De Gereformeerde Kerk te Zoetermeer (2)

Inleiding.

In deel 1 beschreven we de geschiedenis van de kerk te Zoetermeer tot de ingebruikneming van de Pelgrimskerk in 1932.

Kaart: Google.

De Pelgrimskerk werd door gemeentelid en aannemer J. van Os gebouwd. Hij was de laagste inschrijver. Op 11 november 1931 legde ds. H. Versluys (1896-1983) de eerste steen. Vervolgens verliep de bouw voorspoedig. De toren werd trouwens vier meter hoger dan aanvankelijk de bedoeling was en werd bovendien voorzien van een wijzerplaat. Op 6 juni 1932 kon de kerk in gebruik genomen worden. Er werd uiteraard ook een orgel in de nieuwe kerk geplaatst. Dit instrument werd voor fl. 4.470 aangeschaft en was krachtig genoeg om de begeleiding van zo’n vijfhonderd kerkgangers voor haar rekening te nemen. Er was geen orgeltrapper meer nodig, want het orgel was nu voorzien van een windmotor. De bouwkosten van de kerk werden in 1933 op een rijtje gezet en bedroegen, alles inbegrepen, fl. 77.700.

De Pelgrimskerk.

Naast de kerk werd een pastorie gebouwd, die aanmerkelijk ruimer was dan de oude predikantswoning. Toen deze er eenmaal stond wilde men ook een kosterswoning bouwen, waarvoor de kerkenraad een stuk grond achter de Pelgrimskerk wilde kopen. De crisisjaren verhinderden voortgang met de plannen.

Liturgie.

Tijdens de ambtsperiode van ds. Versluys (van 1926 tot 1947) werd veel aandacht besteed aan de gang van zaken tijdens de kerkdiensten. Zo was het tot 1931 normaal dat gemeenteleden, die een gedwongen huwelijk moesten sluiten, daarvan vóór in de kerk – ‘voor God en Zijn gemeente’ – schuldbelijdenis aflegden. De kerkenraad besloot deze regeling te veranderen in een schuldbelijdenis uitsluitend voor de kerkenraad. Weliswaar werd daarvan tijdens de eerstvolgende kerkdienst wel mededeling aan de gemeente gedaan, maar ook dát was in 1942 verleden tijd.

De predikant hield in zijn ambtsperiode geregeld lezingen over allerlei zaken die te maken hadden met het kerkelijk leven; eerder vermeldden we daarvan al enkele. Ook werden door de predikant inleidingen over de kerkleer gehouden. De predikant sprak onder meer in 1938 over De ‘Vijf Artikelen tegen de Remonstranten’, over de ‘Dordtse Leerregels’ (in 1939), over het altijd actuele onderwerp van ‘Het Schriftgezag’ (in 1940), en als vervolg daarop over het ‘Modernisme’ (1941) en de ‘Afscheiding’ en de ‘Doleantie’ (in 1942).

Zending en Evangelisatie.

De Deputaten voor de Zending op Solo van de samenwerkende classes. Voorste rij v.l.n.r.: ds. K.K. Proost, ds. T. Kramer, ds. A.H. van Minnen, dr. D.J. van Katwijk, ds. K. van Anken, J. Groot, ds. T.J. Hagen, F.N. van Brussel, ds. J.W. Gunst. Achterste rij:  ds. W.H. Bouwman, ds. E.H. Broekstra, ds. N.H. Koers, ds. J. van der Sluis, ds. D. Scheele, P. Roos, ds. E.J. Wientjes, ds. Joh. Dam, ds. G.J. Wissink.

De Gereformeerde Kerk te Delft was sinds 1912 ‘zendende kerk’ voor het zendingswerk te Solo (Soerakarta) op Java in ‘ons Indië’, dat werd uitgevoerd in samenwerking met de Classes Gouda, ‘s-Gravenhage, Leiden en Woerden. Ook de kerk van Zoetermeer werkte daaraan mee. In 1927 werd in Zoetermeer een zendingscommissie gevormd die de gemeenteleden moest interesseren voor het zendingswerk en ook moest trachten voor de zendingsarbeid gelden bijeen te brengen.

In 1930 begon de commissie óók met het evangelisatiewerk. In feite was dat immers ook zendingswerk, zij het onder buitenkerkelijke dorpsgenoten. De lectuurverspreiding werd ter hand genomen, gevolgd door het huisbezoek, waar getracht werd aan de hand van de verspreide lectuur een gesprek aan te knopen met de lezers. Veel van die lezers waren van oorsprong hervormd, die van hun kerk vervreemd waren. Logisch dus dat de commissie zich afvroeg of samenwerking met de hervormde kerkenraad gezocht moest worden om het werk gezamenlijk te doen. De kerkenraad besloot die samenwerking vooralsnog niet aan te gaan. Tijdens de crisisjaren, de jaren dertig, werd men geconfronteerd met veel stoffelijke nood in ‘evangelisatiegezinnen’. Besloten werd bij wijze van ‘naastenliefde’ ook daar diaconale hulp te verlenen.

