De Gereformeerde Kerk in het Noord-Brabantse Helmond werd op 15 november 1887 geïnstitueerd als Nederduitsche Gereformeerde Kerk, afkomstig uit de Doleantie. Bij de kerkenfusie van 1892 voegde deze kerk zich bij De Gereformeerde Kerken in Nederland.
Een brief aan de hervormde kerkenraad (1887).
Op 11 oktober 1887 behandelde de hervormde kerkenraad van Helmond – preses ds. G.J. van Lakerveld, die daar van 1867 tot 1897 predikant was – een ingekomen schrijven van twee gemeenteleden: F.H.J. Smith en G. Visser. Net als op zoveel andere plaatsen gebeurde, verzochten zij hun kerkenraad ‘de reformatie der kerk ter hand te nemen’. Want ook volgens hen moest in de hervormde kerk, en ook in de gemeente te Helmond, een ‘bekering’ plaatsvinden, die de kerk weer terugbracht in het gereformeerde spoor van weleer. De reorganisatie, die de overheid in 1816 in de kerk der hervorming doorvoerde, beroofde haar van haar gereformeerde kerkregering door de aloude Dordtse Kerkorde af te schaffen en daarvoor in de plaats te stellen het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk’.
Dat reglement gaf aan de Algemeene Synode en haar Synodale Commissie zoveel macht, dat voor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten nauwelijks ruimte overbleef. Het reglement was volgens velen bovendien de oorzaak van de steeds verder in de kerk oprukkende vrijzinnigheid, waartegen nauwelijks of niet opgetreden werd, omdat men ‘alles wilde vermijden wat in de kerk onrust teweeg kon brengen’.
De hervormde kerkenraad toonde zich verwonderd over het schrijven. Aan de briefschrijvers werd verweten buiten medeweten van de kerkenraad om de Vereeniging tot Evangelisatie te hebben opgericht, wat de kerkenraad als een motie van wantrouwen beschouwde, ‘zóo ondubbelzinnig, dat de thans door u gedane stap [het vragen om de reformatie der kerk ter hand te nemen], daardoor in een zonderling licht verschijnt’. De kerkenraad kon het verzoek alleen maar beschouwen ‘als een formaliteit, door u in acht genomen ter gehoorzaming aan een u van elders gegeven wachtwoord’. Hun stap achtte de kerkenraad volledig in strijd met ‘het groot beginsel dat de éénige Meester uitsprak: ‘Hebt zout in u zelven en houdt vrede onder elkander’ (uit Marcus 9 : 50).
De Doleantie te Helmond (1887).
De kerkenraad reageerde dus afwijzend op het verzoek van de broeders Smith en Visser. De beide briefschrijvers vonden zelfs dat het antwoord van de kerkenraad ‘een beslist vijandigen geest’ ademde. Men vroeg ds. A. van Veelo (1844-1910) van Klundert naar Helmond te komen om bij de instituering van de Dolerende kerk behulpzaam te zijn. Hij leidde (vermoedelijk eind oktober 1887) de verkiezing van ambtsdragers. Met meerderheid van stemmen werden tot ouderling gekozen G. Visser en F.H.J. Smith, terwijl D.F. Eugster als diaken werd aangewezen. Afgesproken werd dat – indien geen bezwaren tegen de verkozenen zouden worden ingediend – de bevestiging zou plaatshebben op dinsdag 15 november 1887.
Op die dinsdag kwam ds. Van Veelo opnieuw naar Helmond. Om half negen ’s avonds werd een kerkdienst gehouden in het in 1885 gebouwde lokaal van de Vereeniging tot Evangelisatie aan de Weg op den Heuvel, een iets achteraf staand gebouw, waarvan helaas geen foto bekend is. Ds. Van Veelo hield een preek over Jesaja 54 vers 17: “Alle instrument dat tegen u bereid wordt, zal niet gelukken, en alle tong die in het gericht tegen u opstaat, zult gij verdoemen; dit is de erve der knechten des HEEREN, en hun gerechtigheid is uit Mij, spreekt de HEERE“. In dezelfde dienst werd aan drie kinderen van de gemeente de doop bediend.
De dienst was kort voor elf uur ’s avonds afgelopen, waarna de eerste kerkenraadsvergadering gehouden werd, waarvan ds. Van Veelo de preses was. De bijeenkomst duurde tot twee uur ’s nachts. Daar werd besloten ‘voor de gehele kerk van Helmond’ de hervormde synodale organisatie van 1816 af te schaffen, zodat een eind zou komen aan wat men noemde de synodale hiërarchie.
