Ds. A. van der Sluijs (van 1897 tot 1899).
( < Naar deel 1 ) – Slechts korte tijd was ds. A. van der Sluijs (1848-1906) uit Enkhuizen aan de kerk van Baarn verbonden. Zijn gezondheid liet hem in de steek, zodat hij eind 1898 emeritaat moest aanvragen, hetgeen hem per 8 januari 1899 werd verleend.
Ds. W.H. Gispen jr. (van 1899 tot 1906).
Vandaar dat de kerkenraad het beroepingswerk ter hand nam en ds. W.H. Gispen jr. (1871-1934) van Breukelen het op hem uitgebrachte beroep aannam. Op 4 juni 1899 deed hij intrede in Baarn.
“Met zijn grote gaven van verstand en hart is hij met rijke zegen in zijn gemeenten werkzaam geweest. Hij was zeer bemind om zijn preeken, die een eigen karakter droegen, waarin hij de Schrift opende en tevens afdaalde tot het zwakke, het neergebogene. (…) Voor zichzelf had hij vaak een moeilijk leven. Achter de humor, die hij van zijn vader had, was dikwijls diepe smart verborgen”.
De kerk vergroot (1904).
De Gereformeerde Kerk te Baarn groeide zozeer dat men in 1903 besloot het kerkgebouw aan de Oude Utrechtseweg uit te breiden. Hoewel aannemer Koekoek de klus voor fl. 7.000 wilde klaren gaf de kerkenraad de voorkeur aan een duurder ontwerp.
Het plan van de bekende gereformeerde kerkarchitect Tjeerd Kuipers (1857-1942) kostte namelijk fl. 10.700. De kerk werd deels afgebroken en aan de achterkant werd een nieuw gedeelte aangebouwd, waarin ook een consistorie en een kerkenraadskamer waren opgenomen. De kerkdiensten werden zolang gehouden in de grote zaal van Hotel te La Promenade. Op 30 oktober 1904 werd het vergrote bedehuis opnieuw in gebruik genomen.
Bijna twee jaar later, op 14 oktober 1906, nam ds. Gispen afscheid en vertrok naar de kerk van Zwolle.
Ds. H.A. van Andel (van 1908 tot 1911).
Ruim een jaar lang was de kerk van Baarn vacant, maar na vijf vergeefse beroepen op andere predikanten deed de opvolger van ds. Gispen op 19 januari 1908 intrede. Het was ds. H.A. van Andel (1875-1945) van Zuidland.
Het jeugdwerk.
Ook in deze tijd beschikte de kerk van Baarn uiteraard over jeugdverenigingen, wat de kerkenraad van het grootste belang vond. Daar konden de jonge gemeenteleden immers voorbereid worden op hun toekomstige taak binnen de Gereformeerde Kerk! Hoe leerden de jongens van 16 jaar en ouder niet discussiëren op de Jongelingsvereniging (JV) Spreuken 9 : 10a! Hoeveel leerden de meisjes van 16 jaar en ouder over hun taken in kerk en (vooral) gezin tijdens de vergaderingen van de Meisjesvereniging (MV) Onderhoudt Mijne geboden en leeft!
Ook de jongere kinderen mochten niet vergeten worden, want zij werden voorbereid op hun arbeid in de JV of de MV. Daarom was er een Gereformeerde Knapenvereniging De jonge Samuel en een Jongemeisjesvereniging Dat ons lichtje schijne. Ook het werk van de Gereformeerde Jongedochtersvereniging Martha mag niet onvermeld blijven: deze meisjes hielpen de diaconie met het maken van kleding voor de bedeelden in de gemeente. Met Kerst werden de kledingstukken uitgedeeld.
De jongens en de meisjes bestudeerden – al naar gelang de leeftijd het toestond – de Bijbelse- en de Kerkgeschiedenis en discussieerden over maatschappelijke en politieke onderwerpen (bij die laatste kwam natuurlijk vooral de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij ter sprake (veel later onderdeel van het CDA). Om de beurt moesten ze een ‘inleiding’ (een opstel) maken over een van tevoren opgegeven onderwerp en dat tijdens de vergadering voorlezen, waarna men daarover in groepsverband discussieerde.
