De Gereformeerde Kerk te Glanerbrug (2)

( < Naar deel 1 ) – Nu de Gereformeerde Kerk te Glanerbrug geïnstitueerd was moest voorzien worden in de bouw van een kerk en het beroepen van een predikant.

Kaart: Google.

Een eigen kerkgebouw (1908).

De eerste kerkdienst van de jonge kerk werd op zondag 8 juni 1907 gehouden. Aan de Zwarteweg in het dorp had gemeentelid Lageveen een schuur voor dat doel ter beschikking gesteld. Met de zitplaatsen moest men zich aanvankelijk enigszins behelpen, want pas een maand later werden door A. Weis banken gemaakt.

Dat wilde echter niet zeggen dat de kerkenraad daarmee zijn taak als beëindigd beschouwde. Nog in september van hetzelfde jaar kocht men een stuk grond en twee maanden later werd aan architect J.B. Radstake opdracht gegeven een tekening voor een nieuwe stenen kerk te maken.

Uit ‘De Heraut’, 25 oktober 1908.
Uit ‘De Heraut’, 6 december 1908.

Voor de financiering van de kerkbouw riep de kerkenraad de hulp in van de andere Gereformeerde Kerken in Nederland. In ‘De Bazuin’ (het weekblad van de Theologische School in Kampen) en in ‘De Heraut’, het landelijk kerkblad waar dr. A. Kuyper (1837-1920) de scepter zwaaide, werden de inkomsten zo nu en dan verantwoord.

Een ansicht uit de tijd dat de omgeving van de gereformeerde kerk nog woest en ledig was.

Toen de tekeningen goedgekeurd waren werd in juni 1908 de aanbesteding gehouden. De laagste inschrijver zou de bouw van de kerk voor in totaal fl. 5.350 in orde maken. Het werk verliep voorspoedig en op 18 november 1908 werd de rechthoekige kerk onder leiding van ds. H. de Bruijn (1877-1944) van Enschede in gebruik genomen!

Uit ‘De Heraut’, 6 december 1908.

De Gereformeerde Kerk van Glanerbrug beschikte nu over een kerkgebouw van vijftien bij tien meter met in totaal 186 zitplaatsen ‘beneden’, en 41 op de galerij. Daaronder waren twee vergaderzaaltjes gebouwd van drie bij vier meter. Zo bleef het kerkgebouw tot 1930, toen het werd uitgebreid.

Het beroepen van een predikant.

In 1910 bracht de kerkenraad een beroep uit op ds. J.C. Dagevos (1873-1932) van Zuid-Beijerland. Deze bedankte echter zodat men opnieuw op zoek moest.

De eerste predikant: ds. F. Bruinsma (1911 en 1912).

Ds. F.A. Bruinsma (1866-1927).

Ds. F.A. Bruinsma (1866-1927) van Scharendijke nam het op hem uitgebrachte beroep aan en deed op 15 augustus 1911 intrede nadat hij door ds. De Bruijn van Enschede in het ambt bevestigd was. De predikant kreeg voor zijn werk fl. 80 per maand, en bij zijn komst werd de tuin van de pastorie in orde gemaakt, een boekenkast in elkaar getimmerd, een deurbel aangelegd en een postbus geplaatst. In 1912 werd besloten een orgelfonds in te stellen, waarvoor gemeenteleden geregeld geld gaven. Veel meer is over zijn arbeid in Glanerbrug niet bekend omdat het archief over die tijd verloren ging.

Wel weten we uit andere bronnen, dat “de predikant geen ‘oogendienaar of menschenbehager’ was. Hij sprak als een vrije Fries, met veel vrijmoedigheid, met Friesche rondheid en openhartigheid. En mocht zijn woord al eens hard vallen en pijn doen, het kwam uit een oprecht hart, dat gaarne het beste voor zijn evenmensch zoekt en geen onrecht kan verdragen. Hij gaf zich zooals hij was, zonder zich op den voorgrond te willen plaatsen. Hij had iets origineels, ook in zijn prediking. Zijn stem was ten gevolge van een kouvatting en ongesteldheid in de jaren zijner jeugd, niet helder, maar eenigszins dof, doch niet afstootend; veeleer had die stem iets aantrekkelijks dat, gepaard bij zijn eenvoud, ernst en een zekere hartelijkheid en gemoedelijkheid, aangreep, den hoorder boeide en met genoegen deed luisteren”. Ds. Bruinsma nam op 27 oktober 1912 al weer afscheid en vertrok naar de kerk van Zalk en Veecaten.

