De Gereformeerde Kerk te Wijhe (1)

Naar verluidt werd op 22 juli 1889 in het Overijsselse Wijhe de Christelijke Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd, al werden de ambtsdragers pas op 12 december dat jaar in hun ambt bevestigd; die handeling wordt echter officieel beschouwd als het moment waarop een gemeente geïnstitueerd wordt.

Kaart: Google.

Dertig jaar lang, van 1853 tot 1883, stond ds. Lambert van Dijk in de hervormde gemeente van Wijhe. Op 20 mei 1883 overleed hij in het harnas. Ds. Hellendoorn uit Raalte werd toen consulent en met enige regelmaat begaf de predikant zich in een koetsje naar het dorp om daar zijn werk te verrichten en bijvoorbeeld kerkenraadsvergaderingen bij te wonen. Het zal voor hem geen aantrekkelijk werk geweest zijn, want hij constateerde in oktober 1883 grote verdeeldheid onder de broeders. ‘Het zijn onmogelijke lui, misleid door gemaskerde gelovigen die, achter mijn rug om, ronddwalen, loeren en gluren’. Ook het beroepen van een predikant ging moeizaam, al was uiteindelijk ds. A.W.L. Planten de gelukkige, die op 20 juli 1884 intrede deed.

Een evangelisatiegebouw aan de Enkweg (1880).

Gemeentelid Nijland had ondertussen de handen vol aan de opbouw van een zeepziederij, waarvoor hij in de Langstraat een gebouw kocht. Zijn zoon zag wel wat in uitbreiding van het bedrijf en kocht in 1877 in de Enkweg een paar woningen en wat land en bouwde daar een pakhuis. Maar handig was het niet, zo’n fabriek op twee locaties. Vandaar dat het pakhuis aan de Enkweg op verzoek van mevrouw Nijland werd verbouwd als evangelisatielokaal. Dat gebeurde en er werd een nieuwe voorgevel voor gezet, zodat het al echt op een kerkje leek. Dat het in 1880 een evangelisatiegebouwtje werd, was te danken aan de vrijzinnigheid die volgens sommigen in de plaatselijke hervormde gemeente welig tierde.

De hervormde kerk te Wijhe.

Vanuit het evangelisatiegebouwtje (dat op naam stond van de familie Nijland) werd in het dorp en in de omgeving stevig geëvangeliseerd en daaraan was, volgens de beschikbare archiefstukken, ook veel behoefte. Een tweetal hervormde predikanten, ds. Jonker Jzn. en ds. A.W. Voorst vroegen de hervormde kerkenraad zelfs of ze voor het evangelisatiewerk elke zondag de grote hervormde kerk ook mochten gebruiken. ‘Inwilliging van ons verzoek kan slechts tot heil der hervormde gemeente strekken’, schreven ze. Ook vonden ze dat ‘aan de godsdienstige behoeften van een aanzienlijk deel van uw gemeente niet voldaan wordt. Dit heeft tot gevolg dat velen onkerkelijk worden (…) waardoor ze groot gevaar lopen voor Gods Koninkrijk verloren te gaan. Anderen bezoeken de diensten in Afgescheiden kerken in de omgeving of bezoeken evangelisatiediensten, en zo verliest onze hervormde kerk veel krachten’. Inderdaad bezochten verscheidene Wijhenaren de Afgescheiden Gemeenten in Langeslag en Raalte.

Het ontstaan van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Wijhe (1889).

De Christelijke Gereformeerde Gemeente te Wijhe kwam voort uit de evangelisatie aan de Enkweg, zonder dat er een echte kerkstrijd in de gemeente werd gevoerd. Na de instituering van de Christelijke Gereformeerde Gemeente vroegen hervormde gemeenteleden echter regelmatig toelating tot de gemeente. De toedracht van de instituering werd destijds vastgelegd in een ‘Kort overzicht (…) betreffende de stichting der gemeente te Wijhe’.

Ds. J. Hessels (1836-1907).

