De Gereformeerde Kerk te Culemborg (2)

Een eigen predikant (1896).

( < Naar deel 1 – To part 1 ) – Na het overlijden van oefenaar Verrips besloot de kerkenraad een predikant te beroepen, al waren de financiën krap. Het traktement werd vastgesteld op fl. 1.000, en fl. 250 werd toegekend voor de huur van een woning.

Ds. W.J. de Haas (1853-1899).

Na twee vergeefse beroepen werd ds. W.J. de Haas (1853-1899) van Hattem op drietal gezet, waaruit hij door de gemeenteleden met enkele stemmen verschil gekozen werd. Op 29 september 1895 werd de predikant in het ambt bevestigd door zijn zwager, ds. W.H. Oosten (1864-1928) van Middelburg. Ds. Oosten hield een preek over Spreuken 13 vers 17b (“… die zichzelven arm maakt, en heeft veel goed”). De gemeente zong daarna staande de zegenbede, verwoord in psalm 134 vers 3. ‘Voor een talrijk gehoor, waaronder ook onze plaatselijke Autoriteiten tegenwoordig waren’, hield ds. De Haas de intredepreek over 2 Cor. 4 vers 7 (“Maar wij hebben dezen schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons”), ‘waaruit ZEerw. klaarlijk aantoonde de onweerstaanbare kracht van het Woord Gods en de nietigheid van Zijn gezanten’.

‘Het Kerkblad’, 4 oktober 1895.

Een nieuwe kerk (1896).

Al snel werd de kerkenraad geconfronteerd met de noodzaak een nieuwe kerk te laten bouwen. De Christelijke Gereformeerde Gemeente (vroeger Kerk A) had immers al in juni 1894 het kerkverband van De Gereformeerde Kerken in Nederland verlaten, zodat de kerk aan de Ridderstraat door Kerk B niet gebruikt kon worden. Vandaar dat de Dolerende (nu Gereformeerde) kerk van Culemborg al enige tijd gebruik maakte van een ‘gehuurde zaal’, het bekende evangelisatielokaal (annex christelijke school). Dat beviel niet meer.

Het evangelisatiegebouw (de achterkant) annex school (illustratie uit ‘100 jaar Geref. Kerk Culemborg’).

Vandaar dat de kerkenraad overleg voerde met het bestuur van de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs, als eigenaar van het evangelisatiegebouw. Want in september 1895 had het bestuur van die Vereniging de huur van het evangelisatielokaal (annex school en catechisatielokaal) opgezegd. De kerkenraad vroeg of het schoolbestuur bereid was het lokaal met de grond aan de Gereformeerde Kerk te verkopen. Het bestuur antwoordde na onderhandelingen dat die onroerende goederen voor fl. 6.000  het eigendom van de kerk konden worden, mits binnen veertien dagen een kerkcollecte voor de school gehouden zou worden. Als de kerkenraad zo’n collecte niet wilde, was de koopprijs fl. 7.000. Direct daarop kwam van buiten de kerkelijke gemeente een gift van fl. 2.000 binnen. Dat maakte het besluit van de kerkenraad makkelijker. Besloten werd het lokaal met de grond te kopen voor fl. 7.000. Zonder collecte.

Aanvankelijk wilde een geraadpleegde deskundige het evangelisatiegebouw laten verbouwen (‘dat is goedkoper’), maar de kerkenraad koos ervoor een geheel nieuwe kerk te bouwen. De laagste inschrijver was aannemer D. van Mameren uit Asch, die het werk volgens de plannen van architect E.G. Wentink en diens zoon voor fl. 10.780 wilde uitvoeren. Ds. De Haas werd aangewezen om in april 1896 de eerste steen te leggen, ‘hetwelk als zodanig door hem met blijdschap werd aanvaard’.

In gebruik genomen.

De gereformeerde kerk te Culemborg, die in 1896 in gebruik genomen werd.

Op 11 september 1896  werd de kerk in gebruik genomen. Scriba H. van der Waard schreef daarover onder meer in het landelijke officieel orgaan van de Gereformeerde Kerken, ‘Het Kerkblad’: ‘Thans kwam de gemeente op om onder haar eigen dak haren God te loven. Voor haar traden bij beurten op haar eigen geliefde leeraar ds. W.J. de Haas, ds. [A.] Varekamp [1860-1898] uit Tiel, ds. W.H. Oosten uit Middelburg en ds. [M.] Van Minnen [1837-1910] uit Utrecht. Ds. De Haas sprak naar aanleiding van Psalm 100, waaruit Z.Eerw. met vurige geestdrift betoogde, dat al het geschapene gehouden is zich ten dienste te stellen tot Zijnen Maker, inzonderheid deze gemeente, wijl zij zich nu mocht verheugen in de goedertierenheden haars Gods’.

