De Opstandingskerk te Woerden 100 jaar

En: waarom de kerken van Afscheiding en Doleantie in Woerden nog geen jaar lang beide ‘Gereformeerde Kerk te Woerden’ heetten en toen uit elkaar gingen; en waardoor de ‘Opstandingskerk’ ontstond.

De protestantse – voormalig gereformeerde – Opstandingskerk in Woerden bestaat vandaag – woensdag 12 juni 2024 – honderd jaar. Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan werd kort geleden een prachtig gedenkboek uitgegeven.

De Opstandingskerk te Woerden (foto: PKN Woerden).

De Opstandingskerk was echter niet de eerste gereformeerde kerk in de stad. Daarvoor moeten we even terug in de geschiedenis.

De Gereformeerde Kerk te Woerden ontstond in 1892 door het heel even (gescheiden) ‘samengaan’ van de Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende), respectievelijk afkomstig uit Afscheiding en Doleantie. Maar omdat dit kortstondige (gescheiden) ‘samengaan’ eigenlijk niets voorstelde, wordt als institueringsdatum van De Gereformeerde Kerk te Woerden die van de plaatselijke Dolerende Kerk aangehouden (27 december 1887). Daarover later meer.

Christelijke Afgescheidene Gemeente te Woerden.

In dit verband leggen we onszelf beperkingen op in de beschrijving van de geschiedenis van de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Gemeente te Woerden, ook al omdat deze behoorlijk ingewikkeld is. Hoe dan ook, ze ontstond aanvankelijk in 1836 als Christelijke Afgescheidene Gemeente, slechts enkele jaren nadat ds. H. de Cock (1801-1842) in Ulrum de Afscheiding van 1834 begon. Maar in april 1838 raakte de gemeente van Woerden buiten het verband van de Christelijke Afgescheidene Kerk en sloot ze zich van 1841 tot 1858 aan bij een ander kerkgenootschap afkomstig uit de Afscheiding, namelijk de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis. Dat kleine kerkgenootschap had zich rond 1838 op landelijk niveau van de Christelijke Afgescheidene Kerk afgesplitst.

Ds. C. van den Oever (1802-1877).

Binnen het kerkgenootschapje van de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis bestonden landelijk allerlei spanningen, onder meer door het optreden van de Rotterdamse ‘kruispredikant’ ds. C. van den Oever (1802-1877), die na een conflict in 1858 predikant werd bij een Vrije Gereformeerde Gemeente. In 1859 sloot de Kruisgemeente van Woerden zich ook bij de ‘Van den Oevergroep’ aan, maar de gemeente van Woerden ging in 1862 teniet.

Een eigen kerkgebouw (1864).

In 1864 werd in Woerden de Christelijke Geformeerde Gemeente opnieuw geïnstitueerd. In datzelfde jaar bouwde men in de Achterstraat zelfs een eigen kerk. Daar kwam de gemeente in het vervolg samen onder leiding van een eigen predikant. In 1864 was dat oefenaar J. de Rooij (1812-1884), die in 1867 opgevolgd werd door ds. J.G. Smitt (1846-1908).

De kerk van de ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ in de Achterstraat.

Christelijke Gereformeerde Gemeente te Woerden (1869).

Maar intussen waren de landelijke verschillen van mening tussen de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis bijgelegd, zodat men in juni 1869 besloot samen verder te gaan als de Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland. Ook de gemeente in Woerden ging nu als Christelijke Gereformeerde Gemeente verder. Op 29 oktober 1869 werd de predikant van deze gemeente ds. D.J. van Brummen (1825-1902), die ds. Smitt opvolgde. Ds. Van Brummen bleef daar tot 1872 en werd achtereenvolgens opgevolgd door ds. W. Groeneveld (1820-1892), ds. A. Verheij (1821-1913) en oefenaar G. Bos (1825-1900). Toen hij vertrok was het intussen 1893 geworden.

Oefenaar G. Bos (1825-1900).

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (1887).

We komen ondertussen wel steeds dichter bij de bouw van de Opstandingskerk, maar we moeten nog even geduld hebben.

