De Gereformeerde Kerk te Buitenpost (3)

  • In dit derde deel gaan we enkele onderdelen van de verdere geschiedenis van de kerk te Buitenpost bij langs. We doen dat in grote lijnen en in zevenmijlslaarzen.
Ds. P. Hekman (1883-1972). Foto: ‘Een gemeente onderweg’.

Ds. P. Hekman (van 1922 tot 1924).

( < Naar deel 2 ) – Nog geen jaar na het vertrek van ds. Bosma deed zijn opvolger intrede in Buitenpost. Het was ds. P. Hekman (1883-1972) uit Gorredijk en Kortezwaag.

In 1921 was al besloten de kerk aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Drie jaar later werd overigens een nieuw orgel gekocht, want het oude orgel, dat in 1900 was aangeschaft, was zo langzamerhand nodig aan vervanging toe. Uit de hervormde kerk van het Friese Abbega werd de helft van het daar staande instrument overgenomen, met tien registers en pedaal. Het orgel deed dienst tot 1964. Ds. Hekman was trouwens slechts kort aan de kerk van Buitenpost verbonden. Op 28 september 1924 nam hij afscheid en vertrok naar de kerk van Lemmer.

Ds. C.J. Goslinga (van 1926 tot 1954).

Op 12 juli 1925 deed ds. C.J. Goslinga (1889-1983) uit Oosthem intrede in Buitenpost.

Ds. C.J. Goslinga (1889-1983).

De Zendingscommissie.

Na het vertrek van ds. Bosma was de plaatselijke zendingsvereniging nauwelijks nog actief. Er kwam een tekort op de zendingsbegroting, dat in 1923 al tot meer dan fl. 215 was opgelopen. De komst van ds. Goslinga bracht daar echter verandering in. Het aantal vergaderingen van de nu opgerichte Zendingscommissie werd opgeschroefd, hoewel het er meestal niet meer waren dan een per jaar. Beter iets dan niets, zal men gedacht hebben. In 1926 werd besloten ook evangelisatiekalenders te verspreiden (evangelisatie is immers ook zendingswerk!) en werd de Elisabethbode regelmatig verspreid bij mensen die niet (meer) bij een kerk waren aangesloten. Ook moesten de commissieleden bezoeken brengen aan gezinnen die daar ‘naar het oordeel van de kerkenraad voor in aanmerking komen’. In 1932 werden het zendingswerk en de evangelisatiearbeid in twee aparte verenigingen ondergebracht.

In 1939 begon men in Buitenpost ook met straatprediking. Verder was de verspreiding van lectuur en het brengen van huisbezoeken nog steeds het belangrijkste evangelisatiewerk.

Meisjesvereniging ‘Zoekt eerst het Koninkrijk Gods’. 1. Pietje Wassenaar. 2. Teatske de Vries. 3. Sjoukje Bruining. 4. Jacoba Bulthuis. 5. Dieuwke Bakker. 6. Klaziena Stiksma. 7. Aaltje Bolt. 8. Gepke de Vries. 9. Hiltje IJlstra. 10. Cornelia van der Schaaf. 11. Boukje Zwart. 12. Johanna Stiksma. 13. Trijtje Potma. 14. Anna P. Bulthuis. 15. Dirkje Alting. 16. Trijtje Kloostra. 17. Martje v.d. Meulen. 18. Froukje v.d. Wal. 19. Juffr. Van Wijk. 20. Trijntje Bijma. 21. Marie Tamminga. 22. Anna Metzlar. 23. Janke Bakker. 24. Geeske de Vries. 25. Anna IJlstra. 26. Lemkje de Haan. 27. Stientje Roorda. 28. Hielkje Tamminga (foto: ‘Een Gemeente onderweg’).

Ook de meisjesvereniging was ondertussen nog steeds bezig met het vervaardigen van kleding voor behoeftige gemeenteleden. In 1929 werden honderdvijfentwintig stuks kleding gemaakt, in 1930 honderdveertig stuks voor de armen, en bijna dertig stuks voor het werk op de zendingsvelden in Indië.

De diaconie.

