De provinciale Groninger evangelisatiearbeid (2)

8. Veranderende doelstellingen en werkwijzen.

( < Naar deel 1 ) – Direct na de komst van evangelisatieleider G. Assies (1927-2007) in 1954, werd in Finsterwolde behoefte gevoeld om het jeugdwerk dat toch al zo intensief mogelijk als weekclubwerk was opgezet, naar de inzichten van die tijd en naar de uitvoering daarvan, als ‘jeugdzorgwerk’ voort te zetten.

’t Schienvat te Finsterwolde.

Daartoe werd in november 1956 de Stichting Clubhuizen ’t Schienvat te Finsterwolde e.o. opgericht. Bij dit alles werd medewerking verkregen van een landelijke overkoepelende stichting, Evangelisch Herstel en Opbouw. Een en ander maakte de behoefte aan geschoolde krachten steeds groter.

Wilde ’t Schienvat in de jaren ’70 in aanmerking komen voor subsidie van de burgerlijke gemeente Finsterwolde, dan zou het daar verrichte werk moeten kunnen worden aangemerkt als welzijnswerk, gericht op de gehele bevolking. Ook zouden de grondslag en de doelstellingen moeten worden aangepast. De linkse partijen in de gemeenteraad stelden zich te weer tegen een ‘al te christelijke formulering’ daarvan, al was werkzaamheid tegen de achtergrond van het evangelie overigens geen bezwaar. Maar een veel algemenere doelstelling, waaruit de identiteit vrijwel verdwenen was, kon de goedkeuring van veel synodeleden en Deputaten niet wegdragen. Uiteindelijk werd een behoorlijk ‘verhumaniseerde’ omschrijving gevonden met als grondslag ‘dat zij haar motivatie tot dit werk vond in het evangelie van Jezus Christus’ (het werk werd langzamerhand naar haar aard sociaal-cultureel werk genoemd).

Was de Woordverkondiging nog voldoende aanwezig…?

Finsterwolde jaren ’50. Kruispunt Hoofdweg-Klinkerweg-Goldhoorn-Westbaan.

Vooral in het begin van de jaren ’80 werd steeds duidelijker dat veel kerken en kerkleden zich afvroegen of de Woordverkondiging nog wel (voldoende) onderdeel vormde van het sociaal- cultureel werk in de gereformeerde instellingen. Die arbeid had immers een ontwikkeling doorgemaakt van het ‘oude’, strikt gereformeerde clubwerk naar het meer sociaal-maatschappelijk gerichte jeugdzorgwerk. Verscheidene evangelisatieposten voor sociaal-cultureel werk hadden zich in de jaren ’50 (zoals gezegd) aangesloten bij de Stichting Evangelisch Herstel en Opbouw, maar die was inmiddels geheel opgegaan in de ‘algemeenheid’ (d.w.z. opgenomen in grotere neutrale stichtingen). Daardoor viel het niet mee het sociaal-cultureel werk in de instellingen weer in evangelische banen te leiden. Toch achtten de Deputaten het van groot belang dat dit werk, óók ondanks groeiende financiële problemen, voortgang vond, omdat dit de enige (ook kerkelijke) ingang naar de samenleving in de betreffende dorpen was.

Verder vonden de provinciale Deputaten het belangrijk dat er een eigen provinciaal orgaan kwam waarbij de evangelisatieposten zich konden aansluiten. De oprichting van de Sectie Sociaal-Cultureel Werk in 1982 voorzag in die wens.

9. De Sectie Sociaal-Cultureel Werk.

Logo van de Stichting voor Gereformeerde Sociale Zorg, later ‘ds. Th. Dellemanstichting’.