Vlak voor de oorlog, in 1939, begon de commissie ook met straatprediking. Omdat het zendingswerk in de oorlog sterk belemmerd werd en bovendien nauwelijks tot geen contact bestond met het zendingsveld in Indië, verhoogde de commissie haar activiteiten ten aanzien van de evangelisatie. Die arbeid werd uiteindelijk zó omvangrijk dat de kerkenraad besloot de commissie te splitsen in een Zendingscommissie en een Evangelisatiecommissie, elk met een eigen werkveld. De evangelisatie werd onderverdeeld in verschillende werkgroepen: huisbezoek, lectuurverspreiding, zondagsschool, straatprediking en zangkoor. Het evangelisatiezangkoor trad vaak op in evangelisatiebijeenkomsten en bij de straatprediking.

Een plan om een hulpprediker voor het evangelisatiewerk te benoemen vond wel weerklank, maar wat de kerkenraad betrof onvoldoende om het verzoek tot uitvoering te brengen (veel later, in 1961, kreeg de beroepen predikant ds. T. Kamper (1932-1974) als aanvullende opdracht ook het evangelisatiewerk toebedeeld). De commissie  zocht ook wel voorzichtig contact met andere kerken, zoals in 1930, toen op initiatief van de gereformeerde commissie (en met goedkeuring van de kerkenraad) samen met de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Gemeente een brief gestuurd werd aan de burgerlijke gemeente met het verzoek de zondagsopening van de cafés te verbieden. De gemeente ging daarop trouwens niet op in.

Financiën en beheer.

Een conflict met de Commissie van Beheer – het ging over meer bevoegdheden voor de Commissie – leidde er in de jaren ’30 toe dat de kerkenraad een nieuwe commissie benoemde, waarna de oude aftrad. Overigens werd weldra vrede gesloten.

De crisisjaren lieten zich ook in het kerkelijk leven voelen. Vaak waren er tekorten op de kerkelijke begroting, die met extra collectes weliswaar werden weggewerkt, maar desondanks moest ook het predikantstraktement verlaagd worden. Ook de diaconie had het in de crisisjaren moeilijk. In 1933 moesten de steunbedragen die aan behoeftige gemeenteleden werden uitgekeerd, verlaagd worden. Ook werden vrouwelijke gemeenteleden ingeschakeld voor het maken van kleding, die met Kerst uitgedeeld werd aan degenen die er behoefte aan hadden. Door een erfenis van fl. 2.000 kreeg de diaconie in 1935 wat meer armslag.

Het interieur van de Pelgrimskerk in de tijd rond de Tweede Wereldoorlog.

De Tweede Wereldoorlog.

In één opzicht leverde de Tweede Wereldoorlog géén teleurstelling op: het kerkbezoek in de tweede dienst, waarover vóór die tijd geklaagd werd, was goed. Voor het overige, daargelaten alle menselijke ellende, werd het kerkelijk leven beperkt in haar mogelijkheden. Zo konden de jeugdverenigingen niet op de oude voet verdergaan met hun bijeenkomsten, evenmin als de mannenvereniging ‘Onderzoekt de Schriften’, die in 1932 was opgericht. Wel werd voor wat de jeugd betreft in de lacune enigszins voorzien door het houden van catechisaties voor de oudere jeugd en door het organiseren van jeugddiensten.

Ook werd niet stiekem gedaan over een protest van de gezamenlijke kerken tegen de Jodenvervolging, die in 1941 in de gemeentevergadering volledig werd voorgelezen; ook werd op de kansel gewoon doorgegaan met het gebed voor de Koningin, geheel overeenkomstig hetgeen de synode (= de gezamenlijke Gereformeerde Kerken!) daarover besloten had. Wel moesten tien jonge leden op transport naar Duitsland om daar in de ‘Arbeitseinsatz’ te werken. ‘Zelf hebben de gemeenteleden een aantal evacuees uit de kuststreek in hun midden’. Twee gemeenteleden verloren in de oorlogstijd in Indië het leven.

In de oorlogsjaren werd ervoor gezorgd dat de kerkgangers uit Benthuizen – die onder de herderlijke zorg van Zoetermeer vielen – met een koets naar de kerk in Zoetermeer konden komen. Met een koets? Ja, want voor auto’s – voor zover aanwezig – was het toen niet mogelijk voldoende brandstof te krijgen. De koets werd trouwens in 1947 vervangen door een autohaaldienst. Er waren toen voldoende gemeenteleden die over zo’n karos beschikten.

