De Chr. Gereformeerde Gemeente te Sluis

Op 29 augustus 1859 werd in het Zeeuwse Sluis de Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd. Ze werd al in 1874 als Christelijke Gereformeerde Gemeente opgeheven.

Kaart: Google.

De naam ‘Gereformeerde Kerk’ heeft de gemeente van Sluis  dus nooit gedragen, omdat die benaming pas in 1892 in zwang kwam, toen de kerken uit Afscheiding en Doleantie samengingen. Tenzij men wil verwijzen naar de aloude Nederduits Gereformeerde Ghemeijnte die in 1578 in dit vestingstadje gevestigd werd en in 1816 veranderde in ‘Nederlandse Hervormde Kerk’. Toen immers voerde de regering het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk in, schafte gelijktijdig de aloude Dordtse Kerkorde af en stelde de koning zich aan het hoofd van de Hervormde Kerk.

Volgens Van der Aa telde Sluis in 1840 ongeveer 900 hervormden en 600 rooms-katholieken. In die tijd was ds. J.F. Henrij de hervormde predikant, geliefd door zijn gemeente en ‘verkleefd aan de reine Evangelieleer’. Lang voor hem stonden in Sluis de zeer bekend geworden ds. Jodocus van Lodenstein (1620-1677) en ds. Jacobus Koelman (1632-1695). Hun boeken werden in de tijd van de Afscheiding van 1834 en ook in de Doleantietijd opnieuw gelezen.

Kerkzegel van de ‘Nederduits Gereformeerde Ghemeijnte’ te Sluis, waarvan al in 1585 sprake is.

Het begin van de Afscheiding in Sluis.

Al voordat in 1859 de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Sluis gesticht werd, had de Afgescheiden ds. A.C. Tris (1817-1907) van het nabijgelegen dorp Groede in mei 1846 bij de koning geprobeerd toestemming te krijgen om een Afgescheiden Gemeente in Sluis en omgeving te mogen stichten. Behalve de predikant telde dit (tweede) verzoekschrift vijf ondertekenaars: twee inwoners van Sluis, twee van Retranchement en een uit Sint Kruis.

E. Baron van Vredenburch, Gouverneur van Zeeland.

Dat was meteen de reden dat de koning op advies van de Gouverneur van Zeeland (E. Baron van Vredenburch) geen erkenning afgaf (in maart 1846 had ‘Den Haag’ een soortgelijk verzoek afgewezen). Een gemeente in Sluis en omgeving te vestigen zou veel te klein zijn om het hoofd boven water te kunnen houden en bovendien waren de meeste ondertekenaars buiten Sluis woonachtig en lid van de in 1836 geïnstitueerde Afgescheiden Gemeente van Groede. De afstand tot Groede was voor de Afgescheidenen te Sluis echter te groot (overigens emigreerden alle ondertekenaars tussen 1847 en 1849 naar Amerika!).

In de Hoogstraat werden in de woning van Jeremias Lansen de eerste Afgescheiden godsdienstoefeningen gehouden.

In Sluis had ds. Tris al wel een lokaal op het oog waar de kerkdiensten gehouden zouden worden: in de Hoogstraat in de woning van Jeremias Lansen. Daar werden in elk geval kort voor de instituering van de gemeente al diensten gehouden, waarover onder meer ds. J. de Koning (1826-1907) van Baarland  rapporteerde; hij preekte er zo nu en dan zelf ook.

De instituering van de gemeente te Sluis.

Ds. A.F. Kok (1830-1873) institueerde de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Sluis.

Ds. A.F. Kok (1830-1874) van Zierikzee  was degene die de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Sluis op 29 augustus 1859 institueerde. Hij had daaraan voorafgaande ‘met het volk’ een ‘openbare bidstond’ gehouden ‘om de komst van Gods Koninkrijk in ’t algemeen en daar ter stede in ‘t bijzonder’. Toen bevestigde hij  de inmiddels verkozen ambtsdragers, van wie Daniël de Pree (1832-1891) ouderling en scriba was. Een verslag van ds. Kok in De Bazuin maakt melding van het bezit van ‘een zeer geschikt lokaal’ en van ‘het opkomen van eene talrijke schaar’.