Verder werd besloten de eerwaarde Dordtse Kerkorde ‘opnieuw kracht en geldigheid te verlenen’ en van dit alles kennis te geven aan de kerkvoogden van de hervormde gemeente, aan de koning (het hoofd van de hervormde kerk) en aan de burgemeester van de gemeente Helmond. Natuurlijk zou dit besluit ook tijdens de eerste godsdienstoefening in het Evangelisatiegebouw bekend gemaakt worden en bovendien worden meegedeeld aan de classis Noord-Brabant.
Een kort verslag zou worden gepubliceerd in ‘De Heraut’, het kerkelijk weekblad dat onder redactie stond van de grote voorman der Doleantie, dr. A. Kuyper (1837-1920). Zo werd op 15 november 1887 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Helmond geïnstitueerd.
De hervormde kerkenraad onderneemt actie (1888).
Intussen had de Algemene Synodale Commissie de hervormde kerkenraad gevraagd handelend op te treden tegen de scheurmakers F.H.J. Smith, G. Visser en D.F. Eugster, die zich hadden laten verkiezen tot ambtsdragers van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Daarmee had men zich volgens de Commissie ‘onttrokken aan het wettig gezag’ van de hervormde kerk. De broeders kregen de gelegenheid om zich op 6 januari 1888 te verantwoorden in de consistorie van de hervormde kerk. De kerkenraad zou dan ‘pogingen aanwenden om de bedoelde verkeerdheden door terechtwijzing in den geest der broederlijken liefde uit de weg te ruimen’. De gedaagden kwamen echter niet opdagen. Ze verklaarden de kerkenraad niet meer te kunnen erkennen, want ze hadden immers de synodale hiërarchie afgeworpen. Visser schreef dat hij maar twee keuzes had waaruit het niet moeilijk kiezen was: zich aansluiten bij ‘de modernen’ of bij de gereformeerden. Op 11 maart 1888 werden Visser, Smith en Eugster dan ook ontzet van het lidmaatschap van de hervormde kerk.
Het kerkje van de Vereeniging tot Evangelisatie.
Tot 1890 speelde het gereformeerde kerkelijk leven zich af in en rond het lokaal van de Vereeeniging tot Evangelisatie aan de Weg op den Heuvel. We weten weliswaar waar het stond, maar een foto ervan is niet bekend. Wel kennen we een beschrijving van het interieur. Het kerkje was ongeveer acht meter vanaf de Weg op den Heuvel gebouwd, met aan de straatkant een ijzeren hek. Een door een trapje bereikbare kuipvormige preekstoel met daarboven een klankbord, bedekt met een groen kleed met franje, stond tegenover de hoofdingang. Vanaf de preekstoel gezien stonden langs het middenpad aan weerszijden korte banken van twee zitplaatsen tegen de zijmuren in de lengte van het lokaal, daarna drie rijen stoelen in de breedte en daarachter een stel banken ook met elk twee zitplaatsen en eveneens in de breedte van het lokaal. Ze stonden in theateropstelling rond de preekstoel. Het kerkje was ongeveer 3½ meter breed en 9½ meter lang. In het portaal bij de ingang was bovendien een trap naar de galerij.
De eerste Dolerende predikant: F.H.J. Smith (van 1889 tot 1891).
Direct na de Doleantie werd ouderling Smith aangesteld als oefenaar van de gemeente van Helmond. Hij was sinds enkele jaren als hoofdonderwijzer verbonden aan de christelijke school van de stad en tegelijk werkzaam als evangelist in dienst van de ‘Vereeniging voor Inwendige Zending in Noord-Brabant en Limburg’, uitgaande van de Hervormde Kerk. Toen hij in 1887 echter met de Doleantie meeging, werd hij per 1 januari 1888 ontslagen als evangelist, waardoor ook een groot deel van zijn inkomsten verviel. Maar ondertussen was hij op 15 november 1887 in Helmond dus als vaste oefenaar aan de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) verbonden. En korte tijd later beriep men hem daar als predikant.
Vandaar dat oefenaar Smith op 20 november 1888 in Dordrecht geëxamineerd werd om als predikant dienst te kunnen doen, ‘maar tot toelating werd geen vrijheid gevonden, doch er werd besloten tot een uitstel van een jaar, gedurende welken tijd hij zal blijven proponeren’ [preken]. Op 14 mei 1889 werd hij opnieuw door de classis geëxamineerd, die hem toen op Artikel 8 van de Dordtse Kerkorde toeliet als predikant (op grond van geconstateerde ‘singuliere gaven’).
Ds. J.H. Feringa (1859-1925) van Klundert kwam op zondag 29 december 1889 naar Helmond om hem in het ambt van predikant te bevestigen. Ds. Smith was slechts kort aan de kerk van Helmond verbonden, omdat de classis vond dat de kerk van Helmond ‘een te klein arbeidsveld is voor een Dienaar des Woords’. Vandaar dat de classis de kerkenraad vroeg de predikant aan de classis af te staan, zodat hij in meerdere kerken van de classis kon arbeiden. Daar ging de kerkenraad mee akkoord.