In oktober 1927 werd besloten dat de diaconie in het vervolg apart zou gaan vergaderen. Wel moesten de besluiten door de kerkenraad worden goedgekeurd. De voorzitter van de diaconievergadering was ds. Goslinga. Pas in 1946 benoemde de diaconie haar eigen voorzitter.

De crisisjaren, die aanvingen in oktober 1929 toen in New York de Beurs op Wall Street crashte, bracht ook voor de diaconie veel werk en zorgen mee. Werkloosheid en armoede werden ook in ons land schering en inslag; de wereld raakte verzeild in een diepe economische crisis. Juist in 1929 was er ook nog een strenge winter. Besloten werd aan een behoeftig gezin duizend turven en een deken te geven, terwijl een ander gezin twee mud eierkolen en twee dekens kreeg toebedeeld. Ook andere gemeenteleden kregen hun deel.

De Stationsweg omstreeks 1910.

Mannenvereniging ‘Calvijn’ (1933).

In 1933 werd na een aantal vergeefse pogingen toch een Mannenvereniging opgericht die de naam ‘Calvijn’ droeg. Het doel was Schriftonderzoek, dat zich bepaalde ’tot principiële en actuele onderwerpen om de beleving daarvan te verdiepen’. De vereniging wilde haar leden ‘prikkelen tot onderzoek in het samen doorspreken van allerlei onderwerpen, waarin men elkaar opbouwt en verrijkt in het geloof’. Vijf jaar later telde de vereniging bijna vijftig leden.

Vrouwenvereniging ‘Wees een Zegen’ (1937).

Een achttal dames nam rond 1937 het initiatief om een Vrouwenvereniging op te richten. Maar… moest het een studievereniging worden of een vereniging voor het oefenen van barmhartigheid? Daarover ging aanvankelijk de discussie; de laatstgenoemde visie won het. Hoofddoel was het steunen van het diaconale werk ‘omdat men oordeelde dat in onze kerkelijke gemeente te veel (waaronder ook stille) armoede heerste’. De naam ‘Wees een Zegen’ gaf duidelijk de richting van het werk aan. Men hield zich onder meer bezig met het maken van kledingstukken die aan behoeftige gemeenteleden werden uitgedeeld, net als de meisjes ook deden. Begin jaren ’50 stopte dit soort van werk.

In de jaren ’70 was de vrouwenvereniging vergrijsd; nieuwe aanwas kwam er niet meer. Daarom werd toen door een aantal jonge vrouwelijke gemeenteleden besloten opnieuw een vrouwenvereniging  op te richten om zich bezig te houden met Bijbelstudie. Hieruit ontstond de Vrouwenvereniging ‘Contact’.

Het orgel, dat in 1924 in gebruik genomen werd (foto: ‘Een gemeente onderweg’).

Hetzelfde had zich ruim tien jaar eerder ook bij de Mannenvereniging Calvijn afgespeeld; een aantal jongeren had al in 1959 besloten een ‘jonge’ mannenvereniging op te richten voor mannen tot ongeveer veertig jaar. Men ging tijdens de vergaderingen ongeveer op dezelfde manier te werk als op ‘Calvijn’, ‘maar het was bij de ‘jongeren’ wat vrijer en makkelijker, en de onderwerpen waren wat progressiever’.

De Tweede Wereldoorlog.

In verband met brandgevaar, veroorzaakt door de oorlogsomstandigheden, besloot de kerkenraad in het kader van de ‘Luchtbescherming’ voorzorgsmaatregelen te nemen. ‘In alle hoeken en op verschillende plaatsen in het middengedeelte van de kerk’ werden achttien emmers met zand geplaatst en werden zesentwintig gemeenteleden aangesteld die daarmee aan de slag moesten als er brand kwam. De gemeenteleden werd gevraagd: “Onderwerpt u gedurende een luchtaanval aan de bevelen van den broeder die in uw buurt met de bediening belast is”.

Diaconie – In de Tweede Wereldoorlog besloot de diaconie de kosten van de geneeskundige behandeling van behoeftige gemeenteleden voor haar rekening te nemen. Daartoe werd een overeenkomst gesloten met dokter J.P. van der Kam. In 1944 werd een aantal kinderen uit het westen van het land in Buitenpost opgenomen om op krachten te komen.