‘Het Kerkblad’, 18 september 1896.

Ook sprak de predikant een woord ‘van waardeering en erkenning van onze Edelachtbaren Heer Burgemeester [Tadema], die zich ook onder het talrijk gehoor bevond’. Dat weerhield de scriba echter niet in zijn schriftelijk dankwoord in de plaatselijke krant Culemborg ‘een diepgezonken stad’ te noemen; waarbij hij overigens ongetwijfeld de kerkelijk gedeelde situatie in de stad op het oog had.

In augustus 1897 werd de kerk voorzien van een orgel, dat geleverd werd door de orgelfirma Proper te Kampen. Er moest fl. 1.200 voor betaald worden. Het vroegere orgel werd verkocht voor fl. 20. Meer was het niet waard. Het nieuwe orgel werd bij de ingebruikneming bespeeld door orgelbouwer Proper zelf, omdat de vaste organist ‘niet zo best kon spelen’…

De heer Proper speelde de eerste keer voor de zekerheid maar even op het orgel.

Iets uit het kerkelijk leven tot 1975.

Ds. De Haas overleed al in 1899. Hij was ernstig ziek geworden en moest zelfs tweemaal worden opgenomen in het Utrechtse ziekenhuis. Tijdens zijn tweede verblijf daar overleed hij op 24 januari 1899 op 46-jarige leeftijd. De Culemborgsche Courant schreef over de begrafenis: ‘Hedenmiddag had de begrafenis plaats van ds. W.J. de Haas. Een talrijke menigte was samengestroomd op het kerkhof. Aan de groeve werd het woord gevoerd door verschillende leden, die allen in goed gekozen, welsprekende en treffende woorden de nagedachtenis van hun aller vriend en broeder huldigden’.

Ds. D. Koffijberg (1844-1911).

Ds. D. Koffijberg (1844-1911) diende de kerk van Culemborg van 1900 tot zijn overlijden in 1911. Hij was bevriend met dr. A. Kuyper (1837-1920), die hem had aangeraden predikant te worden op Art. 8 (‘singuliere gaven’). Die bijzondere gaven had hij zeker: ‘Hij preekte uit het hoofd en had ’s morgens en ‘s avonds de kerk vol. Ook buiten de kerk had hij vele vrienden (…). Preken en catechiseren kon hij als geen ander’. Enige tijd heeft hij zelfs het zondagsschoolonderwijs op zich genomen, toen er geen zondagsschoolonderwijzers te krijgen waren en ieder voor de eer bedankte. Het viel hem wel zwaar, maar leerkrachten van de christelijke school namen het werk van hem over.

In 1902 werd de Jongelings Vereniging ‘Het Mosterdzaadje’ opgericht, die twaalf leden telde, maar de aardigheid was er voor de preses al gauw af, ‘wegens de geringe opkomst en het onordelijke gedrag van enkele jongelingen’. De club werd zelfs enige tijd stilgelegd; ‘deze is verstikt en kan niet meer groeien’. Ook vijf jaar later was het nog huilen met de pet op. Enkele jaren later kwam de JV ‘Nathanaël’ in het licht. Daar liep het beter mee. Ook werd een ‘Jongedochtersvereeniging’ opgericht, waar nauwelijks problemen mee waren; net als op veel andere plaatsen maakten zij tijdens hun vergaderingen kleding voor de diaconie.

Het insigne van de ‘Nederlandsche Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag’, waarbij talloze JV’s aangesloten waren.

