De Doleantie te Wons (Frl.)

De Gereformeerde Kerk in het Friese terpdorp Wons ontstond op 9 februari 1887 als ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)’.

Kaart: Google.

Inleiding.

De Hervormde Gemeente van Wons was orthodox. Van begin 1882 tot eind 1884 was de rechtzinnige dr. L.H. Wagenaar (1855-1910) er hervormd predikant geweest. Na het vertrek van ds. Wagenaar naar Heeg in 1884, was Wons tot 1890 vacant. Ringpredikanten vervulden toen de vacaturebeurten. Maar de drie vrijzinnigen onder hen kwamen niet naar Wons, omdat ze daar voor lege banken preekten.

Dat had wel tot gevolg dat soms op zondag geen kerk gehouden werd omdat er geen vervanger was. In zulke gevallen verzamelden zich gemeenteleden in de woning van hoofdmeester Floor, die de leiding had van de christelijke school. Weliswaar waren dit geen kerkdiensten, maar men besprak daar alles wat op kerkelijk gebied de aandacht vroeg. En dat was nogal wat. Al voordat ds. Wagenaar naar zijn nieuwe standplaats Heeg vertrok, was op 11 april 1883 in Amsterdam de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden’ gehouden, waar door afgevaardigden van Hervormde Gemeenten uit het hele land gesproken werd over de kerkelijke moeilijkheden en over de handhaving van de gereformeerde leer.

De titelpagina van het verslag van de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden’.

De kerkelijke moeilijkheden.

Want naar het oordeel van velen stond de prediking van ‘de rechte gereformeerde leer’ in de hervormde kerk al vele jaren op de tocht. Men wees naar 1816, toen de overheid ‘op onwettige wijze’ de aloude Dordtse Kerken Ordening uit 1619 had afgeschaft en het ‘Algemeen Reglement voor het bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk’ had ingevoerd. Daardoor werd aan de centrale plaats die in de Dordtse Kerken Ordening was toebedeeld aan de plaatselijke gemeenten, een eind gemaakt en kreeg de ‘Algemeene Synode’ veel macht. Zeker, de drie Belijdenisgeschriften (de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels) werden nog steeds als grondslag van het belijden genoemd, maar het synodale beleid was erop gericht zoveel mogelijk vrijheid te geven aan degenen, die niet met de belijdenis van de kerk instemden. Zo hoopte men kerkelijke botsingen te vermijden en de rust in de kerk te waarborgen.

Hoe dan ook, dr. Wagenaar – toen nog hervormd predikant te Wons – had in april 1883 ‘de Conferentie’ in Amsterdam bijgewoond. En hoewel hij de enige afgevaardigde van de Wonser hervormde gemeente was, stond de kerkenraad achter het streven van die Conferentie: het handhaven van de gereformeerde belijdenis.

Er was dus genoeg te bespreken op predikantsloze zondagen, bij meester Floor aan huis. Er verschenen bovendien veel brochures en strijdschriften over de kerkelijke moeilijkheden. In 1886 bijvoorbeeld schreef dr. A. Kuyper (1837-1920) ‘Het dreigend conflict’, waarin omstandig uit de doeken gedaan werd waar het in de kerkelijke strijd eigenlijk om ging.

Een nieuwe predikant zoeken.

Ds. G. Vlug (1843-1917).

Vanwege het vertrek van ds. Wagenaar ging de kerkenraad aan de slag om een nieuwe predikant te beroepen. Zo werd in 1886 een beroep uitgebracht op ds. G. Vlug (1843-1917) van Nijkerk. De predikant kwam kennis maken met kerkenraad en gemeente en deelde bij voorbaat mee dat hij – eenmaal in Wons – van plan was met de synodale hiërarchie van het hervormde kerkbestuur te breken. Hij had op 11 april 1883 niet voor niets de ‘Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden’ in Amsterdam bijgewoond! Hij moest niets hebben van de overheersende positie van de hervormde synode en het Algemeen Reglement. Enkele gemeenteleden gaven echter luid en duidelijk te kennen daar geen vrede mee te hebben; ze wezen er op dat de Hervormde Gemeente van Wons rechtzinnig was en dat de gemeente daarom niets te klagen had! Kennelijk voorzag ds. Vlug dat het afschaffen van de synodale hiërarchie in Wons problemen zou opleveren, zodat hij voor het beroep naar Wons bedankte en dat van Leiderdorp aannam. Daar zou hij ongetwijfeld meer steun voor zijn streven ondervinden. Inderdaad ging de hervormde gemeente van Leiderdorp onder leiding van ds. Vlug op 15 juli 1886 in Doleantie.