Ruim drie jaar na zijn intrede, op 14 mei 1911, nam de predikant afscheid wegens vertrek naar Indië, omdat hij was benoemd tot missionair predikant. Hij vestigde zich in december 1912 in Surakarta, maar tevoren rondde hij zijn promotie af door het verdedigen van het proefschrift “De Zendingsleer van Gisbertus Voetius”.
Ds. J.G. Meynen (van 1911 tot 1935).
Op 3 september 1911 deed ds. J.G. Meynen (1870-1935) van Vlaardingen intrede in Baarn. Hij zou bijna vijfentwintig jaar aan de kerk verbonden blijven.
In 1920 besprak de kerkenraad de instelling van de tweede predikantsplaats, omdat de gemeente flink doorgroeide. De geestelijke verzorging van de gemeente leek voor één predikant moeilijk te behappen. De kosten van een tweede predikant waren vooralsnog echter het probleem, zodat aanvankelijk alleen extra ouderlingen werden aangesteld om het broodnodige huisbezoek te doen. Om de tweede predikantsplaats te realiseren was het nodig de kerkelijke bijdragen met zo’n dertig procent op te schroeven. De kerkenraad liet niet na daarop uitvoerig te wijzen.
In 1920 richtte ds. Meynen een Evangelisatiemeisjesvereniging op, die meteen al veertig leden telde. De meisjes waren vrijwel allemaal van gereformeerden huize, maar zij dienden als ‘lokmiddel’ om buitenkerkelijken naar de club te leiden. Want daar was ‘lokstof’ genoeg: er werden immers verhalen verteld, er werd gezongen, geknutseld en gehandwerkt, en dat was best leuk! ‘Ons doel is goeden invloed te oefenen’ was de naam van de vereniging, die voor het gemak afgekort werd tot ODIGITO.
Een kerkscheuring in Baarn (1926).
In 1926 ontstond in de Gereformeerde Kerken een kerkscheuring, veroorzaakt door de aanklacht van een Amsterdams gemeentelid, H. Marinus, tegen zijn predikant, dr. J.G. Geelkerken (1879-1960). Op 23 maart 1924 had deze in een preek in het midden gelaten of ‘de bomen en de sprekende slang in het paradijsverhaal’ in het Bijbelboek Genesis ‘zintuiglijk waarneembaar’ waren geweest. Na een lange (met veel publiciteit omgeven) procedure werd de predikant door de Synode van Assen (1926) uiteindelijk geschorst en afgezet, want naar het oordeel van de synode diende de letterlijke tekst van het Bijbelse paradijsverhaal te worden aangehouden en op de kansels geleerd. Ds. Geelkerken en een aantal andere predikanten stichtten de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband), een kerkgenootschap met een aantal plaatselijke gemeenten en met maximaal in totaal ongeveer 7.000 leden.
Ook in Baarn waren gereformeerden die zich niet konden verenigen met de uitspraak van de synode en zich daarom achter ds. Geelkerken stelden. Drie van de ‘bezwaarden’ werden door de kerkenraad zelfs onder censuur geplaatst vanwege hun volhardende afwijkende mening. Vijfentwintig anderen protesteerden daartegen middels een schrijven aan de kerkenraad. Een van de gecensureerde broeders kon zijn kind niet laten dopen vanwege de censuur. Ouderling L. Onvlee (een van de gecensureerde ‘bezwaarden’) stelde voor dat de kerkenraad spijt zou betuigen over zijn ‘zondige’ houding en zou verklaren het oneens te zijn met de behandeling van dr. Geelkerken. Drieëntwintig bezwaarde gemeenteleden verzochten de kerkenraad nogmaals de Asser besluiten te verwerpen. De kerkenraad ging daar niet op in.