De Bazuin, 9 september 1859.

Ds. W. Diemer (van 1859-1861).

Natuurlijk werd de gemeente van Sluis vertegenwoordigd op de classis. Daar kreeg scriba De Pree halverwege 1860 te horen dat de gemeente van Sluis handopening (toestemming) kreeg om een eigen predikant te beroepen. Een beroep werd uitgebracht op Willem Diemer (1837-1926), die nog examen moest doen, maar op 3 oktober 1859 legde hij dat met goed gevolg af, zodat hij op 7 oktober 1859 intrede deed in Sluis. Energiek als hij was vatte hij het plan op om in Cadzand elke maandagavond een biduur te houden ‘voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk’, zuiver evangelisatiewerk zouden wij nu zeggen.

Natuurlijk kwamen in de kerkenraad ook bijzondere onderwerpen ter sprake: mocht een broeder tot ouderling benoemd worden wanneer diens vrouw niet tot de Afgescheiden Kerk behoorde? De classis antwoordde dat dit weliswaar mocht, maar alleen als er verder geen geschikte broeders te vinden waren.

Ds. W. Diemer (1837-1926).

Nog slechts kort was ds. Diemer aan de gemeente van Sluis verbonden toen de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Stadskanaal – tot grote schrik van de gemeente – een beroep op hem uitbracht. ‘Och, ontferme Israëls Koning onzer!’, zo smeekte de kerkenraad in De Bazuin, en zie, de predikant bedankte!

De Bazuin, 31 mei 1861.

Maar Stadskanaal liet zich niet zomaar wegzetten en bracht opnieuw een beroep op hem uit; dat nam ds. Diemer aan. Op 27 oktober 1861 nam hij afscheid met de tekst: ‘De eeuwige God zij u een woning’ uit Deuteronomium 33 vers 27.

De Bazuin, 21 juni 1861.

Niet alleen de gemeente van Sluis was teleurgesteld door het vertrek van de 24-jarige dominee, die slechts ruim een jaar aan de gemeente verbonden was; ook de provinciale vergadering uitte haar spijt over het vertrek van ‘een ijverig dienaar des Heeren voor de Provincie, en in de omgang een gezellige broeder’.

De Bazuin, 1 november 1861.

Opnieuw een verzoek om erkenning (1862).

In februari 1862 richtte de kerkenraad van de Afgescheiden Gemeente te Sluis opnieuw een rekest aan de koning met het verzoek erkend te worden als zelfstandige Afgescheiden Gemeente. In het verzoekschrift, dat getekend werd door zeven personen, allen inwoners van Sluis, werd meegedeeld dat men de kerkdiensten hield in het gebouw in de Nieuwe Kerkstraat te Sluis (dat tegenwoordig Dinsdagstraat heet).

In een pakhuis in de Dinsdagstraat werden Afgescheiden kerkdiensten gehouden.

Op 21 maart 1862 werd het besluit tot erkenning getekend. Het is mogelijk dat de kerkdiensten in een pakhuis van de familie Du Burck in de Dinsdagstraat gehouden werden; Albert du Burck was een van de eerste Afgescheidenen in Sluis.

Ds. G. Schevel (van 1862 tot 1863).

De Bazuin, 10 oktober 1862.

De gemeente was dus lang en breed officieel erkend toen de opvolger van ds. Diemer intrede deed. Dat was ds. G. Schevel (1831-1863) van Ambt Vollenhove, die op 28 september 1862 door ds. S.O. Los  (1803-1882) van Axel-Terneuzen-Zaamslag bevestigd werd met een preek naar aanleiding van Ezechiël 33 vers 7, waarna de nieuwe predikant ‘s middags intrede deed met een preek naar aanleiding van Marcus 15 en 16, ‘… en predikt het Evangelie aan alle creaturen …’. De predikant was ruim 30 jaar oud en van hem is geen foto bekend.

Verliezen…

Scriba Daniël de Pree (1832-1891) vertrok naar Kampen om voor dominee te studeren.