Ds. H. Brinkman (van 1913 tot 1918).

Ds. H. Brinkman (1875-1963).

Nog vóór ds. Bruinsma afscheid genomen had, werd besloten het traktement van de volgende predikant op te krikken naar fl. 100 per maand. Ds. H. Brinkman (1875-1963) van Duurswoude, deed op 23 februari 1913 intrede. De predikant pakte de administratieve kant van het kerkelijk leven direct aan. Allereerst werd besloten de groeiende gemeente in te delen in vier wijken met elk een eigen ouderling. Ook werd het lidmatenboek op orde gebracht, omdat dit ‘lang niet zuiver weergeeft het aantal zielen’; dat kon natuurlijk niet zo blijven.

De kerkenraad en de predikant verzuimden niet ‘opzicht en tucht’ over de gemeenteleden te oefenen. De predikant had tijdens zijn huisbezoeken allerlei verkeerdheden aangetroffen en had bijvoorbeeld ook gemeenteleden gesproken die het avondmaal verzuimden! En omdat zachte heelmeesters stinkende wonden maakten besloot de kerkenraad ‘wel de dwalenden zacht te leiden, maar toch ook beslist tegen hen op te treden’.

Daarover weten we ook dat ds. Brinkman meestal zijn gemeente twee maal per jaar bezocht, “eenmaal met een ouderling en eenmaal alleen. Hij was een echte ijveraar, nogal streng in de tucht, wat ook wel eens niet al te goed uitpakte. Als mens van de oude stempel pakte hij de dingen, en soms ook de mensen, fors aan. Zijn wat driftige natuur speelde hem wel eens parten. Maar men waardeerde zijn trouw”.

De gereformeerde kerk te Glanerbrug.

De diaconie had het in die jaren druk: de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), toen ‘de grote oorlog’ genoemd, maakte de levensomstandigheden er niet beter op. Nederland wilde neutraal blijven, zich niet met de strijdende partijen inlaten, en dus moesten de grenzen bewaakt worden. De werkloosheid groeide, de armoede navenant, en omdat het geld niet aan de kerkelijke boom groeide, besloot de kerkenraad sommige gemeenteleden, die door de oorlogsomstandigheden in de rooie cijfers belandden, te verwijzen naar de burgerlijke overheid voor financiële ondersteuning.

Ook in Glanerbrug bleek dat sommigen in die tijd niet naar de kerk kwamen omdat ze zich schaamden voor hun schamele kleding; daarin trachtte de diaconie natuurlijk te voorzien en werden in de kerk voor dat doel extra collecten gehouden, waarbij ook de classis hulp bood.

Gezien de financiële situatie van de kerk was het geen wonder dat het voorstel van ds. Brinkman om de kerk uit te breiden met een consistorie, geen goedkeuring van de kerkenraad verwierf, al besefte men best wel dat de kerkelijke verenigingen meer vergaderruimte nodig hadden. Ook toen de Jongelings Vereniging (JV) in 1921 opnieuw voor uitbreiding pleitte, kon de kerkenraad daar vooralsnog niet in meegaan. Ds. Brinkman nam trouwens op 6 oktober 1918 afscheid van Glanerbrug, wegens vertrek naar de kerk van het Groningse Westerlee.

Zeven jaar vacant (1918 tot 1925).

Na het vertrek van ds. Brinkman ging het beroepingswerk niet van een leien dakje, al liet de kerkenraad er geen gras over groeien. Er werden in deze tijd elf predikanten beroepen. Het probleem was meestal dat het traktement ‘te gering was om van te leven’; maar de gemeente kon gewoon niet meer opbrengen.

Ds. H. Meulink (1875-1952) van Enschede.

Gelukkig werd ds. H. Meulink (1875-1952) van Enschede benoemd tot consulent, een man met veel ervaring. Aanvankelijk werden de de catechisaties enige tijd gedaan door ds. J. Bakker (1864-1936) van Gronau, maar hij kon geen orde houden, wat er toe leidde dat de kerkenraad zorgde voor de aanwezigheid van een ouderling zodat ‘wat meerder en strenger toezicht’ gehouden werd.