Hij kreeg echter kort daarop een beroep van de kerk van IJsselmonde, dat hij aannam. En zo nam hij op 29 maart 1891 afscheid van Helmond. Geen wonder dat ds. Smith in Helmond ‘slechts weinig sporen naliet’.
Bijna achtentwintig jaar vacant (maart 1891 tot oktober 1919).
Gelukkig waren er enkele krachtige figuren die de kleine kerk van Helmond overeind hielden. Ouderling Visser bleef de wacht houden; door het inzamelen van gelden werd ondanks de eigen zwakheid hulp geboden aan een behoeftige broeder in het naburige Helenaveen, die een misoogst had gehad; en in juni 1892 werd blijdschap getoond toen bekend werd dat de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (resp. afkomstig uit Afscheiding en Doleantie) in het vervolg per 17 juni zouden samengaan als De Gereformeerde Kerken in Nederland. De naam van de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Helmond’ veranderde daardoor natuurlijk in De Gereformeerde Kerk te Helmond.
Het beroepen van een predikant was voor de kleine gemeente echter vooralsnog niet aan de orde. Daarom was het ook verheugend dat de provinciale synode van Noord-Brabant en Limburg besloten had, dat elke gereformeerde predikant in het ressort van de synode verplicht was één zondag per jaar in Helmond en één zondag in Helenaveen een dienst te leiden. Bovendien werd door de classis een rooster gemaakt van ‘liefdebeurten’ in vacante kerken door de dienstdoende classispredikanten.
De ongeveer vijfendertig leden die de kerk van Helmond in 1892 telde waren niet in staat alle kosten, aan het kerkelijk leven verbonden, op te brengen. Men had al eens een ‘collectereis’ gemaakt door in ‘naburige’ (maar nog behoorlijk ver verwijderde) kerken – met toestemming van de desbetreffende kerkenraden – een collecte te houden voor de kerk van Helmond, maar men wilde die handelwijze niet nogmaals toepassen. Men besloot in De Heraut, het kerkelijk weekblad van dr. A. Kuyper, een advertentie te plaatsen waarin om steun gevraagd werd. Dat gebeurde in mei. Er kwamen gelukkig van verscheidene kanten giften binnen.
De Gereformeerde Kerk te Helenaveen (1892).
Op 31 januari 1892 werd ook in het tussen Helmond en Venlo gelegen dorp Helenaveen een Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd. In juni dat jaar veranderde die kerknaam door de Vereniging van 1892 in: De Gereformeerde Kerk te Helenaveen. In 1926 hield de kerk op te bestaan als zelfstandige Gereformeerde Kerk en werd zij een wijkgemeente van de Gereformeerde Kerk te Helmond. Over de kerk van Helenaveen later meer.
Jan Links werd ouderling (van 1896 tot 1918).
In oktober 1895 vroeg ouderling Esmeyer ontheffing uit het ambt omdat hij naar Rotterdam verhuisde. De kerkenraad reageerde daarop natuurlijk ‘met leedwezen, omdat de kring hier zo klein en zeer zwak is, doch de Heere regeert. De hope en verwachting zij alleen van Hem’. Die hoop en verwachting werden niet beschaamd, want aan het einde van diezelfde maand vestigden zich Jan Links en zijn vrouw Diana Houweling ‘en zijn groot aantal zonen’ zich vanuit Baarn in Helmond. Hij werd daar tuinbaas op ’t Kasteel van Helmond. Meteen wist men raad: laten we br. Links, die Helmond kende omdat hij er vroeger ook al gewoond had en standvastig was in de gereformeerde leer, als ouderling kiezen. In een geheime stemming werd hij met 5 van de 6 uitgebrachte kerkenraadsstemmen gekozen.
Op 2 februari 1896 werd hij door ds. J.H. Laatsman (1868-1927) van ‘s-Gravenmoer in het ambt bevestigd. Tweeëntwintig jaar lang zou hij een steunpilaar voor de kerk van Helmond zijn. Samen met consulent ds. H.J. Binnema (1849-1909) van Tilburg zou hij een stevig stempel op het kerkelijk leven drukken.
De nieuwe kerk aan de Kromme Steenweg (1900).
De financiële situatie van de kerk was voor de classis van augustus 1894 aanleiding de kerkenraad aan te raden het kerkje en de pastorie te verkopen om van de schulden af te komen. Als aan dat advies voldaan zou worden, zou men jaarlijks uit de klassikale kas fl. 100 ontvangen. Maar waar moesten de kerkdiensten dan gehouden worden? Er kwam na veel overleg een oplossing. In januari 1898 bleek J. Everts, fabrikant te Helmond, belangstelling te hebben voor de kerk en de pastorie met bijbehorend terrein. Hij bood fl. 12.000, hetgeen door de kerkenraad werd aangenomen. Bedongen werd dat de kerkelijke gemeente gedurende zes jaren het kerkje en het voorplein voor fl. 200 per jaar voor hun kerkdiensten mocht blijven gebruiken. Gerrit Visser en Jan Links tekenden de koopakte, mede op advies van consulent ds. Binnema.