De ‘bezwaarden’ traden vervolgens in contact met ds. E.L. Smelik (1900-1985) van Tienhoven, die op 26 september 1926 als predikant was afgezet vanwege zijn verzet tegen de synodebesluiten. De Baarnse ‘bezwaarden’ verzochten hem naar Baarn over te komen om ook daar een Hersteld Verband-kerk te institueren. Op 28 november 1926 kwam de predikant inderdaad naar Baarn om de gekozen ambtsdragers in het ambt te bevestigen. Men kwam daartoe bijeen in het gebouw van het Baarns Mannenkoor aan de Eemstraat 10. Op 13 februari 1927 betrokken de Hersteld Verbanders een eigen kerkgebouw in de Korte Schoolstraat en op 1 april 1928 kreeg de gemeente een eigen predikant in de persoon van ds. C. Vermaat (1874-1960). De gemeente had ongeveer 90 leden. In 1946 verenigden de Hersteld Verbanders zich met de Hervormde Kerk.
De tweede predikantsplaats ingesteld (1931).
Toen in oktober 1929 de Beurskrach op Wall Street in New York plaatsvond werd de wereld in een grote economische crisis geworpen, die werkloosheid en armoede met zich mee sleepte. Daardoor raakten ook de financiën van nogal wat kerken in zwaar weer. Zeker als een tweede predikant beroepen moest worden. Tegen 1930 telde de kerk van Baarn zo’n 1.350 leden, dus stelde de kerkenraad voor eerst maar een hulpprediker te benoemen (dat was goedkoper). Maar de gemeenteleden vonden het toch beter meteen een tweede predikant te beroepen. Daarvoor moest een financiële actie gehouden worden. Deze verliep naar wens.
Ds. W. Seinen (van 1931 tot 1947).
Zo kon op 14 juni 1931 ds. W. Seinen (1894-1964) van IJmuiden intrede doen in Baarn. 134 manslidmaten deden aan de stemming mee. De tweede predikant was een feit!
Aan de Eliaslaan 9a werd een grote villa gehuurd, die als pastorie dienst zou doen. Ds. Seinen kreeg een jaartraktement van fl. 4.000.
De predikant zette zich meteen in voor de evangelisatiearbeid. Zo wilde hij graag een zangkoor dat door het zingen van liederen steun verleende bij de straatprediking. Dominee had al een lijstje van geschikte personen opgesteld; zij zouden bezoek krijgen. Daarbij had hij ook de jongens en meisjes op het oog: “Als jullie je niet komen melden, dan ga ik persoonlijk bij jullie langs en zullen we samen wel eens een hartig woordje spreken”. Wow! Het zangkoor kwam er natuurlijk en deed decennia lang dienst. Daarbij had de predikant veel plezier van ‘de zeer gewaardeerde auto’ van br. Hornsveld, van waaraf hij de verzamelde heilsbegerige menigte toesprak.
Een tweede ‘preekplaats’ (1932).
Ondertussen zat de kerk aan de Oude Utrechtseweg elke zondag bomvol. Daarom achtte de kerkenraad het noodzakelijk een tweede locatie te huren waar diensten gehouden konden worden. Men kwam terecht in het gebouw van het Baarns Mannenkoor aan de Eemstraat 10 (daar hadden de Hersteld Verbanders – zoals we zagen – ook even gekerkt). Er werden alleen ’s ochtends kerkdiensten gehouden en niet ’s middags, ‘omdat’ – zo schreef ds. Seinen – ‘de Gereformeerde Kerk van Baarn dan ontrouw is’. Men legde er namelijk regelmatig de nadruk op dat, als iedereen ’s zondags twee maal ter kerke toog, beide preekplaatsen zondag aan zondag vol zouden zitten. De kerkenraad vond dat gemeenteleden zich nooit moesten kunnen verschuilen achter de smoes ‘plaatsgebrek’. Want, schreef de kerkenraad, ‘sommige jongelui komen graag wat aan de late kant, kijken de kerk eens rond, zien niet gauw genoeg een plaats om te zitten en gaan er zoo gemakkelijk weer uit, want ‘je kunt er toch niet meer in’.”
Ds. Meynen overleden (1935).
Dat er een tweede predikant aan de kerk van Baarn verbonden werd, was ook voor ds. Meynen een opluchting, vooral toen hij in 1934 ziek werd en eerst een half jaar, maar daarna langer ziekteverlof kreeg en dat verlof doorbracht aan de kusten van Noordwijk. Maar zijn ziekte sleepte hem ten grave: op 25 februari 1935 overleed de predikant.
