De Gereformeerde Kerk te Weesp (2)

2. De Doleantie te Weesp.

( < Naar deel 1 ) – Zoals we al eerder opmerkten ontstond in 1886 de Doleantie, de tweede uittocht uit de hervormde kerk. Veel hervormden waren het oneens met de vrijzinnige kerkelijke koers en met de almacht van de synode.

In dit boekje legde dr. A. Kuyper (1837-1920) uit hoe de Doleantie in Amsterdam tot stand gekomen was.

De kerkelijke koers was gericht op het zoveel mogelijk voorkómen van kerkelijke onrust, waardoor – kort door de bocht gezegd – de kerkelijke tucht tegen ‘vrijzinnige predikanten’ niet of nauwelijks werd toegepast als zij zich niet aan de gereformeerde belijdenisgeschriften van de kerk hielden.

Verder zat de Algemeene Synode in Den Haag aan het roer van de kerk, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten zeer beknot werd; men sprak al gauw van de ‘synodale hiërarchie’. Naar het oordeel van velen werd dit alles veroorzaakt doordat in 1816 het ‘Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk’ aan de kerk opgedrongen was, en de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde was afgeschaft.

De eerste uitgave van het Algemeen Reglement van 1816.

Zo werd in 1886 het merendeel van de Amsterdamse hervormde kerkenraad door de kerkelijke besturen geschorst, nadat hij – opnieuw kort door de bocht gezegd – zich verzet had tegen de vrijzinnigheid in de kerk en tegen de grote macht van de synode. De Dolerenden institueerden op 16 december dat jaar de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende).

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres (1887).

De aankondiging van het Gereformeerd Kerkelijk Congres te Amsterdam (De Heraut, 2 januari 1887).

Hoewel de Doleantie al in februari 1886 in Kootwijk begonnen was, trok de Amsterdamse kwestie uiteraard de meeste aandacht. De ‘benauwde Amsterdamse broederen’ organiseerden meteen het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’, een landelijke bijeenkomst, die van 11 tot en met 14 januari 1887 in Amsterdam gehouden werd en waar zo’n 1.500 afgevaardigden van hervormde kerkenraden vergaderden over wat hun te doen stond om de Doleantie ook elders in het land te bevorderen.

Dr. Abraham Kuyper (1837-1920).

Men kwam de congreszaal alleen binnen na het ondertekenen van een schriftelijke verklaring waarin men aangaf dat men ‘het ter hand nemen van de reformatie der [hervormde] kerk plichtmatig’ achtte. Behalve dat er toespraken gehouden werden door de leidende figuren in kerkelijk Amsterdam (zoals dr. A. Kuyper (1837-1920) en dr. F.L. Rutgers (1836-1917), werden ook zgn. Modellenboekjes gepubliceerd, waarin opgenomen waren ‘alle brieven die te schrijven zouden zijn’ om de Doleantie overal in het land op een correcte wijze te regelen.

Prof. dr. F.L. Rutgers (1836-1917).

Hoe het in Weesp ging.

Ook in Weesp waren hervormden die zich met de hervormde kerkelijke koers niet konden verenigen. Of er vanuit Weesp ook afgevaardigden van de hervormde kerkenraad of -gemeente aanwezig waren op het Gereformeerd Kerkelijk Congres is ons onbekend, omdat er geen presentielijst van die bijeenkomst bestaat. De Weesper broeders namen in elk geval contact op met een van de Amsterdamse Dolerende predikanten, ds. B. van Schelven (1847-1928). Hij adviseerde de broeders in Weesp vooralsnog eigen kerkdiensten te beleggen met Dolerende predikanten als voorgangers. De bijeenkomsten werden echter slechts door weinigen bijgewoond en uiteindelijk waren er te weinig toehoorders om er nog mee door te gaan. Vermoedelijk zagen veel hervormden de noodzaak er niet van in. De kerkenraad en de predikanten, ds. A.H. de Kerck (1842-1917) en ds. J.G. Steenbeek, waren toch orthodox?

De hervormde predikant ds. A.H. de Klerck (1842-1917).

