( < Naar deel 9 – Back to part 9 ) – In onze serie over de kerkelijke vergaderingen van de naar Amerika geëmigreerde Afgescheidenen, sinds 1857 behorende tot de toen opgerichte Christian Reformed Church (zoals nader uitgelegd in deel 1), gaan we verder met de vergadering van 6 februari 1861. Tussen [] staan verhelderende of aanvullende opmerkingen van de redactie van GereformeerdeKerken.info.

Classicale vergadering gehouden te Grand Rapids, de 6 februari 1861.
Art. 1 – De vergadering wordt geopend met Classicale prediking door ds. K. van den Bosch, met als tekst 1 Corinthiërs 3 vers 12 en het eerste gedeelte van vers 13.
Art. 2 – De afgevaardigden zijn:
Grand Rapids – G. Haan en J. Gelok (ouderlingen)
Vriesland – H. Dam (ouderling)
Noordeloos – Zeeland – G. Kuipers en T. van den Bosch (ouderlingen)
Graafschap – A. Krabshuis en J.F. van Anrooy (ouderlingen)
Art. 3 – De notulen worden voorgelezen. Geen aanmerkingen. Wordt in het algemeen gesproken over de uitoefening van de [kerkelijke] censuur en wordt geklaagd en beleden dat er veel slofheid en nalatigheid in deze bestond. De preses vermaant en wekt op tot getrouwheid, dat het opzien tegen het werk, luiheid, traagheid en dodigheid vhttps://gereformeerdekerken.info/2016/09/28/hoe-ik-mijn-eerste-jaren-in-graafschap-doorbracht/erwekt bij opzieners en gemeenten.
Over de verzorging der armen was geen klacht, het schoolonderwijs in de Hollandse taal ging geregeld, het huisbezoek was (op een kleine uitzondering na) drie maal in het jaar uitgeoefend.

Art. 4 – Noordeloos-Zeeland heeft een vraag. Zeeland breidt uit, Noordeloos verzwakt. De blokkerk werd te klein voor Zeeland. De kerk te Noordeloos [wil men graag in] Zeeland gebracht hebben. Hier waren drie personen te Noordeloos tegen. Na hier over en weer gesproken te hebben is besloten, dat als iemand te Noordeloos teruggave verlangde van hetgeen bij tot het bouwen der kerk aldaar had bijgebracht, het hem teruggegeven zou worden. En omdat in Zeeland uitzicht op uitbreiding bestaat, is met algemene stemmen besloten de kerk van Noordeloos naar Zeeland over te brengen.
Art. 5 – De morgenvergadering werd beëindigd met het zingen van psalm 86 vers 6 en dankzegging door br. J. Gelok.
Art. 6 – De namiddagvergadering is geopend met het zingen van psalm 90 vers 8 en gebed door br. Haan.
Art. 7 – Graafschap vraagt in het algemeen omtrent [1] de noodkreten uit Syrië, of wij de behulpzame hand niet hebben te bieden. [2] Er wordt nog bijgevoegd of de classis niet heeft samen te werken in betrekking tot Bijbelverspreiding en het Zendingswezen. Er wordt besproken door br. Haan dat [wat de zending betreft] uit het verslag blijkt in de Boekzalen [een zendingstijdschrift uit die tijd] dat er meer dan overvloed is in de [zendings-] kas, en daar er onder ons noodzakelijker behoeften zijn, daarvan af te zien. Syrië is blijven liggen [omdat] die Christenen tot het Roomsche Babel behoren en wil de Heere Babel doen vallen, of wij het dan zullen ophouden?
Art. 8 – Wordt ter tafel gebracht, omdat het moeilijk is predikanten uit Nederland te krijgen, of wij niet kunnen beginnen met jongelingen tot de predikdienst op te leiden en daartoe de weg te openen. Is besloten dat de opzieners in de gemeenten zullen letten op gaven en aanleg in personen als predikanten en schoolmeesters, en zullen daarvan op de volgende classis mededeling doen.