Zo werkte de ‘synodale hiërarchie’ volgens ‘De Heraut’ van dr. A. Kuyper: de synode stond aan de knoppen van de kerk, in plaats van de plaatselijke kerken. Maar het moest volgens Kuyper precies andersom.

In ons land waren in de Hervormde Kerk al jarenlang spanningen over de almacht van Algemene Synode (men sprak zelfs hier en daar van ‘de synodale hiërarchie’) en over de heerschappij van het ‘Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk’, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten flink beknopt werd. Ook voerden velen strijd tegen het feit dat de hervormde kerkelijke besturen nauwelijks of niets deden tegen de oprukkende vrijzinnigheid in de hervormde kerk. In 1886 begon daarom de tweede orthodoxe afscheiding uit de hervormde kerk, die we de Doleantie zijn gaan noemen. Deze stond landelijk onder leiding van onder meer dr. A. Kuyper (1837-1920). De officiële naam van deze  kerk was ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’.

Ds. H. de Cock (1801-1842) en dr. A. Kuyper (1837-1920).

Hoe dan ook, dit alles was in Woerden aanleiding voor een groep hervormde gemeenteleden om de hervormde kerkenraad te vragen zich los te maken van de hervormde kerkelijke besturen en van het ‘Algemeen Reglement’, en ‘opnieuw kracht en geldigheid te verlenen’ aan de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde, op grond waarvan tegen de (volgens velen) heersende misstanden in de hervormde kerk kon worden opgetreden. De kerkenraad ging daarmee echter niet akkoord. De plaatselijke hervormde predikant, ds. C.J. Lammerink, was er trouwens van overtuigd dat een Dolerende Kerk het in Woerden toch niet lang zou volhouden.

Hoe dan ook, de groep hervormde gemeenteleden nam contact op met de Dolerende predikant ds. C.W.J. van Lummel (1856-1940) uit Waarder en vroegen hem te helpen bij de instituering van de Dolerende (= ‘klagende‘) Kerk. Op 27 december 1887 reisde de predikant naar Woerden en bevestigde de daar inmiddels gekozen ambtsdragers. Dat waren de ouderlingen W. Hamerling en W. van Beek en de diakenen W. Snel en C. Verheul.

Ds. C.W.J. van Lummel (1856-1940) institueerde de Dolerende Kerk van Woerden.

Het zal duidelijk zijn dat de kerkenraad van de jonge Nederduitsche Gereformeerde Kerk werk zat had. Het hele kerkelijk leven moest worden georganiseerd. De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ moest worden opgericht (die namens de kerkenraad het beheer voerde over de kerkelijke goederen, een soort van Commissie van Beheer), huisbezoeken moesten worden geregeld, de catechisaties, de verplichtingen die voortvloeiden uit het kerkverband van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken dienden te worden geregeld en nagekomen, de oprichting van plaatselijke kerkelijke verenigingen moest ter hand genomen worden, het regelen van de zondagse kerkdiensten, het vinden van een predikant, het bijwonen van de kerkelijke vergaderingen, en wat al niet meer!

Een eigen Dolerende Kerk (1889).

De Dolerende kerk in de Molenstraat.

Nou, in ieder geval moest de kerkenraad ook de bouw van een eigen kerk voor elkaar zien te krijgen! Tussen de Willemshof en de Molenstraat kon de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ een stuk grond vinden dat geschikt was voor kerkbouw. De minder dan honderd gemeenteleden leenden het geld voor de bouw. Natuurlijk werd een aanbesteding gehouden en als laagste inschrijver kwam timmerman-aannemer Gijsbert Blok uit de bus, die de kerk voor ruim fl. 3.400 zou gaan bouwen.

Zo zag de Dolerende Molenstraatkerk er van binnen uit (tekening: A.C. Kamer, uit: ‘100 jaar Gereformeerde Kerk van Woerden en Zegveld’).