‘Het heeft er niet gehangen’.

Jeugdwerk – Na verloop van tijd werden vergaderingen van onder andere jeugdverenigingen verboden. Bovendien moest registratie van alle bezittingen en van de kassaldi aan de bezetter worden overhandigd. Dat lieten de verenigingen uiteraard niet gebeuren ‘en handig werd het boekenbestand bij de leden der verenigingen ondergebracht en de baten weggewerkt’. Het bevel van de bezetters om aan de deur van de vergaderlokalen een bordje op te hangen met de tekst Voor Joden Verboden werd genegeerd door niet meer in de vergaderzalen van de kerk bijeen te komen, maar thuis in kleinere groepen te vergaderen. Dat gold ook voor de andere verenigingen.

De Vrijmaking (1945).

Na de Vereniging in 1892 van de kerken uit Afscheiding en Doleantie bleven tussen de vroegere Afgescheidenen en de voormalige Dolerenden lange tijd verschillen van mening bestaan over verscheidene ‘leerstukken’.

Ds. K. Schilder (1890-1952) was de voorman van de ‘vrijgemaakten’ die in 1944 de Gereformeerde Kerken verlieten.

Een ervan was de visie op doop en Verbond. Weliswaar had de synode van 1905 een voor velen aanvaardbare oplossing geformuleerd, maar toch bleven verschillen van mening bestaan door uitlatingen van de hoogleraren van Kampen en de Vrije Universiteit. In 1936 besloot de generale synode de meningsverschillen in behandeling te nemen. Nadat de synode van Sneek/Utrecht 1939/1943 over die kwestie besluiten genomen had kwamen daartegen veel bezwaarschriften binnen bij de volgende synode, die van Utrecht 1943/1945. Deze synode besloot de leeruitspraken van de vorige synode goed te keuren, zodat men zich daaraan te houden had. Dat maakte echter geen einde aan het verzet tegen de besluiten, die handelden over de ‘veronderstelde wedergeboorte’, zoals die door de Dolerende voorman dr. A. Kuyper (1837-1920) was geformuleerd.

In Buitenpost was het T. Holwerda die zich als eerste onttrok aan de Gereformeerde Kerken. Deze schreef daarover op 5 februari een korte brochure waarin hij zijn beweegredenen weergaf. Enige tijd later verzochten tweeëntwintig gemeenteleden de kerkenraad om de besluiten van de synode – die volgens hen de beschouwing van de vroegere Dolerenden volgden – niet ‘voor vast en bondig’ te houden, d.w.z. niet te aanvaarden en zich bovendien ‘vrij te maken’ van De Gereformeerde Kerken in Nederland.

Dr. C. van der Woude (1896-1983) uit Leeuwarden kwam naar Buitenpost om de gemeente voor te lichten over de kerkelijke problemen.

Als vervolg daarop werd onder leiding van ds. Goslinga op 18 mei 1945 een vergadering met de briefschrijvers gehouden over de kerkelijke moeilijkheden. Over en weer vertelde men hoe men in de leergeschillen stond, maar de kerkenraad kon zich niet verenigen met de wens van de briefschrijvers om met de Gereformeerde Kerken te breken. De kerkenraad organiseerde daarna enkele gemeentevergaderingen over de kerkelijke kwestie om voorlichting te geven. Zo kwam op 24 mei ds. C. van der Woude (1896-1983) uit Leeuwarden om uitleg te geven. Hetzelfde deden overigens de ‘bezwaarden’, die op 7 en 21 juni een bijeenkomst hielden.

Ds. J. Waagmeester (1910-1992) gaf de ‘bezwaarden’ voorlichting over de kerkelijke problemen.

Ouderling F. Bosma deelde in juni mee niet langer als zodanig te kunnen functioneren omdat hij de besluiten van de synode niet accepteerde. Uiteindelijk werd op 16 juni 1945 in Buitenpost de Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) geïnstitueerd. Ouderling Bosma stuurde in juli 1945 nog een uitvoerige brochure aan alle gemeenteleden waarin hij zijn visie op de kerkelijke moeilijkheden neerlegde. In totaal verlieten zo’n 155 gemeenteleden de Gereformeerde Kerk en voegden zich bij de vrijgemaakten.

