Iets uit Krabbendijkes gereformeerde kerkgeschiedenis

Inleiding.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Krabbendijke werd geïnstitueerd op 9 oktober 1836, maar onttrok zich op 23 oktober 1839 aan de Christelijke Afgescheidene Kerk en ging verder als ‘Oud Gereformeerde Gemeente’.

Kaart: Google.

Op 14 maart 1869, net voordat – in juni dat jaar – de naam van de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ veranderde in ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’, werd in Krabbendijke opnieuw een ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ geïnstitueerd. In 1892 sloot deze Gemeente zich aan bij ‘De Gereformeerde Kerken in Nederland’.

1. De eerste Afgescheiden Gemeente (van 1836 tot 1839).

In Zeeland reisde de van oorsprong hervormde predikant ds. H.J. Budding (1810-1870) van Biggekerke, stad en land af om te preken en Christelijke Afgescheidene Gemeenten te institueren, die hij daarna zoveel mogelijk bezocht om er te preken, het avondmaal te bedienen en kinderen te dopen. Op 1 april 1836 was hij in Biggekerke namelijk met de Afscheiding meegegaan en verzorgde sindsdien een behoorlijk aantal Zeeuwse gemeenten. Sinds het voorjaar van 1836 kwam hij ook in Krabbendijke. Al eerder waren door verontruste hervormden in deze omgeving huisgodsdienstoefeningen gehouden, waar preken van ‘oudvaders’ gelezen en psalmen gezongen werden en ‘waar men elkaar bevraagde over het geestelijk leven’.

‘Ongeoorloofde godsdienstige bijeenkomsten’…

Zo was op zondagochtend 24 juli 1836 in de woning van wagenmaker Pieter Kasse een godsdienstige bijeenkomst gehouden waar achtentwintig dorstigen naar het Woord bijeen waren. Peter Kasse had er echter geen toestemming van de overheid voor; dat was verplicht omdat er meer dan twintig mensen aanwezig waren. ’s Middags waren er nóg eens drieëntwintig mensen in zijn woning verzameld met het zelfde doel. De plaatselijke overheid had de optocht naar de woning van Kasse natuurlijk opgemerkt en de burgemeester maakte rapport op, waarna Kasse werd aangeklaagd.

Toen in de woning van Kasse een maand later opnieuw een godsdienstige bijeenkomst gehouden was, kwam hij opnieuw in de problemen. Hij kreeg daarvoor een boete van fl. 75 en bovendien moest hij de gerechtskosten van bijna fl. 70 ophoesten.

Ds. H.J. Budding (1810-1870) institueerde ook de gemeente te Krabbendijke.

Nadat ds. Budding een week eerder de Christelijke Afgescheidene Gemeente Kruiningen-Yerseke had geïnstitueerd in de schuur van Jacob de Boe, kwam hij op 9 oktober 1836 naar Krabbendijke, waar de afgelopen tijd zo ongeveer wekelijks ‘ongeoorloofde godsdienstoefeningen’ gehouden waren. Hier kwam men bijeen in de grote schuur van Jacobus Weststrate in het om de hoek gelegen gehucht Gawege. De plaatselijke overheid was op de hoogte geraakt en had voor de zekerheid een aantal militairen paraat gehouden om ordeverstoringen te voorkomen. In de voorgaande week waren namelijk in de omgeving van Kruiningen bij een Afgescheidene de ruiten ingegooid.

Peter Kasse bediende zich volgens het rapport van de burgemeester van onbedekte taal als het ging om de toekomst van zijn Afgescheiden godsdienstige bijeenkomsten; het zou niet lang duren, zo had hij duidelijk gemaakt, dat ‘wij de sleutels van de hervormde kerk in bezit krijgen’, wat vervolgens weer ‘opgewonden reacties’ van tegenstanders had teweeg gebracht.

De gemeente geïnstitueerd.