Meerdere personen uit Wijhe vroegen rond mei 1889 aan de christelijke gereformeerde predikant van Zwolle, ds. J. Hessels (1836-1907), om medewerking bij de stichting van een Christelijke Gereformeerde Gemeente. Weliswaar was in de voorgaande jaren vanuit het ‘doelmatige evangelisatiegebouw’ aan de Enkweg geëvangeliseerd en kwamen er ook voorgangers een stichtelijk woord spreken, onder wie ds. D. Felix (1842-1921) van Roden (Dr.), maar de broeders in Wijhe wilden er ook de bediening van de sacramenten en vooral de viering van het avondmaal. Na lang aandringen ging ds. Hessels akkoord en zei te zullen ingaan op een verzoek van de leiding van de evangelisatie in Wijhe.

Ds. D. Felix (1842-1921) werkte ook mee aan de evangelisatie in en rond Wijhe.

De uitnodiging kwam, waarna ds. Hessels zich op Hemelvaartsdag, 30 mei 1889, naar Wijhe repte. Ook wilden de broeders hem een aantal vragen stellen met betrekking tot het kerkelijk leven. Naast ds. Hessels kwam ook ds. W.J. de Haas (1853-1899) van Hattem mee.

Aangekomen in Wijhe werd de bijeenkomst in het evangelisatielokaal begonnen met een preek door ds. Hessels, over Lucas 24 de verzen 46 en 47 (“En Hij zeide tot hen: Alzo is er geschreven, en alzo moest de Christus lijden, en van de doden opstaan ten derden dage; en in Zijn Naam gepredikt worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken, beginnende van Jeruzalem”), terwijl ds. De Haas het woord voerde over Openbaring 19 vers 16 (“En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij dezen Naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren”).

Ds. J. Bavinck (1826-1909) was lid van de classicale commissie.

Naar de classis.

Ds. Hessels vroeg vervolgens wat de broeders hem hen wilden bespreken. Daarop gaven de Wijhenaren te kennen bij de Christelijke Gereformeerde Kerk te willen behoren, waarom ze zich afvroegen of in Wijhe ook zo’n gemeente geïnstitueerd kon worden, en zo ja hoe dat moest. De predikanten adviseerden hen zich daarover met de classis te verstaan, omdat die daarover ging. Dat deden ze. Op 4 juni 1889 gingen de broeders Van der Lugt en Zwarthof naar Zwolle, waar de classis gehouden werd. De classisbroeders gingen er mee akkoord en benoemden vervolgens een commissie om ter plaatse de gemeente te institueren. De commissie bestond uit ds. J. Bavinck (1826-1909) van Kampen, ds. J. Hessels en de ouderlingen J. Klinkert en J. van der Hoogh.

Geïnstitueerd.

Ds. Lucas Lindeboom (1845-1933), zette zich in voor de instituering van de kerk in Wijhe en was tijdens de ‘instituering’ ook aanwezig.

Op maandag 22 juli kwamen de classisbroeders in Wijhe aan. De dag daarvoor was prof. Lucas Lindeboom (1845-1933) in een kerkdienst voorgegaan en hij was ook nu aanwezig. Ds. Bavinck stelde de aanwezigen de vragen die nodig waren om als leden van de Christelijke Gereformeerde Kerk aangenomen te worden. Drieëntwintig personen beantwoordden de vragen positief, en werden vervolgens erkend als leden van de gemeente van Wijhe, terwijl vijf aspirant leden (die verhinderd waren de bijeenkomst bij te wonen) later toetraden. De nieuwe gemeenteleden werd de zegenbede uit psalm 134 vers 3 toegezongen.

Na ds. Bavinck nam ds. Hessels het woord over de vermaning uit Handelingen 11 vers 23: “Dewelke daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande hen allen dat zij met een voornemen des harten bij den Heere zouden blijven”. Daarna verklaarden allen zich tot een gemeente te willen verenigen, waarop ds. Hessels namens de classicale commissie plechtig verklaarde dat ‘in den Naam van Jezus Christus te Wijhe eene gemeente is gesticht, behorende tot de Christelijke Gereformeerde Kerk’.

Ook ds. W.J. de Haas (1853-1899) kwam namens de classis naar Wijhe bij de voorbereiding van de instituering.

Pas korte tijd later werd een kerkenraad gekozen. “De omstandigheden der gemeente schenen dat te eischen”. Op 12 december 1889 werden namelijk tot ouderling gekozen S. Boers en W. van der Lugt en tot diakenen W.A. Bruins en H.J. van Munster, die na een preek van ds. Hessels, in hun ambt bevestigd werden. In feite was dát de officiële instituering van de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Wijhe: de bevestiging van de ambtsdragers; al wordt de classicale verklaring van ’22 juli’ overal als institueringsdatum vermeld. Hoe dan ook, het kerkelijk leven nam een aanvang en in de diensten gingen sindsdien vooralsnog meestal studenten van de Theologische School te Kampen voor.