Toen de Dolerende kerkdiensten in Weesp gestopt waren zochten de Dolerende Weesper broeders hun kerkelijk heil in Bussum. Daar was op 25 juli 1887 een ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende)‘ geïnstitueerd. De Dolerenden in Bussum inspireerden hun geestverwanten te Weesp tot het hervatten van de eigen  kerkdiensten. In 1889 begon men weer, aanvankelijk bij leden thuis, met het houden van geregelde diensten, en toen de noodzaak daarvoor duidelijk werd – de belangstelling groeide – huurde men in juli 1890 een zaaltje waar men in het vervolg bijeenkwam.

Verzoek aan de kerkenraad.

Daar kon het volgens de broeders echter niet bij blijven. Op advies van ds. Van Schelven besloot men om half juli een vergadering te houden voor alle leden van de hervormde gemeente. Men besloot – geheel in overeenstemming met de aanbevelingen van het Gereformeerd Kerkelijk Congres – de hervormde kerkenraad te vragen ‘de reformatie der [hervormde] kerk ter hand te nemen’ door voor de gehele gemeente het Algemeen Reglement voor het Bestuur van de Hervormde Kerk af te schaffen ‘en wederom kracht en geldigheid te verlenen aan de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde’ van 1618-1619. Daarmee zou de hervormde gemeente zich hebben vrijgemaakt van de synodale hiërarchie.  Het schrijven werd op 14 september 1890 verzonden en was ondertekend door de broeders A. Vree, C. Kuyper en P. Ridder.

De ‘Dolerende Kerk’ geïnstitueerd (1891).

Ds. B. van Schelven (1847-1928).

De kerkenraad reageerde echter afwijzend op het verzoek. Dat was voor de drie briefschrijvers aanleiding om op 18 december 1890 opnieuw te vergaderen, nu in een zaaltje in de Jan Gortersteeg. Ook daar was ds. Van Schelven weer aanwezig. Niet op eigen gezag, maar benoemd door de Dolerende classis Amsterdam, die hem had aangesteld tot consulent van de ‘ontkomene kerken’.

In het lokaal werden door de aanwezige belangstellenden ambtsdragers  gekozen, die op 7 mei 1891 door ds. Van Schelven in het ambt bevestigd werden. Daarmee was de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Weesp een feit. Direct na de kerkdienst besloot de kerkenraad Mededeling van Doleantie te versturen aan de koning (het hoofd van de hervormde kerk), aan de burgemeester van de gemeente Weesp en aan de kerkvoogden van de plaatselijke hervormde gemeente.

‘De Heraut’, 17 mei 1891.

De kerkdiensten werden vanaf 1891 tot 1894 gehouden in een lokaal aan de Nieuwstad dat echter niet groot genoeg was om er ook vergaderingen te houden. Vandaar dat de kerkenraad zijn vergaderingen hield bij de kerkenraadsleden aan huis. Maar in 1894 werd de huur van het lokaal opgezegd, zodat een ander onderkomen gezocht moest worden. Men vond dat in een pakhuis in de Middenstraat op de hoek van de Claes Dellsteeg (tegenwoordig Middenstraat 119), dat men kocht en verbouwde tot kerk. Op 29 april 1894 kon deze kerkruimte in gebruik genomen worden.

In de Middenstraat 119 vonden de Dolerenden een kerkruimte, die op 29 april 1894 in gebruik genomen werd.

De Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ (1891).

Vrij vlot na de instituering werd door de Dolerende kerkenraad ook in Weesp, daarmee het landelijk voorbeeld volgend, de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ opgericht, en wel op advies van het Gereformeerd Kerkelijk Congres (in januari 1887). Door de toenmalige wettelijke regelingen konden Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende) geen rechtspersoonlijkheid verkrijgen; een vereniging wél. De Kerkelijke Kas had ten doel het namens de kerkenraad beheren van de kerkelijke goederen en namens de kerkenraad al díe handelingen te verrichten waarbij rechtspersoonlijkheid nodig was. De Weesper vereniging vroeg uiteraard koninklijke goedkeuring aan, die op 18 september 1891 verleend werd. De Kerkelijke Kas bestond tot 1901, toen ze werd omgezet in de Commissie van Beheer.