De Vrijmaking.

Prof. dr. K. Schilder op de Vrijmakingsvergadering in Den Haag, op 11 augustus 1944.

Toen prof. dr. K. Schilder op 11 augustus 1944 tijdens de zgn. ’Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag de ‘Acte van Vrijmaking’ voorlas, en daarmee de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) ten tonele verschenen, kreeg ook de kerk van Zoetermeer daarmee te maken. De gebeurtenissen vormden het dieptepunt van de strijd over de zogenoemde ‘leergeschillen’, die sinds de jaren ’30 vooral theologen bezig en verdeeld hield.

Onderwerpen van de discussies waren onder meer de ‘pluriformiteit van de kerk’ (‘Bestaat naast en buiten de Gereformeerde Kerken nóg een ware kerk?’), hoe men dacht over Doop het Verbond, over de ‘algemene genade’, over de ‘onsterfelijkheid van de ziel’ en ‘de vereniging van de beide naturen (‘God en mensch’) in Christus’. Voor- en tegenstanders bestookten elkaar daarover in de kerkelijke pers en in vele honderden strijdschriften, waarbij het er lang niet altijd zachtjes aan toe ging.

Prof. dr. S. Greijdanus (1871-1948).

Ook theologisch geïnteresseerde gemeenteleden deden aan de woordenstrijd mee en uiteindelijk liep dat dus uit op de stichting van de vrijgemaakte Gereformeerde Kerken: ‘vrijgemaakt van de zondige besluiten van de synode’ ten aanzien van de schorsing en afzetting van de professoren K. Schilder (1890-1952) en S. Greijdanus (1871-1948) van de Theologische Hogeschool te Kampen, die zich niet konden verenigen met de besluiten die de synode ten aanzien van de leergeschillen genomen had. Ook plaatselijk volgden overal in het land schorsingen en afzettingen, waardoor de Vrijmaking zich ook lokaal manifesteerde.

De Vrijmaking te Zoetermeer.

Ouderling C. van der Spek.

In Zoetermeer ontstond eveneens ophef over de besluiten van de synode. De kerkenraad trachtte middels het huisbezoek, dat overigens in oorlogstijd veel moeilijkheden ondervond, met verontruste gemeenteleden – onder wie ouderling C. van der Spek – in gesprek te komen en ds. Versluys hield ter voorlichting tijdens drie gemeentevergaderingen een inleiding over de besluiten die door de synode ten aanzien van de leergeschillen genomen waren. Zelfs prof. dr. D. Nauta (1898-1994) van de Vrije Universiteit te Amsterdam kwam naar Zoetermeer om de kerkrechtelijke achtergronden van de synodebesluiten toe te lichten.

Prof. dr. D. Nauta (1898-1994).

In Zoetermeer werd het behandelde op een classisvergadering eigenlijk het breekpunt. Ds. Versluys had ten aanzien van de kerkelijke problemen een compromisvoorstel gedaan waar de kerkenraad zich in kon vinden, zodat van daaruit eigenlijk geen vonk in het kruitvat gestoken kon worden. Toen echter op de classis een predikant gekapitteld werd omdat deze tijdens zijn schorsing (hem opgelegd naar aanleiding van ‘Vrijmakingsperikelen’) tóch had gepreekt, was ouderling Van der Spek het met die classicale beslissing niet eens. De kerkenraad vaardigde hem daarop niet af naar de classis waar over de zaak beslist zou worden. Daarover ontstond onenigheid tussen de kerkenraad en ouderling Van der Spek. Ook een gesprek met de kerkvisitatoren kon niet voorkomen dat br. Van der Spek zich op 6 januari 1945 vrijmaakte. Overigens is de institueringsdatum van de Geref. Kerk (vrijg.) te Zoetermeer volgens de officiële gegevens 8 april 1945.

Ds. G. Bouwmeester (1898-1964) op latere leeftijd.

Ook daarná ging de voorlichting aan de gemeenteleden over de ’leergeschillen’ en de synodebesluiten gewoon door. Niet alleen door de kerkenraad, maar ook door ds. J. Weggemans (1903-1975) van Leiden, ds. G. Bouwmeester (1898-1964) van Rotterdam en prof. G.M. den Hartogh (1899-1955) van ‘Kampen’, droegen er het hunne toe bij. Hoewel de scheuring ook in Zoetermeer niet kon worden voorkomen, bleef deze beperkt tot 74 (van wie 27 belijdende) leden.

Ds. H. Versluys (1896-1983).

In 1947 ontving ds. Versluys een beroep naar Geldermalsen, hetgeen hij aannam. Daarom nam hij op 26 september 1947 afscheid van Zoetermeer.