Ook de Wonser kerkenraad zag de weg die ds. Vlug aanwees als de enige juiste. Dat was dan ook de reden dat de kerkenraad, bij het beroepen van volgende predikanten, de zinsnede: ‘…met opvolging van de verordeningen der Ned. Herv. Kerk …’ wegliet. Dat kon de kerkenraad natuurlijk alleen doen indien de manslidmaten zich daarmee akkoord verklaarden. En dat deden ze op 1 januari 1887.

De Doleantie (9 februari 1887).

De hervormde kerk te Wons.

De classis las de nieuwe tekst van de beroepsbrief echter met opgetrokken wenkbrauwen en wilde de kerkenraad daarvoor ter verantwoording roepen. Ze herinnerden zich maar al te goed de ophef die kort tevoren was ontstaan door het in Amsterdam gehouden ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’. Daar waren van 11 tot en met 14 januari 1887 maar liefst 1.500 verontruste hervormden uit het hele land bijeen geweest om te bespreken hoe de ‘reformatie der kerk’ het best kon worden uitgevoerd.

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

Ds. M.J. Godefroy, de voorzitter van de hervormde classis, deelde schriftelijk aan de kerkenraad mee dat een afvaardiging van het classicaal bestuur op 11 februari 1887 in Wons op bezoek zou komen om de kerkenraad te horen. Oud-kerkvoogd D. Tilstra – zwager en gezworen vijand van president-kerkvoogd Burghgraaf – had de voorzitter van de classis al eerder gewezen op de Dolerende gezindheid van kerkenraad en kerkvoogden in Wons. Snel orde op zaken stellen leek ds. Godefroy het beste.

Op 9 februari 1887, een paar dagen vóór het bezoek van de classis aan Wons, vergaderde de kerkenraad onder leiding van de consulent, ds. H.C. Lambers van de hervormde gemeente in het nabijgelegen Longerhouw. De broeders besloten bijna unaniem dat zij de synodale hiërarchie en daarmee het ’Algemeen Reglement van 1816’ afschaften en ‘aan de Dordtse Kerken Ordening wederom kracht en geldigheid’ verleenden. Ds. Lambers was het daar echter niet mee eens, tekende weliswaar de (voorlopige) notulen – waarmee hij de beslissing in feite accordeerde – maar verliet daarna de bijeenkomst met de mededeling dat hij niet verder met hen kon vergaderen. De Wonser ouderling Politiek stapte eveneens op.

In ‘De Heraut’ van 17 juli 1887 verscheen een uitvoerig vanuit Wons ingezonden verhaal.

Ook de kerkvoogden – op één na: Tilstra deed niet mee – stelden zich achter het besluit van de kerkenraad, ook de president-kerkvoogd, G. Burghgraaf. Dat bleek de volgende dag, de 10de februari, toen ds. Wagenaar naar zijn oude standplaats Wons reed om er een kerkenraadsvergadering te leiden.

De classis komt voor de dichte deur.

Om tien uur in de ochtend van vrijdag 11 februari arriveerden classisvoorzitter ds. Godefroy, de predikanten ds. Adema en ds. Lambers en ouderling Politiek per koets in Wons. De herberg was het eindpunt van de reis, vandaar dat ze naar de kerk liepen om daar de kerkenraad in de consistorie te ondervragen over hun besluit in Doleantie te gaan. De consistoriedeur bleek echter hermetisch op slot. Vandaar dat de herbergier opdracht kreeg de koster te roepen om de deur te openen. Deze kwam echter niet. De herbergier werd toen opnieuw uitgezonden, nu met het verzoek aan de koster om de kerkenraadskamer dan in elk geval om 12 uur gereed te hebben voor de vergadering. Zijn antwoord was dat de kamer ook om 12 uur niet openging.

Na in de herberg een maaltijd te hebben gebruikt, dat had de herbergier na al die opdrachten wel verdiend, togen ds. Godefroy en ds. Adema (de anderen waren al vertrokken) naar de woning van president-kerkvoogd Burghgraaf, om dan maar persoonlijk met hem te delibereren. Hij gaf echter te kennen met de heren van het classicaal bestuur niets te bespreken te hebben. Ook zijn plaatsvervanger, kerkvoogd S.S. de Witte, wilde de predikanten niet te woord staan.