Ds. W. Goedhuijs (van 1900 tot 1916).

De kerkenraad van de jonge Nederduitsche Gereformeerde Kerk nam na verloop van tijd het beroepingswerk ter hand. Na enkele vergeefse beroepen op andere predikanten nam ds. W. Goedhuijs (1866-1944) van Oostburg het beroep aan en deed op 11 november 1900 intrede. Hij was zestien jaar aan de Dolerende Kerk van Weesp verbonden. Van hem is geen foto bekend.

In deze periode trachtten de Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Dolerende Kerk nader tot elkaar te komen, daarbij het landelijk voorbeeld volgend, toen in 1892 in Amsterdam ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’ ontstaan waren door de vereniging van beide kerken. In Weesp waren nu twee gereformeerde predikanten: ds. Goedhuijs diende dus de Dolerende Kerk B, terwijl ds. J.P. Tazelaar (1862-1936) nog steeds predikant was bij de Gereformeerde Kerk A.

Ds. J.P. Tazelaar (1862-1936) was van 1886 tot 1927 (christelijk) gereformeerd predikant te Weesp.

Wat precies de oorzaken waren van het feit dat het in Weesp 25 jaar duurde – tot 1917 – voordat ook de plaatselijke Gereformeerde Kerk een eenheid werd, is ons niet bekend. Waren er misschien bij deze of gene gemeenteleden bezwaren ingebracht tegen het samengaan van beide kerken? Vast wel. Ook landelijk waren die er.

Ds. F.P. L.C. van Lingen (1832-1913) uit Zetten had bezwaren tegen de ‘Vereniging’ van de Christelijke Gereformeerde Kerk met de kerk van de Dolerenden.

Dat was in 1892 voor twee Christelijke Gereformeerde predikanten (ds. F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) van Zetten en ds. J. Wisse Czn. (1843-1921) van Den Haag nog aanleiding geweest in een bezwaarschrift aan hun synode te vragen de onderhandelingen met de Dolerenden te stoppen. Ze wilden ‘blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd’. Ook in Weesp zullen er ‘bezwaarden’ zijn geweest, maar vast niet veel, want er werd in Weesp nooit een ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Gemeente gesticht.

3. “De Gereformeerde Kerk te Weesp” (1917).

Al vrij snel na de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk traden de Weesper kerkenraad van de Dolerende Kerk en die van de Christelijke Gereformeerde Gemeente dus met elkaar in overleg om te zien of toenadering of zelfs ineensmelting mogelijk was. De landelijke plannen om de beide kerkgenootschappen te verenigen waren al ver gevorderd, en het zou er, zo dachten de broeders, ook in Weesp van moeten komen. Die landelijke Vereniging kwam er op 17 juni 1892 inderdaad. Zoals al opgemerkt heette de Dolerende Kerk sindsdien ‘Gereformeerde Kerk te Weesp B’. De onderhandelingen met Kerk A brachten onder meer voort dat afgesproken werd gezamenlijke ‘weekdiensten’ te houden. Kerkdiensten door de week waren in die tijd gewoon. Maar een gedeelte van de Weesper Dolerenden vond dat maar niks.

Mogelijk was ook het feit dat er twee predikanten waren een belemmering om tot eenheid te komen. Hoe dan ook, toen ds. Goedhuijs in 1916 een beroep kreeg van de Gereformeerde Kerk in het Friese Jutrijp-Hommerts, nam hij dat aan en nam op 5 november 1916 afscheid van zijn gemeente in Weesp. En al in januari 1917 lag een compleet uitgewerkt ‘Besluit voor de plaatselijke Ineensmelting van Kerk A en Kerk B’ bij de leden van beide gemeenten op de mat. Met andere woorden: nog tijdens het predikantschap van ds. Goedhuijs zal men daarmee al bezig geweest zijn.