De tijd na de oorlog tot 1960.

Tussen oktober 1947 en mei 1948 werden vier vergeefse beroepen uitgebracht, maar het vijfde, dat op ds. W.E. Gerritsma (1896-1959) van Aalten, werd door hem aangenomen. Op 29 augustus 1948 deed hij intrede. De predikant bleef tot zijn overlijden in 1959 aan de kerk van Zoetermeer verbonden.

Net als zijn voorgangers hield ook ds. Gerritsma tijdens gemeentevergaderingen inleidingen over allerlei kerkelijke onderwerpen. Zo sprak hij in 1948 over zaken betreffende de liturgie. In 1950 besprak de heer Nieuwenhuijsen op een gemeentevergadering de vernieuwing van het psalmgezang. In die tijd deed het ritmisch zingen (op hele en halve noten) opgang, en ook in Zoetermeer maakte men daarmee een begin. Ongeveer tien psalmen werden uitgezocht die in het vervolg ritmisch gezongen zouden worden, indien deze althans als zodanig op het psalmbord aangegeven stonden. Al gauw werden ze door een deel van de gemeente ook ritmisch gezongen zónder dat ze als zodanig vermeld stonden, wat enige verwarring teweegbracht.

Ds. W.E. Gerritsma (1896-1959).

Ook in de jaren daarna werden veranderingen in de liturgie doorgevoerd. Zo werd de gang van zaken bij het begin en het eind van de dienst aangepast, terwijl onder meer ook de in 1951 verschenen Nieuwe Vertaling van de Bijbel langzamerhand in gebruik genomen werd. Verder werden dertig door de synode goedgekeurde gezangen ingevoerd (de in gereformeerde kringen bekende bundel ‘Eenige Gezangen’ werd nl. uitgebreid), en ook werd een aantal in begrijpelijker Nederlands hertaalde liturgische formulieren in gebruik genomen.

Omdat de voorlezer in de loop van de tijd ‘geruisloos uit de liturgie verdwenen’ was besloot de kerkenraad de avondmaalstafel een vaste plaats te geven waar eerst het voorlezersgestoelte ruimte innam. Verder had de synode in 1952, nadat deputaten onderzoek hadden verricht, geconcludeerd dat er geen Bijbelse bezwaren waren tegen de invoering van het vrouwenkiesrecht. Slechts weinigen maakten bezwaar toen dit het jaar daarop ook in Zoetermeer werd ingevoerd.

Vanwege de gestage stijging van het ledental in de jaren ’50 werd een nieuwe wijkindeling gemaakt en werd het aantal ouderlingen uitgebreid. Ook bleek dat langzaam maar zeker het aantal zitplaatsen in de Pelgrimskerk te gering was. Vandaar dat de ‘vaste zitplaatsen’ werden afgeschaft, zodat een efficiënter gebruik van de ruimte in de kerk kon worden gemaakt.

Diaconie.

Na de oorlog verbeterde de sociale wetgeving in ons land aanzienlijk. Vandaar dat de diaconie alleen nog in díe gevallen moest bijspringen waarin de landelijke sociale wetten niet voorzagen. De diaconie kon zich nu meer bezighouden met andere belangrijke taken, zoals de opkomende gezinszorg. In heel het land werd de kerkelijke maatschappelijke zorg sterk gepropageerd en ingevoerd. Talloze goed georganiseerde plaatselijke, regionale en provinciale instellingen voor Gereformeerd Maatschappelijk Werk ontstonden, overkoepeld door de landelijke stichting voor Gereformeerde Sociale Arbeid (GSA). Zo ontstond ook in Zoetermeer en omgeving de ‘Stichting Gereformeerde Gezinszorg’.

De kerk aan de Stationsstraat.

De Pelgrimskerk.

Het interieur van de uit 1932 daterende kerk aan de Stationsstraat onderging in 1958 een flinke onderhoudsbeurt. Al sinds 1935 bestonden ook plannen om de kerkelijke vergaderruimte te vergroten. In de tweede helft van de jaren ’50 werden daartoe de eerste voorbereidingen getroffen, nadat voor dat doel in 1954 voor fl. 4.700 een stuk grond gekocht was. In 1958 ging de kerkenraad met een fl. 70.000 kostend plan akkoord. Architect Roggeveen uit Waddinxveen zorgde vervolgens dat een ontwerp voor een vergaderruimte met tweehonderd zitplaatsen werd gemaakt. Deze kon op 14 mei 1960 in gebruik genomen worden. Het verenigingsleven begon juist in die tijd weer op te fleuren na een malaiseperiode van enkele jaren, waarin veel verenigingen het moeilijk hadden.

Het interieur van de Pelgrimskerk (foto: Reliwiki).

