De Gereformeerde Kerk te Dinxperlo (2)

De kerk vergroot (1934).

( < Naar deel 1 ) – In september 1933 werd voor het eerst benadrukt dat de kerk te klein werd en dringend moest worden uitgebreid. Gemeentearchitect H.W. Boland en architect Tiemens uit Arnhem maakten de plannen en het bleek dat de kosten op ongeveer fl. 3.000 zouden komen.

De in 1927 in gebruik genomen kerk aan het Molenpad; de uitbreiding achter de kerk dateert van 1934.

Maar… was in die economische malaisetijd (het waren de crisisjaren ’30!) de uitbouw van de kerk financieel verantwoord? De uitbreiding zou immers fl. 3.000 gaan kosten! Toch keurde de gemeentevergadering de plannen goed, en ook de intekening onder de gemeenteleden verliep voorspoedig. De plannen van architect Tiemens werden door de kerkenraad overgenomen en op 28 mei 1934 vond de aanbesteding plaats. Het metselwerk zou worden verzorgd door de fa. Mateman en het timmerwerk door J.W. Kastein.

De kerkbode schreef over de ingebruikneming van het uitgebreide bedehuis, dat op 9 november 1934 officieel in gebruik genomen werd, het volgende: “De uitbouw is op uiterst praktische wijze tot stand gebracht. Het gebouwtje is met een breder gedeelte uitgebreid, waardoor een kruisvorm verkregen werd. Een ingebouwde preekstoel en een flinke ruimte binnen het doophek, fris geschilderd en gestoffeerd, maken het tot een keurig geheel”, en bovendien compleet met kerkenraadskamer.

De aanschaf van een nieuw orgel haalde het echter vooralsnog niet. Wel bood een firma een nieuw pijporgel aan en kon het oude instrument voor fl. 80 verkocht worden, maar begin december ketste de koop af. En de nieuwe kerkenraadskamer viel ook wat tegen: het tochtte nog al. Herstel daarvan liet op zich wachten, evenals trouwens de plannen om een centrale verwarming in de kerk aan te leggen.

En verder…

De kerkenraad bleef ondertussen vanzelfsprekend acht slaan op leer en leven van de gemeenteleden. Toen een paar doopleden tijdens een kerkdienst in plaats van ter kerke te gaan met een auto een eindje gingen rijden, vond de kerkenraad dat niet juist. Eén van de daders bekeerde zich en erkende schuld, maar de anderen tilden er niet zo zwaar aan. –⊕– In 1935 moest de kerkenraad extra aandacht besteden aan de opkomst in de tweede dienst, ’s middags; die liet namelijk te wensen over. En ook twee jaar later kon de kerkenraad wat betreft de middagdienst geen verbetering constateren. Er was zijns inziens sprake van een ‘geestelijke inzinking’ in het kerkelijk leven. –⊕–

Hoewel een broeder protest aantekende tegen het in gebruik nemen van de op last van de synode uitgebreide bundel ‘Eenige Gezangen’, ging de kerkenraad er toch mee akkoord.

Enig protest ontstond toen de kerkenraad in december 1933 besloot, in navolging van de synodebesluiten daarover, de uitgebreide (en toch nog flinterdunne) bundel ‘Eenige Gezangen’ te gaan gebruiken. De criticus beloofde na een gesprek met de kerkenraad zich er verder bij neer te leggen. –⊕– In de maanden voor de Tweede Wereldoorlog stuurden enkele ouders hun kinderen niet naar de gereformeerde, maar naar de hervormde school. De gereformeerde school lag wat verder van het dorp af (in het buurtschap De Heurne), terwijl de hervormde school in het dorp stond. De kerkenraad keurde het weliswaar niet goed, maar men kon er wel enig begrip voor opbrengen. –⊕– Op 9 oktober 1933 werd een Mannenvereniging opgericht. De eerste ‘inleiding’ met discussie handelde over ‘het Jodenvraagstuk’, omdat Hitler in Duitsland inmiddels aan de macht gekomen was. –⊕– De kas van de Jongelingsvereniging en de Meisjesvereniging liet ondertussen de bodem zien. Vandaar dat beide verenigingen elk een schrijven aan de kerkenraad stuurden om te vragen of ze in het vervolg gratis van de kerkenraadskamer gebruik mochten maken. De kerkenraad vond de brief van de meisjesvereniging wat te brutaal gesteld, zodat de meisjes een nieuwe brief moesten schrijven.

Het logo van de landelijke ‘Bond van Gereformeerde Meisjes Verenigingen’.