Nadat op 14 maart 1917 de ‘ineensmelting’ officieel een feit was (doordat de classis met het kerkenraadsbesluit instemde) werd de dag daarop onder leiding van ds. Tazelaar een gezamenlijke dankdienst gehouden in de kerk aan de Hoogstraat.

‘De Bazuin’, 30 maart 1917.

De kerkenraadsvergaderingen.

Kort na de ineensmelting van 1917 besloten de diakenen – met goedvinden van de kerkenraad – ook in eigen kring te gaan vergaderen, zodat het diaconale werk met kracht kon worden aangepakt. In februari 1919 besloot de kerkenraad in het vervolg de tuchtgevallen te behandelen in de ‘kerkenraad in smal verband‘, dus zonder de diakenen. Gezamenlijke vergaderden van ouderlingen en diakenen hield men in het vervolg vier maal per jaar. Vandaar dat voor de vergaderingen van de brede kerkenraad een nieuw notulenboek werd aangelegd. De smalle kerkenraad schreef ze verder in het oude notulenboek.  Dat bleef bijna een halve eeuw, tot 1960, de gewoonte.

Ds. Tazelaar neemt afscheid (1927).

“Hoe hij zijn Weesper gemeente ds. Tazelaar op het hart heeft gedragen, komt wel treffend uit in den ‘laatsten heilgroet, dien hij kort voor zijn dood nog aan haar heeft gericht. Zij luidt aldus:

‘Geliefde broeders en zusters,

Met ootmoedigen dank aan den Heere, Die ons te zamen zoo overvloedig en zoo lang gezegend heeft; en met innigen dankerkentenis voor Uw steeds onverminderde liefde en hartelijke toewijding, zelfs tot het graf toe, ons betoond, doe ik U allen mijn laatsten heilgroet toekomen; met de bede, dat de Heere, de God des Verbonds, de Kerk van Weesp voortdurend bevestige en bouwe, en zoowel ouden als jongen met Zijn heil versiere. Tot eere van Zijn Naam en tot zegen van heel de omgeving, waarin Hij u steeds meer stelle tot een helder schijnend licht. Moge de eenige troost in leven en sterven, waarover wij zoo dikwijls met U, onder gebeden en lofzangen, mochten handelen, U rijkelijk  door ’s Heeren Geest worden verleend. U met al de Uwen, elk in zijn ambt en roeping, Gode en Zijn genade aanbevelend. 1 Petrus 5 vers 10 en 11.

                                                                                  (w.g. J.P. Tazelaar)’

Na hem kwamen achtereenvolgens meerdere andere gereformeerde predikanten naar Weesp.

Een nieuwe kerk (1929).

De Gereformeerde Kerk te Weesp groeide ondertussen gewoon door, zodat het kerkgebouw in de Hoogstraat te klein werd. Daarom besloot men in 1918 de kerk te vergroten. De Dolerenden hadden hun kerkgebouw in de Middenstraat, zodat de kerkdiensten nog in twee gebouwen gehouden werden. Toch bleek niet lang daarna dat de kerk in de Hoogstraat eigenlijk moest worden afgebroken – de bouwkundige toestand was inmiddels niet om over naar huis te schrijven – om plaats te maken voor nieuwbouw. In 1919 werden de eerste gesprekken daarover gehouden en twee jaar later werd een bouwcommissie in het leven geroepen.

In hotel ‘De Roskam’ werden tijdens de bouw van de nieuwe kerk de gereformeerde kerkdiensten gehouden.

De bedoeling was in de Hoogstraat een grotere kerk te bouwen op dezelfde plaats als het oude kerkgebouw. Daarvoor kocht men achter de pastorie (naast de kerk) een extra stuk grond. De bekende gereformeerde Groninger kerkarchitect Egbert Reitsma (1892-1976) werd aangezocht om de tekeningen te maken.  Op 26 februari 1928 werd de eerste spade in de grond gestoken, terwijl de gemeenteleden hun diensten intussen hielden in de grote zaal van Hotel ‘De Roskam’ aan het Buitenveer.

De nieuwe gereformeerde kerk aan de Hoogstraat (links ervan de pastorie).