Ds. J. Bakker (1864-1936) van Gronau.

Ds. Meulink verzorgde de catechisaties vanaf 1920 en kreeg daarvoor fl. 4 per keer. Als hij in een kerkdienst voorging kreeg hij het dubbele, en het leiden van begrafenissen leverde hem fl. 5 per keer op.

Ondanks de afwezigheid van een eigen predikant kon ook het evangelisatiewerk doorgaan. In de woonkamer van P. Arends werd de zondagsschool gehouden en in een zaaltje elders werden geregeld evangelisatiebijeenkomsten georganiseerd. Maar in 1925 besloot men er verder mee te wachten tot de nieuwe predikant er zou zijn.

Ds. T. Sap (van 1925 tot 1929).

Ook de elfde beroepen predikant liet zich niet zomaar overhalen om naar Glanerbrug te komen. Ds. T. Sap (1871-1958) van Gouda wilde eerst namelijk precies weten of er ‘achteruitgang in de gemeente’ was, hoe het gesteld was met het geestelijk leven in de kerk van Glanerbrug (“Er is hier een vragen naar de waarheid en getrouw kerkbezoek”, zei de kerkenraad), of er geregeld huisbezoek gedaan werd en wanneer (“Eenmaal per jaar en meestal in de zomertijd, als de catechisanten twee of drie maanden vakantie hebben”).

Ds. T. Sap (1871-1958).

Ook wilde de predikant weten hoe het met het zedelijk leven stond: was er veel dronkenschap, en waren er gedwongen huwelijken? Nou, er werd – zei de kerkenraad – wel eens wat te diep in het glaasje gekeken, maar niet vaak; een gedwongen huwelijk kwam echter ‘gedurig’ voor (ds. Sap wist dus waar hij de klemtoon zou moeten leggen).

Ook over de pastorie had de a.s. predikant vragen (zo wilde hij graag dat er een serre aangebouwd zou worden). De kerkenraad had evenmin bezwaar tegen zijn wens ’s winters zo nu en dan ‘uit spreken’ te gaan, als hij de gemeente maar niet verwaarloosde!

Kortom, de predikant deed op 30 augustus 1925 intrede en sindsdien preekte hij voor een volle kerk, want hij hield van spreken en hij kon het goed. Tijdens de evangelisatiebijeenkomsten in de Nieuw-Frieslandstraat kwamen wel honderdtwintig dorstigen naar het Woord luisteren als hij ‘er een uurtje kwam spreken’!

“Met name in zijn preekarbeid vond hij grote waardering. Intellectueel scherpzinnig, exegetisch nauwkeurig, dogmatisch belijnd, retorisch welsprekend, wist hij niet alleen zijn gehoor te boeien, maar ook te spreken naar het hart van Jeruzalem. En daarin mocht hij ongetwijfeld velen ten zegen zijn. (…) Zijn weg door de kerken doet denken aan een bruisende, schuimende bergbeek, welker loop onberekenbaar is en voor ongedachte wendingen stelt. Sap maakte het zichzelf en anderen niet makkelijk”. Hij was tegelijk ‘Tjakke’ (zijn voornaam): ‘stoer en stug’ én hij was ‘Sap’ (zijn achternaam): ‘zoet-vloeiend’. Die tegenstelling “bracht in zijn leven een zeker dualisme, waarover ons geen oordeel voegt. En vanuit dit dualisme [bracht dat] crisistijden van stormachtige bewogenheid en conflict, van teleurstelling en leed”.

Uitbreidingsplannen… (1928-1930).

De gereformeerde kerk en de pastorie.

Hoe dan ook, in 1928 werden plannen gemaakt voor de uitbreiding van het kerkgebouw. Ds. Sap had het jaar daarvóór al gepleit voor de instelling van een bouwfonds, wat toen ook gebeurde. Er werden drie plannen gemaakt, die in kosten varieerden. In het eerste plan werd de rechthoekige kerk met negen meter verlengd, werd het orgel boven de preekstoel geplaatst en telde de kerkzaal 487 zitplaatsen. Bovendien was achter de kerk een verenigingsgebouw met twee bouwlagen gepland. De totale kosten werden berekend op fl. 27.000.