Ondertussen besloot de kerkenraad tot de bouw van een nieuwe kerk. En men wilde er bovendien geen gras over laten groeien. Aannemer Neyens werd gevraagd een plan te maken voor de bouw van een kerkgebouwtje met honderd zitplaatsen aan de Kromme Steenweg. Hij dacht dat een en ander voor de prijs van ongeveer fl. 1.750 gebouwd zou kunnen worden. Drie aannemers schreven in voor de klus. De laagste inschrijver was aannemer Weynen die de klus voor fl. 2.775 meende te kunnen klaren. Hij ging aan de slag. Omdat de betaling van de bouwgelden niet altijd even vlot verliep besloot men een gedrukte circulaire aan alle Gereformeerde Kerken in het land te sturen met het verzoek om financiële steun. Er kwam onder meer een lening van fl. 450 binnen, waarvoor 4% rente per jaar zou moeten worden betaald. Tot haar dood leende de weldoenster dat geld op die voorwaarde elk jaar opnieuw.
Uiteindelijk kon de gereformeerde kerk aan de Kromme Steenweg in Helmond op 15 augustus 1900 in gebruik genomen worden. Het oude kerkje aan de Weg op den Heuvel werd bij de naastliggende fabriekspanden getrokken; de pastorie werd een kantoor en in het kerkgebouw huisde sindsdien een smederij.
De Kerk te Eindhoven geïnstitueerd (1908).
De classis achtte in 1908 de tijd gekomen dat in Eindhoven – ressorterend onder de kerk van Helmond – een ouderling uit de plaatselijke gereformeerde leden zou worden gekozen. Maar daarover dachten de Eindhovense gereformeerden net iets anders. Zij wilden daar namelijk De Gereformeerde Kerk tot openbaring brengen. Vandaar dat op de kerkenraadsvergadering van juli 1908 twee Eindhovense broeders aanwezig waren: Van Leuvenstein en Wildeboer. Zonder overleg met de Helmondse kerkenraad hadden zij de classis in een brief verzocht om in Eindhoven de Gereformeerde Kerk te stichten. De classis had hen uiteraard naar hun kerkenraad in Helmond verwezen.
Ze boden in de kerkenraad dus excuses aan voor het feit dat zij ‘uit onwetendheid’ de kerkenraad over het hoofd hadden gezien. Daarna legden ze de plannen van de Eindhovense gereformeerden uit en mede op advies van consulent ds. Binnema besloot de kerkenraad het plan te steunen. Ook de classis ging kort daarop akkoord. Zo kon op 5 augustus 1908 de Gereformeerde Kerk te Eindhoven geïnstitueerd worden. Als eerste predikant deed ds. H.L. Both (1884-1962) op 7 augustus 1910 intrede.
De kerk te Venlo geïnstitueerd (1911).
Het territoir van de Gereformeerde Kerk te Helmond was groot. De kerken van Helmond en Helenaveen waren in die tijd de enige Gereformeerde Kerken in Oost-Brabant en Limburg. Een groot probleem van de kerkenraad was dus hoe te zorgen voor al die verstrooide gereformeerden, die – waar ze in die streken ook woonden – allemaal ingeschreven werden bij de kerk van Helmond.
Maar in oktober 1897 bleek dat een bijbelcolporteur, H. Dekker (1866-1936), met zijn gezin in de Roermondsestraat in Venlo kwam wonen, in een woning die gehuurd werd door de provinciale Deputaten voor Inwendige Zending en Bijbelcolportage van de Gereformeerde Kerken in de provincies Noord-Brabant en Limburg. Dekker was namelijk aangesteld als bijbelcolporteur in dienst van de particuliere synode. Hij diende zondagsschool te houden, bijbels te verspreiden, catechisaties te houden en huisbezoeken af te leggen. In de wijde omgeving van Venlo kon hij zijn werkzaamheden dus uitvoeren, wat de taak van de kerkenraad aanzienlijk verlichtte.
Uiteindelijk kon na jaren van ingespannen arbeid op 8 maart 1911 De Gereformeerde Kerk te Venlo geïnstitueerd worden. Dit gebeurde onder leiding van Helmonds consulent ds. Both van Eindhoven.
Zo’n honderd leden van de kerk van Helmond werden overgeschreven naar die van Venlo. Evangelist Dekker werd op 6 augustus 1911 haar predikant, op grond van singuliere gaven (art. 8 van de Dordtse Kerkorde).
© 2021. GereformeerdeKerken.info