Moeilijkheden waren er in het begin van de twintigste eeuw in de vorm van ‘onverzoenlijke ongeregeldheden die er bij vele leden zich voordoen’. Tot tweemaal toe moest daarom het avondmaal worden uitgesteld. Toen het avondmaal enige tijd later weer gevierd werd, gebeurde dit tegen de zin van één van de gemeenteleden; deze stond tijdens het avondmaal op en hield een van de andere gemeenteleden tegen die wilde aangaan aan de avondmaalstafel, omdat hij vond dat deze geen recht had het avondmaal te vieren. Over die actie werd met de dader op de kerkenraadsvergadering stevig doorgepraat…

Op 13 december 1911 overleed ds. Koffijberg. Hij kreeg op weg naar huis – komende van een door hem geleide begrafenis – een beroerte, waardoor hij verlamd raakte. Tijdens een kerkdienst hoorde hij vanaf zijn ziekbed hoe de kinderen van de Scheffelschool hem in de kerk zijn lievelingspsalm toezongen: psalm 73 vers 1‘Ja waarlijk, God is Isrel goed, Voor hen die rein zijn van gemoed; Hoe donker ooit Gods weg moog’ wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen’.

Ds. J.W. van den Bosch (1882-1952).

Dr. J.W. van den Bosch (1882-1952) was predikant van Culemborg van 1912 tot 1915. ‘Ds. Van den Bosch was het type van een stijlvolle, deftige dominee; in zijn prediking vurig en fel. Op een zondag was hij zó in actie, dat hij zijn preek, geschreven op losse blaadjes, van de kansel veegde. Ouderling Sjoer raapte ze gedienstig op en legde ze op volgorde, waarna de predikant weer verder kon. Zijn glas water ging eens dezelfde weg’.

Toen de mobilisatietijd aanbrak ten tijde van het begin van de Eerste Wereldoorlog, sprak de predikant op het Fort van Everdingen voor daar gelegerde soldaten, die overigens vrijwel allen lid waren van de hervormde kerk.

Ds. J. Kwak (1881-1936).

Ds. J. Kwak (1881-1936) was van 1916  tot 1923 aan de kerk van Culemborg verbonden. In juni 1916 deed hij er intrede. Deels in en deels na de Eerste Wereldoorlog waren de gevolgen van de oorlogsomstandigheden goed voelbaar. De avonddiensten werden op verzoek van de burgerlijke gemeente verplaatst naar de middag om zo gas te sparen. De prijs voor de ‘gloed’ in de stoven was flink duurder geworden, zodat hij er – als leverancier van dat spul – op moest toeleggen. De kerkenraad gaf hem enige financiële verlichting.

Er werd veel geadverteerd met ‘Gloed’, dat geen benauwde lucht zou veroorzaken (uit: ‘De Heraut’, 1905).

Ds. Kwak preekte in die tijd eens over het zondige van de ‘zwarte handel’, die in die tijd welig tierde. Twee opgeschoten jongens, die ook in de kerk zaten, fluisterden naar een vlak bij hen zittende lapjeskoopman dat hij maar goed naar de preek moest luisteren; het gerucht ging namelijk dat hij zich zo nu en dan ook met de ‘zwarte handel’ inliet. De lapjeskoopman verkocht hen, lik op stuk, een flinke gratis draai om de oren. Gelukkig liep alles met een sisser af. De twee jongens en hun vader werden door de driftige lapjeskoopman op visite gevraagd en na een goed gesprek mochten ze zelfs een van de vele konijnen uitkiezen die hij in zijn tuin had staan.

Enige problemen ontstonden door het preeklezen als er een keer geen predikant was. Normaal gebeurde dat door een ouderling van achter de lessenaar vóór de preekstoel. Maar iemand kwam op het idee dit in het vervolg vanaf de kansel te doen. Dat hoorde niet, vond men. Maar de kerkenraad nam daarover, na de gemeente gehoord te hebben, een positief besluit. Toch bleek dat sommigen zich daaraan ergerden; een van de gemeenteleden bleef met zijn gezin zelfs weg uit de kerk als het ‘leesdienst‘ was. De kerkenraad bleef echter bij zijn besluit. Later werd de kwestie nóg eens actueel toen een ouderling benoemd was die de benoeming alleen wilde accepteren als er ‘geen preeklezen op de preekstoel’ zou plaatsvinden. De kerkenraad handhaafde echter zijn besluit en de aspirant-ouderling bedankte.

Eens was een gemeentelid zó boos op de dominee dat hij het hogerop zocht. De predikant had hem eens niet gegroet! Daarover wendde hij zich met een klacht tot de kerkenraad. Maar omdat deze naar zijn oordeel een onjuist besluit nam ging hij met zijn klacht achtereenvolgens naar de classis, de particuliere synode en zelfs naar de generale synode! Overigens zonder succes. De kerkenraad had volgens de ‘meerdere vergaderingen’ correct gehandeld.