Ds. Gerritsma overleed op 18 september 1959 in het harnas. Hij werd achtereenvolgens door vele anderen opgevolgd.

De ontwikkeling van de ledentallen.

Tot het overlijden van ds. Gerritsma in 1959 bleef het ledental van de Gereformeerde Kerk te Zoetermeer licht stijgen. Daarna ging het ledental vanaf 1960 gedurende twintig jaar sterk omhoog van 800 naar 4.100, vervolgens vond tussen 1980 en 1990 nog een iets afvlakkende stijging plaats, die daarna overging in een sterke daling van het ledental, in 2010 uitkomend op ongeveer 2.800 leden. Met het oog op de aanvankelijke sterke stijging was het geen wonder dat in 1965 de tweede predikantsplaats werd ingesteld, tien jaar later gevolgd door de instelling van de derde, drie jaar daarna de vierde (in 1979), terwijl in 1995 de vijfde predikantsplaats werd ingesteld. Intussen had de daling van het ledental echter ingezet, en werd het aantal predikanten dus in rap tempo teruggebracht (de grafiek van de ledentallen vindt u onderaan dit artikel).

Nieuwe ontwikkelingen.

Over de latere ontwikkelingen van de Gereformeerde Kerk te Zoetermeer verscheen in december 2013 onder de titel ‘Verleden, Heden, Toekomst’ een uitgave van het halfjaarlijkse MegaZin, gepubliceerd door de Protestantse Wijkgemeente Zoetermeer-Noord. Daarin wordt uitvoerig verhaald over de gang van zaken bij de komst van het tweede (en laatste) gereformeerde kerkgebouw, De Olijftak, en de latere ingebruikneming, en wat daarna volgde, van de aula van het Oranje Nassau College als ruimte voor gereformeerde kerkdiensten. We maakten bij het samenstellen van onderstaand verhaal gebruik van artikelen gepubliceerd in het genoemde MegaZin, geschreven door Jaap van den Akker, Fien Meiresonne, Joop van Oort, Henk van der Brug en Aafke Halma.

De Olijftak.

Deze bouwfondsactie werd gehouden door het Verjaardagsfonds (foto: Reliwiki).

Toen de plannen voor een nieuwe gereformeerde wijkgemeente in de nieuwbouwwijk Buytenwegh-De Leyens concreet werden, benoemde de kerkenraad in 1974 kerkelijk werker F.J. Boer (1947-2006), die in 1976 als predikant bevestigd werd. Hij werd de pionier van deze nieuwe kerkwijk en van de bouw van de tweede gereformeerde kerk De Olijftak aan de Antigoneschouw. Achtereenvolgens waren aan die gemeente in De Olijftak de volgende predikanten verbonden: behalve ds. F.J. Boer (die van 1976 tot 1981 aan die wijkgemeente verbonden was): ds. A.J.J. Knotters (1951-2004) van 1981 tot 2004 en ds. R.L. Algera (*1956) vanaf oktober 2005 tot 2014.

De bouw van De Olijftak.

De bouw van De Olijftak begint (foto: Reliwiki).

In 1974 maakte de kerkenraad van Zoetermeer plannen voor de bouw van een gereformeerde kerk voor de nieuwbouwwijk Buytenwegh-De Leyens. Dat was echter niet het plan van de burgerlijke gemeente, die in elke wijk een buurtcentrum wilde realiseren met daarin allerlei wijkgerichte activiteiten, inclusief kerkzalen. Vandaar dat gereformeerden en hervormden aanvankelijk onderdak vonden in (een voorloper van) het wijkcentrum in de wijk Meerzicht. Desondanks besloot de kerkenraad tot de bouw van het tweede gereformeerde kerkgebouw, dat op 21 mei 1976 in gebruik genomen werd.

Ds. S. Landheer (1923-1993) – van 1974 tot 1979 predikant te Zoetermeer – heide op 14 april 1975 de eerste paal van De Olijftak in de grond (foto: Reliwiki).

De kerkenraad gaf als zijn visie en opdracht aan de toekomstige wijkkerkenraad mee ‘dat iets van een gemeenschap groeit waar het méér dan alleen goed wonen, slapen en recreëren is. Waar mensen wonen die zich geroepen weten door de levende Heer die Zijn gemeenschap roept; plaatsen waar mensen kunnen opknappen van het vele waarvan ze zijn afgeknapt in ‘de wereld’.’

De Olijftak vlak voor de oplevering.