De afmetingen van het kerkgebouw waren ongeveer 25 meter bij 12 meter. Achter de kerk stond een consistorie (c.q. kerkenraadskamer) met een plat dak; deze had een lengte van ongeveer twaalf meter en een breedte vijf meter.

De kerkbouw verliep voorspoedig en onder leiding van de Dolerende predikant ds. J.C. Sikkel (1855-1920) van ‘s-Gravenhage werd de kerk in 1889 in gebruik genomen. De preekstoel was overkapt met een klankbord, en aan weerszijden van de kansel hing een bord waarop op het ene de tekst van de Tien Geboden geschilderd was en op het andere die van de Geloofsbelijdenis. ‘Zij waren een sieraad voor de kerk en moeten zeer indrukwekkend geweest zijn’. De ouderlingen en de diakenen zaten links en rechts van de preekstoel, en voor het overige was de kerk vol gezet met banken. Er werd ook een galerij in de kerk gebouwd, waar het orgel kwam te staan.

Ds. J.C. Sikkel (1855-1920) leidde de eerste kerkdienst in de Dolerende Kerk in de Molenstraat.

De Gereformeerde Kerk ‘A’ en ‘B’ te Woerden (1892).

Landelijk waren de synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken ondertussen in overleg gegaan om tot samengaan te komen. Dat ging lang niet allemaal van een leien dakje, maar uiteindelijk kon op 17 juni 1892 in de Keizersgrachtkerk in Amsterdam tijdens een gecombineerde synodevergadering de landelijke instituering van De Gereformeerde Kerken in Nederland geproclameerd worden; want dat werd de nieuwe naam van de verenigde kerken.

Er waren nu dus twee Gereformeerde Kerken in Woerden: die van de Christelijke Gereformeerde Gemeente in de Achterstraat (deze gemeente werd vanaf 17 juni 1892 ‘De Gereformeerde Kerk te Woerden A’ genoemd), en het kerkgebouw van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk in de Molenstraat, die vanaf 17 juni 1892 ‘De Gereformeerde Kerk te Woerden B’ heette. Maar die ‘eenheid’, wat het niet was (alleen in naam), duurde maar heel kort…

In het Jaarboekje van de GKN van 1893 worden de kerken A en B beide genoemd. Voor één keer.. (‘Kerk B’ had in die tijd trouwens maximaal honderd leden).

Een kerkscheuring (1893)!

Want niet iedereen in het land was het eens met het samengaan van de beide Kerken; vooral binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk bekeken sommigen de kerkenfusie met argwaan. Ze hadden bezwaren tegen sommige leerstukken van dr. Kuyper (de leider van de Dolerenden) en ze vroegen zich onder meer af waarom de naam van Christus bij de ‘Vereniging van 1892’ uit de kerknaam verdwenen was.

In 1892 ontstond daardoor zelfs een landelijke kerkscheuring, die zich ook in Woerden manifesteerde en daar op 23 maart 1893 plaatsvond. Zo ontstond in Woerden de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente’. Zij wilde zich niet aansluiten bij De Gereformeerde Kerken in Nederland, maar wilde ‘blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’. Hun al eerder genoemde oefenaar G. Bos ging met hen mee. De ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente nam haar kerkgebouw in de Achterstraat uiteraard mee. Ze gingen een eigen kerkelijk leven leiden.

Maar toch zijn beide kerken allebei evenGereformeerde Kerk’ geweest, namelijk van 17 juni 1892 (toen de landelijke ‘Vereniging’ plaatsvond) tot 23 maart 1893 (toen besloten werd als ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente verder te gaan). Alleen het Jaarboekje 1893 van De Gereformeerde Kerken in Nederland geeft aan dat in Woerden toen – volgens de afgesproken regels – een Gereformeerde Kerk A bestond (de voormalige Christelijke Gereformeerde Gemeente) en een Gereformeerde Kerk B (de  Dolerende Kerk). De toevoeging van een ‘A’ en een ‘B’ aan de kerknaam was door beide synodes afgesproken: zo lang beide plaatselijke kerken niet tot eenheid konden komen zou die onderscheiding gehandhaafd blijven. Maar vanaf 23 maart 1893 was van samengaan geen sprake meer.