Ds. G. Staal (1884-1976).

Ds. G. Staal (1884-1976) diende de kerk van Culemborg van 1924 tot 1929; het was zijn eerste gemeente. Ds. Staal was aanvankelijk onderwijzer geweest en werd op veertigjarige leeftijd predikant op Artikel 8. “Ds. Staal was een markante persoonlijkheid, die met hart en ziel predikant was en geen blad voor de mond nam. Zo zei hij onder andere in zijn afscheidspreek dat de ‘voortgezette’ Christelijke Gereformeerde Kerk [die in 1892 niet meeging met de Vereniging van de kerken uit Afscheiding en Doleantie] geen bestaansrecht had. Maar ook zijn duidelijke standpunt ten opzichte van de andere kerken stond contacten met leden en voorgangers van die kerken niet in de weg”.

Ds. H.M. Ploeger (1892-1975).

Ds. H.M. Ploeger (1892-1975) was van 1930 tot 1946 predikant in Culemborg. Hij deed op 14 september 1930 intrede. De crisistijd van de jaren ’30 was ook voor de kerkelijke gemeente van Culemborg een moeilijke tijd. De diaconie had de handen vol en de beurs leeg (maar kreeg in 1933 een legaat van fl. 500 van een vroeger gemeentelid); het traktement van de predikant werd zo nu en dan verlaagd; een boete- en bededag werd gehouden, de werkloosheid sloeg toe, het tekort van de kerk liep op.

Tijdens het predikantschap van ds. Ploeger brak ook de Tweede Wereldoorlog uit. Ds. Ploeger vertelde eens: ‘Eenmaal werd voor een kerstdienst door de Wehrmacht ons kerkgebouw gevorderd; vanaf het orgel mocht ik de dienst, geleid door een [Duitse] legerpredikant, bijwonen. Op zekere dag werd in de kerk ‘huiszoeking’ gedaan, in verband met een aanvankelijk voor ons onbekende omstandigheid. Men vond niet wat men zocht: radiotoestellen, door onze koster opgeslagen op de vernuftig gecamoufleerde vliering van de kerk. Het bezoek werd niet herhaald. De consistorie droeg de sporen van het onderzoek in opengebroken en beschadigde kasten. Onverrichter zake gingen overvalwagen en commando heen’.

Ook in vond in die tijd de Vrijmaking van 1944 plaats, in Culemborg op 11 oktober 1945, toen daar een Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) geïnstitueerd werd. Eenenvijftig gemeenteleden verlieten de Gereformeerde Kerk. ‘Ze verklaarden dat de kerkenraad en ds. Ploeger hun beloften, die ze hadden afgelegd bij de aanvaarding van hun ambt, verzaakt hadden en dat zij hen daarom niet in hun huis zouden ontvangen en niet tot hen zouden zeggen ‘Weest gegroet’, omdat de kerkeraad zich achter de synode besluiten stelde’.

Een nieuwe kerk (1973).

Ds. J.G. Meynen (1939-2013).

Na de oorlog waren aan de kerk van Culemborg verbonden de predikanten J.G. Lensink (1899-1990) van 1947 tot 1958; ds. H. Scholing (1900-1976) van 1960 tot 1963; ds. T.L.H. Pieterse (1935-2015) van 1965 tot 1970; ds. J.G. Meynen (1939-2013) van 1970 tot 1975. Ook daarna kende De Gereformeerde Kerk te Culemborg nog een aantal predikanten.

Architect Kooima en ds. Meynen heien de eerste paal de grond in (foto: Prot. Gem. Culemborg).

Tijdens de ambtsperiode van ds. Meynen werd een nieuwe kerk in gebruik genomen. Het oude kerkje zat altijd vol en dat gaf een intieme sfeer. Maar de kerkenraad besloot dat het tijd werd een nieuwe kerk te bouwen. Op allerlei manieren werd geld opgehaald. ‘Op de preekstoel van de oude kerk stond: ‘Maak het eens bont, koop meters grond’. Er werden bazaars georganiseerd, giften opgehaald. Talloze vergaderingen waren nodig om de voorbereidingen ordelijk te organiseren.