Hoe dan ook, in het gehucht Gawege was ds. Budding dus op zondag 9 oktober 1836 in de schuur van Weststrate aanwezig niet alleen om kinderen te dopen maar ook om een gemeente te stichten. Dankzij het daarvan door de burgemeester opgemaakte rapport zijn de namen van de eerste door ds. Budding in het ambt bevestigde kerkenraadsleden bekend. Het waren de arbeider Hendrik Stroosnijder, de ‘landman’ Jacobus Weststrate, de landman Adriaan Blok, de landman Johannes Buteijn, de arbeider Johannes Versprille en de arbeider Dingenis Stroosnijder, zoon van de eerder genoemde Hendrik Stroosnijder. Door de bevestiging van de ambtsdragers was de gemeente geïnstitueerd. Maar het kwam hen wel weer op flink wat kosten te staan: ds. Budding kreeg een boete van fl. 100, Jacobus Weststrate moest proberen de hem opgelegde boete van fl. 50 bij elkaar te krijgen en de overige ambtsdragers kregen elk een boete van fl. 25. De totale kosten van de rechtszaak bedroegen fl. 15, die ze ook moesten betalen. Budding en Kasse hadden in die tijd bovendien ook nog gevangen gezeten om dezelfde reden, nl. het houden van ‘ongeoorloofde’ godsdienstoefeningen.

Het Dorpsplein te Krabbendijke, lang geleden.

Krabbendijkes hervormde kerkenraad besprak op 17 oktober de gebeurtenissen in de schuur van Weststrate. Hij besloot de gemeenteleden, die de bijeenkomst hadden bijgewoond, niet onder censuur te stellen, maar gewoon tot het avondmaal toe te laten. Wel wilde de kerkenraad een gesprek hebben met de schoolmeester en met diaken Westveer, die zich ‘lichtzinnig gedragen’ hadden door de bijeenkomst met ds. Budding bij te wonen.

De weken daarop werden de bijeenkomsten van de Afgescheidenen door de overheid goed in de gaten gehouden en telkens werden door de burgemeester rapporten geschreven, werden rechtszaken gehouden en boetes uitgedeeld. Het zou eentonig worden al die gebeurtenissen te noemen, maar de Afgescheidenen gaven geen krimp. Ze bleven bijeenkomen in de schuur en in particuliere woningen en er werden geregeld kinderen gedoopt. De gemeente breidde zich uit! In maart 1837 telde zij al bijna honderd leden.

Geen erkenning gevraagd.

Ook de gemeente van Krabbendijke had het dus moeilijk met de overheid. Door de vervolgingen vanwege de overheid overwogen vele gemeenten na verloop van tijd erkenning (‘toelating’) bij de overheid te vragen, waardoor de vervolgingen in ieder geval zouden worden beëindigd. Aan het vragen van officiële erkenning van een Afgescheiden Gemeente waren echter voorwaarden verbonden. Zo moest men over een eigen plaats van samenkomst beschikken, moest men een reglement opsturen waaruit bleek hoe de gemeente bestuurd werd, moest men beloven geen aanspraak te zullen maken op ’s Rijks Kas en moest men de eigen armen zelf onderhouden. Ook mocht geen gebruik gemaakt worden van de naam ‘gereformeerd’, omdat deze, naar de overheid vond, toebehoorde aan de Nederlandsche Hervormde Kerk, die vóór 1816 – toen het nieuwe ‘Algemeen Reglement’ voor het bestuur der Nederlandse Hervormde Kerk werd ingevoerd – immers ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’ heette.

Losgemaakt van de Christelijke Afgescheidene Kerk (1839).

De door veel gemeenten aangevraagde erkenning bij de overheid werd door ds. Budding ervaren als verraad. Deze houding droeg hij ook onbewimpeld uit, en zo kwam hij in conflict met de Provinciale Vergadering van de Christelijke Afgescheidene Kerk. De gemeente van Krabbendijke koos toen voor het overgrote merendeel de kant van ds. Budding en maakte zich op 23 oktober 1839 los van de Christelijke Afgescheidene Kerk. Weliswaar sloot ds. Budding zich er later weer bij aan, maar voor de gemeente van Krabbendijke was dat niet meer van belang. In ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863), predikant van Benthuizen, vond men haar nieuwe voorganger.

Van ds. L.G.C. Ledeboer (1808-1863) kennen we geen foto, wel zijn handtekening.