De komst van ds. Schevel was verheugend, het vertrek van ouderling-scriba Daniël de Pree echter een verlies. Hij had op de classis namelijk meegedeeld dat hij naar Kampen ging verhuizen omdat hij op de in 1854 opgerichte Theologische School voor dominee wilde gaan studeren (hij werd achtereenvolgens predikant te Serooskerke en Goes).

De Bazuin, 19 oktober 1866.

Maar al snel was er nóg een verlies: ds. Schevel overleed op 7 februari 1863 na slechts enkele maanden in Sluis te hebben gewerkt. Wel bracht de kerkenraad zo nu en dan een beroep uit op een andere predikant, maar het zou nog tot 1864 duren voordat de volgende dominee zou aantreden.

Ds. J.A. Donkers (van 1864 tot 1866).

De Bazuin, 14 oktober 1864.

Het duurde namelijk tot men een beroep uitbracht op ds. J.A. Donkers (1824-1890) van Ulrum, die daar op 4 mei 1864 geschorst was omdat – volgens hem zelf – naar zijn mening doopleden die hun kind wilden laten dopen, maar zonder gebruik te maken van doopgetuigen, vermaand en bestraft dienden te worden. De  ware reden van schorsing was echter dat hij zich niet aan de wettige kerkelijke besturen wilde onderwerpen; ‘hij is om het doordrijven van zijn gevoelens geschorst’, besloot de provinciale vergadering van Groningen. Ds. Donkers verscheen kort daarop ook nog ter vergadering maar hield toen vol: ‘Doopleden kunnen geen getuigen zijn bij de kinderdoop. Hij vertrekt!’ Van het uiterste noordoosten naar het uiterste zuidwesten van het land.

Hoe dan ook, de Zeeuwse provinciale vergadering gaf de kerkenraad geen toestemming om hem te beroepen, maar het was al gebeurd! Uit misnoegen over het verbod bleef de afgevaardigde van Sluis weg van de volgende provinciale vergadering (juni 1864), maar de keer daarop verscheen hij wel, en nu samen met ds. Donkers, nog steeds geschorst en wel. Hoewel het er eigenlijk niet de plaats voor was mocht de predikant de aanleiding tot de schorsing vertellen. De provinciale vergadering wist meer, en wilde hem een verklaring laten ondertekenen dat hij spijt had van zijn handelen tegen de kerkelijke orde. Maar… de predikant weigerde.

Ds. H. Renting (1825-1891) wilde ds. Donkers niet bevestigen.

De consulent van de gemeente van Sluis, ds. H. Renting (1825-1891) van Middelburg, wist nu genoeg en wilde ds. Donkers niet in het ambt bevestigen. De kerkenraad liet ds. Donkers toen – zonder bevestigd te zijn en officieel nog steeds geschorst – gewoon intrede doen op 4 september 1864, ‘op verlangen der gemeente’. Hij preekte toen over Galaten 6 vers 14a  (“Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus”)  . De kerkenraad hoopte dat hij ‘tot uitgebreide zegen’ zou zijn terwijl men wachtte op de uitspraak van de Algemene Vergadering, want daar was de zaak intussen terecht gekomen!

De zaak op de synode.

Op 12 oktober 1864 sprak de synode er in beperkte kring over. Er waren slechts zeven predikanten uit Zeeland bij aanwezig, maar niet ds. Donkers, want die was immers niet bevestigd, geschorst en officieel  geen dienstdoend predikant. Besloten werd één en andermaal – nee, viermaal – een protestbrief te sturen aan de kerkenraad van Sluis. Maar de kerkenraad weigerde – ‘onder druk van ds. Donkers’ – er gehoor aan te geven en wilde ook geen commissie van de provinciale vergadering ontvangen. Dit alles had tot  gevolg dat de kerkenraad op 29 september 1865 geschorst werd en dus buiten het kerkverband van de Christelijke Afgescheidene Kerk stond.

