Tricht ging in 1869 niet mee naar Chr. Geref. Kerk

In 1835 werd in het Gelderse Tricht de Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd, maar al in omstreeks 1838 weer opgeheven. In 1845 of in 1850 zag de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis het licht, maar deze gemeente bleef bij ‘de vereniging van 1869’ buiten de Christelijke Gereformeerde Kerk en ging als zelfstandige ‘Kruisgemeente’ verder.

Kaart: Google.

1. De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Tricht.

De eerste Trichtenaren die zich van de plaatselijke Hervormde Gemeente afscheidden, deden dat op 21 maart 1835. Ze stuurden een gezamenlijk schrijven naar de hervormde kerkenraad waarin ze daarvan mededeling deden. Het waren er slechts weinigen: van hen waren – kinderen niet meegerekend – tien woonachtig in Tricht en drie in Waardenburg-Neerijnen. Over de wijze van instituering is verder niets bekend.

Adrianus den Hertog was een van hen. Hij was in 1832 gekozen tot diaken in de hervormde gemeente te Tricht, maar als zodanig – wonderlijk genoeg – niet bevestigd, omdat hij als ‘wederstrever der kerkelijke verordeningen en verzuimer der openbaren godsdienst’ werd beschouwd. Na zijn afscheiding in 1835 woonde hij nog ongeveer zes jaar in Tricht, maar verkaste toen naar Heukelum. Weer vijf jaar later, in 1846 vertrok hij zelfs naar de andere kant van de ‘Grote Plas’, naar de staat Iowa, als een van de wegbereiders van ds. H.P. Scholte (1805-1868) – een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land – die het jaar daarop met achthonderd getrouwen naar Amerika vertrok. Daar stichtte ds. Scholte de stad Pella (Iowa).

Kennelijk wekte de emigratie van Den Hertog, zijn vrouw en hun drie kinderen dat verlangen ook bij andere Trichtenaren op: Hendrik Verweij met zijn vrouw en een kind (ook leden van de Afgescheiden Gemeente) vertrok in 1847, en Adrianus Neijsen en zijn vrouw en hun tien kinderen deden hetzelfde het jaar daarop. Maar… in die jaren bestond de nu besproken Christelijke Afgescheidene Gemeente allang niet meer.

Ds. H.P. Scholte in Tricht (1835).

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Nog geen half jaar nadat ‘de elven’ hun afscheiding aan de Trichtse hervormde kerkenraad gemeld hadden, kwam ds. Scholte op zaterdag 1 augustus 1835 persoonlijk naar Tricht en ging linea recta naar de woning van Adrianus den Hertog, waar hij Adrianus Neijsens kind doopte, terwijl ook twee mensen belijdenis van hun geloof aflegden. Het was op die zondag 2 augustus prima weer, zodat de predikant – wiens komst in de wijde omgeving bekend geworden was – een kerkdienst in de open lucht leidde, voor maar liefst 1.300 personen, ‘die van alle oorden derwaarts waren toegevloeid’. Dat zat Scholte en Den Hertog echter niet glad, want ze kregen allebei een boete, van resp. fl. 90 en fl. 60. Het was namelijk een ‘ongeoorloofde godsdienstoefening’ die destijds van rechtswege verboden was als daarvoor geen toestemming van de overheid was gevraagd.

Problemen in de Trichtse gemeente (1836-1837).

Hoe klein de gemeente ook was, al gauw waren er problemen. Waarover het precies ging is niet helemaal zeker, maar het heette in de notulen van de provinciale vergadering van 16 april ‘de bestaande verwarring’. Vermoedelijk ging het om bezwaren tegen twee ‘verkoren ouderlingen’, namelijk A. den Hartog en H. Timmer van Asch. Er waren drie gemeenteleden die beschuldigingen tegen hen inbrachten: Peter van Mourik uit Neerijnen, Hendrika van Tricht uit Waardenburg en Heintje Verburg uit Tricht. Maar de provinciale vergadering wees hun bezwaren van de hand en besloot dat beide broeders bevestigd konden worden als ouderling.

Een ander portret van ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Ook in het begin 1837 was het onrustig in de kleine gemeente. Op 8 maart bleek op de provinciale vergadering dat een commissie, die ter plaatse een onderzoek had ingesteld, onverrichter zake teruggekeerd was met de mededeling dat de hele gemeente onderzocht moest worden, wilde men althans een eind aan ‘de verwarring’ maken. Daarom vroeg de provinciale vergadering ds. Scholte zich daarheen te begeven. Een goeie zet, want hij kende de broeders daar immers wel. Op 10 mei 1837 arriveerde de predikant in het dorp. Wat hij daar – behalve het dopen van twee kinderen – heeft gedaan is in de nevelen der duisternis gehuld. Kennelijk was de zaak niet te redden, en is de gemeente vermoedelijk nog hetzelfde jaar, of in elk geval in 1838 ter ziele gegaan. De leden in Tricht zijn toen overgenomen door de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Leerdam, wat ook blijkt uit de ledenlijst van die gemeente. Later zijn, zoals al vermeld, nóg verscheidene Trichtse gemeenteleden naar Amerika geëmigreerd, zodat er van de Afgescheidenen in Tricht nog slechts weinigen zullen zijn overgebleven.