Ds. Ledeboer – in 1841 afgezet als hervormd predikant vanwege verzet tegen het ‘Algemeen Reglement’ en tegen het door de overheid verplicht gestelde gebruik van de bundel met ‘Evangelische Gezangen’- richtte zelf gemeenten op die zich afzijdig hielden van de Christelijke Afgescheidene Kerk en hun eigen gang gingen (later Ledeboeriaanse gemeenten genoemd). Onder leiding van ds. P. van Dijke (1812-1883) ging de gemeente van Krabbendijke als ‘Oud Gereformeerde Gemeente’ steeds meer haar eigen weg. De paar nog resterende Christelijk Afgescheidene gemeenteleden sloten zich aan bij Afgescheiden gemeenten in de omgeving.

2. De tweede Christelijke Afgescheiden (c.q. Gereformeerde) Gemeente (van 1869 tot 1892).

Weliswaar bestond de gemeente van ds. Van Dijke uit vrijwel de hele voormalige Christelijke Afgescheiden Gemeente, maar toch bleven in Krabbendijke en directe omgeving nog Afgescheidenen wonen die zich niet bij Van Dijkes gemeente aansloten en in Kruiningen of in Yerseke kerkten. Halverwege de jaren ‘60 van de negentiende eeuw kwamen Hendrik Geelhoed, zijn echtgenote en hun kinderen in Krabbendijke wonen. Hendrik kende het klappen van de kerkelijke zweep, want hij had kort daarvoor een voorname rol gespeeld bij de instituering van de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Geersdijk, op 18 september 1864. Het duurde niet lang of hij en de andere in het dorp woonachtige leden van de Christelijke Afgescheidene Kerk, vonden elkaar.

Verenigen met de gemeente van ds. Van Dijke?

Het duurde niet lang of men hield in de Dorpsstraat, ten huize van J. Poelman, zondagse kerkdiensten, omdat de afstand naar de kerken in Kruiningen en Yerseke bezwaarlijk was. Men overlegde over de vraag of het ook wijs was in Krabbendijke te komen tot een zelfstandige Christelijke Afgescheidene Gemeente. Op dat punt vond men elkaar snel, maar eerst wilde men contact opnemen met ds. Van Dijkes plaatselijke Oud Gereformeerde Gemeente, die in 1839 de Christelijke Afgescheidene Kerk verlaten had (het contact opnemen met de gemeente van ds. Van Dijke was trouwens helemaal niet vreemd, want in die tijd waren de landelijke synode van de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en die van ‘Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’ (rond 1840 ook ontstaan als afsplitsing van de Christelijke Afgescheidene Kerk) al druk bezig met overleggen om tot eenheid te komen).

Pieter van Dijke (1812-1883) als dominee.

Begin januari 1869 deelden Cornelis Braamse en Hendrik Geelhoed dat plan schriftelijk mee aan de Christelijke Afgescheiden Provinciale Synode van Zeeland, die op 13 januari 1869 bijeenkwam in Middelburg. Maar men voegde er in het schrijven aan toe dat – als de gewenste eenheid niet tot stand kon komen – men dan in Krabbendijke graag een zelfstandige Christelijke Afgescheidene Gemeente wilde stichten. Zowel het een als het ander viel bij de synode in goede aarde. Er waren in Krabbendijke ruim vijftig potentiële gemeenteleden, wat men voldoende achtte voor de instituering van een zelfstandige gemeente.

De provinciale synode nam de brief dus serieus en ds. C. Steketee (1819-1882) van Nieuwdorp schreef een ‘in zeer verzoenende geest’ gestelde brief aan ‘de lieve broeder’ ds. Van Dijke, predikant van een hele reeks vacante gemeenten in Zeeland en ook van die in Krabbendijke. In de brief drong men sterk aan op kerkelijke eenwording ‘dewijl zij [de synode] zich met velen in onze provincie innig aan u [ds. Van Dijke] verbonden gevoelen. De Heere, die Sion bemint boven alle woningen Jacobs, die verblijde onze harten in elkanders ontmoeting en geve dengenen, die hem vreezen hunnen wensch’.

Ds. C. Steketee (18190-1882).

Kerkenraadsverkiezing, instituering en overheidserkenning.

