1. De tijd tot 1960 in grote lijnen.
Ds. L. van Wijk (van 1917 tot 1926).
( < Naar deel 1 ) ( < Naar deel 2 ) – Het beroepingswerk vlotte minder snel dan men had gehoopt.
Achtereenvolgens werden vergeefse beroepen uitgebracht ds. S. Doornbos (1883-1968) van Doetinchem, ds. R.E. van Arkel (1885-1943) van Soest en ds. H. van der Zanden (1883-1938) van Harmelen. Maar ds. L. van Wijk (1879-1931) van Giessen-Oudekerk en Giessen-Nieuwkerk nam het in mei 1917 op hem uitgebrachte beroep aan en deed op 14 oktober dat jaar intrede na door zijn bejaarde vader, ds. A. van Wijk (1845-1921), laatstelijk te Thesinge, in het ambt te zijn bevestigd. Ds. Van Wijk was tot zijn emeritaat op 16 mei 1926 aan de kerk van Ede verbonden. Tijdens zijn intreepreek werd hij echter onwel; ds. T.J. Hagen (1877-1949), die (als veldprediker in de Eerste Wereldoorlog) ook aanwezig was, nam de leiding van de dienst over.
“Ook in Ede heeft [ds. Van Wijk] veel gearbeid. Met dankbaarheid denkt de gemeente terug aan zijn degelijke prediking, zoo ernstig en vermanend. Een der broeders uit Ede getuigde van zijn preeken, dat ze ‘áf waren naar vorm zowel als naar inhoud’. In breede kringen, ook buiten het gereformeerd kerkelijk leven, was hij door zijn hulpvaardigheid en vriendelijkheid een geziene persoonlijkheid. Zeer verdienstelijk heeft hij zich gemaakt door zijn arbeid onder en voor de militairen [in Harskamp], waarvoor hem het ‘witte mobilisatiekruis’ als een welverdiende onderscheiding werd uitgereikt”.
Al in 1917 bleek dat de Noorderkerk (zoals deze toen overigens nog niet heette) te klein werd. Vandaar dat in 1918 langs de zijmuren galerijen werden gebouwd. En daar bleef het niet bij, want ook werd dat jaar het al eerdergenoemde orgel geplaatst, afkomstig uit een rooms-katholieke kerk in Limmen. In 1920 werden de kerk, de kerkenraadskamer en het orgel op het elektriciteitsnet aangesloten; de onhandig te ontsteken gaslampen konden toen gelukkig worden verwijderd. Het geld voor de aanleg enz. kwam van een gemeentelid, die als beloning in het vervolg in de ‘deftige Cavaljébank’ mocht zitten. Die werd toch niet meer gebruikt.
“Gedurende de laatste jaren van zijn verblijf in Ede had ds. Van Wijk veel met ziekte te kampen. Voortdurende ongesteldheid noopte hem in 1926 emeritaat aan te vragen. Noode, maar eervol, werd ’t hem door de classis Arnhem verleend. (…) ’t Kostte hem strijd, zijn ambtelijken arbeid, waaraan hij met heel zijn ziel verbonden was, te moeten loslaten”.
Ds. K. Winkelman (van 1927 tot 1932).
Het beroepingswerk verliep na het emeritaat van ds. Van Wijk nog minder soepel dan de vorige keer. In 1926 werden tussen juni en december minstens vijf vergeefse beroepen uitgebracht. Maar het in januari 1927 op ds. K. Winkelman (1880-1940) van Maastricht uitgebrachte beroep werd door hem aangenomen (het werd zijn vierde en laatste gemeente); hij deed op 17 mei dat jaar intrede en was tot 1932 aan de kerk van Ede verbonden.
“Nog op de middaghoogte des levens nam dit alles [‘het brengen van zondaren tot Jezus’] een einde door de krankheid, die zich in Ede openbaarde na enkele jaren van werkzaamheid aldaar. Een krankheid, die langzaam toenam en die hem tenslotte geheel en al gebroken en onttakeld de eenzaamheid deed zoeken en daarna in alle stilte in den huiselijken kring deed voortleven, door begrijpende en zorgende liefde omringd”. Door zijn ziekte moest de predikant emeritaat aanvragen, wat hem in 1932 werd verleend; daardoor werd zijn ambtsperiode in Ede per 1 oktober dat jaar beëindigd.