Een eigen predikant (1894).

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) heette sinds 17 juni 1892 dus ‘De Gereformeerde Kerk te Woerden B’ al verviel de ‘B’ in de kerknaam uiteraard na 23 maart 1893.

Ds. J.W. Gunst (1858-1941).

Maar ondertussen moest de Gereformeerde Kerk wel een predikant hebben. Na zes beroepen op andere predikanten te hebben uitgebracht nam ds. J.W. Gunst (1858-1941) uit Rhoon het beroep aan en deed op 9 september 1894 intrede in de Gereformeerde Kerk van Woerden.

(Geen) uitbreiding van de Molenstraatkerk?

De kerk groeide ondertussen behoorlijk. Telde de kerk in 1905 ongeveer 530 leden, tien jaar later, in 1915, waren het er 780. Geen wonder dat de gereformeerde kerkenraad in 1917 al sprak over de noodzaak dat eigenlijk een nieuwe kerk gebouwd zou moeten worden. De kerk aan de Molenstraat werd gewoon te klein! Een jaar later sprak men er opnieuw over, maar dat kwam vooral omdat het Rijk belangstelling had voor de grond waarop de kerk stond; men wilde de in de buurt liggende kazerne namelijk graag uitbreiden.

In 1919 werd er weer over gediscussieerd. Allerlei plannen kwamen ter tafel: als het portaal bij de hoofdingang eens naar buiten uitgebreid werd? Dat zou in de kerk zitplaatsen opleveren. En kon de galerij niet vergroot worden met meer zitplaatsen? Konden de kerkbanken niet dichter bij elkaar gezet worden? Of zou de bouw van een zijvleugel aan de kerk een betere oplossing zijn?

De gebroeders Van Rooijen kochten de Molenstraatkerk en maakten trots een foto van het interieur van hun nieuwe garage.

De Commissie van Beheer (de naam Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ was intussen al verdwenen) wilde echter geen lapmiddelen. Want men voorzag een verdere groei van het ledental van de kerk en uiteindelijk zou er toch nieuwbouw moeten plaatsvinden. Een veel grotere kerk was noodzakelijk, vond men. Geld uitgeven aan dure aanpassingen van de Molenstraatkerk was ‘goed geld naar kwaad geld’ gooien.

Een nieuw kerkgebouw (1924).

En nu zijn we waar we zijn moeten! Men was er inmiddels dus van overtuigd geraakt dat er inderdaad een nieuwe kerk moest komen. Ds. Gunst viel de eer te beurt op 26 september 1923 de eerste steen te mogen leggen van de kerk die aan de Wilhelminaweg gebouwd zou worden. Een marmeren plaat in het voorportaal van de hoofdingang herinnert aan deze plechtige gebeurtenis: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijnen Naam, daar ben Ik in het midden van hen’. En daaronder: ‘De eerste steen van dit kerkgebouw werd gelegd door den Weleerw. Heer ds. J.W. Gunst – 26 september 1923’. In zijn toespraak wees de predikant ‘op den gestadigen vooruitgang der kerk’.

De Opstandingskerk te Woerden.

Een grote kerk met een toren! Een grote kerk met een aangebouwde vergaderzaal aan de Julianastraat en met een aangebouwde kosterswoning. De vergaderzaal werd als een rechthoekig geheel met twee bouwlagen gebouwd, onder een schilddak. De architect, H. Onvlee uit Baarn maakte het ontwerp van de kerk: het bedehuis werd gebouwd op een kruisvormige plattegrond en onder twee elkaar kruisende zadeldaken. Voor het metselwerk werd rode baksteen gebruikt met natuursteen elementen. De topgevels van de kerk werden voorzien van series spitsboogvensters met stalen kozijnen en voorzien van glas in lood. Rond de kerk werd een smeedijzeren hek geplaatst.