Er kwam echter geen antwoord. Dat hield duidelijk genoeg in dat men er niet voor voelde. Vandaar dat de provinciale vergadering op 2 maart 1869 een aantal afgevaardigden naar Krabbendijke zond om leiding te geven aan de verkiezing van ambtsdragers. De commissie bestond uit ds. A. de Bruijne (1810-1878), van 1868 tot zijn emeritaat in 1872 reizend predikant van de Christelijke Afgescheidene Gemeenten op Zuid-Beveland, de al genoemde ds. C. Steketee van Nieuwdorp, ds. K. Kreulen (1833-1901) van Zierikzee

Ds. K. Kreulen (1833-1901).

en ds. A. Littooij (1834-1909) van Middelburg. Ook waren verscheidene gemeenteleden uit Rilland en Krabbendijke aanwezig, die op de bijeenkomst de 52 aanstaande gemeenteleden vertegenwoordigden.

Ds. A. Littooij (1834-1909).

Als ouderlingen werden gekozen de eerdergenoemde briefschrijvers H. Geelhoed en C. Braamse, terwijl tot diakenen verkozen werden Joh. Zandee en Jan Philipse, alle vier gelijkelijk verdeeld over Rilland en Krabbendijke. Na een tweetal afkondigingen vond de bevestiging van deze ambtsdragers plaats op zondag 14 maart 1869. Dat gebeurde door reizend predikant ds. A. de Bruijne. Daarmee was de gemeente geïnstitueerd.

Het was verder een koud kunstje om erkenning bij de overheid te vragen, want sinds de invoering van de nieuwe wet op de kerkgenootschappen hoefde nergens meer toestemming voor worden gevraagd, maar diende uitsluitend kennis gegeven te worden van de instituering van de kerkelijke gemeente. Deze kennisgeving ondertekenden de zes leden uit Krabbendijke en vijf uit Rilland als ‘Opzieners en armverzorgers van de Oud Gereformeerde Gemeente’; dat was de naam van de gemeente van ds. Van Dijke. Wesseling veronderstelt dat men deze brief schreef in de overtuiging dat het samengaan met die gemeente wel zou lukken en dat men het schrijven daarom aldus ondertekende.

Ds. A. de Bruijne (1810-1878), enige jaren reizend predikant in Zeeland.

“(…) Wij twijfelen niet of Uwe Majesteit zal ook ons gaarne gelijk stellen met zoovele Gemeenten in ons vaderland, die bereids erkenning hebben gevraagd en verkregen, en verwachten daarom hierop van Uwe Majesteit ook eene spoedige en gunstige dispositie (…)”. Nógmaals probeerde de kerkenraad van de nieuwe gemeente daarna tot eenheid met de gemeente van ds. Van Dijke te komen. Het lukte Hendrik Geelhoed zelfs een uitvoerig gesprek met ds. Van Dijke te hebben, maar het mocht niet baten.

3. Christelijke Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke (van 1869 tot 1892).

In 1869 veranderde de naam van de Christelijke Afgescheidene Gemeente in ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’. Dat kwam door de landelijke kerkenfusie tussen de ‘Christelijke Afgescheidene Kerk’ en de rond 1840 daarvan afgescheiden ‘Gereformeerde Kerk onder het Kruis’. Jarenlang had men over eenwording onderhandeld, en in juni 1869 lukte het. De naam van het verenigde kerkgenootschap zou in het vervolg ’Christelijke Gereformeerde Kerk’ zijn.

Rechts is het puntdak van de kerk te zien.

De kerkenraad liet er ondertussen geen gras over groeien. Al in mei 1869 was de aanbesteding van een eigen kerkgebouw gehouden. J.C. Hoogvliet uit Rilland mocht de kerk gaan bouwen op een perceel grond aan de Dorpsstraat 53, eigendom van broeder Kakebeeke, die dit belangeloos aan de nieuwe gemeente had afgestaan. Het werd een eenvoudige zaalkerk die er overigens nog steeds staat, zij het inmiddels verbouwd tot winkel. Ondertussen groeide de kerkelijke gemeente flink; geregeld lieten zich nieuwe gemeenteleden inschrijven.

De eerste predikant: ds. A. Brouwer (van 1872 tot 1874).

Ds. A. Brouwer (1838-1901).

