De Gereformeerde Kerk te Helmond (2)

( < Naar deel 1 ) – In de tijd tot de Eerste Wereldoorlog kwamen allerlei zaken aan de orde: zo werd bijvoorbeeld in 1904 gesproken over de oprichting van een Zondagsschool, terwijl ook beraadslaagd werd over het opzetten van een orgelfonds; een commissie zou trachten geld bijeen te brengen.

De gereformeerde kerk aan de Kromme Steenweg (met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

In 1909 kon voor fl. 285 ‘een aardig pijporgel’ op de kop getikt worden, dat in december 1909 in gebruik genomen werd.

Een eigen predikant?

Geregeld kwam het verkrijgen van een eigen predikant aan de orde. Maar omdat ‘onze kracht door ’t vertrek van verschillende leden nog aanmerkelijk verzwakt’ was kwam daar vooralsnog niets van. In april 1911 werd over dat onderwerk een gemeentevergadering gehouden, die door veertien leden bezocht werd (onder wie ook een klein aantal vrouwelijke leden). Nadat men in eigen kring fl. 160 bijeengebracht had schreef de kerkenraad in 1911 een brief aan de gereformeerde provinciale Deputaten voor de Evangelisatie in Noord-Brabant en Limburg, waarin aangegeven werd dat het ’dringend nodig is voor de Helmondse kerk een eigen Dienaar des Woords te bezitten’. De deputaten antwoordden dat de toestand van de provinciale kas het vooralsnog helaas niet mogelijk maakte. Een tweetal gemeenteleden nam echter op zich om het ingestelde waarborgfonds voor de aanstelling van een predikant verder te vergroten door alle leden te vragen hoeveel ze voor het beoogde doel jaarlijks in het fonds wilden storten. In oktober 1913 was het ingezamelde bedrag fl. 281 per jaar. Met steun van de classicale en de provinciale kas zou misschien op termijn een predikant beroepen kunnen worden.

Ds. H. Dekker (1866-1936) van Venlo was in de vacaturetijd enige jaren consulent van Helmond.

In februari 1915 gaven de provinciale deputaten inderdaad toestemming een predikant te beroepen, mits deze een deel van zijn werktijd besteedde aan de evangelisatiearbeid in de wijde omgeving van Helmond; het werk klotste wat dat betrof immers tegen de plinten op. Het jaartraktement zou fl. 1.200 bedragen, met vrij wonen en belastingvrijdom (‘behalve vermogensbelasting’).

Vervolgens werden verscheidene vergeefse beroepen op kandidaten uitgebracht, zodat men na enige tijd de moed begon te verliezen, en men in 1917 besloot het beroepingswerk te laten rusten, mede vanwege de verslechterde financiële situatie van de gemeente. Soms liet men zelfs een hervormde predikant preken (de classis had dat weliswaar niet verboden maar wel afgeraden). Ds. H. Dekker (1866-1936) van Venlo was in die tijd consulent van Helmond geworden, zodat hij regelmatig tussen beide plaatsen heen  en weer pendelde.

Toen in december 1918 bleek dat het waarborgfonds intussen fl. 530 telde (waar bovenop nog steun verleend werd door de provinciale deputaten, de classis en de provinciale synode), kon weer worden overgegaan tot het beroepen van een predikant.

Ds. E. Hopma (van 1919 tot 1921).

Deze werd gevonden in de persoon van kandidaat E. Hopma (1886-1921) – van hem is geen foto bekend. Hij had zijn studie in Kampen pas bij het bereiken van de meerderjarige leeftijd kunnen beginnen, omdat zijn moeder hem daarin tegenwerkte. Enkele keren moest zijn studie door zijn zwakke gezondheidstoestand onderbroken worden. “Genoemde candidaat heet bemiddeld te zijn, hetgeen voor een financieel zwakke gemeente een voordeel is. Wijl hij een goede dertiger is, mag men ook verwachten dat hij meer levenservaring heeft dan een andere candidaat. Ook schijnt het dat de gemeente te Helmond de heer Hopma aantrekt volgens enkele uitlatingen”.

Dr. J. Ridderbos (1879-1960) bevestigde ds. Hopma in het ambt.