Tijdelijk in De Vetpanne.

Niet het evangelisatiegebouw, maar de vroegere bakkerij van diaken H.J. van Munster werd de aanvankelijke plaats van samenkomst van de gemeente. Het onderkomen stond bekend als de Vetpanne. Het kerkelijk leven kwam onder leiding van consulent Hessels op gang: hij gaf catechisaties en woonde de kerkenraadsvergaderingen bij. Daar werd besloten de oude banken in de Vetpanne vooralsnog niet te laten schilderen, maar in plaats daarvan ze goed schoon te maken. Ook besloot men de zitplaatsen in de voormalige bakkerij te verhuren aan de kerkgangers. Het kerkegeld moest immers ergens vandaan komen! Toen men korte tijd later het eigen kerkje verkregen had werd besloten de oude banken mee te nemen voor het zondagsschoollokaal.

Bij de pijl is De Vetpanne te zien, waar de gemeente korte tijd bij elkaar kwam (foto: ‘Over zorg en zegen’).

Een pastorie en een kerk (het evangelisatielokaal).

Ondertussen was men druk bezig met het beroepen van een predikant: liever een dienaar des Woords met ervaring dan een student, vond men. Het traktement werd vastgesteld op fl. 700, waarvan fl. 245 werd opgebracht door de toezeggingen van de gemeenteleden, en de rest moest verkregen worden uit de verhuring van de zitplaatsen. De classis gaf op 11 februari 1890 toestemming (‘handopening’) om een eigen predikant te beroepen. Maar dan was ook een predikantswoning nodig! Zeepzieder br. Egbert Nijland wist het goed gemaakt: hij wilde zijn stuk grond met het evangelisatielokaal en de bijbehorende percelen, bestaande uit drie huizen en een tuin wel aan de kerk verkopen; de totaalprijs was fl. 9.100. Men was het erover eens dat het betreffende terrein aan de Enkweg ‘op het schoonste punt van het dorp’ lag.

Per 1 januari 1891 verkocht “Egb. Nijland, koopman zeepzieder, aan de Chr. Geref. Kerk: een kerk met drie huizen en een tuin, totaal vijf percelen, groot: kerk 39 centiare.; kosterswoning 52 centiare.; twee huizen onder een kap te weten 27 centiare. het tuinmanshuis met een tuin groot 19 are 99 centiare (verhuurd aan W. van der Lugt, tuinman), en het woongedeelte bedoeld als pastorie, groot 40 centiare.”

De kerk in gebruik genomen (1890).

Ds. Th. Oegema (1859-1912) van Holten bediende het eerste avondmaal in het kerkje aan de Enkweg te Wijhe.

Dat de gemeente van Wijhe blij was nu een eigen kerkgebouw te hebben verkregen, een bedehuis dat ze bovendien zo goed kenden toen het nog evangelisatielokaal was, spreekt voor zich. Wel werden enkele aanpassingen aangebracht, zodat het gebouwtje meer het aanzien van een kerk kreeg. Er werd een platform aangebracht waarop een preekstoel werd geplaatst en vier kleine banken voor de kerkenraadsleden. Op zondag 2 november 1890 werd het kerkje in gebruik genomen. Ruim drie maanden later werd – op 15 februari 1891 – de eerste avondmaalsviering gehouden, waarbij ds. Th. Oegema (1859-1912) van Holten voorging.

Ds. W. Diemer (van 1891 tot 1897).

Een van de bedankjes was van ds. G. van Halsema (1856-1940) van Siddeburen. Uit: ‘De Bazuin’, 14 november 1890).

Om te komen tot de keuze van een predikant had de kerkenraad een behoorlijk aantal predikanten en kandidaten verzocht te komen preken. Na drie vergeefse beroepen die in overleg met de manslidmaten waren uitgebracht, werd ds. W. Diemer (1837-1926), emeritus van Dokkum beroepen. Deze nam het beroep aan en deed op 5 april 1891 intrede in Wijhe, na te zijn bevestigd door consulent ds. Hessels. Het jaartraktement was vastgesteld op fl. 960. Hij huurde zelf elders in het dorp een woning, en had drie vrije zondagen per jaar.