Art. 9 – Komt ter sprake het constitueren van onze Kerk in taal, karakter en geest onzer Formulieren enz.. Br. Haan betuigt dat hun gemeente [Grand Rapids] geconstitueerd is bij de Burgerlijke wet op goede en echte gronden, bestaanbaar voor ons […]. De classis beaamt de opwekking van br. Ploeg en wenst gezamenlijk te werken om op die hoogte te komen en de naam van True Dutch Reformed Church aan te nemen. Doch Graafschap heeft nog bezwaren en wenst de tijd af te wachten tot haar bezwaren opgeheven zijn. De classis heeft besloten dit besluit uit te voeren, behalve Graafschap.
Art. 10 – Wordt gesproken over de Hollandse taal in school en prediking om die vast te houden voor ons en onze nageslachten. De broeders achten het ten hoogste noodzakelijk de Hollandse taal in geslachten te bewaren en wordt er bij de gemeenten sterk op aangedrongen om voor het onderwijs in de Hollandse taal te zorgen.
Art. 11 – De broeders van Graafschap stellen voor of een diaken die zijn tijd nog niet heeft uitgediend, op nominatie gesteld kan worden als ouderling. Besluit is ‘ja’, en voor het geval een diaken tot opziener [ouderling] verkozen wordt, zal men tot een nieuwe verkiezing voor diakenen overgaan, en als hij niet verkozen wordt hij als voren in dienst blijft.

Art. 12 – Wordt gevraagd aan br. Haan naar de correspondentie [met geestverwanten] in het Oosten. De correspondentie met de Oostersen is opgehouden. Met ds. De Rooy duurde de correspondentie nog voort. ZEW had begeerte om tot onze classis over te komen [en zich dus bij de Holland Reformed Church te voegen], maar twee zaken hadden ZEW daarvan teruggehouden, welke door br. Haan zijn beantwoord. Voor het overige werd de correspondentie door de classis beaamd.
Art. 13 – Een lid uit de gemeente van Grand Rapids brengt bezwaar in tegen br. Haan, die weigerde zich aan een herverkiezing [als ouderling] te onderwerpen, maar gewoon te blijven dienen [zonder eerst opnieuw verkozen te worden]. Dat lidmaat had bezwaar br. Haan als ouderling te erkennen. De preses vraagt of het grootste deel van de gemeente dat bezwaar heeft. Het bleek van meer personen. De bezwaarde personen beweerden dit bezwaar op goede gronden te opperen, volgens de kerkorde [die zegt dat men dan moet aftreden]. De preses beweert dat hierin door de kerkeraad te Grand Rapids naar het profijt [in het voordeel] der kerk is gehandeld. Men vraagt [nu] het oordeel der classis of men, door br. Haan te laten blijven als ouderling, tegen Gods Woord en Kerkenorde heeft gehandeld. Gelezen wordt in Art. […] de woorden ‘moeten afgaan’, [tenzij] het profijt der gemeente het anders vorderde. Bezwaarde personen betogen dat de kerkeraad [de zaak] niet genoeg doordacht heeft, maar dat zij er geen profijt in zagen en dat de geest der Kerkorde anders ligt.