Op 12 oktober 1919 deed hij intrede in Helmond, na door prof. dr. J. Ridderbos (1879-1960) in het ambt bevestigd te zijn. Het traktement werd op fl. 1.000 gesteld.

“In de omgeving waar hij was geplaatst, evangeliseerde hij gaarne [wat (zoals al aangegeven) ook een vereiste was om predikant in Helmond te worden]. Overal getuigde hij en zonder aanzien des persoons sprak hij tot ieder, met wien hij in aanraking kwam over ‘het eene noodige’. En dat wil wat zeggen in het Roomsche Brabant. Ondanks die vrijmoedigheid, misschien wel juist daardoor, had een ieder respect voor hem, ook al was men het met zijn optreden lang niet eens”.

Dr. F.L. Rutgers (1836-1917).

Een van de onderwerpen die tijdens zijn predikantschap aan de orde kwamen was de vraag of hervormden in de Gereformeerde Kerk aan het avondmaal mochten worden toegelaten. De ‘jurist der Doleantie‘, prof.dr. F.L. Rutgers (1836-1917), adviseerde dat niet te doen, ‘omdat zulke mensen zich niet willen onderwerpen aan ’t toezicht en de tucht der kerk, maar lid willen blijven van een zondig, of althans onzuiver kerkverband’. Besloten werd aan meelevenden toegang te verlenen tot het avondmaal, “mits ze zich verplichten niet aan het avondmaal deel te nemen in het kerkgenootschap waartoe zij behoren”.

Omdat ds. Hopma in een door de kerkenraad gehuurde woning verbleef waarvan de huur na verloop van tijd werd opgezegd, werd besloten een advertentie te plaatsen waarbij ‘een flink woonhuis’ gevraagd werd tegen een huurprijs van fl. 400 tot fl. 800.

‘De Bazuin’, 22 januari 1921.

“Slechts ruim een jaar mocht ds. Hopma zijn gemeente dienen. Hij leed enigszins aan rheumatische pijnen en slapeloosheid. De geneesheer diende hem daarom een slaapmiddel toe, waardoor hij in een diepe slaap verzonk, waaruit hij niet meer is ontwaakt”.

‘De Heraut’, 30 januari 1921.

De jonge predikant  stierf  op 11 januari 1921. Ds. K. Winkelman (1880-1940) van Eindhoven las tijdens de begrafenis de laatste preek van ds. Hopma voor, die hij op 2 januari 1921 had willen uitspreken.

Het graf van ds. Hopma (foto: W.C. van Dalfsen, in: ‘Van uit-één tot bij-één’).

Vacaturetijd (van 1921 tot 1928).

Opnieuw kreeg de kerk van Helmond een vrij langdurige vacante periode te verduren. Het onderwerp van de evangelisatiearbeid kreeg in die tijd grote aandacht. Geen wonder: er was geen predikant die dat werk als onderdeel van zijn arbeid verrichtte. Maar – zo besloot men begin 1922 – er moest nog eens goed nagedacht worden over hoe dat werk gedaan moest worden.

Ds. J.W. Esselink (1886-1969).

Ondertussen werden verscheidene predikanten c.q. kandidaten beroepen, die allen bedankten. Gelukkig was er ook iets te vieren, namelijk het veertigjarig bestaan van de Gereformeerde Kerk te Helmond, wat op 15 november 1927 herdacht werd. Onder leiding van consulent ds. J.W. Esselink (1886-1969) van Eindhoven werd ‘herdacht dat juist voor veertig jaar onze kerk tot openbaring kwam’. De predikant hield een preek naar aanleiding van Habakuk 3 vers 2: “HEERE! als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd; Uw werk, o HEERE! behoud dat in het leven in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren; in den toorn gedenk des ontfermens“).

Ds. J. Wristers (van 1928 tot 1944).

Ds. J. Wristers (1901-1980) op latere leeftijd.

Maar in 1928 eindigde de vacante periode door het aantreden van kandidaat J. Wristers (1901-1980). Hij had het op hem uitgebrachte beroep aangenomen en was tot 1944 aan de kerk van Helmond verbonden. Op 7 oktober 1928 deed hij intrede. Zijn jaartraktement was fl. 2.500 per jaar plus fl. 600 voor pastoriehuur. Ook hoefde hij geen belasting te betalen. Hij woonde op gehuurde kamers, want een eigen pastorie was er nog niet. Meteen stelde hij voor de benauwde ‘houten broek’ in de kerk te vervangen door een ‘platvorm’, waardoor hij aanmerkelijk meer ruimte had bij het uitspreken van zijn preken. Een jaar later was de preekstoel vervangen.