Ds. W. Diemer (1837-1926).

Willem Diemer was ‘onder het zwaard’ van de vervolgingen van de Afgescheidenen gedoopt door de eerste Afgescheiden predikant in ons land, ds. H. de Cock (1801-1842), toen nog nét woonachtig in Smilde (kort daarop in Groningen). Toen ds. De Cock de jonge Willem zou dopen kwam de burgemeester met een politiemacht de vergaderplaats binnen en wilde de doop verhinderen met de woorden: ‘In den naam des konings gebied ik dat dit kind níet gedoopt zal worden!’ Ds. De Cock antwoordde daarop: ‘In den Naam van de Koning der koningen gebied ik, dat dit kind wél gedoopt zal worden’, en ging daartoe meteen over.

De Gereformeerde Kerk te Wijhe (1892).

Op 16 juni 1892 vond tijdens een gecombineerde synodevergadering van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (resp. afkomstig uit Afscheiding en Doleantie) de ‘ineensmelting’ tussen beide kerken plaats. In de Amsterdamse Keizersgrachtkerk reikten de voormannen van beide kerkgenootschappen elkaar de broederhand, t.w. de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896 namens de v/m. Christelijke Gereformeerde Kerk, en dr. A. Kuyper (1837-1920) namens de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende).

Ds. S. van Velzen (1819-1896).

Afgesproken was dat de naam van de verenigde kerken zou zijn: De Gereformeerde Kerken in Nederland. Daarbij sloot ook de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Wijhe zich aan, zodat deze sinds 1892 ‘De Gereformeerde Kerk te Wijhe’ heette. De kerkenraad nam dat besluit op 5 augustus dat jaar.

Iets over het kerkelijk leven.

– Als eerste kosters fungeerde het kostersechtpaarPruis. Ze namen hun intrek in de kosterswoning achter de kerk. Een conflict met de toenmalige huurder werd door bemiddeling van Nijland opgelost. Tot de taak van het kostersechtpaar behoorde het onderhoud van de kerk, voor zover het betrekking had op de reinheid in en om het gebouw, waartoe ook het plein aan de straat behoorde. Indien nodig moesten ze de lampen en de kachels tijdig aanmaken en onderhouden. Aan hen die in de winter last hadden van koude voeten verstrekte het kostersechtpaar een stoof, maar dan wel voorafgaande aan de kerkdienst. Ze mochten tijdens de dienst niet met die dingen door de kerk sjouwen. Op de preekstoel, in de diakenbank en bij het orgel moest hoe dan ook een stoof  geplaatst worden. Voor de regeling van de stoven kreeg het echtpaar fl. 20 per jaar.

Het kostersechtpaar Pruis (foto: ‘Over Zorg en zegen’).

– In het nabijgelegen Herxen werd door de kerk van Wijhe in de woning van de familie Van Haarst zondagsschool gehouden – in de openbare school mocht het niet van de burgemeester. Van Haarst ontving als huur fl. 26 per jaar. Omdat christelijk onderwijs voor de kinderen van de gemeente van groot belang geacht werd, was in 1904 voor het eerst gesproken over de stichting ervan in Wijhe – de christelijke school werd algemeen beschouwd als ‘een evangelisatiemiddel bij uitnemendheid’. Het duurde echter tot 1922 eer de school geopend kon worden. Ook in Wijhe zelf werd zondagsschool gehouden; dat gebeurde in de kerk.

De kerk was voorzien van een harmonium, ook ondeugend psalmenpomp genoemd. Maar als de organist – er was geen vaste harmoniumbespeler benoemd – afwezig was moest scriba Van der Lugt als voorzanger dienst doen; dan gaf hij de begintoon aan of – als de melodie was onbekender was – zong hij de psalm voor. ‘Dit draagt niet bij tot stichting in de kerkdienst’, werd zuinig opgemerkt.

Ook weinig bijdragend tot stichting der gemeente was de roddel van een door de diaconie bedeeld gemeentelid. Ze had kritiek op het feit dat de een meer steun kreeg dan de ander en beschuldigde de kerkenraad en de diaconie ervan niet eerlijk te zijn. Voor de kerkenraad geroepen werd haar aan het verstand gebracht dat ze geen roddel mocht verspreiden en dat het nu eenmaal zo was, dat de een in bepaalde omstandigheden meer steun van node had dan de ander.

