De Gereformeerde Kerk te Leiden (3)

2. De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Leiden ‘Afdeling Op den Vliet’ (vanaf 1848).

( < Naar deel 2 ) – We schreven al over de scheuring die in 1848 plaatsvond in de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Leiden, die toen nog kerkte in een gebouw aan de Oude Vest.

Een vergroting van de plattegrond van het noordelijke deel van de oude stad met daarop midden-boven de locatie van de Christelijke Afgescheidene Kerk toen deze aan de Oude Vest gevestigd was..

Dat was tijdens de ambtsperiode van ds. H.A. Leenmans (1822-1910). De van de Oude Vest afgescheiden broeders en zusters vonden een onderkomen voor hun eigen kerkdiensten in een theekoepel staande aan de Vliet, eigendom van Johannis Dee. Vermoedelijk telde die gemeente slechts iets meer dan honderd zielen, van wie zo’n vijftig volwassenen; maar het zorgde er ondertussen wél voor dat de financiële situatie van de gemeente aan de Oude Vest er niet beter op werd. Het jaartraktement van ds. Leenmans moest bijvoorbeeld – zoals we al zagen – enkele keren naar beneden bijgesteld worden…

Ds. H.A. Leenmans (1822-1910).

De afgescheiden broeders en zusters waren het niet eens met de keuze die de kerkenraad aan de Oude Vest gemaakt had inzake de kwestie van de schorsing van ds. H.P. Scholte (1805-1868), en niet in het minst over de vraag of de Dordtse Kerkorde gehandhaafd moest worden. Door de beslissing van de kerkenraad stond de gemeente nu buiten het kerkverband en hield men contact met de gelijkgestemde broeders in Overijssel-Gelderland.

Hoe dan ook, de ‘bezwaarden’ scheidden zich af van de gemeente aan de Oude Vest en gingen zoals gezegd kerken in de ‘theekoepel’ van Johannis Dee aan de Vliet. Ze hadden daaraan voorafgaand overigens ‘menigvuldig doch tevergeefs geprotesteerd’ bij de kerkenraad over diens houding ten aanzien van het conflict. De een na de ander had daarna de gemeente aan de Oude Vest verlaten, en enkelen van hen kwamen ’s zondags bij elkaar om samen een preek te lezen. Maar toen hun aantal toenam moest men omkijken naar een groter onderkomen en ook was het hun ‘duister’ hoe bij hen doop en avondmaal bediend kon worden.

Langs de Vliet, lang geleden…

Maar hoe dan ook, voor hen was het in maart 1848 duidelijk geworden dat ze met de gemeente aan de Oude Vest niet meer konden samenleven, waarmee de scheiding dus definitief werd.

Tegelijk werd besloten onderzoek te doen naar de vraag hoe men als zelfstandige gemeente verder zou kunnen gaan. Daartoe werd advies ingewonnen bij de provinciale vergadering van Zuid-Holland, die de predikanten ds. S.O. Los (1803-1882) van Rotterdam en ds. F.A. Kok (1803-1860) van Schoonhoven aanwees om het verzoek verder te behandelen. De provinciale vergadering zette ook ds. Leenmans en zijn kerkenraad aan de Oude Vest af, die zich daarvan, zoals we al zagen, niets aantrokken maar rustig op de ingeslagen weg voortgingen.

Van ds. F.A. Kok (1803-1860) is geen foto, maar wel zijn handtekening bekend.

De gemeente geïnstitueerd (1848).

Onder leiding van de predikanten Los en Kok werd een viertal ‘voorlopige voorgangers’ aangewezen en werden bovendien twee ‘verzorgers’ gekozen. De kerkenraad van Rijnsburg werd gevraagd voorlopig toezicht uit te oefenen op de aspirant-gemeente. Niet lang daarna daarop kozen de gemeenteleden Jan van Dijk tot ouderling en Mattheus Heyboer en Marcus Sieval als diakenen. Op 26 oktober 1848 werd dit drietal door ds. Los in het ambt bevestigd, waarmee ‘de’ [tweede] Christelijke Afgescheidene Gemeente te Leiden een feit was.

Ds. S.O. Los (1803-1882) – onder voorbehoud. Met dank aan de heer Bas voor den Dag, archivaris van de Gereformeerde Kerk te Werkendam.

Een eigen kerk aan de Heerengracht (1853).