De protestantse (voormalig gereformeerde) kerk ‘Open Hof’ te Culemborg (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De eerste paal werd door ds. Meynen op 21 maart 1973 de grond in geslagen. Er volgden er daarna nog 178. Architect Cooiman had de kerkbouwplannen ontworpen en op 1 december 1973 kon de nieuwe kerk, De Open Hof, in gebruik genomen worden. Deze kerk wordt nog steeds als protestantse kerk gebruikt.

De Open Hof vijftig jaar (2023).

Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van De Open Hof in 2023 werd een herdenkingsdienst gehouden. Daarbij werd ook een boekje gepresenteerd, 50 jaar Open Hof.

Ledentallen van De Gereformeerde Kerk te Culemborg.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Culemborg van 1900 tot 2010 (bron: Jaarboeken van GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

De Bazuin, Stemmen uit de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk. Kampen, div. jrg.

R. de Boer, Gereformeerde Kerk Open Hof, in: Culemborg zoals het was. Culemborg, g.j.

D. ten Broeke en B.A. Broerse, 100 jaar Gereformeerde Kerk Culemborg, 1887-1987. Culemborg, 1987

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

De Heraut voor De Gereformeerde Kerken in Nederland. Amsterdam, div. jrg.

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

Het Kerkblad, Officieel Orgaan van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Kampen, div. jrg.

C. Smits, De Afscheiding van 1834, negende deel. Dordrecht, 1991

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Reformed (Gereformeerde) Church in Culemborg (2)

The first minister (1895).

After the passing of lay preacher Verrips, the church council decided to call a minister, although finances were tight. The salary was set at 1,000 guilders, with an additional 250 guilders allocated for housing.

Rev. W.J. de Haas.

After two unsuccessful calls, Rev. W.J. de Haas (1853-1899) from Hattem was placed on a list of three candidates, from which he was chosen by the congregation with only a few votes difference. On September 29, 1895, the minister was ordained into office by his brother-in-law, Rev. W.H. Oosten (1864-1928) from Middelburg. Rev. Oosten delivered a sermon on Proverbs 13 verse 17b (“…who makes himself poor, and has much wealth”). The congregation then sang the benediction, expressed in Psalm 134 verse 3, standing. ‘For a numerous audience, among whom also our local Authorities were present,’ Rev. De Haas delivered the inaugural sermon on 2 Corinthians 4 verse 7 (“But we have this treasure in earthen vessels, that the excellence of the power may be of God, and not of us”), ‘from which he clearly demonstrated the irresistible power of the Word of God and the insignificance of His messengers’.

A new church (1896).

Soon, the church council was faced with the need to build a new church. The Christian Reformed (‘Christelijke Gereformeerde’) Congregation (formerly Church A) had left the association of the Reformed (Gereformeerde) Churches in the Netherlands in June 1894, so the church on Ridderstraat could not be used by Church B. Therefore, the ‘Dolerende’ (now ‘Gereformeerde’) church of Culemborg had been using a ‘rented hall,’ the well-known evangelization room (attached to a Christian school) for some time. This arrangement was no longer satisfactory.

Therefore, the church council held discussions with the board of the Association for Christian National School Education, as the owner of the evangelization building. Because in September 1895, the board of that Association had terminated the lease of the evangelization room (including the school and catechism room). The church council inquired whether the school board would be willing to sell the premises to the Reformed (Gereformeerde) Church. After negotiations, the board replied that the real estate could be sold to the church for 6,000 guilders, provided that a church collection for the school would be held within fourteen days. If the church council did not wish to hold such a collection, the purchase price would be 7,000 guilders.

Immediately after, a donation of 2,000 guilders came from outside the church community. This made the decision of the church council easier. It was decided to purchase the premises for 7,000 guilders.  Without a church colletion. Initially, an expert consulted suggested renovating the evangelization building (’that is cheaper’), but the church council chose to build an entirely new church. The lowest bidder was contractor D. van Mameren from Asch, who was willing to undertake the work for 10,780 guilders according to the plans of architect E.G. Wentink and his son. Rev. De Haas was appointed to lay the cornerstone in April 1896, ‘which he gladly accepted’.

The church inaugurated.