De eerste bladzijde van de brochure van ouderling F. Bosma.

De predikanten na de Tweede Wereldoorlog.

Afhankelijk van de groei c.q. de teruggang van het ledental werd ook het aantal predikanten dat aan de kerk van Buitenpost verbonden was vergroot of teruggebracht. Het ledental bedroeg in 1942 al zo ongeveer 1.200. Men besloot eerst enkele hulppredikanten te benoemen: kandidaat J. Hoekstra was als zodanig van 1941 tot 1942 aan de kerk verbonden en kandidaat A.M. van der Zanden van 1943 tot 1944. Uiteindelijk werd besloten een tweede predikant te beroepen.

Naast ds. Goslinga kwam ds. P. van Til naar Buitenpost, die in 1945 en 1946 aan de kerk verbonden was. Achtereenvolgens werden toen beroepen en bevestigd: ds. S. de Vries van 1955 tot 1959; ds. H.R. Zijlstra van 1960 tot 1965; ds. G. Gommer van 1965 tot 1971; ds. A.H. Leij van 1966 tot 1968 (in 1968 kwam hij bij een auto-ongeluk om het leven); ds. A.H. Schippers van 1969 tot 1972; ds. J. Jonker van 1971 tot 1983; ds. H.N. de Mooij van 1973 tot 1980; ds. S. Molenkamp van 1976 tot 1989 (als leraar godsdienstonderwijs verbonden aan de kerk van Buitenpost); ds. H. Linde van 1982 tot 1989; ds. J. van den Berg voor de missionaire dienst in Brazilië van 1983 tot 1990; ds. J.L. Zijlstra van 1984 tot 1985; ds. J. Mak van 1986 tot 1991; ds. M.J. Boersma van 1990 tot 1995 (g.v. bij de Koninklijke Landmacht vanaf 2001); ds. Th. Weerstra van 1990 tot 1998; ds. D. Lof van 1992 tot 2002; ds. G.P.E. van Helden van 1999 tot 2008 en daarna bij de Protestantse Gemeente; en ds. D.C. Groenendijk van 2004 tot 2006.

Ds. A.H. Leij (1920-1968) kwam bij een auto-ongeluk om het leven (ill.: ‘Een Gemeente onderweg’).

Zending en evangelisatie.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog waren de contacten met de Zendingsvelden verbroken. Maar dat had nauwelijks consequenties voor de plaatselijke voortgang van het werk. Plannen om met de geldwerving op te houden werden door ds. Goslinga tegengehouden, omdat er geld moest zijn als ná de oorlog het werk weer werd opgepakt. In 1943 werd weer een Zendingsavond georganiseerd, die handelde over ‘Zending in oorlogstijd’.

Ook het evangelisatiewerk in Buitenpost ging voort. “Buitenpost heeft een uitgebreide evangelisatiecommissie en werkt systematisch onder leiding van drs. Van der Zanden, die daartoe vroeger al in Amsterdam was geschoold”, meldden de classicale notulen van Kollum in het overzicht over 1943-1944. In 1950 kwam er voor het eerst een vrouw in de evangelisatiecommissie. In die jaren werd onder meer gewerkt met de ‘autozending’ en werd aan straatprediking gedaan, onder meer door de legendarische ds. H. Zelle (1907-1983). Er werden bezoeken gebracht aan het woonwagenkamp, en  er werden raambiljetten gedrukt “die vertelden van de opgestane Heiland”.

Ds. J.H. Zelle (1907-1983).

Vanaf 1974 werd het evangelisatiewerk samen met de hervormde gemeente verricht.

Juist in de jaren ’60 en ’70 begon een grote landelijke omslag in het denken over het evangelisatiewerk. Meer nadruk werd gelegd op het sociale jeugdzorgwerk en op het maatschappelijk werk, uitgaande van de plaatselijke of regionale Gereformeerde Kerken (de provinciale maatschappelijk werkinstelling in Friesland was ‘It Sintrum’). De traditionele activiteiten als zondagsschool, straatprediking, huisbezoeken, lectuurverspreiding, enz. enz. werden langzaam maar zeker ingeruild voor het bewustmaken van de gemeenteleden om zelf evangelisatiewerk te verrichten door voorbeeld en getuigenis.