Het tweede plan leverde een kruiskerk op met een uitbouw van vier meter aan de linker- en de rechterkant van de verlengde kerkzaal (met zeshonderd zitplaatsen) en dáárachter nog een aanbouw met extra vergaderruimten. Kosten: fl. 37.000. Plan drie maakte van de kerk een gebouw in de vorm van een T, door de kerk te verlengen en daar een uitbouw naar links en rechts aan te verbinden. De kerk zou dan 490 zitplaatsen tellen.

Uiteindelijk werd besloten tot realisering van de hoofdzaken van plan 1 – het meest eenvoudig te realiseren en daarom ook het goedkoopst. Maar ds. Sap maakte de realisering van de plannen niet meer mee, want op 22 september 1929 nam hij afscheid wegens vertrek naar de kerk van Doornspijk.

Ds. Joh. G. Lensink (van 1930 tot 1940).

Ds. Lensink (1864-1954).

Ds. A. Schouten (1864-1954) van Aalten bevestigde de nieuwe predikant, schoonzoon en kandidaat Joh. G. Lensink (1899-1990) in het ambt. Kort na de intrede van ds. Lensink, op 12 januari 1930, werd besloten de aanbesteding voor de verbouwing te houden, die eind maart plaatsvond. In totaal bedroegen de kosten bijna fl. 10.000. Op 24 juli 1930 kon de met zes meter verlengde kerk, die nu 363 zitplaatsen telde en over twee vergaderlokalen beschikte met in totaal 81 zitplaatsen, in gebruik genomen worden.

De predikant had bij zijn komst duidelijk geen zin met de duimen te gaan draaien: op de kerkenraad van januari 1930 stelde hij namelijk voor de gemeenteleden niet eenmaal, maar vier keer per jaar te bezoeken. De ouderlingen waardeerden het voorstel natuurlijk, ‘ze erkenden het goede in de voorstellen’, maar de uitvoering ervan was een ander verhaal. Afgesproken werd kort daarop de gemeente in drie wijken te verdelen en het bij twee jaarlijkse bezoeken te laten.

Jubileum (1932).

In 1932 bestond de kerk van Glanerbrug vijfentwintig jaar. Natuurlijk werd dat uitgebreid herdacht! Op 7 juni werd een herdenkingsavond gehouden waarbij het ‘ruime kerkgebouw geheel gevuld’ was. Ds. Lensink liet eerst zingen psalm 77 vers 7 en hield vervolgens een feestrede, naar aanleiding van psalm 77 vers 12 (onberijmd): “Ik wil de daden des Heeren gedenken. Ja, ik zal gedenken Uwe wonderen van ouds her. En zal al Uwe werken betrachten en van Uwe daden spreken”.

Glanerbrug lang geleden…

De voorzitter van de jubileumcommissie, J. Holl, hield vervolgens een historisch overzicht van het merkwaardige ontstaan van de kerk van Glanerbrug, waarover in deel 1 van dit verhaal al uitvoerig verteld is. Zelfs burgemeester J.C. Manssen kwam aan het woord! Kerk en Staat waren dan wel gescheiden, zei hij, maar hij was blij dat deze twee niet vijandig tegenover elkaar stonden. Ook ds. E. Prinsen (1868-1937) van Enschede, en Glanerbrugs vroegere predikanten ds. Brinkman en ds. Sap, hielden een toespraak.

De dertiger jaren waren voor de financiën van de kerk zwaar. De economische crisis greep ook in Glanerbrug om zich heen. Om de financiën op peil te houden werd met medewerking van de meisjesvereniging een verjaardagscollecte langs de huizen gehouden (ieder jarig gemeentelid gaf dan een gift). Ook de Vrouwenvereniging liet zich niet onbetuigd en organiseerde een bazaar, waarmee fl. 350 opgehaald werd. Op 21 april 1940, net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, nam ds. Lensink afscheid en vertrok naar de kerk van Doornspijk.

Ds. B.J.A. Streefkerk (van 1940 tot 1945).

Ds. B.J.A. Streefkerk (1912-1972); de foto is uit 1971.