De Sectie Sociaal-Cultureel Werk was een samenwerkingsverband van de provinciale gereformeerde Ds. Th. Dellemanstichting en het provinciale Deputaatschap voor de Evangelisatie. De opdracht was het levensbeschouwelijke deel van het sociaal-cultureel werk te behartigen waar dat nodig en nuttig was. Ook werden beroepskrachten en bestuursleden van de stichtingen voor sociaal-cultureel werk begeleid. De particuliere synode ging in 1986 akkoord met het rapport Getuigenis en Dienst als aspecten van het sociaal-cultureel werk. Daarin werd geconstateerd dat een zekere integratie was opgetreden van ‘getuigenis’ en ‘dienst aan de samenleving’ en, daaraan gepaard, een bezinning op wezen en functie van de christelijke gemeente. Het missionaire en het diaconale aspect van het werk waren elkaar steeds meer gaan raken. Daarom werd ook het Deputaatschap Diaconaat en Samenleving bij de Sectie betrokken.

De gereformeerde kerk te Opende, lang geleden.

Eind 1992 waren bij de Sectie aangesloten: (1) de Stichting Clubhuizen Schienvat te Finsterwolde, (2) de Christelijke Stichting voor Sociaal-Cultureel Werk ‘De Stjelp’ te Opende, (3) de Vereniging ‘Het Want’ te Eenrum, (4) de Begeleidingscommissie ‘Jeugdhaven’ in Usquert, (5) de Stichting De Nieuwe Schans te Delfzijl en de (6) Stichting NEON, die werkte in de gemeenten Reiderland en Pekela.

10. Het Deputaatschap Missionaire Arbeid.

In 1988 werd de naam van het Deputaatschap voor Evangelisatie veranderd in Deputaatschap Missionaire Arbeid (DMA): niet alleen ontstonden nogal eens misverstanden over de ‘ouderwetse’ benaming ‘evangelisatie’, ook de taken van het provinciale Deputaatschap waren in de loop van de jaren langzaam aan veranderd. Verder was de methodiek van het evangelisatiewerk duidelijk gewijzigd (o.a. van het ‘klassieke evangelisatiewerk’ naar het sociaal-cultureel werk!).

’t Schienvat te Finsterwolde (2e van links).

Omdat tussen de werkzaamheden van de verschillende Particuliere Deputaatschappen veel dwarsverbanden bestonden, gaf de Synode in 1989 aan het nieuw-gevormde Deputaatschap Koördinatie opdracht een beleidsplan samen te stellen ‘over de volle breedte en lengte van allerlei werk, dat uitging van de Particuliere Synode’. Aan het ‘nieuwe’ Deputaatschap Missionaire Arbeid werden taken toebedeeld als advisering en stimulering van bezinning door beroepskrachten en toerusting van kerkenraden, evangelisatiecommissies en gemeenteleden.

Geconstateerd werd “dat het werk van het DMA blijkt te verschuiven van de begeleiding van de toerusting naar de begeleiding van de vrijwilligers in de praktijk; van missionaire gemeenteopbouw naar praktische begeleiding van hen die dat werk doen. Dit alles overziende vroegen we ons af, of het werk van het DMA zich niet teveel beperkt tot het onderhouden van de [zes bovengenoemde] sociaal-culturele projecten. Het blijft misschien nodig om creatief te blijven zoeken naar andere toerustings- en activeringsmogelijkheden van de plaatselijke evangelisatiecommissies”.

Het logo van de Christelijke Stichting voor Sociaal-Cultureel Werk ‘De Stjelp’ te Opende.

Vanuit een door de Deputaten zeer gewenst centraal provinciaal Dienstencentrum zouden alle beroepskrachten al die werkzaamheden kunnen verrichten. Zo konden zij de hele provincie van dienst zijn. Voorts wilde het DMA samen met andere provinciale Deputaatschappen knelpunten in de samenleving inventariseren en daarop beleid ontwikkelen en uitvoeren.

‘Allereerst de gemeenteleden toerusten tot evangelisatiewerk’.

De werkzaamheden van het deputaatschap dienden dus te worden afgestemd op de veranderde toestanden in de Kerk en in de maatschappij. De vragen waren voor een groot deel anders dan vroeger. Pluraliteit, kerkverlating en dalende betrokkenheid waren vroeger bij wijze van spreken ondenkbaar. Dit alles had ook consequenties voor de missionaire inzet. Ook andere gebieden in de provincie dan die waar meestal functionarissen waren ingezet (de eerder genoemde zes sociaal-culturele projecten) hadden recht op meer structurele ondersteuning met betrekking tot het missionair werk.