De aannemer leverde de kerk half mei 1924 op in aanwezigheid van de bouwcommissie. Zo kon op 12 juni 1924 de nieuwe kerk in gebruik genomen worden! Deze dienst werd uiteraard geleid door ds. Gunst.

En verder…

Het orgel van de Opstandingskerk (foto: Orgelsite.nl, Wim Verburg).

Aanvankelijk was in de nieuwe kerk geen galerij nodig. Die werd echter in 1949 toch aangebracht om de toenemende kerkgang op te vangen. Het aantal zitplaatsen bedroeg toen ruim achthonderd. Intussen is het aantal plaatsen langzaam teruggebracht naar – tegenwoordig – 427.

In de oude kerk aan de Molenstraat stond een orgel dat in 1911 was gebouwd. Nu deze kerk overbodig werd besloot men dat instrument naar de nieuwe kerk over te brengen.

Een flyer met nadere bijzonderheden over de Opstandingskerk (ill.: ‘100 jaar Gereformeerde Opstandingskerk van Woerden in vogelvlucht’).

En tenslotte: de oude Dolerende Molenstraatkerk werd verkocht aan rijwielhandelaar Van Rooijen die er een garage van maakte. Daar kwam in 1979 een eind aan, toen de voormalige kerk gesloopt werd.

Bronnen onder meer:

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

M. van der Graaff-Slappendel e.a., Van Geslacht tot Geslacht. 1887-1987. Honderd jaar Gereformeerde Kerk van Woerden en Zegveld. Woerden, 1987

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

G. van Oudenallen, 100 jaar Gereformeerde Opstandingskerk van Woerden in vogelvlucht. 1924-2024. Woerden, 2024

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The ‘Opstandingskerk’ in Woerden Celebrates 100 Years.

And: Why the Churches of Secession and Doleantie in Woerden Were Both Called ‘Gereformeerde Kerk te Woerden’ for Less Than a Year and Then Split; and How the ‘Opstandingskerk’ Was Founded.

The Protestant – formerly ‘gereformeerde’ – ‘Opstandingskerk’ (Resurrection Church) in Woerden turns one hundred years old today, Wednesday, June 12, 2024. In celebration of this centennial, a beautiful commemorative book was recently published.

However, the Opstandingskerk was not the first ‘gereformeerde’ church in the city. For that, we need to delve into history.

The ‘Gereformeerde Kerk in Woerden’ was established in 1892 through a brief (separated) ‘merger’ of the ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ and the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’, originating from the Secession and the Doleantie, respectively. However, because this short-lived (separated) ‘merger’ amounted to very little, the foundation date of the ‘Gereformeerde Kerk in Woerden’ is taken as that of the local ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ (December 27, 1887). More on this later.

Christelijke Afgescheidene Gemeente in Woerden.

Our discussion of the history of the ‘Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Congregation’ in Woerden will be limited due to its complexity. Nonetheless, it initially formed in 1836 as the ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’, just a few years after Rev. H. de Cock (1801-1842) started the ‘Secession of 1834’ in Ulrum. However, in April 1838, the congregation in Woerden left the ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ and joined another denomination from the Secession, the ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’, from 1841 to 1858. This small denomination split from the ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ around 1838.

Tensions existed within the ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’ due to actions by the Rotterdam ‘cross preacher’ Rev. C. van den Oever (1802-1877), who, after a conflict in 1858, became a minister at a ‘Vrije Gereformeerde Congregation’. In 1859, the Kruisgemeente in Woerden also joined the ‘Van den Oever group,’ but the Woerden congregation dissolved in 1862.

A Church Building of Its Own (1864).

In 1864, the ‘Christelijke Gereformeerde Congregation’ was re-established in Woerden, and that same year they built their own church in Achterstraat. The congregation gathered there under the leadership of their own ministers. In 1864, this was lay preacher J. de Rooij (1812-1884), succeeded in 1867 by Rev. J.G. Smitt (1846-1908).

‘Christelijke Gereformeerde Congregation’ in Woerden (1869).