Dit bracht de medestanders van ds. Donkers in Sluis kennelijk tot nadenken en inkeer. Er verscheen in april 1866 en nieuwe afgevaardigde in de provinciale vergadering (A. van Wijkhuizen), die meteen vertelde hoe de zaken stonden: De kerkenraad van Sluis zou zich aan de kerkelijke besturen onderwerpen, wilde geen partij meer kiezen voor de predikant en had berouw over de door de kerkenraad aangenomen houding. De provinciale vergadering nam daarmee genoegen, herstelde de gemeente in het kerkverband, en eiste van de kerkenraadsleden die de predikant door dik en dun gesteund hadden belijdenis van schuld, hetgeen geschiedde.

De Bazuin, 16 november 1866.

De zaak trekt de aandacht in het land.

Ondertussen trok de commotie rond ds. Donkers aandacht in kerkelijk Nederland. Naar aanleiding van een verhaal in het hervormde (!) Kerkelijk Weekblad kwam ook De Bazuin van de Christelijke Afgescheidene Kerk in Actie. Hoofdredacteur ds. C.G. de Moen vroeg zich af hoe de zaak zat en verzocht om meer informatie over de kwestie Donkers.

Uit ‘De Bazuin’ van 26 oktober 1866.

In het nummer van enkele weken later verscheen een reactie op het verhaal:

Uit ‘De Bazuin’ van 30 november 1866.

En als de provinciale vergadering gedacht had er nu klaar mee te zijn, had men het mis. Men ontving namelijk een strenge brief van de advocaat van ds. Donkers, mr. J.W. van der Noordaa uit Dordrecht. Deze dreigde met de wereldlijke rechter als ds. Donkers niet meteen in het ambt hersteld werd. De provinciale vergadering handhaafde haar besluit echter omdat ‘hij op zijn onchristelijke weg bleef voortgaan’. Als hij binnen drie weken geen berouw toonde zou hij uit het kerkverband gezet worden. Ook de synode van Franeker handhaafde het besluit.

De Algemene Vergadering (Synode) van de Christelijke Gereformeerde Kerk handelde ook in juni 1869 over de zaak Donkers.

De predikant ging echter onvermoeibaar voort met te trachten hersteld te worden in het ambt, tot hij in 1890 het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Zijn echtgenote zette de strijd voort. Tot in 1905 moest de synode zich er over buigen.

De gemeente opgeheven (1874).

De gemeente was intussen in 1869 van naam veranderd. Een landelijke kerkenfusie van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis (die laatste had zich in en na 1838 door onenigheid van de eerste afgescheiden) was er de oorzaak van dat de verenigde kerken zich in het vervolg ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’ noemden, zodat ook de gemeente van Sluis sindsdien ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’ heette.

Maar vermoedelijk was er niemand die zich er in Sluis iets aan gelegen liet liggen, want de gebeurtenissen rond ds. Donkers hadden de gemeente van Sluis ondertussen gesloopt. Voor- en tegenstanders stonden tegenover elkaar; de toestand in de gemeente werd ’ellendig’ genoemd. De consulent, ds. Littooij (1834-1909) van Middelburg trachtte namens de classis nog alles in het werk te stellen om de rust terug te brengen, maar tevergeefs, al verscheen er nog zo nu en dan een afgevaardigde op de kerkelijke vergaderingen.

Ds. A. Littooij (1834-1909).

De classis stuurde uiteindelijk een commissie, die in 1874 constateerde dat het zelfstandig bestaan van de gemeente te Sluis ‘door uitsterven en vertrek onhoudbaar’ was. De commissie verklaarde de gemeente van Sluis toen, met goedkeuring van de classis, voor ‘ontbonden’. De acht overgebleven leden (!) behoorden in het vervolg bij de gemeente te Vlissingen, zo werd hun meegedeeld. Maar ja, hoe kwamen zij ooit in Vlissingen als ze daarvoor telkens de Westerschelde over moesten?

Bronnen onder meer:

De Bazuin, div. jrg.

Gemeenten en predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Zeeland, deel 1, De Bevelanden en Zeeuws Vlaanderen. Barneveld, 1987

© 2020. GereformeerdeKerken.info