De ‘jonge en energieke’ Kandidaat J. Kremer (1906-1992) verleende in 1930 en 1931 hulpdiensten, en werd tijdens de ziekte van ds. Winkelman in 1931 beroepen als predikant. Hij nam dat beroep aan en diende de gemeente als zodanig van 4 september 1931 tot diep in de oorlogsjaren, namelijk tot 10 juni 1943.
Het Evangelisatiegebouw als hulpkerk (1927).
Bij de komst van ds. Winkelman telde de kerk van Ede meer dan 1.100 leden. De Noorderkerk met haar later gebouwde galerijen raakte opnieuw overbevolkt en de kerkenraad besloot aan de Verlengde Maanderweg een hulpkerk te bouwen, later algemeen bekend als ‘het Evangelisatiegebouw’. Het inmiddels gesloopte lokaal – gebouwd onder architectuur van J.J. van Egmond – stond op de plaats waar later de christelijke gereformeerde kerk gebouwd werd. De kerkzaal kon worden verdeeld in enkele kleinere vergaderzalen, er was een consistorie, een flinke kosterswoning en als er uitbreiding nodig was zou dat zonder problemen mogelijk zijn.
Ook werd een predikant aangesteld in de persoon van E.Th. van den Born (1900-1982), die daar in 1929 en 1930 in de kerkdiensten voorging.
De tweede predikantsplaats (1933).
De groei van de Gereformeerde Kerk kwam natuurlijk vooral tot uiting in de stijging van het ledental, maar als gevolg daarvan ook door de instelling van de tweede predikantsplaats, waartoe de kerkenraad in 1933 besloot.
Ds. G.F. Hajer (1904-1977) van Schoonebeek vulde deze als eerste in en deed op 17 september dat jaar intrede. Hij bleef vijftien jaar lang, tot 1948 (toen hij naar Leiden vertrok), aan de kerk van Ede verbonden, waar hij op 27 juni afscheid nam.
De Zuiderkerk (1940).
Al na enkele jaren bleek dat de Noorderkerk en het Evangelisatielokaal samen het aantal kerkgangers niet meer konden bergen. Vandaar dat de kerkenraad in 1937 het besluit nam over te gaan tot de bouw van een nieuwe kerk. De predikant werd als scriba van de bouwcommissie benoemd, onder voorzitterschap van gemeentelid D. Peereboom.
De bedoeling was een kerk te bouwen die ongeveer fl. 70.000 zou gaan kosten. Op het Maanderzand werd in die jaren een nieuwe wijk uit de grond gestampt, maar toen nog grotendeels woest en ledig. De kerk, gesitueerd aan het eind van de Beatrixlaan, werd gebouwd volgens ontwerp van architect E.J. Rotshuizen, die – geïnspireerd door een Italië-reis – aan de kerk het uiterlijk gaf van een Romeinse basilica, bestaande uit een hoog middenschip met twee lage zijbeuken. Boven het hoge ingangsportaal aan de noordzijde werd een gemetseld Christusmonogram aangebracht. Er kwam natuurlijk ook een orgel in de kerk, dat gebouwd werd door de firma Flentrop.
Op 3 april 1940 werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. Ds. Hajer had daarbij de leiding en ook legerpredikant ds. Kremer was aanwezig. Toen laatstgenoemde na de capitulatie weer behouden in Ede terugkwam en er de dienst leidde, liet hij psalm 66 vers 5 zingen: ‘Een net belemmerd’ onze schreden: een enge band hield ons omkneld (…)’. “De slotregels waren meer een snik dan gezang”, schreef De Nooy.
De kerkenraad besloot de nu in gebruik zijnde twee kerkgebouwen een eigen naam te geven. De eerste kerk aan de Amsterdamseweg, die we in dit verhaal ten onrechte al telkens ‘Noorderkerk’ noemden, kreeg nu eindelijk die naam; de nieuwe kerk aan de Beatrixlaan werd ‘Zuiderkerk’ genoemd, maar werd later herdoopt tot ‘Beatrixkerk’. Dit kerkgebouw doet nog steeds dienst als onderkomen van de Gereformeerde wijkgemeente Beatrixkerk.
Toen de Zuiderkerk gereed kwam werd de nog steeds groeiende Gereformeerde Kerk verdeeld in drie kerkwijken: wijk Noord met de Noorderkerk (waartoe ook Harskamp gerekend werd), wijk Zuid (met de Zuiderkerk, die later Beatrixkerk genoemd zou worden) en wijk Midden, later Centrumwijk genaamd (met het Evangelisatiegebouw). De in het leven geroepen Kerkenraad voor Algemene Zaken (KAZ) bestond uit vertegenwoordigers van deze wijkkerken.