Een schrijven aan de gemeenteleden.

De brief aan de gemeenteleden.

Terwijl de classisleden Wons doorkruisten en overal dichte deuren vonden, was de kerkenraad intussen druk bezig met het op schrift stellen, laten drukken en daarna bezorgen van een brief  aan alle leden van de Hervormde Gemeente te Wons en Engwier (het dorp dat kerkelijk met Wons verenigd was). Daarin schreven ze dat ‘uw kerkenraad’ de gehoorzaamheid aan de hogere kerkbesturen had opgezegd ‘om van nu voortaan onvoorwaardelijk gehoorzaam te zijn aan onzen eenigen Koning en Heer en Hem te dienen naar de kerkenorde van Dordrecht, die sedert 1619 tot op 1816, dus bijna twee eeuwen, in de gereformeerde kerken dezer landen gegolden heeft’.

De kerkenraad maakte de ‘geliefde broeders en zusters’ echter duidelijk dat dit besluit géén afscheiding van de Gereformeerde Kerk betekende (‘Gereformeerde Kerk’ was immers vóór 1816 de naam van wat nu ‘Hervormde Kerk’ heette), maar alleen tot doel had het ‘zondige synodale juk’ af te schudden, waarmee – zo erkende de kerkenraad – ‘we tegen ons geweten in als Opzieners en Gemeente in zondige wegen gewandeld hebben door een zondige menschelijke macht in de kerk bóven het soeverein gezag van Christus te stellen. (…) Het schepsel is op den troon gezet en Christus van Zijne heerschappij beroofd’.

“Wij hebben ingezien dat het zonde voor God is, langer de Synodale Machten te erkennen. De Eere van Koning Jezus drong ons, niet in overijling, niet uit hoogmoed, ook niet uit wrake te hebben gehandeld, maar in kinderlijke gehoorzaamheid hebben wij het gewaagd, om op God te betrouwen”.

Het ‘Formulier van Trouwbetooning’.

Bijgesloten was een ‘Formulier van Trouwbetooning’, dat men bij ouderling R.M. van der Weide kon inleveren (hij had de brief samen met diaken J.D. Reinsma ondertekend). Door ondertekening van het formulier verklaarde men ‘de kerkeraad die zich tot de Gereformeerde Kerkorde bekeerde, te blijven erkennen’. Het schrijven werd direct nadat ds. Godefroy en ds. Adema Wons weer verlaten hadden, bij alle gemeenteleden in de bus gegooid, in Wons en in Engwier. Binnen enkele dagen kwamen de meeste formulieren ingevuld terug.

De eerste kerkdiensten.

‘De Heraut’, 17 april 1887.

Ds. Lambers wilde dus niet meer met de broeders vergaderen. Ook op zondag wilde hij niet meer in de nu Dolerende kerk van Wons in de kerkdiensten voorgaan. De predikant die op zondag 13 februari eigenlijk zou moeten voorgaan was ds. Schuurman Stekhoven van het dorp Exmorra. Maar hij wilde ook niet. Maar wie dan wel? Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895) van Reitsum misschien? Hij was precies een jaar eerder, op 9 februari 1886 met zijn gemeente in Doleantie gegaan! Of anders dr. Wagenaar misschien? In Heeg was hij immers op 24 januari 1887 in Doleantie gegaan (iets meer dan twee weken vóór Wons)? Of zouden ze ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) van Kollum vragen? Deze was al op 7 juli 1886 met zijn gemeente in Doleantie gegaan! Ds. Van Kasteel antwoordde dat hij zou komen.

Ds. G.H. van Kasteel (1850-1931) preekte zo nu en dan in Wons.

Maar zou ds. Godefroy misschien tóch een ringpredikant sturen om de preekstoel te beklimmen? De kerkenraad besloot daarom de kerk gesloten te houden tot hij en ds. Van Kasteel zouden arriveren. Maar toen ze bij de kerk aankwamen waren ook de veldwachter met drie politieagenten ten tonele verschenen om eventuele onrust onder de bevolking de kop in te drukken. Alles ging echter naar verwachting. Om kwart voor negen gingen de kerkenraad en ds. Van Kasteel de kerk binnen en de predikant besteeg meteen de preekstoel, waarna de kerkdeuren voor de gemeenteleden geopend werden en de dienst om 9 uur kon beginnen. De dienst werd niet gestoord. De kerk zat vol, ’s morgens zowel als tijdens de middagdienst. Ook uit plaatsen in de omgeving waren kerkgangers opgekomen. Ook toen ds. Ploos van Amstel de volgende zondag voorging, deden zich geen problemen voor.