On September 11, 1896, the church was inaugurated. Clerk H. van der Waard wrote about this in the national official magazine of the Reformed (Gereformeerde) Churches, ‘Het Kerkblad’: ‘Now the congregation rose to praise their God under their own roof. They were addressed by their beloved pastor Rev. W.J. de Haas, Rev. A. Varekamp [1860-1898] from Tiel, Rev. W.H. Oosten from Middelburg, and Rev. M. van Minnen [1837-1910] from Utrecht, in turn.

Rev. De Haas spoke on Psalm 100, from which he fervently argued that all creation is obliged to serve its Maker, especially this congregation, as it could now rejoice in the mercies of their God’. The minister also expressed words ‘of appreciation and acknowledgment to our Honorable Mayor [Tadema], who was also among the numerous audience’. However, this did not deter the clerk from calling it ‘a deeply sunken city’ in his written thank-you note in the local newspaper Culemborg; undoubtedly referring to the divided ecclesiastical situation in the city.

In August 1897, the church was equipped with an organ, supplied by the Proper organ company in Kampen. It cost 1,200 guilders. The former organ was sold for 20 guilders. It wasn’t worth more. The new organ was played at the inauguration by organ builder Proper himself, as the regular organist ‘was not very good at playing’…

Something from church life until 1975.

Rev. De Haas passed away in 1899. He had become seriously ill and had to be admitted to the hospital in Utrecht twice. During his second stay there, he passed away on January 24, 1899, at the age of 46. The Culemborgsche Courant wrote about the funeral: ‘This afternoon, the funeral of Rev. W.J. de Haas took place. A large crowd had gathered at the cemetery. Several members spoke at the graveside, all paying tribute to the memory of their friend and brother in well-chosen, eloquent, and touching words’.

Rev. D. Koffijberg.

Rev. D. Koffijberg (1844-1911) served the church in Culemborg from 1900 until his death in 1911. He was friends with Dr. A. Kuyper (1837-1920), who had advised him to become a minister under Article 8 (‘singular gifts’). He certainly had those special gifts: ‘He preached from memory and filled the church both in the morning and evening. He had many friends outside the church. (…) He could preach and catechize like no other’. For a while, he even took on the Sunday school teaching himself when no Sunday school teachers could be found and everyone declined the honor. It was difficult for him, but teachers from the Christian school took over the work.

In 1902, the Young Men’s Association ‘Het Mosterdzaadje’ was founded, which had twelve members, but the president quickly lost interest, ‘because of the low attendance and disorderly behavior of some young men’. The club was even shut down for a while; ‘it is stifled and cannot grow anymore’. Even five years later, things were still bleak. Some years later, the Young Men’s Association ‘Nathanaël’ was established, which fared better.

A ‘Young Women’s Association’ was also founded, with hardly any problems; like in many other places, they made clothes for the diaconate during their meetings.

Difficulties arose in the early twentieth century in the form of ‘unreconcilable disturbances occurring in many members’. Therefore, communion had to be postponed twice. When communion was celebrated again some time later, this happened against the will of one of the congregation members; he stood up during communion and prevented one of the other congregation members from approaching the communion table, as he believed that this person had no right to partake in communion. This action was strongly discussed with the perpetrator during the church council meeting…

On December 13, 191, Rev. Koffijberg passed away. On his way home – coming from a funeral he had led – he suffered a stroke, which left him paralyzed. During a church service, he heard from his sickbed how the children of the Scheffel school sang his favorite psalm in church: Psalm 73 verse 1: ‘Truly God is good to Israel, to those who are pure in heart. But as for me, my feet had almost stumbled, my steps had nearly slipped.’

Rev. J.W. van den Bosch.

Rev. J.W. van den Bosch (1882-1952) was a minister in Culemborg from 1912 to 1915. “Rev. Van den Bosch was the epitome of a stylish, dignified clergyman; fervent and fiery in his preaching. One Sunday, he was so engrossed in his sermon that he accidentally swept his notes, written on loose sheets, from the pulpit. Elder Sjoer dutifully picked them up and arranged them in order, allowing the preacher to continue. His glass of water met a similar fate.”

When the mobilization period began at the start of the First World War, the minister spoke at Fort Everdingen to the soldiers stationed there, nearly all of whom were members of the Reformed (Hervormde) Church.

Rev. J. Kwak.

Rev. J. Kwak (1881-1936) served at the church in Culemborg from 1916 to 1923. In June 1916, he was installed as minister. The effects of wartime conditions, partly during and after World War I, were keenly felt. Evening services were moved to the afternoon at the request of the municipal authorities to conserve gas. The cost of fuel for the stoves had significantly increased, posing a financial challenge for him as the supplier. The church council provided some financial relief.