Een half jaar na het vertrek van ds. Lensink werd de vacature vervuld door het aantreden van ds. B.J.A. Streefkerk (1912-1972) van Zutphen. Gedurende de Tweede Wereldoorlog en tijdens de Vrijmakingsstrijd in 1944 stond deze predikant in Glanerbrug, nadat hij op 13 oktober 1940 in het ambt bevestigd werd en intrede deed.

“Natuurlijk nam hij deel aan het verzet. Hij belandde [gedurende enkele maanden] in het concentratiekamp te Amersfoort. Vlot causeur als hij was kon hij over bezettingsjaren de kleurrijkste verhalen vertellen”.

De Vrijmaking liet zich in Glanerbrug danig voelen. Ook hier waren gemeenteleden die zich niet konden vinden in de besluiten die door de generale synode genomen waren ten aanzien van ‘leergeschillen’ over onder meer de betekenis van Doop en Verbond, die al in de jaren ’30 vooral tussen theologen onderling ontstonden. In de Gereformeerde Kerken ontstond langzamerhand grote verdeeldheid; sommige ‘bezwaarden’ volgden de zienswijze van dr. K. Schilder (1890-1952), hoogleraar aan de Theologische Hogeschool te Kampen, die ten gevolge van zijn verzet tegen de synodebesluiten uiteindelijk werd afgezet.

Prof. dr. K. Schilder (1890-1952) op de ‘Vrijmakingsvergadering’ in Den Haag (11 augustus 1944).

In de ‘Vrijmakingsvergadering’ op 11 augustus 1944 in Den Haag las hij vervolgens de ‘Acte van Vrijmaking’ voor, waardoor de kerkscheuring een feit was en de ‘Gereformeerde Kerken vrijgemaakt’ ontstonden.

Ook in Glanerbrug drongen de verschillen van inzicht door. Op initiatief van ds. Streefkerk werd prof. dr. J. Ridderbos (1879-1960) van Kampen gevraagd een voorlichtend woord tot de gemeenteleden te spreken.

Dr. J. Ridderbos (1879-1960).

Hij had al eerder een bekend geworden brochure geschreven over ‘de crisis in de Gereformeerde Kerken’, onder de niet vergezochte titel ‘Kerkscheuring’.

Ds. H. Vogel (1907-1965) van Enschede ging (evenals trouwens ds. H. Meulink en ds. I. de Wolff (1901-1976)) met de Vrijmaking mee en werd door de Enschedese vrijgemaakte Kerk benoemd tot consulent van degenen die zich in Glanerbrug vrijmaakten. Hij was van mening dat de vrijgemaakte gemeenteleden van Glanerbrug de wettige voortzetting van de Gereformeerde Kerk waren en dus konden beschikken over de kerkelijke goederen, inclusief over de kerk. Daarover wilde hij de kerkenraad spreken. De kerkenraad was daar echter kort over: “Hij is van mening dat het zich losmaken van het verband onzer kerken, zoals dit ter plaatse door een aantal zrs. en brs. geschiedde, in strijd is met het Woord Gods en derhalve als zondig moet aangemerkt worden, en dat om deze reden elk overleg als door u bedoeld voor hem onmogelijk, ja zelfs verboden is”. Ongeveer honderd gemeenteleden gingen met de Vrijmaking mee, die in Glanerbrug plaats vond op 19 oktober 1944.

Ds. H. Vogel (1907-1965) van Enschede ‘maakte zich vrij’ en had de leiding bij de Vrijmaking in Glanerbrug op 19 oktober 1944.

Op 11 november 1945 nam ds. Streefkerk afscheid en vertrok naar de kerk van Berkel en Rodenrijs.

Ds. T. Lopers (van 1946 tot 1949).

Ds. T. Lopers (1905-1979) van Bellingwolde en Nieuwe Schans volgde ds. Streefkerk op 14 april 1946 op. Dat het evangelisatiewerk hem na aan het hart lag hoeft niet te verbazen, want in zijn vorige standplaats had hij zich daar intensief mee beziggehouden. In Glanerbrug waren in die tijd drie evangelisatiezondagsscholen: in de Bultserve school, op Dolfia en bij gemeentelid Hunink. Niet lang was de predikant aan Glanerbrug verbonden. Op 30 januari 1949 nam hij afscheid en vertrok naar de kerk van Nieuw Amsterdam.