Ds. J.J.A. Ploos van Amstel (1835-1895).

De eerste problemen.

De enige kerkvoogd die níet met de Doleantie meegegaan was, was M.W. Tilstra. Via zijn broer, oud-kerkvoogd D. Tilstra, was hij in een familieruzie gewikkeld met de huidige president-kerkvoogd Burghgraaf. Dat was vast en zeker een van de redenen die Tilstra er toe aanzette te trachten een eind te maken aan het gebruik van de hervormde kerk door de volgens hem ‘uitgetreden gemeente’. In samenspraak met de classis trachtte hij ringpredikanten op de kansel te brengen. Dat mislukte óf omdat de kansel al bezet was, óf omdat de kerkdeuren hermetisch gesloten waren.

Kerkvoogd Tilstra schreef toen op eigen houtje verkiezingen uit om een tweetal nieuwe kerkvoogden te kiezen en zo het College van Kerkvoogden in zijn visie weer compleet te maken (de inmiddels afgezette Dolerende kerkvoogden kregen geen oproeping). Toen dat eenmaal voor elkaar was ging men niet naar de rechter om de rechten van de ‘nieuwe kerkvoogdij’ op te eisen, maar wilde men proberen de toegang tot de kerk te forceren. De burgemeester van Wonseradeel, C.W.C.T. Visser, een deurwaarder en twee rijksveldwachters marcheerden op donderdag 16 juni 1887 ter kerke en brachten op de deuren van de kerk, de pastorie en de kosterij hangsloten aan.

Op de vraag van de Dolerende kerkvoogden wie hun daartoe opdracht gegeven had, gaf noch de een noch de ander een duidelijk antwoord. ‘De deurwaarder heeft gezegd dat het moet gebeuren’. De Dolerende kerkvoogden lieten twee dagen later, want de zondag kwam er weer aan, de hangsloten verwijderen, maar de veldwachter, die als wachtpost fungeerde, liet niet toe dat ze de kerk daarna met nieuwe sloten opnieuw op slot deden. Inmiddels waren ook de nieuwe kerkvoogden gearriveerd, waarna zowel de Dolerende als de nieuwe kerkvoogden wachtposten in de kerk plaatsten.

Op zondag 19 juni werden om vijf uur in de ochtend alle bewakers van de beide Colleges van Kerkvoogden door de politie de kerk uitgewerkt. De Dolerende kerkvoogden zélf bleven echter bij de hoofdingang op wacht staan en deelden de intussen gearriveerde burgemeester Visser mee dat ze de ringpredikant die eventueel zou komen, niet op de kansel zouden toelaten. Die ringpredikant kwam inderdaad, zag wat er gaande was en maakte rechtsomkeert. Daarna werden de deuren op last van de burgemeester verzegeld en een week lang, van 19 tot 26 juni, door de politie bewaakt.

Slot er af, slot er op.

De hervormde kerk en de pastorie te Wons.

Op zondag 26 juni kwam er geen ringpredikant bij de kerk opdagen. Met toestemming van de Dolerende kerkvoogden haalde de burgemeester – vergezeld van acht agenten, je wist maar nooit – de verzegeling weg. Dit was nog niet gedaan of de nieuwe kerkvoogden brachten weer sloten op de deuren aan. Burghgraaf en De Witte, de beide Dolerende kerkvoogden, lieten hen hun gang gaan, maar de volgende dag lieten ze de hangsloten weer wegnemen en posteerden bewakers in de kerk.

Op zaterdag 2 juli verschenen echter aan het begin van de ochtend de nieuwe hervormde kerkvoogden, vergezeld van een smid uit Bolsward en twee veldwachters bij de kerk. De smid kreeg opdracht een raam van de kerkenraadskamer te vernielen, de panelen van de toegangsdeuren van dat zaaltje weg te breken en de sloten te open te breken. De Dolerende bewakers die zich in de kerk bevonden konden er weinig tegen doen, maar bleven op hun post. Wel vond ’s middags om 5 uur een kleine duw- en trekpartij plaats in de kerktoren, omdat de nieuwe kerkvoogden trachtten de kerkklok te luiden om daarmee de kerkdienst van de volgende dag aan te kondigen. Die opzet mislukte echter.