De oorlogstijd.
“De bezettingsperiode was ingetreden. Nieuwe vraagstukken op geestelijk terrein dienden zich aan. Bijbelse geschiedenissen die door overbekendheid aan actualiteit hadden ingeboet, kregen nieuw reliëf, vooral toen de druk der bezetters al zwaarder en wreder werd. Het verzet daartegen werd voor menigeen een geestelijk proces. Wat wist men bijvoorbeeld van de plicht tot liegen? In dat proces dienden als Bijbelse uitgangspunten de voorbeelden van Rachab, die de verspieders hielp ontvluchten en daarbij loog”, en andere Bbijbelverhalen. Ook in Ede werd de opdracht om door de vijand gezochte onderduikers te verbergen en de zwervenden niet te verraden, ruimschoots in praktijk gebracht, desnoods door middel van ‘de leugen om bestwil’.
NSB’ers, die zo nu en dan de kerkdiensten bijwoonden om te luisteren of er voor de koningin en haar Regering gebeden werd, of opruiende teksten werden gebezigd ten nadele van de bezetter, konden de Bijbelse verhalen en de uitleg daarvan echter niet vatten. En de taal van de psalmen-om-uitredding begrepen ze niet.
Het kerkbezoek.
De kerkenraad merkte echter dat van de toen 1.792 gemeenteleden (Harskamp niet meegerekend) in de ochtenddienst lang niet de verwachte 1.260 en in de avonddiensten op geen stukken na de bijna 1.000 te verwachten gemeenteleden aanwezig waren. De kerkenraad had namelijk gedurende vier zondagen tellingen gehouden en kwam tot de conclusie dat er zo ongeveer een paar honderd kerkgangers minder waren dan verwacht zou kunnen worden. Vandaar dat de kerkenraad op 16 juni 1942 de gemeenteleden in een brochure opriep de diensten getrouw te bezoeken. “Er zijn in onze gemeente helaas velen die ongeregeld wandelen. We verzwakken hierdoor de band van de gemeenschap der heiligen. Wij vormen tezamen een Lichaam. Wanneer een lid lijdt, lijden alle leden. (…) Laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen!”
Anders dan anders…
Op 17 september 1944 werden geen avondkerkdiensten gehouden in verband met bombardementen die middag. Ook de week daarna bleven de kerken dicht ‘wegens de oorlogshandelingen in de onmiddellijke nabijheid van Ede’.
“Onder leiding van de predikanten en verschillende ouderlingen zijn er op een twaalftal plaatsen samenkomsten gehouden aan de huizen, om met gebed en psalmgezang, met Schriftlezing en het lezen of aanhoren van een meditatie of preek, elkaar te sterken in het allerheiligst geloof. Op zondag 1 oktober ging ds. Hajer voor in de Noorderkerk, terwijl ds. Blauw op drie plaatsen in Zuid samenkomsten leidde en ook enkele ouderlingen voorgingen in dergelijke samenkomsten”, schreef de scriba.
De vraag was nu echter: hoe moest het op zondag 8 oktober 1944 gaan? Die kwestie werd besproken in de kerkenraad van twee dagen daarvoor: “De kanonnen donderen dag en nacht en vliegtuigen brommen geregeld door de lucht. Toch is gebleken dat er groote behoefte bestaat aan het samenkomen met de Gemeente des Heeren. De opkomst in de Noorderkerk was jl. Zondag heel goed. De Zuiderkerk is evenwel gevorderd voor het onderbrengen van vluchtelingen; de banken in het middenschip zijn weggenomen om plaats te maken voor stro”.
“Na brede bespreking komt de kerkeraad tot de volgende conclusie: Wanneer de oorlogshandelingen het toelaten, zal op zondag 8 oktober 1944 één dienst gehouden worden in de Noorderkerk, ’s morgens om 10 uur, waar ds. Hajer zal voorgaan. In Zuid zullen op enkele plaatsen samenkomsten gehouden worden. Nader onderzoek zal door ds. Blauw en de wijkouderlingen ingesteld worden waar deze het best gehouden kunnen worden. Gedacht wordt aan een drietal plaatsen bezuiden de spoorlijn Amsterdam-Utrecht. Ook in de omgeving van de Kazernelaan zal getracht worden een bijeenkomst te houden. De overige leden van Zuid kunnen naar de dienst in de Noorderkerk. Ds. Blauw zal een meditatie schrijven die op alle plaatsen in Zuid gelezen kan worden. Nog wordt besloten bekendmakingen te laten drukken die op verscheidene plaatsen zullen worden opgehangen”, zo berichtten de kerkenraadsnotulen.