De Tweede Wereldoorlog (1940-1945).

Een van de eerste dingen die de Dinxperloërs op 10 mei 1940 van de oorlog merkten was dat de grens gesloten werd. De plotselinge inval van de Duitsers overrompelde het grensdorp, net als het de gemeenteleden en de predikant verraste: “Ik zie hem [ds. Schouten] nog in de loop van die vrijdagmorgen met gebogen hoofd staan praten met mijn vader, onafgebroken met zijn zakdoek  de tranen uit zijn ogen wissend. Ook tijdens de kerkdienst op zondag 12 mei, Pinksterzondag, werd hij overvallen door zijn emoties”.

Ds. J.P. Schouten (1907-1977).

Vooral het laatste deel van de oorlog was voor het dorp een zware tijd (de eerste jaren komen in de kerkenraadsnotulen nauwelijks voor; overigens is dat niet vreemd, want het was niet verstandig zaken op te schrijven die voor de bezetters geheim moesten blijven). Omdat het verenigingswerk in 1942 verboden werd besloot de kerkenraad – net als in andere Gereformeerde Kerken – het werk desondanks voort te zetten, maar dan in de vorm van ‘Bijbelkringen’, die onder leiding stonden van ouderlingen. Een jeugdouderling werd benoemd om de coördinatie ervan ter hand te nemen. Gebrek aan brandstof was er nogal eens de oorzaak van dat de kerkdiensten ingekort werden.

De kerkenraad weigerde mee te werken aan de door de bezetters opgezette Arbeidsdienst. De kerkenraad waarschuwde de mannelijke leden zich daarvoor niet te laten misbruiken. Ondertussen werden veel onderduikers uit het verzet en joden in het dorp en in de omringende buurtschappen verstopt. In IJzerlo hielp een gezin dat tot de Gereformeerde Kerk behoorde een neergestorte Engelse piloot. In oktober 1944 hielden de Duitsers een razzia waarbij in totaal dertig mensen worden opgepakt. In februari 1945 werd het vertoeven in het dorp gevaarlijk omdat de Engelsen begonnen met beschietingen. Velen overnachtten toen enige tijd in de omringende buurtschappen.

De Vrijmaking (1944).

Dr. K. Schilder (1890-1952).

Nog tijdens de oorlog kwam in onze kerken een conflict tot uitbarsting over synodebesluiten aangaande onder meer de visie op de betekenis van Doop en Verbond. Daarbij werd dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar in Kampen, geschorst als predikant en hoogleraar. De kerkenraad hield vast aan de lijn van de synode en ds. W.E. Gerritsma (1896-1959) uit Aalten heeft ongetwijfeld mede gezorgd voor het behouden van de rust in de gemeente door in februari 1944 een lezing te houden over de kerkelijke moeilijkheden. Ook daarmee werd voorkomen dat de Vrijmaking ook in Dinxperlo een scheuring teweeg zou brengen. “In Dinxperlo heeft geen van de leden zich vrijgemaakt”.

Ds. W.E. Gerritsma (1896-1959) van Aalten.

Ds. Schouten ziek.

“Het laatste deel van de oorlog is voor ds. Schouten een moeilijke tijd. Hij, toch al een erg emotioneel mens, kan alles niet goed verwerken en een groot deel van de zomer van 1944 is hij  uitgeschakeld wegens overspanning”. “Vermoedelijk”, zo zegt een andere schrijver, “heeft het hem erg dwars gezeten dat hij voor de oorlog, toen hij vrijuit zijn mening kon uiten, zijn afkeuring niet onder stoelen en banken stak, maar toen het er op aankwam, min of meer verstek liet gaan”.

Na de oorlog.

Na de oorlog was aan veel gebrek. De diaconie had de handen vol, want de oorlog had diepe sporen van armoede en ook van verwildering achter gelaten.

Niet voor niets werd na de oorlog werk gemaakt van het oprichten van het Ministerie van Maatschappelijk Werk, dat in 1952 werd opgericht om onder meer de armoedebestrijding en de maatschappelijke dienstverlening ter hand te nemen.

Ook de kerkelijke financiën lieten geen rooskleurig beeld zien: het tekort bedroeg in 1950 ongeveer fl. 1.760. Verhoging van de kerkelijke bijdragen was onontkoombaar.

Een van de herinneringsborden van de landelijke Gereformeerde Jongelingsbond.