2. De Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis te Tricht.

Op 12 september 1845 – althans volgens het kerkelijk Jaarboek van de Gereformeerde Gemeenten – werd in Tricht opnieuw een Gemeente uit de Afscheiding geïnstitueerd. Het leden- en doopregister neemt echter pas in 1850 een aanvang. En ook wordt de aanwezigheid van afgevaardigden van de Trichtse gemeente op de Algemene Vergadering van het kerkverband voor het eerst in 1851 gemeld.

Hoe dan ook, de Trichtse ‘Kruisgemeente’ behoorde tot het kerkverband dat zich in 1838 en volgende jaren afsplitste van de hoofdstroom van de Afscheiding, de Christelijke Afgescheidene Kerk. Er was namelijk onder de Afgescheidenen onenigheid ontstaan over allerlei zaken. Mocht een Afgescheiden Gemeente eigenlijk bij de overheid erkenning en vrijheid van godsdienstoefening aanvragen? Mochten Afgescheiden Gemeenten zomaar een andere kerkorde aannemen dan de aloude eerwaarde Dordtse Kerkorde van 1618-1619? Er waren nogal wat Afgescheiden Gemeenten die de Utrechtse Kerkorde van ds. Scholte hadden aangenomen. Samen met een aantal leergeschillen en andere zaken ontstond zo een kerkscheuring.

De kerk in de vlasschuur stond in de Kerkstraat, schuin tegenover de hervormde kerk.

Naast de Christelijke Afgescheidene Kerk ontstond zo de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis met een groeiend aantal gemeenten. Dat kerkgenootschap wilde niets weten van afschaffing van de Dordtse Kerkorde en was tegen het vragen van overheidserkenning. Van dit kerkgenootschap ontstond ook in Tricht een gemeente. Waar de leden van die gemeente vandaan kwamen? Volgens dr. Smits meldt het archief van de plaatselijke hervormde gemeente in die tijd geen ‘afscheidingen’ van hervormde gemeenteleden, zodat de ‘Kruisgezinden’ van Tricht en omgeving vermoedelijk al (veel) eerder uit de hervormde kerk gestapt waren.

De Kruisgemeente te Tricht.

In oktober 1857 kreeg deze Kruisgemeente de beschikking over een kerkgebouw, door de aankoop van een vlasschuur van 260 m² in Tricht en een bijbehorende tuin van 540 m² aan de tegenwoordige Kerkstraat nr. 21, schuin tegenover de hervormde kerk. Op die plaats verrees het kerkgebouw van de Kruisgemeente. Daar staat nú de in de jaren ’30 van de vorige eeuw gebouwde kerk van de Gereformeerde Gemeente, die uit de hier besproken ‘Kruisgemeente’ voortkwam. Mogelijk werd de schuur, vóórdat deze gekocht werd, door de Kruisgemeente al voor hun kerkdiensten gebruikt; maar dat is niet zeker. Het aantal leden was in de periode 1850 tot 1863 nog geen vijftig (kinderen niet meegerekend).

Ds. N. Wedemeijer (van 1850 tot 1853).

Ds. N. Wedemeijer (1814-1888).

De gemeente kreeg desondanks in 1850 haar eerste voorganger in de persoon van Nicolaas Wedemeijer (1814-1888), die op 1 juni door ds. H. de Vries in het ambt bevestigd werd als ‘lerend ouderling’ (wij zouden zeggen ‘oefenaar); zijn jaartraktement bedroeg fl. 24. Hij was toen officieel nog geen predikant, want pas op de Algemene Vergadering van het kerkverband – op 10 en 11 december 1851 – werd hij geëxamineerd en staande de vergadering als predikant bevestigd. Ds. Wedemeijer bezocht als afgevaardigde van de gemeente van Tricht enkele keren de Algemene Vergadering van het kerkverband. In september 1853 nam hij afscheid en vertrok hij naar de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis te Dordrecht, als opvolger van ds. S.M. Flesch (1812-1862).

Ds. P. Siemense (van 1855 tot 1858).

Ds. P. Siemense (1817-1897).