Ze probeerden het echter zondagochtend 3 juli opnieuw, ondanks het feit dat de Dolerende kerkvoogden dit hun verboden hadden; en ditmaal lukte het. De politie legde de klokkenluiders trouwens niets in de weg. En op de preekstoeltrappen hadden zich intussen enkele forsgebouwde helpers van de nieuwe kerkvoogden geposteerd om te zorgen dat geen Dolerende predikant de kansel zou betreden. Op hun beurt vormden de Dolerende kerkvoogden toen in de dooptuin een tweede bewakingsring, zodat zij althans de eventueel dienstdoende ringpredikant konden tegenhouden.

Oude prent met een dorpsgezicht.

En inderdaad, de ringpredikant van dienst, ds. J. Eringa van Gaast, arriveerde op zondag 3 juli  samen met ouderling Politiek en de nieuwe kerkvoogden. Ook de burgemeester kwam weer bij de kerk, maar nu – zo zei hij tegen meester Floor – in opdracht van ‘Den Haag’. Ds. Eringa, ouderling Politiek en burgemeester Visser traden de kerk binnen, begaven zich plechtig naar de kansel en de burgemeester gaf de politie opdracht de Dolerende kerkvoogden uit de dooptuin te verwijderen en ds. Eringa op de preekstoel te brengen. De Dolerende kerkvoogden werden aan de kant geduwd en president-kerkvoogd Burghgraaf mishandeld. Ds. Eringa betrad de kansel en nadat een luid ‘Hoera’ geklonken had uit de monden van de dertig anti-dolerende kerkgangers uit Wons en dertig nieuwsgierigen uit aanpalende dorpen, liet de predikant zingen psalm 105 vers 1, ‘Looft, looft, verheugd, den Heer der heeren’.

De Dolerende kerkvoogden protesteren.

De Dolerende kerkvoogden lieten het er niet bij zitten. In een brief aan de Commissaris des Konings, verzochten ze de volgende dag om zijn hulp ten einde hun rechten als kerkvoogden te herstellen. De Commissaris beloofde zoveel als in zijn macht was orde en rust te bewaren, maar om hen in hun rechten te herstellen, dáarvoor had hij geen bevoegdheid. Achtten zij zich ten onrechte uit hun functie gezet, dan zou de gang naar de rechter ondernomen moeten worden. Een protest tegen dat antwoord hielp niet. Ook een soortgelijk verzoek aan de Minister van Binnenlandse Zaken had geen succes. En hoewel de Dolerende kerkvoogden nog steeds in het bezit van de kerk waren, verhinderde de politie telkens opnieuw dat een ander dan de dienstdoende ringpredikant op de kansel kwam.

Matten in het kerkportaal.

Op 16 juli 1887 werd in het kerkportaal een stevige vechtpartij geleverd. Het begon met de pogingen van één van de nieuwe kerkvoogden om de kerkklok te luiden voor de zondagse eredienst. Als dat gebeurd was wilde hij alles voor de dienst in orde maken. Enkele Dolerenden kwamen toevallig langs de kerk en zagen dat de deur open stond. Een van hen ging naar binnen en werd door de hervormde kerkvoogd verzocht de kerk te verlaten. Deze weigerde dat. De beide zonen van de hervormde kerkvoogd vlogen de ‘indringer’ aan en mishandelden hem. Iemand riep: ‘Ze vermoorden Jurjen!’, waarop anderen erbij kwamen om de vechtenden uit elkaar te halen c.q. te beschermen. De vrouw van de mishandelde Dolerende – zijn oorschelp was er slecht aan toe – rende het portaal binnen om haar man te helpen, maar al gauw verscheen er politie, waarop het gevecht stopte.

De Officier van Justitie – want het kwam tot een rechtszaak – eiste voor allen die hij als schuldigen aanwees gevangenisstraf. Op 22 oktober 1887 werd uitspraak gedaan en werden de zeven Dolerenden tot een boete van elk fl. 295 veroordeeld, en vier anti-Dolerenden tot een boete van elk fl. 55. ‘Eene uitspraak, die in groote mate den  schijn van partijdigheid droeg’. De totale kosten van de aan Dolerenden opgelegde boetes bedroegen ruim fl. 2.100. Dat was voor de kleine Dolerende gemeente van Wons te veel om te kunnen dragen. Maar men kreeg steun van andere Gereformeerde Kerken in het land.

Een eigen dominee en een eigen kerk.

Ds. Th.D. Prins (1862-1929).