Meanwhile, national differences between the ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ and the ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’ were resolved, leading to their union in June 1869 as the ‘Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland’. The congregation in Woerden continued as the ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’. On October 29, 1869, Rev. D.J. van Brummen (1825-1902) became their minister, following Rev. Smitt. Rev. Van Brummen remained until 1872, succeeded by Rev. W. Groeneveld (1820-1892), Rev. A. Verheij (1821-1913), and lay preacher G. Bos (1825-1900). By the time Bos left, it was 1893.

The Nederduitsche Gereformeerde Kerk (1887).

Now closer to the construction of the ‘Opstandingskerk’, we must still exercise patience. In the ‘Nederlandse Hervormde Kerk’, tensions had been mounting for years over the power of the General Synod (sometimes called the ‘synodal hierarchy’) and the rule of the ‘General Regulations for the governance of the Reformed Church,’ which significantly curtailed the autonomy of local congregations. Additionally, many fought against the inaction of Reformed church boards regarding the growing liberalism within the church. In 1886, a second orthodox secession from the ‘hervormde’ Church began, known as the Doleantie, led nationally by figures including Dr. A. Kuyper (1837-1920). The official name of this church was ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken.’

In Woerden, this prompted a group of ‘hervormde’ members to ask the church council to sever ties with the ‘hervormde’ church boards and the ‘General Regulations’ and to ‘renew the power and validity’ of the old ‘gereformeerde’ Dordrecht Church Order to address the perceived wrongs in the ‘hervormde’ Church. The council, however, did not agree. The local ‘hervormde’ minister, Rev. C.J. Lammerink, was convinced that a Dolerende Church would not last long in Woerden.

Nonetheless, the group contacted the Dolerende minister, Rev. C.W.J. van Lummel (1856-1940) from Waarder, asking for his assistance in establishing the Dolerende (= ‘complaining’) Church. On December 27, 1887, he traveled to Woerden and confirmed the elected office bearers: elders W. Hamerling and W. van Beek, and deacons W. Snel and C. Verheul.

The new church council had much to organize, from establishing the ‘De Kerkelijke Kas’ Association to manage church assets, arranging house visits, catechism classes, and obligations to the broader ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ network, to founding local church associations, organizing Sunday services, finding a minister, and attending church meetings.

Building a Dolerende Church (1889).

The council also had to build their own church. Between Willemshof and Molenstraat, the ‘De Kerkelijke Kas’ Association found a suitable plot. Less than a hundred members lent the money for construction. A bid was won by carpenter-contractor Gijsbert Blok, who would build the church for over fl. 3,400.

The church, measuring about 25 by 12 meters, included a consistory room behind the church, approximately 12 by 5 meters. The construction proceeded smoothly, and under the guidance of the Dolerende minister Rev. J.C. Sikkel (1855-1920) from The Hague, the church was inaugurated in 1889. The pulpit had a soundboard, and on either side hung boards with the texts of the Ten Commandments and the Apostles’ Creed. Elders and deacons sat left and right of the pulpit, and the church was filled with benches. A gallery with an organ was also built.

The Gereformeerde Kerk ‘A’ and ‘B’ in Woerden (1892).

Nationally, the synods of the ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ and the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ were negotiating unification, eventually proclaimed on June 17, 1892, in the Keizersgracht Church in Amsterdam during a combined synod meeting. The new denomination was named ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’.

In Woerden, this meant there were two ‘Gereformeerde’ Churches: the ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ in Achterstraat (from June 17, 1892, called ‘De Gereformeerde Kerk te Woerden A’) and the ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ in Molenstraat (called ‘De Gereformeerde Kerk te Woerden B’). However, this ‘unity,’ which was only in name, lasted very briefly.

A Church Split (1893).

Not everyone agreed with the merger, particularly within the ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’, where some viewed the union with suspicion. They had objections to some of Dr. Kuyper’s (leader of the Dolerenden) doctrines and questioned why the name of Christ had disappeared from the new church name in the 1892 union.