De eerste vier jaar werden de diensten in de theekoepel aan de Vliet gehouden, maar door de groei van de gemeente moest men omkijken naar een andere plaats van samenkomst. In 1852 greep men de mogelijkheid aan om voor fl. 1.520 een pand te kopen aan de Heerengracht, dat per 1 mei 1853 hun eigendom werd. Timmerman Van der Waals maakte in opdracht van de kerkenraad een plan om het pand te verbouwen tot kerk. Daarmee ging de kerkenraad in mei akkoord. Van het toenmalige uiterlijk van de kerk zijn helaas geen beelden bekend.

Erkenning aangevraagd en verkregen (1853).

Om dat kerkgebouw als zodanig zonder problemen in gebruik te kunnen nemen was wel toestemming van de Hoge Overheid nodig. Besloten werd dus om de koning te vragen – en nu komt het – “om behalve het gebouw op de Oude Vest, bij een deel der gemeente in gebruik” (!), een lokaal aan de Heerengracht te mogen inrichten voor de uitoefening van de openbare eredienst. Op 6 juni 1853 werd de toestemming gegeven.

Christelijke Afgescheidene Gemeente te Leiden (afd. Heerengracht) (1854).

De kerk aan de Heerengracht in gebruik genomen (1854).

Ds. H. Joffers (1807-1874) had de leiding bij de ingebruikneming van de Heerengrachtkerk.

De vertimmering werd toen meteen met kracht aangepakt en op 7 februari 1854 kon de kerk in gebruik genomen worden.

“Hedenmorgen werd ons nieuw kerkgebouw plegtig godsdienstig ingewijd door den WelEerw. Heer H. Joffers, welke daarbij de woorden uit Jesaja 14 vers 32 tot grondslag zijner predicatie leidde, na zijne voorafspraak genomen te hebben uit Numeri 10 [vermoedelijk de verzen 35 en 36 over Israëls vertrek uit de woestijn Sinaï]. In het toepasselijke gedeelte wendde Zijne Eerw. zich tot de tegenwoordig zijnde Edelachtbare Heeren Burgemeester en Wethouder dezer stad, tot deze plegtigheid ter bijwoning hiertoe beleefdelijk uitgenodigd, hunne Edelachtbaren uit naam van kerkeraad en gemeente bedankende voor de welwillendheid waarmede zij medegewerkt hadden tot het voltrekken en daarstellen van het gebouw, en hunne betoonde goedwilligheid in het verkrijgen der noodige koninklijke en gemeentelijke approbatie en authorisatie, en verder de gemeente aan hunne Edelachtbarer bescherming en verzorging in alle voorkomende zaken, bij voortduring aanbevelende. Verder werden er aan de broeders ouderlingen en diakenen benevens aan de gemeenteleden toepasselijke aanspraken gerigt”.

De Heerengrachtkerk na de grote verbouwing van 1878.

De gemeente veranderde dus toen van naam. Sindsdien werd niet meer gesproken over de ‘afdeling Op den Vliet’, maar in het vervolg werd de kerkelijke gemeente: Christelijke Afgescheidene Gemeente (afd. Heerengracht) genoemd. Om de vele kosten van aankoop, kerkbouw en inrichting van het nieuwe kerkgebouw te kunnen betalen werd door de kerkenraad bij Johannes van ’t Hooft een bedrag van fl. 3.000 geleend. Hij was een ‘fabrikeur’, een handelaar van grondstoffen of halffabrikaten aan particulieren (de term ‘fabrikeur’ werd overigens voor het eerst in Leiden gebruikt, en wel in 1654).

Ds. Th. De With (van 1854 tot 1856).

Intussen had de kerkenraad het beroepingswerk ter hand genomen. Hoewel ds. Th. De With (1814-1868) van Bolsward voor het eerste beroep bedankt had, nam hij het tweede aan en deed op 5 maart 1854 intrede. Hij werd bevestigd door ds. J. Alting (1821-1890) van Bodegraven. De ambtsperiode in Leiden van de nieuwe predikant was slechts kort: op 1 juni 1856 nam hij afscheid omdat hij het beroep van de kerk te Utrecht had aangenomen. Die kans kon hij niet laten liggen.

Ds. H.M. Wiersma (1856).

De handtekening van  ds. H. Wiersma (1817-1856). Een foto is van hem niet bekend.