Hoewel ook de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Rilland inmiddels zelfstandig geworden was besloten beide kerkenraden toch gezamenlijk een predikant te beroepen. In mei 1872 brachten de kerkenraden een beroep uit op kandidaat A. Brouwer (1838-1901) van Kampen, die op een traktement van fl. 850 per jaar, met vrije woning, belastingvrijdom en twee vrije zondagen per jaar naar Krabbendijke kwam, waar hij op 28 juli in het ambt bevestigd werd. Albert Brouwer “was opgeleid tot smid en was vele jaren als smidsgezel werkzaam in het buurtschap Koelucht tussen Kampen en Wezep. Daarna liet hij een huis met smederij bouwen aan de Zandberg te IJsselmuiden, waar hij zich na zijn huwelijk vestigde. Hij ondervond echter zware tegenslag: zijn vrouw en kind werden hem door de dood ontnomen. Dit was hem voor aanleiding om de smederij te verkopen en te Kampen voor predikant te gaan studeren”. De predikant bleef niet lang, want toen hij ruim een jaar later een beroep van Hellevoetsluis kreeg nam hij dat aan en nam op 22 februari 1874 afscheid van Krabbendijke.

En toen gebeurde er iets opmerkelijks: het grote gezin van Hendrik Geelhoed verhuisde naar Sint Philipsland. Behalve het feit dat de gemeente daardoor in één keer twaalf leden verloor, werd ook de voordelige afspraak gemaakt dat hij ouderling van Krabbendijke zou blijven en dat zijn huis in Sint Philipsland gebruikt zou worden voor het houden van kerkdiensten omdat in die omgeving nog geen Christelijke Gereformeerde Gemeente bestond, al was er wél – net als in Krabbendijke – een gemeente ‘van’ ds. Van Dijke. Maar op eenheid hoefde men ook daar niet te rekenen. Hoe dan ook, afgesproken werd dat de dominee van Krabbendijke ook viermaal per jaar in Sint Philipsland zou preken. Maar al snel ontstond er onenigheid, zodat de samenwerking verbroken werd.

Iets over de tijd van ds. J. de Koning (van 1874 tot 1904).

Ds. J. de Koning (1826-1907).

Ondertussen was de gemeente behoorlijk gegroeid, vermoedelijk al tot zo’n tweehonderd leden. Want toen in 1874 een nieuwe predikant beroepen werd brachten maar liefst drieënveertig manslidmaten hun stem uit. De keus viel op ds. J. de Koning (1826-1907) van De Lier, die het beroep aannam. Op 15 maart dat jaar deed hij intrede. Het traktement was inmiddels opgeschroefd naar fl. 900 per jaar met vrij wonen, belastingvrijdom en twee vrije zondagen per jaar, maar wel moest hij drie keer per zondag preken, en eens in de twee weken in Rilland voorgaan (ook ds. De Koning werd namelijk in combinatie met de gemeente van Rilland beroepen). Vooral aan deze predikant was het te danken dat de armlastige kerk van Krabbendijke financieel overeind bleef. ‘Hij offerde een belangrijk deel van zijn eigen kapitaal om leningen over te nemen en in renteloze aandelen om te zetten, waarvan dan meestal een gedeelte in eigen portefeuille bleef’.

Ds. De Koning heeft de gemeente van Krabbendijke gedurende maar liefst dertig jaar gediend. Hij droeg het ambtsgewaad, niet het ‘oude’ (met steek, geklede jas, kniebroek en schoenen met gespen), maar een lange jas met een hoge hoed. Dat was echter een van de broeders een doorn in het oog. Ook had datzelfde gemeentelid wel eens aanmerkingen op de verzorging van de preken van ds. De Koning, die hem soms onwelgevallig was: de woorden ‘ende’ en ‘creatuur’ kwamen er naar zijn smaak teveel in voor…

Links de gereformeerde kerk aan de Dorpsstraat 53.