De predikanten volgen elkaar op.
Op 17 oktober 1943 deed de al genoemde ds. J. Blauw (1912-?) van Avereest intrede in de kerk van Ede en ook hij zat al spoedig diep in het verzet. Hij verspreidde zijn preken van de voorgaande zondag bij onderduikers en toen er door de luchtlandingen in de Slag om Arnhem ook in en rond Ede veel Engelse parachutisten onderdoken, stuurde hij ook hén zijn, in uitstekend Engels vertaalde, gestencilde preken; geen wonder: een gewond geraakte ondergedoken Engelse generaal corrigeerde de preken voordat ze gestencild en verspreid werden.
Ds. Blauw vertrok In 1947; hij werd secretaris van de Nederlandse Zendingsraad (en in 1962 hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam). In 1968 legde hij het predikantschap neer.
Op 2 maart 1947 deed ds. J. Drost (1915-2002) uit De Lier intrede in Ede en was tot augustus 1952 aan de kerk van Ede verbonden. In 1948 kwam ds. B. Slingenberg (1908-1975) uit Drachten en bleef hier tot 1959 predikant. Ds. J.M. Bloemkolk (1935-1997) deed op 28 september 1952 intrede en was tot november 1960 aan de kerk van Ede verbonden. Ook in 1952 deed ds. G. Meijster (1921-1992) uit Oud-Beijerland intrede; hij bezette de in 1953 ingestelde derde predikantsplaats, want de kerk van Ede bleef groeien (in 1984 nam hij afscheid wegens vervroegde uittreding).
De Vrijmaking (1947).
De impact van de kerkelijke strijd, die al in de jaren dertig vooral onder theologen losbrandde over enkele leerstukken (vooral betreffende de Doop en het Verbond), bleef in Ede beperkt tot de afsplitsing van ongeveer 25 belijdende- en doopleden. Op 22 juni 1947 werd de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) in Ede officieel geïnstitueerd; ze telde het jaar daarop bijna zeventig leden. In 1968 raakte het grootste deel van deze kerk buiten het vrijgemaakte kerkverband en sloot men zich aan bij ‘buitenverbanders’, die later de ‘Nederlands Gereformeerde Kerken’ vormden.
De Jeugdkapel c.q. Proosdijkerk (1954).
De groei van Edes Gereformeerde Kerk maakte het noodzakelijk dat opnieuw een kerk moest worden gebouwd. Er werd een stuk grond gekocht aan de Veenderweg 193-195 en architect H. Eldering uit Leeuwarden, in samenwerking met J.J. van den Top te Ede, maakte het ontwerp voor de nieuwe kerk naar het voorbeeld van de Gereformeerde Kerk te Harlingen. De bouwkosten van de op een vlindervormige plattegrond gebouwde kerk werden begroot op fl. 103.000. In het midden bevond zich de grote zaal, die door het openen van tussendeuren met de kleine zalen tot één grote kerkzaal kon worden omgevormd. Het orgel werd in 1955 door de fa. Leeflang uit Apeldoorn op een betonnen plateau boven de ingang geplaatst. Op 22 juni 1954 werd deze – zoals het gebouw aanvankelijk genoemd werd – ‘Jeugdkapel’ in gebruik genomen, ‘zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van een arend’ (de tekst boven de ingang van de kerkzaal). In 1989 werd de kerk door het krimpende ledental en het verminderde kerkbezoek verkocht aan de Nederlands Gereformeerde Kerk.
Wijkgebouw in Harskamp (1960).