Het werd een buitengewoon bijzonder kerkgebouw. K. van der Ploeg schreef: “De kerkzaal was op ingenieuze wijze tot een centraliserende ruimte gemaakt, waarin het waaiervormige bankenplan zich moeiteloos voegde. Vanaf de korte zijden weken de muren schuin naar buiten uit, maar het daarop rustende dak werd sprongsgewijs een aantal keren breder en hoger. Dit resulteerde in een soort van telescopisch effect, dat ook inwendig sterk sprak door de steeds bredere en hogere paraboolbogen, waartussen stroken kleurig glas-in-lood waren gevat”. Op 25 april 1929 werd de prachtige kerk in gebruik genomen. Ds. W.A. Wiersinga (1897-1980) had daarbij de leiding.

Ds. W.A. Wiersinga (1897-1980) was van 1927 tot 1932 gereformeerd predikant in Weesp.

Ook de naast de kerk staande pastorie was (en is nog steeds) een zeer opmerkelijk gebouw met een bijzonder dak dat gedekt is met leien. De muren zijn van paars-rode mondsteen. Deze steen is ook gebruikt voor de achtervleugel in de Middenstraat, waar de dienstgebouwen gevestigd waren. Natuurlijk kwam er ook een orgel. Dit werd gebouwd door de bekende orgelfirma Valckx en Van Kouteren te Rotterdam.

  • De verdere geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Weesp bespreken we in snelle vogelvlucht.

Iets over het verenigingsleven.

De vroegere gereformeerde pastorie te Weesp.

In Weesp floreerde ook lange tijd het verenigingsleven. Wat het jeugdwerk betreft waren er een Knapenvereniging onder de naam ‘Timotheüs’ (voor jongens van 13 tot en met 16 jaar), een gereformeerde Jongelingsvereniging (JV) ‘Prediker XII : 1a en een Meisjesvereniging (MV) Maranatha. De JV en de MV – beide voor jongeren vanaf 16 à 17 jaar – vergaderden zoals gewoonlijk ook in Weesp apart, maar in het seizoenen 1950-1951 en 1951-1952 vergaderden ze gezamenlijk. Dit liep uit op een fusie, die in 1952 plaatsvond. In 1957 kreeg de vereniging een nieuwe naam: de Gereformeerde Jeugdvereniging BIOS (‘Bijbelstudie Is Ons Streven’) met vergaderingen op de dinsdagavond. Anderen vergaderden echter liever op zondag; voor hen werd BIOS-z opgericht. Maar BIOS-d hield in 1966 op te bestaan, zodat BIOS-z verder ging als gewoon BIOS. Later werd BIOS een protestantse vereniging door samenwerking met de hervormden. BIOS bleef overeind tot 1993.

Het interieur van de nieuwe gereformeerde kerk.

Ondertussen was eind jaren ’70 de Knapenvereniging Timotheüs al opgeheven. Maar het werk voor jongens van 13 tot en met 16 jaar werd enkele jaren later toch gemist, zodat men op 21 juni 1981 de Jongeren BIOS oprichtte. Voor zover de corona-maatregelen het toelaten heeft de jeugd van de Protestantse Gemeente Weesp Driemond nog steeds haar bijeenkomsten in het BIOS-gebouw.

Ook kende de Gereformeerde Kerk van Weesp onder meer een Mannenvereniging onder de naam Ds. J.P. Tazelaar en een Vrouwenvereniging onder de naam ‘Wij belijden’.

De kerk in de as gelegd (1968) en sober herbouwd (1969).

De kerk in de as gelegd (foto Weesper Nieuws).

In 1968 trof een ramp de Gereformeerde Kerk te Weesp. Bij een brand in het centrum van de stad werd ook de gereformeerde kerk aan de Hoogstraat voor een groot deel in de as gelegd. Daarbij bleven gelukkig de dienstgebouwen aan de Middenstraat en de pastorie naast de kerk gespaard. Van de kerk was de voorgevel met het driedelige portaal blijven staan. Het bovenste deel van de voorgevel werd alsnog afgebroken en het onderste deel werd opgenomen in een zeer sobere herbouw van de kerk met een plat dak. Op 22 december 1969 kon de – volgens plannen van architect C.J. Baart – herbouwde kerk weer in gebruik genomen worden.