Heen en weer terug…

Ondanks het feit dat de kerkenraad tot tweemaal toe geprobeerd had contact te krijgen en eenwording te zoeken met de gemeente van Ds. Van Dijken, was dat nooit gelukt. Toch waren in Van Dijkes gemeente leden die overkwamen naar de Christelijke Gereformeerde Gemeente. Men vond er echter niet wat men zocht. De verschillen in het kerkelijk leven werden zo groot gevonden dat met enige regelmaat weer gemeenteleden naar de Oud Gereformeerde Gemeente teruggingen. Geregeld moest de predikant van de kansel afkondigen wie zich nu weer onttrokken hadden. Op een zondag voegde hij aan zo’n mededeling toe: ‘Zo er meer zijn, die geloven ons te moeten verlaten, dat ze zulks vrijmoedig verklaren, of anders meer getrouw zich openbaren, want hinken op twee gedachten is moeilijk en ons zeer onaangenaam’.

De aan de kerk vast gebouwde consistorie staat nog steeds naast de tot winkel verbouwde kerk aan de Dorpsstraat.

In 1877 werd het kerkgebouw verrijkt met een consistorie, die fl. 300 kostte. En in Oostdijk werd een gebouwtje gehuurd voor de zondagsschool, terwijl de predikant daar ook catechisaties gaf en later ook kerkdiensten leidde.

In het vervolg zélf een dominee beroepen (1879).

In 1879 spraken de kerkenraden van Krabbendijke en Rilland af in het vervolg elk apart een predikant te beroepen. In dat jaar eindigde dan ook de overeenkomst tussen beide gemeenten. Het jaar daarop werd besloten een nieuwe predikantswoning te bouwen. De huurwoning die tot dat moment als pastorie diende werd door de eigenaar teruggevraagd. Ds. De Koning zal er ongetwijfeld blij mee zijn geweest, want de nieuwe woning werd ‘zeer ruim’ en kostte dan ook fl. 4.500, een behoorlijk bedrag voor die tijd. De veertig daarop volgende jaren bleef het huis als pastorie in gebruik

Emigratie.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868), die in de Amerikaanse staat Iowa de stad Pella stichtte.

Veel Afgescheiden Gemeenten hadden in de jaren 1847 en daarna talloze geloofsgenoten naar Amerika zien emigreren, in het kielzog van onder anderen H.P. Scholte (1805-1868) en ds. A.C. van Raalte (1811-1876). Ook veertig jaar later kwam er weer een emigratiegolf opzetten, nu vooral naar Argentinië. Men kon – zo was de belofte – gratis naar dat land worden overgevaren om zo een eind te maken aan het armelijke bestaan in Nederland; in die jaren heerste op landbouwgebied een malaise.

Ds. A.C. Raalte (1811-1876), die in 1847 Holland, Michigan, stichtte.

Ook in de kerk van Krabbendijke veroorzaakte deze emigratiebeweging ‘vele lege plaatsen’. En ook daarná gingen gezinnen ‘de grote plas’ over, vooral naar Noord- en Zuid-Amerika. In de jaren 1883 tot 1912 verloor de gemeente van Krabbendijke daardoor maar liefst 34 gezinnen met in totaal 140 kinderen! Gelukkig dat het ledental daardoor niet blijvend werd aangetast, want in die tijd werden gemiddeld zestien kinderen per jaar gedoopt.

In de jaren ’80 van de negentiende eeuw bloeide ook het verenigingsleven op. Een Jongelingsvereniging ‘Hebt de Waarheid en de Vrede lief’ en een meisjesnaaivereniging ‘Dorcas’ werden opgericht. De meisjes naaiden voornamelijk kleding ten behoeve van de door de diaconie ondersteunde behoeftige gezinnen.

4. De Gereformeerde Kerk te Krabbendijke (vanaf 1892 tot heden).

In 1886 vond de Doleantie plaats, de tweede orthodoxe afscheiding uit de Nederlandse Hervormde kerk, die onder leiding stond van vooral dr. A. Kuyper (1837-1920).

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Deze Dolerenden stichtten in heel het land vele ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ (in Krabbendijke werd trouwens geen Dolerende kerk gesticht). Toen de synodes van de beide kerkgenootschappen pogingen in het werk stelden om tot eenheid te komen, kon uiteindelijk op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de officiële Ineensmelting van beide kerken beklonken worden. De nieuwe naam van de verenigde Kerken was: “De Gereformeerde Kerken in Nederland”. Een maand later besloot ook de kerkenraad van Krabbendijke zich bij de Gereformeerde Kerken aan te sluiten, wat met ingang van 18 juli geëffectueerd werd.

Een School met den Bijbel (1899).