Het verenigingsleven hernam zijn loop: het jeugdwerk, bestaande uit Jongelingsvereniging, Meisjesvereniging, Knapenvereniging en Jonge Meisjesvereniging, hervatten hun geregelde werkzaamheden. Bovendien begon ook de Mannenvereniging weer met de Schrift- en belijdenisstudie, maar van een Vrouwenvereniging wordt in die periode niet gerept. Wel van een koor. Aanvankelijk was het koor bedoeld om met de gemeente het zingen van de ritmische psalmen te oefenen. Later is het een heus kerkkoord geworden.

Plannen voor een nieuwe kerk.

Een van de gevolgen van de oorlog was het feit dat de kerk zeer ernstig beschadigd was. Vandaar dat op 7 mei 1945, twee dagen na de officiële bevrijding van Nederland, de kerkenraad bijeenkwam en een bouwcommissie instelde. De achtkoppige commissie kreeg een lijst van zes opdrachten mee: (1) Men moest zich laten voorlichten door enkele deskundigen over de vraag of restauratie van de kerk mogelijk was; (2) Als dat mogelijk was moest de commissie rekening houden met de plannen van de orgelcommissie en met de wens het kerkgebouw met ongeveer honderd zitplaatsen te vergroten en bovendien met de aanleg van een centrale verwarming; (3) Als de commissie nieuwbouw wenselijk achtte moest men nagaan of misschien op een andere locatie moest worden gebouwd; (4) Ook moest de commissie omzien naar  financiële steun van andere instanties; (5) Verder diende men zo snel mogelijk concrete plannen bij de kerkenraad in te dienen; (6) En omdat op 21 mei 1945 een gemeentevergadering gehouden zou worden over de kerkplannen, moest men advies van deskundigen inwinnen.

Plaatsen van samenkomst.

Ook in ‘Zaal Koenders’ werden enige tijd kerkdiensten gehouden…..

Ondertussen kon men dus geen gebruik meer maken van het kerkgebouw en zwierf de gemeente van de ene naar de andere plaats voor haar zondagse kerkdiensten. De zwerftocht begon bij Zaal Koenders en werd vervolgd in de hervormde kerk in De Heurne, de oude dorpskerk, het gebouw van de Vergadering van Gelovigen en van ‘Ons Huis’. De catechisaties werden gehouden in de christelijke school in De Heurne.

…… net als in de hervormde kerk in De Heurne.

De besprekingen tijdens de gemeentevergadering.

Op 21 mei 1945 werd de hierboven aangekondigde gemeentevergadering dus gehouden. Tijdens de besprekingen bleek dat de kerk op een andere locatie gebouwd zou moeten worden, omdat restauratie niet mogelijk was en omdat de kerk minstens honderd extra zitplaatsen moest tellen. De kerkenraad besloot dan ook op 28 mei tot de bouw van een nieuwe kerk en zo mogelijk van een pastorie. Ook werd op voorstel van de commissie aan de Polstraat een terrein van 4.000 m² uitgekozen. Wim Hebly te Aalten werd aangezocht om te fungeren om als voorlopige architect voor het maken van bouwplannen. De orgelcommissie had intussen al een inzameling gehouden voor de aanschaf van een nieuw orgel. Vooralsnog werd gediscussieerd over de vraag waar het instrument zou moeten worden geplaatst: naast (de wens van de kerkenraad) of boven (de wens van de orgelcommissie en van 90% van de gemeenteleden) de preekstoel.

Ds. M. Norg (van 1948 tot 1969).

Ds. M. Norg (1905-1988).

Ds. Schouten nam ondertussen op 23 november 1947 afscheid van Dinxperlo en vertrok naar de kerk van het Groningse Niezijl. Zijn opvolger trad nog geen jaar later aan en deed op 22 augustus 1948 intrede. Het was ds. M. Norg (1905-1988) uit het Friese Suameer. Hij was tot 1969 aan de kerk van Dinxperlo verbonden en drukte als zodanig een duidelijk stempel op het kerkelijk leven in het dorp.

Enkele feiten uit de kerkbouwbesprekingen tussen 1947 en 1951.

In 1947 deelde de bouwcommissie mee dat voorlopig niet kon worden overgegaan tot de bouw van een pastorie, omdat daardoor de kerkbouwplannen zouden moeten worden gewijzigd. –⊕– Het bouwterrein aan de Polstraat werd ‘definitief’ gekozen als locatie voor de kerk. De gemeente beloofde het terrein open te houden tot aan de Terborgseweg. Overigens werden de plannen in de daarop volgende tijd nog enkele keren aangepast; ook de Polstraat verdween van tafel. –⊕– Door de architecten Hebly uit Aalten en Van Heijningen uit Den Haag werd een plan ingediend. Het betrof een kerk zonder pastorie met een zitplaatsen aantal van 350. –⊕– Een vertrouwensbreuk – vooral over het honorarium – tussen de bouwcommissie en de architecten was er de oorzaak van dat afscheid genomen werd van deze bouwheren en gezocht werd naar een ander.