Ds. Lopers (1905-1979).

Ds. W.G. Berkhoff (van 1949 tot 1973).

Veruit de langste tijd, namelijk ongeveer 24 jaar, was ds. W.G. Berkhoff (1908-1984) predikant te Glanerbrug. Hij had vanaf 1946 als legerpredikant gediend in Indonesië en in Nederland. In die jaren was de Nederlandse regering immers bezig de Indonesische ‘rebellenleider’ Soekarno een lesje te leren, door militairen naar ‘ons Indië’ te sturen, die ook geestelijke leiding behoefden. De predikant deed op 1 september 1949 intrede; er was dus geen langdurige vacaturetijd.

In de tijd dat ds. Berkhoff predikant in Glanerbrug was veranderde de Nederlandse maatschappij ingrijpend; studentenprotesten, provo’s, een steeds verder oprukkende individualisering, en beginnende kerkverlating. Ook de kerkelijke ramen gingen open.

De kerkzang veranderde van iso-ritmisch (op lange noten) in ritmisch (met lange en korte noten); een nieuwe gezangenbundel, de ‘Honderdnegentien Gezangen’, hield in 1965 intocht in de kerk en drie jaar later werd een nieuwe psalmberijming ingevoerd. Ook in de liturgie veranderde van alles. De voorlezer verdween (dominee kon het allemaal zélf wel voorlezen), de voorlezerskatheder voor de preekstoel werd dus verwijderd.

Ds. W.G. Berkhoff (1908-1984).

Kerkdiensten in Losser.

Ook van belang was het feit dat de gereformeerden in het nabijgelegen dorp Losser in 1955 bij de kerk van Glanerbrug gevoegd werden. Zes jaar later, in 1961, werd gesproken over de mogelijkheid daar ook kerkdiensten te houden – op het voorstel van de hervormde kerkenraad van Losser om die diensten gezamenlijk te houden ging de kerkenraad niet in. De wekelijkse kerkdiensten in Losser kwamen er wél, namelijk in maart 1962. Ze werden gehouden in de christelijke school aan de Kloosterstraat. Maar dat duurde niet lang, want er kwamen hoe langer hoe minder kerkgangers en daarom werd er in 1964 mee gestopt.

Het kerkgebouw.

De uitbreiding van het kerkelijk leven had natuurlijk ook consequenties voor de benodigde vergaderruimte in de kerk. Al vóór de komst van ds. Berkhoff was een bouwcommissie ingesteld en werd begonnen met het inzamelen van de benodigde gelden. De ontworpen plannen gingen echter niet door, en pas in 1955 werd een nieuwe bouwcommissie benoemd, die op dat moment de beschikking had over ongeveer fl. 10.000. De plannen voor restauratie van kerk en vergaderruimten vielen toen echter te duur uit, zodat in 1959 besloten werd tot een opknapbeurt voor de kerkzaal en de bouw van een vergadercentrum achter de kerk. De plannen kostten fl. 63.000, maar dan had je ook wat: voor dat geld zat er bovendien centrale verwarming in de kerkzaal en in de daar achter liggende zes vergaderlokalen. Op 5 maart 1960 kon het vernieuwde kerkgebouw weer in gebruik genomen worden.

De gereformeerde kerk te Glanerbrug.

Ds. Berkhoff nam op 28 januari 1973 afscheid van Glanerbrug in verband met emeritaat. Hij verrichtte daarna nog hulpdiensten in het Friese Appelscha, maar niet dan nadat in Glanerbrug in 1962 het vijfenzestigjarig bestaan van de kerk uitvoerig gevierd was.

De laatste veertig jaar in vogelvlucht.

Ds. G. Bakker (*1934) was van 1973 tot 1977 aan de kerk van Glanerbrug verbonden; hij had overigens vóór die tijd in Glanerbrug al catechisaties had gegeven en was dus geen vreemde in Jeuruzalem. Op zijn initiatief gaf de kerkenraad toestemming de avondmaalsviering te veranderen in een ‘lopende viering’, in plaats van het voorin de kerk in achtereenvolgende groepen aan tafel vieren van het avondmaal. De verandering leverde eigenlijk geen problemen op. Ook werden de kindernevendiensten ingevoerd die in een van de zalen achter de kerk gehouden werden. Verder werd (na een proeftijd) het ‘groothuisbezoek’ ingevoerd, wat evenmin tot problemen leidde. En sinds 1973 werd het nieuwe ‘Liedboek voor de Kerken’ in de kerkdiensten gebruikt, dat niet alleen de 150 psalmen, maar ook 491 gezangen telde. In Glanerbrug werden onbekende liederen geregeld ‘zingend rondom het orgel’ geoefend.