In het begin van de jaren ’90 werd voor het eerst gesproken over het stichten van een christelijke school. Allerwegen werd geoordeeld dat een ‘School met den Bijbel’ ook veel zou kunnen betekenen voor de evangelisatiearbeid en daardoor (voor zover nodig) voor de kerstening van het dorp. Het was in de jaren dat de gelijkstelling van het openbaar- en het bijzonder onderwijs nog niet bestond en de ouders dus grotendeels zelf opdraaiden voor de kosten die de christelijke school met zich meebracht.

De aanbieding van de honderdduizenden handtekeningen aan de koning (1878).

Toch waren al sinds enkele decennia overal in het land christelijke scholen opgericht en was in 1878 nog een groot Volkspetitionnement georganiseerd om de Koning te verzoeken de nieuwe onderwijswet niet te tekenen omdat daardoor de kosten van stichting en onderhoud van christelijke scholen drastisch verhoogd zouden worden. Honderdduizenden protestanten en katholieken – die elk een eigen verzoekschrift organiseerden – tekenden dit Volkspetitionnement.

De koning tekende de nieuwe wet echter wél. Toen de christelijke scholen voor grote meerkosten kwamen te staan, verenigden de plaatselijke comités, die het Volkspetitionnement in eigen dorp of stad hadden georganiseerd, zich tot – wat later bekend werd als – ‘De Unie School en Evangelie’. Deze hield jaarlijks een huis-aan-huis collecte om de christelijke school financieel te steunen. Uiteraard werd ook in de kerk te Krabbendijke voor de christelijke school gecollecteerd, waardoor in die tijd per keer soms meer dan fl. 300 werd opgehaald.

In Krabbendijke werd in 1899 de christelijke school geopend. Deze stond gedurende een aantal jaren onder leiding van hoofdmeester De Koning, de zoon van de predikant. Aanvankelijk werkten alle gezindten in deze christelijke school samen. Later werden echter ook een hervormde school en een school van de Gereformeerde Gemeente (de gemeente van de inmiddels overleden ds. P. van Dijke) geopend. De hervormde en de gereformeerde school kwamen in de jaren ’60 van de twintigste eeuw weer bij elkaar.

De oude christelijke school te Krabbendijke.

Een orgel (1900).

In 1900 werd voor het eerst een orgel in het kerkje aan de Dorpsstraat geplaatst. Tot die tijd gaf de voorzanger de toon aan, zodat de gemeente haar psalmen op langgerekte toon kon inzetten. De plaatsing van het orgel was trouwens geen ‘fluitje van een cent’. Er moest een orgelgalerij in de kerk gebouwd worden en bovendien moest de kerk met meer dan een meter verhoogd worden, omdat het orgel er anders niet in paste. De eerste organist was gedurende korte tijd A. Dieleman; hij werd opgevolgd door J.F. Allaart.

Op 27 maart 1904 nam ds. De Koning, na de gemeente dertig jaar trouw gediend te hebben, afscheid van Krabbendijke. Hij ging met emeritaat maar bleef in het dorp wonen. In januari 1907 overleed de predikant. Hij liet een gemeente met een omvang van 350 leden achter.

  • Met een paar reuzensprongen vervolgen we ons verhaal tot aan de bouw en ingebruikneming van de nieuwe kerk, die in 1924 plaatsvonden.

Ds. J. Sybrandy (van 1904 tot 1908).

Ds. J. Sybrandy (1873-1962).

Na het vertrek van ds. De Koning deed ds. J. Sybrandy (1873-1962) van Medemblik op 29 mei 1904 intrede. Tijdens zijn verblijf in Krabbendijke werd nog getracht in het nabijgelegen dorp Waarde vaste voet aan de grond te krijgen, omdat ook daar enkele gereformeerde gezinnen woonden. In 1906 werd daarom een woning gekocht waar diensten gehouden konden worden. Maar toen twee gezinnen verhuisden bleek de poging mislukt en werd het gebouw in 1916 weer verkocht. In juni 1913 nam ds. Sybrandy afscheid wegens vertrek naar de kerk te Niezijl (Gr.).

Ds. A.H. Nieboer (van 1914 tot 1921).

Ds. A.H. Nieboer (1869-1928).