Daarom moest iemand ingezet worden die ook provinciaal werkzaam kon zijn voor de nieuwe taken in het missionair werk. Vandaar dat ds. W. van Dommelen (*1946) per 1 april 1991 van Bellingwolde werd overgeplaatst naar Groningen als missionair predikant voor de Particuliere Synode Groningen. Deze predikant kon vanuit de stad de hele provincie bedienen.

Het logo van de Stichting ‘De Nieuwe Schans’ te Nieuwe Schans.

Al eerder hadden de Deputaten geconstateerd dat het van groot belang was allereerst de gemeente of de gemeenteleden toe te rusten tot het evangelisatiewerk; in de kerkorde werd immers gezegd dat de kerkenraad de gemeente diende op te wekken Jezus Christus in het midden der wereld met woord [‘Getuigenis’] en daad [‘Dienst’] te belijden? Ook was er werk aan de winkel ten aanzien van de eigen jeugd, ‘die het massaal liet afweten’.

11. Nieuwe taken.

Om het werk op een verantwoorde manier te kunnen aanvatten werd in 1992 besloten een inventarisatie van nieuwe taken op te stellen, waarbij drie elementen een rol speelden: (1) de doelstelling van het missionair werk; (2) welke middelen voorhanden waren en (3) hoe die middelen gebruikt konden worden om het doel te bereiken. De nieuwe methodieken werden ingezet bij de uitvoering van ‘Getuigenis en Dienst‘. Onze provincie, zo merkten de Deputaten in 1992 op, strekte zich grotendeels uit over het platteland; daar waren enkele centra: Finsterwolde, Delfzijl, Opende, Eenrum, enz. De meeste van deze projecten waren destijds voortgekomen uit het ‘oude’ gereformeerde evangelisatiewerk en waren bekend in onze kerken. Merkwaardiger was dat juist deze centra in stand waren gebleven en gekomen waren tot een nieuwe of vernieuwde aanpak van de uitvoering van de opdracht tot ‘getuigenis en dienst’.

Het laatste kantoor van de Ds. Th. Dellemanstichting, aan het H.W. Mesdagplein te Groningen.

In 1994 gaven de Deputaten in het rapport Leven van verhalen hun visie op het veranderingsproces in de maatschappij en in de kerken. De kerk kreeg steeds meer te maken met leegloop, onverschilligheid en ook geloofsverlegenheid. Waar kwamen al die veranderingen vandaan? Hoe moesten we dat proces van ontkerkelijking verstaan tegen wat zich in de volle breedte van de samenleving afspeelde? Men kon spreken van een trendbreuk in de zestiger en zeventiger jaren van de twintigste eeuw. ‘Er ontstond langzamerhand een multicultureel klimaat en tevens vond een mondialisering van onze cultuur plaats. Gebroken werd met alle vaststaande overtuigingen en ideologieën en er trad een individualisering van de maatschappij op.

Langzamerhand verloren de traditionele samenlevingsverbanden, ook de kerken, in een onomkeerbaar proces, hun functie. Hoe konden het verhaal van God en ons eigen levensverhaal elkaar raken? Hier pasten geen theorie, geen dode leer of uitgesleten woorden, maar persoonlijke ervaring. Verhalen van mensen, en ook bijbelverhalen, konden als eye-opener dienen, en als bemoediging. De Deputaten concludeerden: “We komen er niet met wat aanpassingen hier en daar, met een nieuwe structuur en met wat leuke dingen voor de mensen. En zeker niet met de oproep elkaar trouw te blijven. Trouw waaraan eigenlijk? Dat is precies het punt! Er is werkelijke vernieuwing nodig”. De particuliere synode besloot in 1995 dit zgn. Visierapport van de deputaten ter bespreking naar de plaatselijke kerken te sturen.

Het gebouw van ‘De Jeugdhaven’ te Usquert (foto: Ommelander Courant, met dank aan de heer G. Kuiper te Appingedam).

Vier aandachtsvelden.