De predikant vond in 1933 dat ‘de algemene indruk van de geestelijke toestand der gemeente is: lauwheid en slapheid’. Dat leidde hij ook af uit het verminderende kerkbezoek tijdens de middagdienst. Hij vond dat de kerk (die inmiddels 151 leden telde)  ‘meer in het centrum van ons leven’ moest staan.

De crisisjaren ’30.

Intussen waren de crisisjaren aangebroken, die in 1929 begonnen waren met de Beurskrach op Wall Street in New York. De wereld werd in een grote economische crisis ondergedompeld, die ook in ons land zijn sporen naliet: veel werkloosheid en armoede waren er het gevolg van. De kerk van Helmond stelde een ‘bezuinigingscommissie’ in, die naar mogelijkheden moest zoeken de kerkelijke financiën in het gareel te houden. Moesten er een extra maandelijkse collecte en een deurcollecte komen? En waarvoor moest de inhoud van de catechisatiebusjes bestemd worden? Zoals gewoonlijk voor catecheseleermiddelen, of toch maar voor de kerkelijke kas? Ook konden de abonnementen voor ‘De Bazuin’ en het Ouderlingenblad opgezegd worden. Alles werd volgens de voorstellen doorgevoerd, met dien verstande dat de verlaging van het traktement (waartoe ook besloten was) tijdelijk zou zijn.

Een stukje Helmond, lang geleden…

Een nieuw orgel (1936).

Naast vele andere gebeurtenissen verdient ook de aanschaf van een nieuw orgel de aandacht. Het instrument dat in 1909 aangeschaft was voldeed niet meer. In mei 1936 werd op advies van kerkenraadslid Sijmons besloten een nieuw orgel te kopen bij orgelbouwer Spierings te Dordrecht. De prijs was fl. 900.

En verder…

In december 1931 besloot de kerkenraad – met instemming van de classis – dat het ‘preeklezen’ (bij afwezigheid van de predikant) ook mocht gebeuren door een niet-kerkenraadslid. Het was altijd de praktijk geweest dat ouderlingen daarvoor werden aangewezen. Onveranderd bleef uiteraard het vereiste dat de preek gemaakt moest zijn door een gereformeerd predikant. Door ‘preeklezen’ kon trouwens ook geld bespaard worden, want een predikant moest van elders aangetrokken worden die daarvoor meestal een vergoeding moest ontvangen. En omdat bovendien een logeeradres moest worden gevonden, zouden de kosten nog hoger worden (op zondag reizen was not done, zodat de predikant op zaterdag kwam en op maandag weer naar zijn eigen gemeente terugkeerde).

De oorlog nadert…

Hulppredikant (later ds.) H. van Koningsveld (1909-1969).

Het aantal militairen in de omgeving van Helmond werd door de naderende oorlog en de afgekondigde mobilisatie steeds groter. Ook de predikant had daardoor veel extra werk te doen door op verschillende plaatsen de militairen te bezoeken. Zelfs stelden de provinciale Deputaten voor de Inwendige Zending een hulpprediker aan in de persoon van kandidaat H. van Koningsveld (1909-1969) die per juni 1939 werd benoemd. Op allerlei plaatsen werden in deze tijd preken gelezen: in een boerderij tussen Deurne en Venray, op de hei in Liessel, en in Nederweert. Wat Helenaveen betreft: hoewel die kerk al in 1926 was opgeheven en bij de kerk van Helmond gevoegd was, en daar geen gereformeerd kerkgebouw bestond, bezochten veel militairen ook daar de ‘preeklezingen’ in particuliere woningen. De opkomst in Helenaveen ‘was vertienvoudigd’. Overigens bleef ds. Wristers uiteraard ook zijn eigen gemeente bedienen. Van Koningsveld werd na veel vijven en zessen (officieel  ‘om financiële redenen’) per 23 mei 1940 al weer ontslagen.