De tweede kerk: Hogewey (1970-2006).

Het kerkelijk centrum Hogewey (foto: Andre van Dijk).

Op grond van een sociologisch onderzoek leek het nodig een tweede kerk te bouwen. Daartoe werd in 1969 daadwerkelijk besloten. De locatie was in het Weesper uitbreidingsplan Weesp Noord West. Ir. J. Plas maakte de plannen voor het Kerkcentrum Hogewey aan de Waarschapsstraat 3.

Een van de ramen van het kerkcentrum Hogewey (foto: Reliwiki, JvN).

De kerk aan de Hoogstraat buiten gebruik gesteld (1988).

De groei van de Gereformeerde Kerk te Weesp bleek toch niet overeenkomstig de verwachtingen van het sociologisch onderzoek. Vandaar dat in de jaren ’80 duidelijk werd dat twee kerkgebouwen niet meer nodig waren. Besloten werd toen het ‘nieuwe’ kerkelijk centrum Hogewey aan te houden en de kerk aan de Hoogstraat af te stoten.

Het dienstgebouw aan de Middenstraat.

De herbouwde kerk en de bijbehorende pastorie aan de Hoogstraat werden in 1988 verkocht (buiten de koop viel de grote zaal aan de achterkant van de kerk, gelegen en toegankelijk aan de Middenstraat; die zaal werd tot 1995 onder meer als BIOS-zaal gebruikt voor het jeugdwerk van de kerk). Na jarenlange leegstand van de kerk volgde alsnog sloop in de jaren 90, waarna ter plaatse woningen zijn gebouwd. De pastorie bleef staan.

Protestantse Gemeente te Weesp en Driemond (2006).

De samenwerking tussen de Gereformeerde Kerk, de Evangelisch Lutherse Gemeente en de Hervormde Gemeente te Weesp was in 1998 zover gevorderd dat op zondag 6 september dat jaar officieel uitgesproken werd dat men de intentie had om tot een federatie te komen. Om een en ander te regelen werd een Samenwerkingscommissie benoemd. Op donderdag 28 oktober 2004 spraken de drie kerkenraden af dat na de kerkenfusie tot Protestantse Gemeente de kerkdiensten uitsluitend in de Grote- of Laurenskerk zouden worden gehouden. De Akte van Fusie tussen de drie kerken werd op zondag 14 mei 2006 getekend, waarmee de Protestantse Gemeente te Weesp en Driemond een feit was.

Een van de ramen van het kerkcentrum Hogewey (foto: Reliwiki, JvN).

Het kerkcentrum Hogewey gesloten (2006).

Dat betekende dus het eind voor het Kerkcentrum Hogewey, waar op 19 november 2006  de laatste kerkdienst gehouden werd. Nog hetzelfde jaar werd het kerkcentrum met de bijbehorende woning verkocht aan een Beheersmaatschappij te Uitgeest. In januari 2007 werden de gebouwen aan de koper overgedragen. De kerk werd niet lang daarna afgebroken.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Weesp.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk (A en B) te Weesp (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

F.L. Bos, Archiefstukken betreffende de Afscheiding van 1834. Deel 3. Kampen, 1942

M. Bakker-Haas e.a., Inventaris van het archief van de Gereformeerde Kerk te Weesp. Weesp, GAW

De Bazuin, uitgegeven ten dienste van de Theologische School te Kampen. Kampen, div. Jrg.

A. Bel e.a., (red.), Predikanten en oefenaars. Deel 3. Houten, 1996

J. Bruin e.a., 125 jaar Gereformeerde Kerk Weesp 1861-1986. Weesp, 1986

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

De Heraut voor de Gereformeerde Kerken in Nederland. Amsterdam, div. jrg.

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

C. Smits, De Afscheiding van 1834. Vijfde deel. Documenten archief ds. H.P. Scholte (vervolg). Dordrecht, 1982

© 2021. GereformeerdeKerken.info