Kerk in de school (1937).
Op de hoek van de Laanstraat en de Teding van Berkhoutstraat stond de School met den Bijbel. Een robuust en stevig geconstrueerd gebouw met veel ruimte, die overigens lang niet allemaal nodig was en verhuurd zou kunnen worden. De kerkenraad kocht het gebouw. Van de benedenverdieping werd een ‘pijpenla’ gemaakt door een aantal muren van klaslokalen weg te breken. Het kwam goed uit dat de school te koop stond (deze werd elders ondergebracht in een nieuw gebouw). In deze ‘Laanstraatkerk’ konden 230 kerkgangers een zitplaats vinden. Overigens waren er gemeenteleden die het onjuist vonden de gemeente in tweeën te delen en daarom hun kerkelijke bijdrage voor het bouwfonds opschortten.
Het gebouw was zoals gezegd bijzonder geschikt om deels verhuurd te worden, zodat er inkomsten waren. Deze waren ook nodig om de wens te realiseren weer een tweede predikant te beroepen na het overlijden van ds. Meynen. Vooralsnog moest men zich echter tevreden stellen met het voorgaan van classispredikanten of anderen.
‘Dominee Seinen kan het alleen wel af’.
Merkwaardigerwijs ontstond op de gemeentevergadering van oktober 1937 grote consternatie toen de kerkenraad meedeelde een tweede predikant te willen beroepen. “Dominee Seinen kan het wel alleen af”, werd er geroepen, “de kerkenraad wil de tweede predikant er doordrukken”, riep een ander. Dus legde de kerkenraad opnieuw uit dat de gemeente te groot was voor één predikant en dat bovendien veel ouden van dagen smachtten naar bezoek van een predikant, en ook het evangelisatiewerk had veel aandacht nodig. Bovendien ‘kan alleen de Raad beoordelen of een tweede predikant nodig is omdat hij huisbezoeken verricht en daardoor van de staat van de gemeente op de hoogte is’. Vooralsnog organiseerde de kerkenraad even geen gemeentevergaderingen meer…
Ds. J. Bos (van 1938 tot 1946).
In juli 1938 bracht de kerkenraad een beroep uit op ds. J. Bos (1900-1976) van Rijssen. Honderdvierenvijftig manslidmaten brachten hun stem uit (zo’n twintig meer dan de vorige keer terwijl het ledental ongeveer hetzelfde was), al meldde het ‘neutrale’ Baarns Nieuwsblad dat veel van de leden thuisgebleven waren, wat niet waar was en vermoedelijk ingefluisterd was door een tegenstander van ‘een tweede predikant’. Ds. Bos nam het beroep in elk geval aan en deed op 17 november 1938 intrede, na op de 13de bevestigd te zijn. Hij en zijn gezin namen hun intrek in de villa/pastorie aan de Eemnesserweg 48.
Toen het leger in paraatheid gebracht werd omdat de Duitsers aan hun opmars in Europa begonnen waren, werd ds. Bos plotseling als legerpredikant opgeroepen. Hij sprak zijn blijdschap uit over het feit dat de regering ‘zélf meer dan honderd dienaren des Woords heeft aangesteld om de geestelijke en zedelijke belangen van soldaten en officieren te behartigen’. Hij verkeerde als legerpredikant in een rooms-katholieke omgeving en nam de gelegenheid met graagte te baat er evangelisatie te bedrijven. Later werd door een collega-veldprediker met de kerkenraad geregeld dat soldaten die in de buurt van Baarn gelegerd waren daar de catechisaties konden volgen, waarvoor kandidaat J.H. Slager (1900-1990) van 1 oktober 1939 tot 1 september 1940 hulpdiensten verleende (daarna vertrok hij naar de kerk van Velp).
