service ended with his death on October 13, 1887.