De kerk aan de Engweg (de voorbouw is uit latere tijd).

– In 1894 kwam een groep van twaalf hervormde gemeenteleden op de kerkenraad met het verzoek te worden toegelaten tot de Gereformeerde Kerk. Ze waren allemaal welkom, nadat de drie gebruikelijke vragen bij het doen van geloofsbelijdenis door hen met ‘ja’ beantwoord waren. Na het dankgebed van de predikant werd hun psalm 25 vers 2 toegezongen. De kerkenraadsvergadering waar dit plaatsvond werd besloten met het zingen van psalm 87 vers 3.

– Zowel in Wijhe als in Herxen werd het jeugdwerk georganiseerd. Een knapenvereniging en de Jongelingsvereniging ‘Wees een zegen’ waren er, en ook werd een Jongedochtersvereniging ‘Martha’ opgericht. Alle verenigingen stonden onder toezicht van de kerkenraad.

– Dat laatste leek de kerkenraad ook noodzakelijk te zijn voor een van de gemeenteleden, ‘eene huisvrouw’, die aangaf openbaringen van boven te krijgen. Daarin werd haar verteld geen kerkdiensten meer te bezoeken. De kerkenraad had haar om haar kerkverzuim al eens bezocht en kon weinig beginnen met de openbaringen die de vrouw zei te hebben. Leed ze misschien aan verstandsverbijstering? In ieder geval was ze op een dwaalspoor geraakt, vond de kerkenraad. Ze werd op de kerkenraad geroepen en vermaand zich aan de Bijbel te houden en zich niet over te geven aan de haar ingefluisterde openbaringen. De vrouw beloofde weer naar de kerk te komen ‘zodra ze zich vrij voelt van de geest’. Of en wanneer ze die vrijheid herkreeg is ons niet geopenbaard.

De Stationsweg te Wijhe, lang geleden…

– Een medewerker van het evangelisatiewerk kreeg op een gegeven moment in 1894 ruzie en bedankte voor zijn arbeid in de zondagsschool. Toch kwam hij zonder toestemming van de kerkenraad op een gegeven moment in april 1895 ‘als bezoeker’ weer op de zondagsschool terug, maar gedroeg zich uit wraakzucht erg vervelend. Hij nam plaats in de ouderlingenbank en leverde van daaruit commentaar door grove opmerkingen, waardoor orde en rust verstoord werden. De kerkenraad kon weinig anders doen dan kort daarop vanaf de preekstoel af te kondigen dat in het vervolg geen bezoekers meer op de zondagsschool welkom waren.

Ds. Diemer met emeritaat (1897).

De predikant was er in de loop der jaren niet jonger op geworden en vroeg daarom in 1896 emeritaat aan. De kerkenraad zag met het oog op de leeftijd en de gezondheidstoestand de redelijkheid van het verzoek in en verleende toestemming. De classis ging uiteindelijk ook akkoord met met emeritaat, dat op 1 mei 1897 zou ingaan.

Maar op de valreep kwamen vervelende geruchten over de predikant binnen. Een gereformeerde jongeman uit Kampen was ’s zondags vaak in Wijhe, maar bezocht dan de hervormde kerk. Daarop door de kerkenraad aangesproken deelde de vader van het jongmens mee dat ‘bij ons in Kampen niet veel goeds wordt verteld over ds. Diemer’. Hoewel de kerkenraad meteen een brief naar Kampen schreef om het waarheidsgehalte te vernemen, werd over de uitslag van dat onderzoek nergens iets gemeld.

Hoe dan ook, op 27 april 1897 nam de predikant afscheid van Wijhe.

Anderhalf jaar vacant.

Ds. W.J. Thijssen (1835-1917) van Olst werd in 1897 consulent van Wijhe.

Iets meer dan anderhalf jaar was de kerk van Wijhe toen vacant. Ds. W.J. Thijssen (1835-1917) van Olst werd de consulent. De classis stelde voor geen nieuwe predikant te beroepen, maar beide gemeenten samen te voegen. Daar voelden kerkenraad en gemeente echter niets voor, zodat het beroepingswerk werd voortgezet.