Architect Hink Eldering hield een toespraak nadat ds. Norg de eerste steen gelegd had (foto: ‘Overbodig. Het verleden van een gebouw in hout en steen’).

Als nieuwe architect werd de heer H. Eldering uit Leeuwarden gekozen, die meerdere andere kerken had gebouwd en dus verstand van zaken had. Deze maakte de definitieve bouwplannen voor de nieuwe kerk aan de Bernard IJzerdraatstraat 1. –⊕– Op 5 juli 1950 werd de aanbesteding gedaan. Aannemers Westerveld en Salemink schreven als laagsten in voor het metsel- en timmerwerk ten bedrage van fl. 84.800; het loodgieterswerk en het sanitair werd voor fl. 2.852 verzorgd door de fa. Roeterink; het schilderwerk werd voor fl. 6.750 gedaan door fa. Van der Heide en de elektrische installatie voor fl. 1.325 door de fa. Erba. In totaal zouden de uitgaven ruim fl. 95.000 bedragen. Later zou de firma Niermeyer te Leeuwarden de opdracht ontvangen om voor fl. 11.500 een centrale verwarming in de kerk aan te leggen.

De kerk in gebruik genomen (1951).

De nieuwe gereformeerde kerk.

Hoewel de bouwwerkzaamheden aanvankelijk te traag verliepen en daarom boetes ingesteld werden als men zich niet aan de afspraken hield, konden wel alvast negentig stoelen en kerkbanken voor 220 kerkgangers besteld worden. Op 9 maart 1951 kon ds. Norg ‘met vaardige hand’ de eerste steen leggen. Ook werd later een gevelsteen geplaatst met als opschrift 1 Petrus 2 vers 6 (“Daarom is ook vervat in de Schrift: Zie, Ik leg in Sion een uitersten Hoeksteen, Die uitverkoren en dierbaar is; en: Die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden“). Op het dak werd later een hugenotenkruis geplaatst.

“Deze herinneringsschets heeft destijds een bijdrage geleverd aan het inzamelen van het benodigde geld voor het aankleden van het nieuwe kerkgebouw” (ill.: ‘Overbodig. Het verleden van een gebouw van hout en steen’).

Op 29 november 1951 – ‘s avonds om zeven uur – werd de nieuwe kerk ‘met het lange bijgebouw’ in gebruik genomen. Totdat een orgel in de kerk geplaatst zou worden verzorgde de christelijke muziekvereniging ‘Psalm 150’ de begeleiding van de kerkzang. Na een aantal toespraken volgde de officiële opening, die verbeeld werd door de symbolische handeling van het openslaan van de kanselbijbel.

‘De Graafschapbode’ van 28 november 1951 berichtte over de ingebruikneming van de nieuwe kerk.

De Graafschapbode schreef op 28 november 1951: “Onder architectuur van de heer H. Eldering uit Leeuwarden is het een prachtige kerk geworden, een sieraad vormend in het dorpsbeeld. Ook bij avond doet het verlichte gebouw bekoorlijk aan door de langwerpige gevelraampjes, die steeds hoger het licht gaan verspreiden, een harmonisch geheel vormend met de verlichting uit het voorportaal. Verder heeft het kruis, geplaatst op het gebouw, een bijzondere betekenis, waaraan menigeen achteloos voorbijgaat; bij uiteenzetting van de voorstelling ziet men dan plotseling de diepere symbolische zin van het smeedwerk, voorstellende een duif, die een kruis in de snavel houdt, en in de oksels der kruisarmen ontwaart men vier harten.

“Het is een prachtige kerk geworden, een sieraad vormend in het dorpsbeeld…”

Ook de frontgevel van het gebouw is kunstzinnig uitgevoerd, weergevende de artistieke gaven van de architect. Slechts het lange bijgebouw contrasteert o.i. enigszins met het geheel”.

Zo had De Gereformeerde Kerk te Dinxperlo haar mooie nieuwe kerkgebouw in gebruik genomen!

Naar deel 3 (slot) >

© 2023. GereformeerdeKerken.info