Na over en weer gesproken te hebben wordt bij algemene stemming geoordeeld (daar de kerkeraad verklaarde naar het profijt der Kerk gehandeld te hebben) dat er noch tegen Gods Woord noch kerkorde was gehandeld. Omdat de bezwaarden hun bezwaren handhaven heeft br. Haan verslag gegeven van zijn niet onderwerping aan een herverkiezing, (namelijk) een kwade praktijk van een deel der gemeente om br. Haan er uit te krijgen. Ook heeft de kerkeraad verslag gedaan welk voordeel zij er in gezien hadden, br. Haan niet te kunnen loslaten, zoekende de beste gaven. Hiermede zijn de bezwaren wat gezakt.
Art. 14 – De vergadering wordt geëindigd met het zingen uit psalm 122 vers 3 en dankzegging door br. Dam. Besloten wordt de eerstvolgende classis te houden in Vriesland, op de eerste woensdag in juni.
K. van den Bosch (preses) en A. Krabshuis (scriba).
Bron:
Minutes of the Highest Assembly of the Christian Reformed Church 1857-1880. Grand Rapids, Michigan, 1937
Translation into English:
From ‘Classis’ to ‘Synod’ in America (10).
( < Back to part 9 ) – In our series on the church assemblies of the Seceders who emigrated to America, since 1857 belonging to the then newly founded Christian Reformed Church (as explained in part 1), we continue with the meeting of February 6, 1861. Explanatory or additional comments from the editors of GereformeerdeKerken.info are placed in brackets [].
Classical Assembly held in Grand Rapids on February 6, 1861.
Art. 1 – The meeting is opened with a Classical sermon by Rev. K. van den Bosch, based on 1 Corinthians 3:12 and the first part of verse 13.
Art. 2 – The delegates are:
Grand Rapids – G. Haan and J. Gelok (elders)
Vriesland – H. Dam (elder)
Noordeloos – Zeeland – G. Kuipers and T. van den Bosch (elders)
Graafschap – A. Krabshuis and J.F. van Anrooy (elders)
Art. 3 – The minutes are read. No remarks. General discussion follows on the exercise of [church] discipline, with complaints and confessions about significant neglect and laxity in this area. The chairman admonishes and urges faithfulness, noting that reluctance to the work, laziness, sluggishness, and spiritual deadness are obstacles for overseers and congregations.
There were no complaints about the care of the poor, Dutch-language education continued regularly, and house visitation was carried out three times a year (with one minor exception).
Art. 4 – Noordeloos-Zeeland raises a question. Zeeland is expanding, while Noordeloos is weakening. The church building became too small for Zeeland. The congregation of Noordeloos [was proposed to be] moved to Zeeland. Three individuals in Noordeloos opposed this. After discussion, it was decided that if anyone in Noordeloos requested a refund of their contributions for the construction of the church there, it would be returned. And since Zeeland had potential for expansion, it was unanimously decided to transfer the church from Noordeloos to Zeeland.
Art. 5 – The morning session is closed with the singing of Psalm 86:6 and a prayer of thanksgiving by Br. J. Gelok.
Art. 6 – The afternoon session is opened with the singing of Psalm 90:8 and prayer by Br. Haan.
Art. 7 – Graafschap raises a general question: [1] concerning the cries for help from Syria—should we not extend a helping hand? [2] Should the classis not collaborate on Bible distribution and mission work? Br. Haan discusses that, according to a report in the ‘Boekzalen’ [a mission magazine of that time], there was an abundance of funds in the [mission] treasury, and since there were more pressing needs among us, it was decided not to allocate funds for this. Syria was disregarded because those Christians belonged to the Roman Catholic Church, and if the Lord willed Babylon to fall, should we try to sustain it?
Art. 8 – A matter is raised regarding the difficulty of obtaining ministers from the Netherlands and whether we should begin training young men for ministry and open the way for this. It was decided that the overseers in the congregations would observe gifts and abilities in individuals suited for ministry and teaching, and report on this at the next classis meeting.
Art. 9 – Discussion arises regarding the constitution of our Church in language, character, and spirit of our Forms, etc. Br. Haan states that their congregation [Grand Rapids] is constituted by Civil Law on good and valid grounds, acceptable for us […]. The classis agrees with Br. Ploeg’s encouragement and wishes to work together to reach that level and adopt the name True Dutch Reformed Church. However, Graafschap has objections and prefers to wait until those concerns are resolved. The classis decides to implement this decision, except for Graafschap.
Art. 10 – The preservation of the Dutch language in schools and preaching is discussed. The brothers deem it highly necessary to preserve the Dutch language for future generations and strongly urge the congregations to ensure Dutch-language education.
Art. 11 – The brothers from Graafschap ask whether a deacon who has not yet completed his term can be nominated as an elder. The decision is ‘yes,’ and if a deacon is elected as an overseer [elder], a new election for deacons will be held. If he is not elected, he will continue serving as before.
Art. 12 – Br. Haan is asked about correspondence [with like-minded people] in the East. Correspondence with the Easterners has ceased. Correspondence with Rev. De Rooy continues. His Reverend expressed a desire to join our classis [and thus affiliate with the Holland Reformed Church], but two issues prevented them, which Br. Haan addressed. The classis affirms the correspondence.
Art. 13 – A member from the Grand Rapids congregation objects to Br. Haan, who refused to submit to re-election [as elder] and continued serving [without re-election]. This member refused to recognize Br. Haan as an elder. The chairman asks whether the majority of the congregation shares this objection. Several people did. The objectors claimed their objection was well-founded according to church order [which states that one must step down]. The chairman argues that the consistory of Grand Rapids acted for the benefit [in favor] of the church. The classis is asked to judge whether allowing Br. Haan to remain as elder was against God’s Word and Church Order. The relevant article is read, which states ‘must step down,’ [unless] the benefit of the congregation requires otherwise. The objectors argue that the consistory did not sufficiently consider the matter and that they saw no benefit, as the spirit of the Church Order suggests otherwise.
After discussion, it is unanimously judged (since the consistory declared they acted for the benefit of the Church) that there was no violation of God’s Word or Church Order. Since the objectors maintain their concerns, Br. Haan gives an explanation for his refusal to submit to re-election, citing an ill-intentioned effort by part of the congregation to remove him. The consistory also reports on the advantages of retaining Br. Haan, seeking the best gifts. With this, the objections are somewhat settled.
Art. 14 – The meeting is closed with the singing of Psalm 122:3 and a prayer of thanksgiving by Br. Dam. It is decided that the next classis will be held in Vriesland on the first Wednesday of June.
K. van den Bosch (chairman) and A. Krabshuis (clerk).
Source:
Minutes of the Highest Assembly of the Christian Reformed Church 1857-1880. Grand Rapids, Michigan, 1937