In Baarn teruggekeerd – na zijn legerpredikantschap – verklaarde ds. Bos ingenomen te zijn met het contact dat hij gedurende zijn werk als legerpredikant had gehad met predikanten van andere kerken. Maar voor veel van de protestantse soldaten kon hij weinig bewondering opbrengen. Niet meer dan één vijfde van de gereformeerde soldaten had een bijbel bij zich! Voor Bijbellezingen bestond bij slechts drie soldaten belangstelling. Hij meende – na met waardering geschreven te hebben over de opzet en werking van de jeugdverenigingen voor de oorlog: “We zijn het echte gereformeerde leven kwijtgeraakt, dat in de gezinnen moet worden gekweekt en gebouwd. (…) Het hart moet er bij! De beginselen moeten worden beleefd, anders zijn ze ons tot een bespotting”. Duidelijke woorden…
Catechisanten en de tucht…
Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land binnen. De Tweede Wereldoorlog was begonnen. Verduistering van wegverlichting, woningen en andere gebouwen, dus ook kerkgebouwen, waren het gevolg: de Duitsers wilden de geallieerde piloten geen aanwijzingen geven over de locatie waar ze boven vlogen.
De kerk aan de Oude Utrechtseweg kon in de winter van 1942 moeilijk warm gestookt worden vanwege gebrek aan brandstof. Dat was de reden dat de kerkdiensten in die tijd in de Pauluskerk gehouden mochten worden. Catechisaties werden in Baarn kennelijk massaal niet bezocht; ds. Bos meldde de namen in het kerkblad, wat niet bij alle ouders in goede aarde viel. De ouders moesten hun kinderen de juiste weg wijzen, vond de predikant. De catechisanten werden er op aangesproken en konden zelfs – als ze de leeftijd van 25 jaar bereikt hadden – onder de tucht gesteld worden als ze zich niet bekeerden.
De Vrijmaking (1945).
In de jaren ’30 waren in de Gereformeerde Kerken (weer) problemen ontstaan over de visie op de doop. Werden door de synode van 1905 de twee in omloop zijnde beschouwingen over de betekenis van de doop (die van de voormalig Afgescheidenen en die van de vroegere Dolerenden) toegelaten om in de kerken geleerd te worden, volgens de ‘bezwaarden’ veranderde dat door het synodebesluit van 1942/3 toen – volgens hen – de synode de visie van de Doleantie als enig toegestane doopsbeschouwing aanwees.
Velen verzetten zich tegen het vermeende synodebesluit en uiteindelijk werd onder meer dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen, op 23 maart 1944 door de generale synode geschorst in zijn ambt als hoogleraar en als emeritus-predikant van de Gereformeerde Kerk te Delfshaven. Op 11 augustus 1944 onttrok dr. Schilder zich aan de Gereformeerde Kerken door in een kerk in Den Haag de Acte van Vrijmaking of Wederkeer voor te lezen en te ondertekenen, gevolgd door vele anderen overal in het land. Daarmee was de kerkscheuring een feit: de bezwaarden stichtten ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt)’ (zij het dat die laatste aanduiding alleen tijdelijk gebruikt werd om verwarring te voorkomen).
Ook in Baarn waren gemeenteleden die het met het synodebesluit niet eens waren. In een uitgebreid bezwaarschrift aan de Baarnse kerkenraad werd bijvoorbeeld uiteengezet dat het synodebesluit in strijd zou zijn met de kerkorde. “Heeft de Synode het recht, zelf en zonder overleg met de betrokken kerkeraad, een predikant te schorsen? Naar mijn vaste overtuiging: neen”. Uitvoerige aanhalingen uit kerkrechtelijke geschriften moesten het betoog ondersteunen. “Aanvaarden wij dit besluit”- zo besloot de briefschrijver – “dan zijn wij geen Gereformeerde Kerk meer, ook al noemen wij ons zoo. Daarom vraag ik U met groote ernst in eenigerlei vorm protest aan te teekenen tegen deze schorsing”.
De kerkenraad ging daarop niet in, waardoor – kort door de bocht gezegd – zich in Baarn een kerkscheuring voltrok. Op 9 september 1945 onttrok zich een aantal gemeenteleden aan de Gereformeerde Kerk en voegde zich bij de ‘vrijgemaakt Gereformeerde Kerk’. In 1947 telde de Baarnse vrijgemaakte kerk 178 leden. Het ledental van De Gereformeerde Kerk te Baarn bedroeg toen 1.416.
© 2022. GereformeerdeKerken.info