Pieter Siemense (1817-1897) behoorde aanvankelijk (net als zijn voorganger Wedemeijer) tot de Christelijke Afgescheidene Kerk, maar sloot zich later aan bij de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis. Op 11 november 1855 werd hij in Tricht eerst lerend-ouderling (oefenaar) en op 11 november 1855 werd hij in het ambt van predikant bevestigd, na – vermoedelijk – eerst nog ‘eene korte wijle’ onderwijs gekregen te hebben van ds. C. van den Oever (1802-1877), bijgenaamd de Paus der Kruisgezinden. Ds. Siemense was enkele keren aanwezig op de Algemene Vergadering als afgevaardigde van de Gemeente te Tricht. In 1858 vertrok hij naar de kerk van Oosterland.

Ds. W. Eichhorn (van 1860 tot 1864).

Ds. W. Eichhorn (1828-1872).

Ds. W. Eichhorn (1828-1872) had in Zutphen al een rumoerig kerkelijk leven achter de rug, toen hij op 18 november 1860 in Tricht als predikant bevestigd werd. In 1864 vertrok hij naar de kerk van Haarlem.

Oefenaar F. Meijer (van 1866 tot 1869).

In 1866 werd oefenaar F. Meijer (1833-1890) verbonden aan de Gemeente te Tricht (van hem is geen foto bekend). Hij wilde graag toegelaten worden als predikant op Artikel 8 DKO (‘singuliere gaven’) en ondernam daartoe in 1868 een poging. Op de Algemene Vergadering dat jaar werd hij geëxamineerd, onder meer in de vorm van een door hemzelf gemaakte preek, maar de uitslag van het examen was dat men ‘geene vrijmoedigheid heeft hem tot de Heilige Bediening toe te laten’. Aan het eind van zijn ambtsperiode telde de gemeente van Tricht ongeveer 70 leden.

Uit de ‘Notulen van de synodale vergadering van de Gereformeerde Kerk in Nederland (‘onder ’t Kruis’)’, 10 juni 1868.

Tricht sluit zich niet aan bij de Christelijke Gereformeerde Kerk (1869).

Dertig jaar nadat de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis uiteen gingen door een aantal verschillen van mening, werd in de jaren ’50 al, zij het mondjesmaat en heel af en toe, contact tussen de synodes tot stand gebracht om te spreken over hernieuwde eenwording. Dat lukte lange tijd niet. Pas in de jaren ’60 van de negentiende eeuw werden de contacten tussen beide kerkgenootschappen intensiever en uiteindelijk besloten beide synodes in juni 1869 tot eenwording. Ook werd besloten dat de naam van het verenigde kerkgenootschap zou zijn ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Ouderling Meijer was het er wel mee eens en deelde dat op zondag 27 juni 1869 aan zijn gemeenteleden mee (11 dagen na de officiële eenwording). Maar daarover had hij niet met diaken C. Schouten gesproken. Deze was tegen de ‘vereniging’. Desondanks waren beiden vertegenwoordigd op de classis Arnhem van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Aanvankelijk ontstond onenigheid over de vraag of diaken Schouten eigenlijk wel als lid tot de classis kon worden toegelaten, omdat ‘diakenen geen zitting mogen hebben in Klassikale, Provinciale of Synodale vergaderingen’. Uiteindelijk kreeg hij ‘voor deze keer’ toestemming de vergadering bij te wonen.

Tricht, lang geleden…

Na een half jaar te hebben behoord tot de verenigde Christelijke Gereformeerde Kerk, kwam op 27 december 1869 bij de classis een schrijven binnen van de kerkenraad van Tricht: “Eerwaarde Broeders! De kerkeraad der gereformeerde gemeente te Tricht, brengt te Uwer kennis: 1e. Dat hij met de gemeente bezwaar heeft gevonden om op den ingeslagen weg der Vereeniging voort te gaan, en dat zij [de gemeente] voor God en menschen hare zonden heeft beleden, gelijk zij belijdt: dat zij zich heeft laten overrompelen om toe te treden tot eene Vereeniging die buiten God om is geschied; 2e Dat zij met gemeen overleg besloten heeft om tot het oude standpunt terug te keeren, dat dat zij aan dit besluit reeds gevolg heeft gegeven”.

Natuurlijk probeerde de classis de gemeente van Tricht te overreden terug te keren tot de Christelijke Gereformeerde Kerk, maar het mocht niet baten. De Kruisgemeente te Tricht ‘bleef op zich zelve’. Later trad zij toe tot het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten.

Bronnen:

A. Bel e.a. (red.), Predikanten en Oefenaars. Biografisch Woordenboek van de Kleine Kerkgeschiedenis, dln. 2, 3 en 4. Houten, 1993-1998

Gemeenten en predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Joh. de Haas, Gedenkt uw voorgangers, div. dln., Haarlem, 1984-1989

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Eerste en Negende deel. Oudkarspel, 1971, Dordrecht, 1991

© 2021. GereformeerdeKerken.info