Architect Jan Hoogstad bouwde de kerk naar deze opdracht. Hij zei: ‘De kerkruimte moet zijn als een gebedsmantel. Je zondert de verstilde ruimte af van de hectische samenleving en geeft het geloof daarmee een herkenbare plaats. Daarom zijn er ook nauwelijks ramen in de kerkruimte. Dat afzonderen moet je ook weer niet te veel doen, daarom is het niet erg dat je een kerkruimte maar enkele uren per week gebruikt’. Omdat volgens de architect de werkruimtes open moeten staan voor de samenleving, zitten in die werkruimtes dan ook veel ramen. ‘Een beeldbepalend element in de kerkzaal is de kapconstructie met spanten’.

De ingebruikneming  en de overdracht van De Olijftak aan de kerkelijke gemeente op 21 mei 1976 (foto: Reliwiki).

Ds. F.J. Boer (van 1974 tot 1981).

Het was in een tijd waarin de kerk van Zoetermeer sterk groeide. Ds. Boer (1947-2006) begon – zoals al opgemerkt – zijn werk als kerkelijk werker in 1974 in de nieuwe wijk Buytenwegh/De Leyens, waar hij op 8 februari 1976 als predikant in het ambt bevestigd werd. In die begintijd was het vooral een kwestie van contacten leggen. Hij ‘begon met nul mensen’, en stond ‘met de voeten in de klei’. Maar de wijk stroomde langzaam vol. Soms konden zich op een gemiddelde zondag twintig nieuwe gezinnen aanmelden. Dat dit hoge eisen stelde aan het werk van de predikant spreekt voor zich.

Ds. A.J.J. Knotters (van 1981 tot 2004).

Ds. Boer vertrok in januari 1981 naar Breda en werd op 3 augustus dat jaar opgevolgd door ds. A.J.J. Knotters (1951-2004). In de jaren ’80 liep De Olijftak voorop met liturgische vernieuwing, antependia, de lichte toga van ds. Knotters en met kerkliederen uit de Keizersgrachtkerk en de Dominicuskerk uit Amsterdam. Heel betrokken was de predikant bij de vele kinderen in de nieuwe wijk. ‘Zijn uitdaging was werken aan de kerk en een wereld die bewoonbaar is voor kinderen’. Over vieringen met kinderen schreef hij ‘Een stad waar de kinderen dansen’. Hoewel de predikant niet speciaal de politiek de kerk in wilde halen vond hij het belangrijk dat de kerk zich met maatschappelijke en politieke kwesties bezighield. In de jaren ’80 ging het immers om grote vragen van oorlog en vrede, recht en onrecht.

De Olijftak tegenwoordig.

‘Gaandeweg voelden heel uiteenlopende groepen mensen zich thuis in De Olijftak. Door de soms forse verschillen in opvattingen en denken ontstonden er overigens ook wel heftige conflicten, waardoor we mensen zijn kwijtgeraakt’.

Ds. R.L. Algera (van 2005 tot 2014).

Ds. Knotters overleed op 18 januari 2004. De predikant werd opgevolgd door ds. R.L. Algera (*1956), die op 30 oktober 2005 in het ambt bevestigd werd, en nog steeds aan de Protestantse Gemeente te Zoetermeer verbonden is. In de 21ste eeuw werd de Nieuwe Bijbel Vertaling in gebruik genomen (in 2004); werd een beamer in de kerk in gebruik genomen (in 2010) en werd in 2013 het nieuwe Liedboek ingevoerd. Dat alles maakte ook een andere liturgie nodig, een andere manier van het leiden van de kerkdienst en andere muziek.

Ds. R. Algera.

Ondertussen veranderde de wereld snel. Veel gemeenteleden verhuisden in de loop van de jaren uit de wijk naar een ander huis in een nog nieuwere stadswijk. Veel inwoners van de tegenwoordige wijk Buytenwegh zijn nu van allochtone herkomst, en er zijn relatief veel eenoudergezinnen en veel werkloosheid. Kortom: het ledental ging snel achteruit.

De aula van het Oranje Nassau College.

Ook de hervormde Ichthuskerk, in diezelfde wijk, was niet op die zo snel veranderende wereld berekend. Misschien was de aula van het Oranje Nassau College aan de Clauslaan, die in augustus 1984 in gebruik genomen werd als kerkplaats van de Gereformeerde Kerk in de nieuwe wijk Seghwaert, wel het best toegerust op de flexibiliteit die van een kerkgebouw gevraagd werd.

Het Oranje Nassau College.