Ondertussen moesten de Dolerenden zich met een andere vergaderplaats tevredenstellen, een timmerschuur, die – omgebouwd tot kerkzaal – driehonderd zitplaatsen bevatte. In de onderwijzerswoning had de beroepen kandidaat, Th.D. Prins (1862-1929) – student aan de Vrije Universiteit te Amsterdam – examen gedaan. Daarbij waren aanwezig afgevaardigden van de kerkenraden van Wons, Makkum en Winsum (Frl.) , de predikanten J. Langhout (1848-1908) van Anjum, A. Middelkoop (1859-1926) van Gerkesklooster, J. Wisse (1844-1904) van Garijp, W. Maan (1848-1938) van Augustinusga en Surhuizum, J.C. Sikkel (1855-1920) van Hijlaard, G.H. van Kasteel van Kollum en J.J.A. Ploos van Amstel van Reitsum. Het examen werd met gunstig gevolg afgelegd.

Op zondag 24 juli 1887 werd kandidaat Prins in het ambt bevestigd door zijn leermeester prof. dr. F.L. Rutgers (1836-1917). Prof. Rutgers preekte naar aanleiding van Handelingen 3 vers 22: “Dien zult gij hooren in alles wat Hij tot u spreken zal”. Hij drukte de gemeente op het hart ‘alleen naar Christus te hooren, maar ook in alles en van ganscher harte’. Ook consulent ds. Sikkel nam aan de handoplegging deel.

Prof. dr. F.L. Rutgers (1836-1917).

’s Middags deed ds. Prins intrede. Hij hield zijn preek naar aanleiding van Hebreeën 11 vers 7: “Noach, den prediker der gerechtigheid”. De timmerschuur was in beide diensten tot de rand toe gevuld, minstens 4 à 500 kerkgangers woonden de dienst bij, onder wie velen uit naburige gemeenten. De burgemeester had zich met 9 veldwachters voor de hervormde kerk opgesteld waar een ringpredikant zou voorgaan. Stel je voor dat de Dolerenden dat zouden willen verhinderen. Die hadden het echter te druk in hun timmerschuur.

Bij de vechtpartij in het kerkportaal, op 16 juli, was een van de Dolerenden aan zijn oor gewond geraakt (‘Ze vermoorden Jurjen!’). Die wond was de week daarop, toen de nieuwe Dolerende predikant in de schuur intrede deed, nog niet genezen. Dr. Rullmann schreef dan ook: ‘Bij deze intree was een Malchus aanwezig, wiens oor nog niet geheeld was’.

Er was echter nog geen pastorie. Geen nood, ‘eene zuster der gemeente, de weduwe Reinsma, die met hare dochter eene der netste en geschiktste woningen in het dorp bewoonde, ontruimde deze bereidwillig en stond ze tijdelijk af voor pastorie voor den nieuwen leeraar. Zij zelve betrok een zeer nederig verblijf’.

De gereformeerde kerk met de er later naast gebouwde pastorie.

Geen wonder dat de Dolerenden inmiddels al plannen gemaakt hadden voor de bouw van een eigen kerk. In 1888 werd dat streven gerealiseerd en kregen de Dolerenden hun eigen kerk aan de Weersterweg in het dorp. De kerk werd in 1972 buiten gebruik gesteld, omdat de Gereformeerde Kerk te Wons toen bij de Gereformeerde Kerk van Makkum gevoegd werd.

Gedenksteen in de muur van de gereformeerde kerk.

Momenteel kerken de protestantse (gereformeerde en hervormde) Wonsenaren gezamenlijk weer in de vroegere hervormde, nu protestantse kerk.

(Ook over de strijd om de pastorie naast de hervormde kerk en over de christelijke school, evenals over de behandeling van de problemen in Wons in de Tweede Kamer zou van alles te schrijven zijn. We lieten dat hierboven verder buiten beschouwing.)

Bronnen onder meer:

A. Algra, De geschiedenis gaat door Het Eigen Dorp. Leeuwarden, g.j.

De Heraut, div. nrs.

G.H. van Kasteel, Vóór vijf-en-twintig jaren. Bladzijden uit de geschiedenis der Doleantie in Friesland. Sneek, g.j.

J.C. Rullmann, De Doleantie in de Nederlandsche Hervormde Kerk der negentiende eeuw. Amsterdam, 1917

R.M. van der Weide, [Bericht van Doleantie aan de leden der Hervormde Gemeente te Wons]. Wons, 11 febr. 1887

© 2018. GereformeerdeKerken.info