Het aantal gereformeerden in het al eerder genoemde Harskamp was ondertussen gegroeid, zodat de kerkenraad van Ede aan architect J.J. van den Top opdracht gaf plannen voor een wijkgebouw in Harskamp te ontwerpen. De bedoeling was dat daar ook kerkdiensten gehouden zouden worden. De aannemers Kelderman & Van den Brink namen de klus voor het wijkgebouw aan de Beatrixlaan 2 in 1958 op zich, terwijl M.K. Koppejan te Ederveen voor het orgel zorgde. De kerkzaal bood plaats aan ongeveer 125 kerkgangers. Het gebouw werd in 1985 ‘in stijl’ uitgebreid met een consistoriekamer (zodat het een L-vorm kreeg), terwijl toen ook andere wijzigingen plaatsvonden: de kerkzaal werd een kwartslag gedraaid en de oorspronkelijke drie grote ramen werden vervangen door een reeks van negen vensterstroken. Op de nok stond een houten dakruiter met luidklok. Die staat er nog steeds, want het het wijkgebouw doet nog steeds dienst als onderkomen voor de Gereformeerde wijkgemeente Harskamp.
2. In snelle vogelvlucht verder naar nu.
De Gereformeerde Kerk werd vanaf 1960 door een groot aantal predikanten gediend. Halverwege de jaren ’80 begon het ledental van de Gereformeerde Kerk te Ede terug te lopen.
Het kerkelijk centrum De Open Hof (1972).
Maar in de jaren ’60 groeide het aantal gereformeerden en hervormden nog; zeker in de sterk uitbreidende wijk Veldhuizen in het noordwesten van Ede. De Gereformeerde Kerk en de hervormde Taborgemeente besloten te gaan samenwerken bij de bouw van een kerkelijk centrum aan de Hoflaan 2; vandaar de naam ‘De Open Hof’. Het gebouw werd ontworpen door architect K.W. Ganzevoort uit Bennekom. De kerk beschikte vanaf het begin over twee kerkzalen, ieder met een eigen ingang: een grote entree die voor de gereformeerden bestemd was (de Alpha-zaal), en een kleine voor de Hervormde Taborgemeente. Deze Omega-zaal werd sinds 1997 niet meer voor kerkdiensten gebruikt en de entree van dat gedeelte werd bij een verbouwing in 2005 verplaatst. Er bevonden zich negen kleinere vergaderzalen in het gebouw. Het kerkelijk centrum werd op 23 maart 1972 met enig feestgedruis in gebruik genomen. Het gebouw wordt nog steeds door de Protestantse wijkgemeente De Open Hof gebruikt.
Kerkelijk Centrum De Akker (1981).
Ook in het zuiden breidde Ede uit. Vandaar dat de kerkenraad besloot een kerkelijk centrum te bouwen aan de Bovenbuurtweg, als onderkomen voor de wijken De Maandereng en De Rietkampen. De architecten A. van de Visch en W. Hettema uit Barneveld maakten het ontwerp en de kerk werd op 10 december 1981 in gebruik genomen. ‘De Akker’ werd in 2010 buiten gebruik gesteld en verkocht.
Protestantse Gemeente (2017).
Door de fusie van de Gereformeerde Kerk te Ede en de Hervormde Taborgemeente Ede ontstond per 1 januari 2017 de ‘Protestantse Gemeente Ede’. De kerk bestaat uit vijf wijkgemeenten, twee gereformeerde (de Gereformeerde wijkgemeente Beatrixkerk en de Gereformeerde wijkgemeente Harskamp) en drie protestantse (de wijkgemeenten Noord, De Open Hof en Tabor). In de Rietkampen bestaat een verbintenis met de Samenwerkende Kerken: het Kerkelijk Centrum Emmaüs.
Ledentallen Gereformeerde Kerk Ede.
Bronnen onder meer:
J.H. van de Bank, Kudde in veelvoud. Kleine kerkgeschiedenis van Ede. Ede, 1986
J. Brederveld, Ter Gedachtenis. Eenige aanteekeningen uit mijn kerkelijk leven te Velsen, Harskamp en Velseroord. Velseroord, 1919
H.M. Dercksen e.a., 1887-1987. Gereformeerde Kerk Ede 100 jaar. Ede, 1987
N.N., Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.
L. van Meijel en M. Kruidenier, Waardestellende inventarisatie: kerkgebouwen in de gemeente Ede uit de periode van oorlog en wederopbouw (1940-1967). Ede, 2008
J. de Nooy, Van Koetshuiskerk tot Noorderkerk. Verstellingen betreffende ontstaan en groei van de Gereformeerde Kerk van Ede. 1887-1978. Ede, 1978
T. van ’t Veld, De kerk als moeder. Kerken en geloofsgemeenschappen in Ede in de twintigste eeuw. Deel I: De oudste drie. Ede, 2000
© 2018. GereformeerdeKerken.info