In 1978 werd in Zoetermeer namelijk die nieuwe stadswijk gebouwd: Seghwaert. Het jaar daarop bestond de wijk nog maar uit enkele straten. Een wijkraad (voorloper van de wijkkerkenraad) had opdracht ‘het ter kerke gaan in de eigen wijk voor te bereiden’. Om dat te realiseren werd contactd opgenomen met het bestuur van het Oranje Nassau College (ONC), dat in Seghwaert toen alleen nog maar op papier bestond. Tot 1979 kerkte men in De Olijftak. In hetzelfde jaar benoemde de kerkenraad een predikant voor de nieuwe wijk Seghwaert, ds. R. Klijnsma (*1939). Deze kwam vanuit GroningenNoord/Oost (waar hij verbonden was aan de Goede Herderkerk) naar Zoetermeer. Aanvankelijk had men nog geen vaste kerkplek en kerkte men in het wijkgebouw in het winkelcentrum, maar de aula van het toekomstige ONC aan de Parkdreef leek een goede plek te zijn om de gemeente op te bouwen. Vanaf 1984 vonden daar de kerkdienst plaats.

In de tijd dat kerkdiensten in de aula van het ONC gehouden werden waren in die wijk achtereenvolgens de volgende predikanten werkzaam: ds. R. Klijnsma (*1939) van 21 oktober 1979 tot 20 september 1992; ds. H. van Dam (1950-1998) van 4 september 1994 tot 22 oktober 1998; ds. R. Klijnsma (voor de tweede maal) van 20 mei 2000 tot 1 december 2002 en ds. J. van den Akker (*1971) die op 4 januari 2004 in het ambt bevestigd werd en nog steeds werkzaam bij de Protestantse Gemeente te Zoetermeer.

Ds. J. van den Akker.

De Bouwplaats.

De burgerlijke gemeente stelde in 1979 voor het houden van de kerkdiensten een ruimte beschikbaar in het toenmalige wijkcentrum Petuniatuin, dat in het winkelcentrum van Seghwaert lag. De Olijftak werd daarmee ontlast van het steeds groter wordende aantal kerkgangers vanuit de nieuwe wijk. Van de kerkruimte in het wijkcentrum werd gedurende vijf jaar – van 1979 tot 1984, toen men in de aula van het ONC terecht kon – gebruik gemaakt. De kerkenraad had voor het gemeentelijk leven echter ook behoefte aan vergaderruimte. Die ruimte kwam er in 1983, toen aan de Parkdreef, tegenover de plaats van het ONC, de ‘Bouwplaats’ werd neergezet. De predikant woonde bovenin, de kerkelijke activiteiten vonden op de begane grond plaats.

Een orgel en de inrichting.

Ondertussen was met het ONC-bestuur afgesproken dat de kerkenraad op zondag de inrichting van de aula zelf mocht bepalen. Voor meubilair in de aula was wél, maar voor een orgel was nog géen geld beschikbaar. De jeugd wist wel iets. Ze richtte een orgelcommissie op en verzon acties om geld voor een orgel binnen te krijgen. Jacques van Oosterom en Wim Koole trokken de kar en ook Jan Visser was er vanaf het begin bij betrokken. In oude orgelpijpen bij de ingang van de aula kon de goegemeente bijdragen storten, een bingo-avond en een muziekavond werden georganiseerd, ballpoints, lepeltjes, handdoeken en lakens werden verkocht en in juni 1984 kwam er een grote braderie-met-puzzeltocht.

Ds. R. Klijnsma (*1939).

Op 26 augustus 1984 kon de kerkruimte in de aula van het ONC feestelijk in gebruik genomen worden. ‘Ons nieuwe orgel klonk fijn, het koor zong, het nieuwe liturgische meubilair is bijzonder fraai geworden’. En iemand zei na afloop zelfs: ‘Dit is een echte kerk!’ Dat was óok een compliment voor de Commissie Kerkinrichting, die haar uiterste best gedaan had om de kerkzaal zodanig in te richten dat die voor het beoogde doel geschikt zou zijn: ze koos de stoelen, het liturgisch meubilair en samen met de Taakgroep Eredienst werd de keuze gemaakt voor een avondmaalstel en een doopvont.  Kunstenares Lidy van der Spek maakte bovendien een mooi wandkleed.

Hoe het ging.

In de aula werd elke zaterdag de kerkzaal opgebouwd. Dat gaf mogelijkheden voor een flexibele inrichting. ‘Soms stond de liturgische tafel opeens midden in de kuil, of stond de hele aula vol met tafeltjes, dan weer was de wand achter het podium opengelaten’, omdat ruimte voor toneel en coulissen nodig was. Het verblijf in de aula van het ONC had echter ook een groot nadeel, namelijk dat de kerkelijke gemeente er maar gedurende één dag per week in kon: op zondag. Vandaar de Bouwplaats aan de overkant van de weg. Daar werden jeugdclubs georganiseerd, er draaide op zaterdagavond een jeugdsoos; ‘s zondags werden de allerkleinsten tijdens de kerkdienst in deze ruimte opgevangen en voor de ouderen werd daar bijvoorbeeld een bijbelclub gehouden.