This led to a nationwide church split in 1892, also manifesting in Woerden on March 23, 1893. Thus, the ‘continued’ ‘Christelijke Gereformeerde Congregation’ emerged in Woerden. They refused to join ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’, preferring to ‘remain what we were, namely Christian Reformed.’ Their lay preacher, G. Bos, joined them. The ‘continued’ ‘Christelijke Gereformeerde Congregration’ took their church building in Achterstraat and pursued an independent church life.

Both churches were ‘Gereformeerde Kerk’ from June 17, 1892 (the date of the national union) until March 23, 1893 (when the decision was made to continue as the ‘continued’ ‘Christelijke Gereformeerde Congregation’). The 1893 Yearbook of ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ notes that Woerden had a ‘Gereformeerde Kerk A’ (the former ‘Christelijke Gereformeerde Congregation’) and a Gereformeerde Kerk B (the Dolerende Church). The distinction of ‘A’ and ‘B’ was agreed upon by both synods to be maintained as long as the local churches could not achieve unity.

A Minister of Their Own (1894).

The Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) was called ‘De Gereformeerde Kerk te Woerden B’ since June 17, 1892, though the ‘B’ was dropped after March 23, 1893.

They needed a minister. After six unsuccessful calls, Rev. J.W. Gunst (1858-1941) from Rhoon responded affirmatively to the seventh call and was installed as the first pastor of De Gereformeerde Kerk in Woerden on September 9, 1894.

(No) Expansion of the Molenstraat Church?

In the meantime, the church grew considerably. In 1905, the church had about 530 members; ten years later, in 1915, it had 780. No wonder that the ‘gereformeerde’ church council in 1917 already spoke about the necessity of building a new church. The church on Molenstraat was simply becoming too small! A year later, the topic came up again, but this was mainly because the State showed interest in the land on which the church stood; they wanted to expand the nearby barracks.

In 1919, the discussion arose once more. Various plans were put on the table: what if the portal at the main entrance was extended outward? That would create additional seating in the church. Could the gallery be enlarged with more seating? Could the church pews be placed closer together? Or would constructing a side wing to the church be a better solution?

However, the ‘Management Committee’ (the name Association ‘The Church Fund’ had since disappeared) did not want temporary solutions. They anticipated further growth in the church membership and believed that new construction would ultimately be necessary. A much larger church was deemed necessary. Spending money on expensive adjustments to the Molenstraat Church was seen as throwing good money after bad.

A New Church Building (1924).

And now, we are where we need to be! By this time, there was a conviction that a new church indeed needed to be built. Reverend Gunst had the honor of laying the first stone of the new church on Wilhelminaweg on September 26, 1923. A marble plaque in the front entrance commemorates this solemn event: “Where two or three are gathered in My Name, there I am in the midst of them.” Below it reads: “The first stone of this church building was laid by the Reverend Mr. J.W. Gunst – September 26, 1923.” In his speech, the pastor referred to “the steady progress of the church.”

A large church with a tower! A large church with an attached meeting hall on Julianastraat and an attached sexton’s house. The meeting hall was built as a rectangular structure with two floors under a hipped roof. The architect, H. Onvlee from Baarn, designed the church: the house of worship was built on a cruciform plan under two intersecting gable roofs. Red brick was used for the masonry with natural stone elements. The church’s gables were fitted with series of pointed arch windows with steel frames and stained glass. Around the church, a wrought iron fence was placed.

The contractor completed the church in mid-May 1924 in the presence of the building committee. Thus, on June 12, 1924, the new church was officially opened! This service was, of course, led by Reverend Gunst.

And further…

Initially, the new church did not need a gallery. However, one was added in 1949 to accommodate the increasing church attendance. The number of seats then amounted to over eight hundred. In the meantime, the number of seats has slowly been reduced to the current 427.

The old church on Molenstraat housed an organ built in 1911. Since this church became redundant, it was decided to move the instrument to the new church.

Finally, the old Dolerende Molenstraat Church was sold to bicycle dealer Van Rooijen, who converted it into a garage. This came to an end in 1979 when the former church was demolished.

© 2024. GereformeerdeKerken.info