Na het vertrek van de predikant werd een aantal vergeefse beroepen uitgebracht, maar ds. A.H. Nieboer (1869-1928) van Lollum nam het op hem uitgebrachte beroep aan en diende de kerk van Krabbendijke van 1914 tot 1921. Zijn ambtsperiode viel samen met de Eerste Wereldoorlog. De consistorie naast de kerk diende in die tijd enkele weken voor het onderbrengen van vluchtelingen uit België, dat in de oorlog niet neutraal gebleven was. In april 1915 werd het dorp gekweld door de inkwartiering van maar liefst 1.500 militairen die bij burgers in huis geplaatst werden, vaak tot grote last van de bewoners. En in 1918 werd ook Krabbendijke getroffen door de Spaanse griep die in de gemeente talrijke slachtoffers eiste. Op 29 mei 1921 nam de predikant afscheid. Hij had het beroep van de kerk te ‘s-Gravendeel aangenomen.

Ds. P.H. de Jonge (van 1922 tot 1924).

Ds. P.H. de Jonge (1879-?).

De ambtsperiode van zijn opvolger, ds. P.H. de Jonge (1879-?) van Heerde, duurde slechts ongeveer twee jaar. Daarvóór waren op vijf predikanten vergeefse beroepen uitgebracht, terwijl maar liefst zestig verschillende predikanten in de vacante periode op zondag in de gemeente voorgegaan waren. Ds. De Jonge deed op 3 september 1922 intrede.

Een nieuwe kerk (1924).

Al voordat ds. De Jonge naar Krabbendijke kwam was de kerkenraad tot de slotsom gekomen dat de kerk te klein werd vanwege de groei van de gemeente. Er moest een nieuwe kerk komen; daartoe besloot men op 12 juni 1922. Naast de kerk zou ook een nieuwe pastorie gebouwd worden. Architect H. Onvlee uit Baarn maakte de plannen voor de kerk, die aan de Dorpsstraat 5 gebouwd werd. In mei 1923 werd de aanbesteding gehouden en in december 1924 konden de kerk en de pastorie in gebruik genomen worden. Ds. De Jonge had bij zijn komst de bouw krachtig bevorderd. De totale bouwkosten bedroegen ongeveer fl. 67.000. De grond bij de kerk en de pastorie werd door J. Vogelaar aan de kerk geschonken.

De gereformeerde kerk met de pastorie aan de Dorpsstraat te Krabbendijke (foto: Reliwiki, J.B. v.d. Bie, Oosterland).

Ds. De Jonge was eerder dat jaar, op 12 mei 1924, door de classis Goes afgezet. ”Deze droeve geschiedenis, wel zeer in het speciaal voor zijn gezin, maakte diepe indruk op de gemeente. Het was uitermate verstandig van de kerkeraad, dat hij na zoveel beroering een oudere predikant zocht. Hij vond zo iemand in ds. A. Andree (1866-1934) van Werkendam”. Deze was van 1925 tot zijn emeritaat in 1932 gereformeerd predikant in Krabbendijke.

Na diens vertrek diende nog een groot aantal andere predikanten de kerk van Krabbendijke in een kerkgebouw dat nog steeds als Gereformeerde Kerk (binnen de PKN) dienst doet.

De ledentallen van gereformeerd Krabbendijke.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Krabbendijke tussen 1896 en 2016 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen en literatuur onder meer:

M.J. Goud en J.P. Sinke, Vergeet Zijn grote daden niet. Schetsen uit het kerkelijk leven en de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeente te Krabbendijke. Krabbendijke, 1984

W.J. van de Kerk, e.a., Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. Momenten uit het kerkelijk leven van de Gereformeerde Kerk van Krabbendijke (…), Krabbendijke, g.j. [1969]

N.N., Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Goes, div. jrg.

A. Schrier e.a., Afscheid drs. H.A. Speelman als predikant van de Gereformeerde Kerk van Krabbendijke. 9 nov. 1980 – 2- april 1986. Krabbendijke, 1986

J. Wesseling, De Afscheiding van 1834 in Zeeland. Deel 1. De Bevelanden en Zeeuws-Vlaanderen. Barneveld, 1987

© 2018. GereformeerdeKerken.info