De gemeente groeide en bloeide ondertussen en bruiste van activiteiten. Gemeenteleden werden bovendien zoveel mogelijk ingeschakeld, waartoe taakgroepen ingesteld werden, zoals die voor Pastoraat, Diaconaat, Vorming en Toerusting, Eredienst, Jeugd, Kindernevendienst en de kosters.

Verschuivingen.

Langzamerhand bleek dat de ouderen steeds meer de kar moesten trekken; veel jongeren, maar ook ouderen verlieten de kerk. De jongere generatie raakte ondervertegenwoordigd. Ook deze gemeente ontkwam niet aan de terugloop van het ledental.

Wat in die tijd opviel was dat gereformeerden en hervormden langzamerhand niet meer om elkaar heen konden en wilden. Aanvankelijk waren de onderlinge contacten beperkt: een paar gezamenlijke diensten en een gezamenlijke kerstviering, daar was het zo ongeveer bij gebleven. ‘Strubbelingen en irritaties bleven nauwelijks onder de oppervlakte’. Toch ging het op een gegeven moment in de richting van een gezamenlijke toekomst in Zoetermeer-Noord, die in 2014 tot stand kwam.

Ds. H. van Dam (1950-1998).

Ondertussen was ds. Klijnsma in september 1992 naar de kerk van Pijnacker-Nootdorp vertrokken en trad ds. H. van Dam aan. Hij voelde zich direct thuis in de wijk en de wekelijkse bijeenkomsten in de aula van het ONC vormden voor hem vaak een hoogtepunt van zijn activiteiten. Naast de doopdiensten waren ook diensten met kinderen en verstandelijk gehandicapten een bijzondere belevenis. Ook werden onder meer acties op touw gezet voor hulp aan Roemenië. De predikant werd echter in 1997 ernstig ziek. Hij stierf op 22 oktober 1998. ‘Een gebeurtenis die er in hakte’.

Ds. Klijnsma werd zijn opvolger. Hij kwam per 28 mei 2000 weer naar Zoetermeer en bleef aan die wijk verbonden tot 1 december 2002, toen hij met emeritaat ging. In 2004 volgde ds. J. van den Akker hem op.

Het orgel van De Olijftak (foto: Reliwiki).

Protestantse Gemeente Zoetermeer (2012).

Sinds 17 januari 2012 zijn de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk te Zoetermeer gefuseerd tot de Protestantse Gemeente Zoetermeer (PGZ).  Die fusie werd op zaterdag 28 januari 2012 in de Pelgrimskerk gevierd. De Protestantse Gemeente Zoetermeer bestaat tegenwoordig uit zes wijkgemeenten: de hervormde Oude Kerk gemeente (Dorp), de gereformeerde Pelgrimskerkgemeente (Dorp), de protestantse wijkgemeente De_Oase (Meerzicht), de protestantse wijkgemeente Zoetermeer-Noord (Buytenwegh, De Leyens, Seghwaert en Noordhove), de hervormde Ichthuskerkgemeente (Oosterheem) en de protestantse wijkgemeente ‘de Regenboog’ (Rokkeveen).

De Olijftak werd na de laatste dienst op zondag 30 maart 2014 definitief buiten gebruik gesteld en verkocht. Ook in de aula van het ONC werd in 2014 de laatste dienst gehouden. Samen met de andere delen van de wijkgemeente Zoetermeer-Noord is de geheel verbouwde Ichthuskerk aan de Parkdreef nu de wijkkerk geworden voor de stadswijken Buytenwegh, De Leyens, Seghwaert en Noordhove.

Ledentallen Gereformeerde Kerk Zoetermeer.

De ledentallen van de Gereformeerde kerk te (Zegwaard en) Zoetermeer tussen 1900 en 2010.

Bronnen:

J. van den Akker e.a. (red.), MegaZin (Protestantse wijkgemeente Zoetermeer-Noord), Verleden Heden Toekomst. Jrg. 5 nr. 2, december 2013

J.H. Bosman, J.G. Trommel, 100 jaar Dolerenden in Zoetermeer. 1887-1986. Zoetermeer, 1986

F. Kamsteeg (eindred.), Kerk op Kruispunten. De Geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Zoetermeer. Zoetermeer, 1995

G.L. Peels en J. van der Spek, De Gereformeerde Kerk van Zoetermeer, 1862-1962. Zoetermeer, 43 pp.

R., De Vrijmaking in Zoetermeer. Zoetermeer, 1961

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Zevende deel, Classes Rotterdam en Leiden. Dordrecht, 1986

A. van der Spek, Herinneringen uit ons kerkelijk leven, Gereformeerde Kerk te Zegwaard van 1854 tot 1932. Zoetermeer, 1933

© 2017. GereformeerdeKerken.info

(Met dank aan de heer L. Schouten.)