Samen-op-Weg begint.

In die tijd gingen de eerste serieuze vormen van samenwerking tussen de Gereformeerde Kerk en de plaatselijke Hervormde Gemeente van start. Afgesproken werd dat met enige regelmaat aan kanselruil gedaan zou worden, waarbij de gereformeerde predikant op de hervormde preekstoel, en de hervormde dienaar des Woords op de gereformeerde kansel zou staan. Ook de verspreiding van het evangelisatieblad Elisabeth Bode werd in onderlinge samenwerking geregeld. In 1975 werd een nieuw christelijk gemengd zangkoor opgericht onder de naam ‘Deo Cantemus’. Op 17 april 1977 vertrok de predikant naar de kerk van Ede.

De gereformeerde kerk aan de Schipholtstraat.

Ds. Sj. P. Zwaan (van 1978 tot 1983).

In 1980, tijdens het predikantschap van ds. Sj.P. Zwaan (*1948), werd de kerk nogmaals gerenoveerd. Het begon met plannen om het enigszins krakkemikkige orgel te restaureren of te vervangen. Dat liep uit op de tijdelijke plaatsing van een elektronisch Johannesorgel. Maar de galerij zou worden verbouwd om de plaatsing van een nieuw pijporgel mogelijk te maken. In de kerkzaal moest bovendien een nieuwe vloer gelegd worden en ook een garderobe was dringend nodig. De totale kosten bedroegen fl. 155.000.

In de tijd dat de kerk verbouwd werd mocht voor de kerkdiensten gebruik gemaakt worden van de hervormde kerk. De ‘als herboren’ gerenoveerde kerk kon op 20 mei 1980 aan de kerkenraad worden overgedragen en op zondag 25 mei 1980, Eerste Pinksterdag, werd de eerste dienst in de vernieuwde kerk gehouden.

De contacten met de hervormde gemeente werden verder uitgebreid, die nog eens zwart op wit bevestigd werden door de verklaring dat beide kerken elkaars predikanten wederzijds erkenden. In de vakantietijd werden gezamenlijke diensten gehouden en ook bij andere gelegenheden werd de samenwerking tussen de gereformeerden en de hervormden verstevigd.

Tenslotte…

Nadat ds. Zwaan in 1983 afscheid nam en naar de kerk van Waalwijk en Heusden vertrok, waren achtereenvolgens mw. ds. C.A. Boonstra, mevr. ds. H.J. Saweiros-Elzenga en ds. H. van Veen aan de kerk van Glanerbrug verbonden. Daarna verleende mevr. H.J. Elzenga bijstand in het pastoraat.

Op 1 januari 2018 ontstond de Protestantse Gemeente te Glanerbrug door samensmelting van de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente in het dorp. Al eerder was het gereformeerde kerkgebouw aan de Schipholtstraat per 1 december 2016 verkocht en worden de diensten gehouden in de kerk aan de Gronausestraat.

Leden van de Gereformeerde Kerk te Glanerbrug.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Glanerbrug tussen 1915 en 2015.

Bronnen:

B. Bloemendal, ‘Nederlanders’ of ‘Duitsers’? Kampen, 2011

Jaarboeken ten dienste van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

J. Schoemaker, Geschiedenis der Oud-Gereformeerde Kerk in het Graafschap Bentheim en het Vorstendom Ost-Friesland. Lutten, 1900

I. de Wolff, Gods voortgaand kerkwerk. 1867-1967. 100 jaar Gereformeerde Kerk Enschede. Enschede, 1967

Sj. P. Zwaan, Bijeengelezen uit de geschiedenis van de Gereformeerde Kerk te Glanerbrug. 1907-1982. Glanerbrug-Losser, 1982

© 2018. GereformeerdeKerken.info