In 1995 benoemde het Deputaatschap op grond van het rapport Leven van verhalen een viertal aandachtsvelden binnen het missionair werk. Ten eerste het bieden van informatie en geloofsoriëntatie. Ten tweede: in gesprek zijn met de cultuur. Ten derde: helend present zijn in dorp of wijk. En ten vierde missionaire vorming en toerusting van de gemeente. Vanuit die aandachtsvelden werd een groot aantal cursussen en gespreksavonden samengesteld en verzorgd, overal in de provincie. Met enige regelmaat bleek dat vooral de cursussen over New Age en Islam onbegrip wekten. Waarom en in hoeverre moesten wij kennis nemen van wat de New Age en de Islam geloven? “Als je het verhaal van God met mensen met een andere levensovertuiging wilt delen, is dialoog noodzakelijk, en moet je weten wat de ander beweegt”, zo repliceerden de deputaten.

12. ’t Schienvat afgebrand en opgebouwd.

’t Schienvat brandde op 2 januari 1997 tot de grond toe af…

Op 2 januari 1997 brandde het club- annex kerkgebouw ’t Schienvat te Finsterwolde af. Meteen begonnen besprekingen over het wel of niet herbouwen van het clubhuis. Maar ondertussen moesten de landelijke Deputaten Onderlinge Bijstand bezuinigen op ondersteuning aan allerlei projecten. Dat raakte ook de instellingen voor sociaal-cultureel werk in de provincie Groningen. Wilde men in de toekomst in aanmerking blijven komen voor financiële steun, dan zou het werk op ‘aansprekende en uitdagende wijze vernieuwd’ moeten worden. Daarom wilden de Deputaten Onderlinge Bijstand een gesprek hebben met de Particuliere Synode en met de classis Oost-Groningen over de nieuwe beleidsvisie op het sociaal-cultureel werk, onder meer in Finsterwolde. Uiteindelijk kon in 1997 besloten worden tot de herbouw van ’t Schienvat op dezelfde locatie. Doordat NEON bij ’t Schienvat introk (één van de vernieuwingen in het werk) was een uitbreiding van de oorspronkelijke bouwplannen nodig. De financiering daarvan kwam rond, en zo kon het nieuwe gebouw in het jaar 2000 geopend en in gebruik genomen worden.

Het nieuwe ‘Schienvat’.

13. De Commissie Regionale Projecten.

In 1995 besloot de Particuliere Synode de verantwoordelijkheid voor het sociaal-cultureel werk op termijn door te schuiven naar klassikaal niveau. Zo zouden de verschillende instellingen voor sociaal-cultureel werk een zaak van de betreffende classes worden. De Commissie Regionale Projecten werd gevormd, die dat proces in gang zette en begeleidde tot het gestelde doel bereikt was.

Toen de Commissie Regionale Projecten aan het werk was gegaan, achtte de Sectie Sociaal-Cultureel Werk begin 1996 de tijd gekomen zichzelf op te heffen. In 1999 verscheen het eindrapport van de Commissie Regionale Projecten. Geconcludeerd werd dat de instellingen zonder grote problemen konden worden overgedragen aan de classis waar ze thuishoorden. Ook de Commissie Regionale Projecten kon toen worden opgeheven.

14. Het Deputaatschap opgeheven.

Toen in 2004 de Protestantse Kerk in Nederland ontstond en De Gereformeerde Kerken in Nederland werden opgeheven, verdween ook de particuliere synode. Het werk van de Deputaatschappen werd voortgezet door het al eerder opgerichte Regionaal Diensten Centrum in Haren, waar gemeente-adviseurs de contacten met de kerken onderhielden en activiteiten verzorgden en/of stimuleerden, ook die inzake de Missionaire Arbeid.

Bronnen onder meer:

Acta van de Particuliere Synode Groningen van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Groningen, Groninger Archieven

Archief van de Particuliere Synode Groningen van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Groningen, Groninger Archieven

G.J. Kok, ‘Een geheel bijzonder arbeidsveld…’. De evangelisatiearbeid der Particuliere Synode Groningen van De Gereformeerde Kerken in Nederland (1878-2004). Groningen, 2010

J.A. Winter, Overzicht van de Handelingen der Part. Synode van Groningen over de jaren 1835-1944. Groningen, 1950

© 2021. GereformeerdeKerken.info