Ondertussen ontspon zich onenigheid op het gebied van de evangelisatie. Het zondagsschoolwerk, zo bleek, werd door de leider en zijn hulpkrachten op nogal uiteenlopende wijze uitgevoerd. Volgens scriba Van der Lugt was het beter een heuse Zondagsschoolvereniging op te richten, compleet met een reglement, waaraan ieder zich diende te houden. Tijdens een gemeentevergadering om een beroep uit te brengen op een predikant, zou ook het plan van de scriba ter sprake komen, maar slechts in aanwezigheid van enkele genodigden die met het zondagschoolwerk te maken hadden.

De aanwezige manslidmaten – gehoord hebbende van de reorganisatieplannen – weigerden echter te vertrekken en toen het zondagsschoolplan dan toch maar besproken zou worden bleek dat alles buiten de leider van de zondagsschool om ging! Daartegen rees uiteraard verzet bij de vergadering: ‘Er ontstond een langzaam aanzwellend tumult’. De aanwezigen pikten het terecht niet dat leider Pruis er buiten gelaten was. Ook de helft van de kerkenraad keerde zich nu tegen de plannen. “Het doel der vergadering werd niet bereikt, maar het besluit blijft van kracht”, schreef Scriba Van der Lugt later.

Later kon de zaak recht getrokken worden en verontschuldigde de kerkenraad zich tegenover de familie Pruis voor het onzorgvuldig handelen. Er kwam toen een reglement voor de op te richten vereniging met twaalf bestuursleden. De vele kinderen zouden in twee leeftijdsgroepen worden ingedeeld.

Het beroepingswerk.

Het beroepingswerk stagneerde. Niet omdat iedereen bedankte, maar omdat de kerkenraad de financiën voor de betaling van de predikantsplaats niet rond kon krijgen. Er waren vele onkosten, zodat het tekort dat jaar onder de streep fl. 300 bedroeg. Een rondgang door de gemeente leverde bijna niets op. Ook met de pastorie was het vreemd gesteld. De huurder van de kosterswoning – onder één dak met de pastorie – bleek een kamer van de pastorie bij zijn woning getrokken te hebben, door een door hem geplaatste tussendeur daarvan afgescheiden! De kerkenraad – dit bemerkende – eiste natuurlijk het terugdraaien van de verandering, uit vrees dat een beroepen predikant op die manier de pastorie niet zou willen betrekken. Nog afgezien van de ontoelaatbare veranderingen in het gehuurde.

In 1895 werd het echtpaar Mulder opvolger van het kostersechtpaar Pruis (foto: ‘Over Zorg en zegen’).

Een financiële ramp dreigde.

Ten einde de financiën wat meer in evenwicht te brengen vroeg de kerkenraad de hypotheekverstrekker, de familie Bruins, om een renteverlaging van 4 naar 3%. Daar peinsde Bruins echter niet over. In tegendeel, hij zegde de hypotheek op en eiste dat bedrag, maar liefst fl. 4.200, terug. Weliswaar trachtte consulent ds. A. Brummelkamp (1866-1924) van Deventer een en ander in het reine te brengen, maar het bleek dat allerlei irritaties tot het besluit geleid hadden: gebrek aan huisbezoek in de vacante periode en gemis aan contacten, vooral met predikanten van elders die in de vacante periode in Wijhe voorgingen en niet meer – zoals altijd de gewoonte was geweest – bij de familie Bruins logeerden (reizen op zondag mocht niet), maar ineens bij anderen onder dak gebracht werden.

Ds. A. Brummelkamp (1866-1924) bemiddelde in de financiële crisis.

De classis, de notaris, de deurwaarder en een advocaat kwamen er aan te pas, en het geld moest op korte termijn opgehoest worden. Moesten de gebouwen dan maar verkocht worden? Maar als de opbrengst minder was dan de fl. 4.200? Dan was de kerk failliet! Een gemeentevergadering – ter informatie uitgeschreven – leidde echter tot de spontane toezegging van fl. 2.550, al was het nog lang niet het benodigde bedrag. Gelukkig kon de zaak door tactische gesprekken met de familie Bruins worden opgelost, waardoor een spannende periode kon worden afgesloten en alsnog een predikant beroepen kon worden!

Naar deel 2 >

© 2021. GereformeerdeKerken.info