Het kerkgebouw (vanaf 1954).

In de periode 1954/1955 vond een belangrijke uitbreiding van de gebouwen plaats en verrees het zalencentrum De Schakel in zijn huidige vorm, waarvoor ongeveer fl. 55.000 nodig was. In 1961 werd het interieur van de kerk voor fl. 60.000 opgeknapt en werd bovendien een centrale verwarming aangelegd. In 1974 werd een kleine uitbreiding van de gebouwen gerealiseerd door de bouw van een kerkenraadskamer en een keuken, terwijl ook de toiletten verbeterd werden en er een betere toegang kwam tot de noordelijke galerij.

Zo zien kerk en pastorie in Buitenpost er tegenwoordig uit.

In 1972 presenteerde een commissie plannen voor de restauratie van de kerk c.q. van de nieuwbouw. De meeste nadruk lag in de plannen op nieuwbouw, waarvoor bij de gemeenteleden echter slechts een krappe meerderheid bestond. Tien jaar later waren er opnieuw plannen waarbij ditmaal de nadruk lag op gedetailleerde restauratie. Dat vond genade in de ogen van de kerkelijke gemeente. De restauratie was zeer grondig: “de muren blijven staan, al worden die ook ontdaan van hun witte buitenkleur”. Het totale plan kostte ongeveer fl. 1.100.000. In mei 1983 kon het kerkgebouw weer in gebruik genomen worden.

Een nieuw orgel (1964).

Het nieuwe orgel dat in 1964 in de kerk geplaatst werd was ooit gebouwd door de fa. Pels en Zn. te Alkmaar. De kosten waren een stuk hoger dan voor de vorige instrumenten betaald werd: fl. 50.000 moest nu worden neergeteld.

Deze foto werd in 1982 gemaakt van het interieur van de kerk met het nieuwe orgel (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Jeugdwerk – In de jaren ’60 werd het jeugdwerk van de jongens en de meisjes samengebracht. De Jongelings Verenigingen en de Meisjes Verenigingen werden samengevoegd tot Gereformeerde Jeugd Vereniging (GJV), die in 1965 de naam ‘Kameleon’ kreeg. Nog steeds werden voor de pauze ‘inleidingen’ over allerlei onderwerpen gehouden: bijbelse, historische en politieke, maar altijd vanuit de gereformeerde belijdenis bekeken.

De Kruiskerk te Buitenpost van achteren gezien.

Protestantse Gemeente Buitenpost (2008).

De samenwerking van de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente kwam aanvankelijk slechts mondjesmaat op gang, maar uiteindelijk werd per 1 januari 2008 de Protestantse Gemeente Buitenpost gevormd. Het gereformeerde kerkgebouw heet sindsdien Kruiskerk en wordt naast de hervormde kerk gebruikt voor de erediensten van de protestantse gemeente.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Buitenpost.

De ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Buitenpost tussen 1908 en 2008 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

A. Algra, De Historie gaat door Het Eigen Dorp. Deel II. Leeuwarden, g.j.

F. Bosma, Met de grootst mogelijke tegenzin tegen alle twistgeschrijf onder broeders (…), Buitenpost, juli 1945

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

T. Holwerda, Nu ik mij met mijn gezin heb onttrokken aan de gemeenschap der Geref. Kerk alhier (…), Buitenpost, februari 1945

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

G.H. van Kasteel, Vóór vijf-en-twintig jaren. Bladzijden uit de geschiedenis der Doleantie in Friesland. Sneek, g.j.

J. Keizer e.a. (samenst.), Een Gemeente onderweg. Honderd jaar Gereformeerde Kerk Buitenpost. Buitenpost, 1987

Notulen van de Classis Kollum der Gereformeerde Kerken in Nederland. Leeuwarden, Tresoar

D.R. Wildeboer, Een gemeente door de eeuwen heen. Vierhonderd jaar Hervormd Buitenpost. 1598-1998. Buitenpost, 1998

© 2022. GereformeerdeKerken.info