During this time, Rev. Kwak preached against the sinful nature of the ‘black market,’ which was thriving at that time. Two teenage boys, who were also present in the church, whispered to a nearby cloth merchant that he should pay attention to the sermon; rumors suggested he was involved in the black market. In response, the cloth merchant promptly gave them a sound slap on the cheek. Fortunately, the situation was resolved peacefully, and the two boys and their father were invited to the cloth merchant’s home for a discussion, even allowing them to choose one of the many rabbits in his garden for their Christmas meal.

There were some issues with the practice of “reading sermons” when there was no preacher available. Typically, this was done by an elder from behind the lectern in front of the pulpit. However, someone suggested doing this from the pulpit in the future, which was deemed inappropriate by some. Despite some dissent among the congregation, the church council upheld its decision.

Once, a parishioner was so angry with the minister that he took his grievance to higher authorities because the minister had failed to greet him. He complained to the church council, but as he deemed their decision unjust, he escalated the matter to the classis, the regional synod, and even to the general synod. However, his efforts were unsuccessful, as the church council’s actions were deemed appropriate by the higher authorities.

Rev. G. Staal.

Rev. G. Staal (1884-1976) served the church in Culemborg from 1924 to 1929; it was his first parish. Rev. Staal had previously been a teacher and became a minister at the age of forty. He was known for his outspoken personality and unwavering commitment to his beliefs. In his farewell sermon, he stated that the ‘Continued’ (voortgezette)  Christian Reformed (Christelijke Gereformeerde) Church [which did not join the Union of churches from Separation and Doleantie in 1892] had no justification for its existence. He also maintained clear positions regarding other churches, which did not hinder his interactions with members and leaders of those churches.

Rev. H.M. Ploeger.

Rev. H.M. Ploeger (1892-1975) served as the minister in Culemborg from 1930 to 1946. He was installed on September 14, 1930. The economic crisis of the 1930s posed significant challenges for the church congregation in Culemborg. The church’s charity had its hands full and its coffers empty. The minister’s salary was occasionally reduced, and a day of repentance and prayer was held. The unemployment rate rose, and the church’s deficit increased.

During Rev. Ploeger’s tenure, World War II broke out. He recounted an incident when the Wehrmacht requisitioned their church building for a Christmas service, during which he had to attend from the organ loft, led by a German army chaplain. On another occasion, the church was subjected to a search by the occupying forces due to initially unknown circumstances. They did not find what they were looking for, as the radios were cleverly hidden in the church’s attic by the sexton. The consistory bore the marks of the search, with broken and damaged cabinets. The search was not repeated.

During this time, the “Vrijmaking van 1944” also occurred, with a Reformed (‘Gereformeerde’) Church (vrijgemaakt) being established in Culemborg on October 11, 1945. Fifty-one congregation members left the Reformed (Gereformeerde) Church, declaring that the church council and Rev. Ploeger had reneged on their promises made at the time of their ordination. Therefore, they refused to welcome them into their homes or greet them, as the church council stood behind the decisions of the synod.

A new church (1973).

After the war, several ministers were associated with the church in Culemborg, including Rev. J.G. Lensink (1899-1990) from 1947 to 1958; Rev. H. Scholing (1900-1976) from 1960 to 1963; Rev. T.L.H. Pieterse (1935-2015) from 1965 to 1970; and Rev. J.G. Meynen (1939-2013) from 1970 to 1975. After that, the Reformed (Gereformeerde) Church in Culemborg had several more ministers.

During Rev. Meynen’s term, a new church was inaugurated. The old church was always full, creating an intimate atmosphere. However, the church council decided it was time to build a new church. Funds were raised through various means, including bazaars and donations. Numerous meetings were held to organize the preparations systematically.

The first pile was driven into the ground by Rev. Meynen on March 21, 1973, followed by 178 more. Architect Cooiman designed the church building plans, and on December 1, 1973, the new church, “De Open Hof,” was inaugurated. This church is still in use as a Protestant church.

The Open Hof fifty years (2023).

To mark the fiftieth anniversary of De Open Hof in 2023, a commemorative service was held, accompanied by the presentation of a booklet titled “50 Years Open Hof.”

© 2024. GereformeerdeKerken.info