Ds. H.M. Wiersma (1817-1856) uit Vrijhoeve-Capelle was zijn opvolger, die op 7 juli 1856 intrede deed. Zijn verblijf in Leiden was van zeer korte duur. Op 23 november van hetzelfde jaar stierf hij. Een week eerder, op 16 november, had hij nog drie keer gepreekt, waarbij zijn laatste woorden waren: “Engelen, gedienstige geesten, haalt deze vrome eens thuis!” Precies een week later ging dit woord aan hem dus in vervulling…

Ds. C. Roobol (van 1858 tot 1864).

Ds. C. Roobol (1801-1864).

Opnieuw kwam er een dienaar des Woords naar de gemeente van de Heerengracht. Het was ds. C. Roobol (1801-1864) van Alblasserdam, waar hij elf jaar gestaan had en in 1849 afgevaardigd was naar de synode van Amsterdam. Op 20 juni 1858 deed de nieuwe dominee intrede in Leiden, nadat hij door ds. Donner in het ambt bevestigd was. Zijn jaartraktement bedroeg fl. 800 met vrije woning. Bijna zes jaar was hij aan de gemeente van Leiden verbonden.

Het lijkdicht van ds. G. de Braal werd gepubliceerd in ‘De Bazuin’, 16 september 1864.

Ook hij stierf in het harnas: op 10 juni 1864. Ds. G. de Braal (1833-1905) schreef naar aanleiding van zijn overlijden een ‘Lijkdicht’, dat in De Bazuin gepubliceerd werd.

Ds. J. Holster (van 1864 tot 1902).

Ds. J. Holster (1833-1905).

Op 13 november 1864 deed ds. J. Holster (1833-1905) uit Dinteloord intrede in Leiden. In Dinteloord had hij behoord tot de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis, maar hij brak in januari 1861 met dat kerkgenootschap vanwege een scheuring in de Kruisgemeenten. De predikant, zijn kerkenraad en de gemeente van Dinteloord sloten zich vervolgens aan bij de Christelijke Afgescheidene Kerk, en zo ontving hij in 1864 een beroep van de gemeente aan de Heerengracht, dat hij aannam. De verhouding tussen de beide Leidse gemeenten was intussen verbeterd (hoewel beide een eigen leven leidden), want ds. Holster werd in het ambt bevestigd door zijn collega ds. Donner van de gemeente aan de Hooigracht. De tekst die ds. Donner daarbij gebruikte wees op de korte tijd dat ds. Wiersma en ds. Roobol door hun overlijden aan de gemeente verbonden geweest waren: “Uwe leeraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen, maar uwe oogen zullen uwe leeraars zien”.

Op de plattegrond van de oude stad is de locatie van de Heerengrachtkerk aangegeven.

Ds. Holster was zeer lange tijd aan de kerk van Leiden verbonden: op 13 november 1864 deed hij intrede en bijna achtendertig jaar later, op 31 augustus 1902, nam hij afscheid van Leiden wegens verkregen emeritaat. Dat hij een stevig stempel drukte op zijn gemeente is duidelijk.

“Hij was bemind en geacht bij volk en vreemden, een natuurlijk gevolg hiervan, dat hij een achtenswaardig en beminnelijk mensch was, onberispelijk in handel en wandel, vriendelijk ook jegens den tegenstander, voorkomend jegens allen, bescheiden tegenover de voornamen. De gemeente is onder zijn dienst sterk gegroeid. Redenaarstalenten bezat hij niet en toch wist hij zijne hoorders te boeien. Zijn talent was levendig, maar bovenal uit zijne prediking sprak ernst en de hartelijke begeerte tot de eere Gods en het heil der zondaren. Zijn woord stichtte, en niet minder zijn gebed. Hij deed zich kennen als een leeraar der liefde”.

Christelijke Gereformeerde Gemeente, Afdeling Heerengracht (1869).

De beide Leidse Afgescheiden Gemeenten bleven echter ook tijdens de de ambtsperiode van ds. Holster gedeeld. Maar in juni 1869 vond de landelijke kerkenfusie plaats van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis, die sinds 1838 gescheiden naast elkaar geleefd hadden. Slechts enkele ‘Kruisgemeenten’ gingen met de ineensmelting niet mee (we komen er later nog op terug). Afgesproken werd dat de naam van de verenigde gemeenten zou zijn: Christelijke Gereformeerde Kerk. Vandaar dat de gemeente aan de Hooigracht (van ds. Donner) en die aan de Heerengracht (van ds. Holster) sindsdien allebei Christelijke Gereformeerde Gemeente heetten. Maar nog steeds bleef men zelfstandig en gescheiden doorleven en elk met de bekende toevoeging: afd. Hooigracht en afd. Heerengracht…

De grote verbouwing van 1878.