Afkondiging van de mobilisatie.

Hoewel de provincie een gereformeerde kerkbode rijk was, die echter een groot gebied moest bedienen, publiceerde de kerkenraad op initiatief van ds. Wristers op 10 november 1938 een eigen kerkblaadje, onder de titel ‘Meeleven’, wat precies het doel van het blad was. In dit eigen kerkblad kon veel uitvoeriger verteld worden over het wel en wee van de gemeente en haar leden.

De Tweede Wereldoorlog.

En toen brak op 10 mei 1940 de Tweede Wereldoorlog uit. De kerkenraad ging direct akkoord met het dringende advies van de (landelijke gereformeerde) Centrale Diaconale Conferentie om vooral op geen enkele manier mee te werken aan de door de bezetters ingestelde ‘Winterhulp Nederland’, die als inzet had alle armverzorging van particuliere instellingen (dus ook van de kerken) over te nemen. De Gereformeerde Kerken dienden hun eigen armen te verzorgen.

Helmond, lang geleden…

Direct al bij het begin van de oorlog waren ook in de omgeving van Helmond door de Duitsers meerdere werkkampen neergezet. Ds. Wristers trad in contact met gemeentelid Willemsen (woonachtig in Oss) om de mogelijkheid te bespreken een hulpprediker aan te stellen om de gereformeerden in de werkkampen in de omgeving van Helmond en Oss geestelijk te ondersteunen. In de latere oorlogsjaren werden daarover contacten gelegd met de kerk van Venlo en ‘s-Hertogenbosch, wat uiteindelijk resulteerde in de instituering van De Gereformeerde Kerk te Oss, op 23 juni 1947.

Ds. Wristers gevangen genomen (1942).

In oktober 1942 werd ds. Wristers door de bezetters gevangen genomen, omdat hij in een preek anti-Duitse uitdrukkingen had gebezigd. Er zat kennelijk een verrader in de kerk. De gevangenschap duurde ongeveer tien dagen, waarna de predikant op de oude voet doorging. Toen in februari 1943 door de gezamenlijke Nederlandse kerken een brief gestuurd werd aan de Duitse Rijkskommissaris, Seys Inquart, waarin sprake was van een protest tegen de wegvoering van jonge mensen, verspreidde de predikant het schrijven in wijde kring. Ook was de predikant betrokken bij het zoeken naar onderduikadressen voor vluchtelingen

Het kerkgebouw gerestaureerd (1943).

De gereformeerde kerk aan de Kromme Steenweg (foto: Reliwiki).

In  januari 1943 werd tijdens de gemeentevergadering gesproken over de restauratie van de bestaande kerk of de bouw van een nieuwe kerk. Er waren al tekeningen voor de restauratie van het kerkgebouw gemaakt door het Architectenbureau Zandstra-Giessen en Sijmons. Nadat de zaak uitvoerig besproken was bleek dat de overgrote meerderheid van de aanwezigen voor nieuwbouw was. Het antwoord kon echter kort en krachtig zijn: daar was geen geld voor. Dus kwam men weer terug op het oorspronkelijke idee van het architectenbureau. Besloten werd tot restauratie van de kerk. Het bankenplan moest zo gewijzigd worden dat meer zitplaatsen verkregen werden. Zo moesten in de tussenpaden ‘opklapbankjes’ gemaakt worden. Verder moesten de ramen gecontroleerd en eventueel gerepareerd worden en bovendien werd de kerk gewit.

De Commissie van Beheer was overigens niet vooraf om advies gevraagd, wat wel de afgesproken regel was. Daarvoor bood de kerkenraad dan ook excuses aan. Maar de plannen werden vervolgens wel uitgevoerd.

Ds. Wristers vertrekt (1944).

Intussen had ds. Wristers een beroep gekregen van de Gereformeerde Kerk te Amsterdam-Oost voor de arbeid onder zeevarenden. het zgn. koopvaardijpastoraat. Hij nam het beroep aan en nam op 2 januari 1944 afscheid van Helmond. Maar enkele maanden later, op 14 mei van hetzelfde jaar, stond zijn opvolger al op de Helmondse preekstoel.

Naar deel 3 >

© 2021. GereformeerdeKerken.info