De Heerengrachtkerk na de verbouwing van 1878 (foto: Hist. Ver. Oude Leiden).

Aanvankelijk was de Heerengrachtkerk een pakhuis dat in 1853 en 1854 tot kerk verbouwd was en in 1878 vrijwel volledig gesloopt werd. De kerkenraad had naast de oude kerk ook een woonhuis gekocht, dat bij de verbouwing en de vergroting van de kerk betrokken werd. Dat is  de verklaring van het feit dat de kerk twee huisnummers heeft (Heerengracht 68 en 70). Op 9 december 1878 kwam de gemeente er voor het eerst na de ingrijpende verbouwing weer bijeen. Ds. Holster hield ter gelegenheid van de heringebruikneming een preek naar aanleiding van psalm 65 vers 2 (“De lofzang is in stilheid tot U, o God, in Sion; en U zal de gelofte betaald worden”). Namens de gemeente bracht hij aan het eind van de dienst dank voor het vele werk aan architect W.F. van der Heyden en natuurlijk ook aan de aannemers. En natuurlijk werd ook psalm 65 gezongen.

De Gereformeerde Kerk te Leiden B (van 1892 tot 1905).

Het lag echter niet aan ds. Holster dat gedurende zijn hele diensttijd in Leiden de plaatselijke gedeeldheid bleef voortduren. “Zijn hart was uitgebreid tot allen die God vreesden en het kerkelijk samenwonen van broeders van eenzelfde huis was zijn vurige begeerte”. Hij heeft de echte eenheid niet meer gemaakt. Want ook de landelijke kerkenfusie die op 17 juni 1892 plaatsvond, nl. die tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (respectievelijk uit Afscheiding en Doleantie), waaruit De Gereformeerde Kerken in Nederland voortkwamen, bracht die zo gewenste in Leiden vooralsnog nog niet.

Het interieur van de Heerengrachtkerk na de verbouwing van 1878.

De synode van De Gereformeerde Kerken in Nederland had in 1892 ook besloten dat de kerken in plaatsen waar de eenheid nog niet direct kon plaatsvinden, tóch direct ‘Gereformeerde Kerk’ zouden heten, totdat ook plaatselijk de eenheid bereikt zou zijn. Zoals we al schreven heette de Christelijke Gereformeerde Gemeente aan de Hooigracht vanaf juni 1892: De Gereformeerde Kerk te Leiden A; de gemeente aan de Heerengracht heette sindsdien De Gereformeerde Kerk te Leiden B. En ze leefden daarna als zelfstandige gemeenten naast elkaar voort.

De Gereformeerde Kerk te Leiden B – kerkend aan de Heerengracht – telde in deze tijd ongeveer 700 leden; Kerk A had een omvang van ongeveer 1.200 zielen.

Het aantal zitplaatsen uitgebreid  (1903).

De kerk aan de Herengracht trok veel belangstellende toehoorders, zodat de kerk in 1903 moest worden uitgebreid. De kerkenraad gaf architect H. Bonda te Amsterdam opdracht een bouwplan te maken, dat aannemer F. de Zwart uitvoerde. In de kerkzaal werd het bankenplan veranderd en uitgebreid, zodat de zitplaatsen in een halve cirkel rond de preekstoel geplaatst waren.  De galerij werd naar voren en aan beide zijkanten uitgebreid.

De Gereformeerde Kerk te Leiden (1905).

Ds. Holster heeft dat niet meer meegemaakt, want hij ging per 1 september 1902 met emeritaat en overleed op 26 juni 1905, enkele maanden voordat in Leiden de ene Gereformeerde Kerk tot stand kwam, namelijk op 9 november dat jaar.

Ds. G. Wisse (1903 tot 1906).

Ds. G. Wisse (1873-1957).

Ds. Holster was opgevolgd door ds. G. Wisse (1873-1957) uit Amsterdam-Overtoom, die op 1 maart 1903 in de kerk aan de Heerengracht intrede deed. Hij vertrok ongeveer drie jaar later naar de kerk van Driebergen. Over hem later meer.

Naar deel 4 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info