De drie gereformeerde kerken van Bontebrug (1)

Op 18 februari 2018 sloot bijna geruisloos de gereformeerde Bontebrugkerk van de Gereformeerde Kerk te Silvolde-Gendringen de deuren. Juist die kerk had een bijzondere geschiedenis, die we aan de hand van het toen verschenen afscheidsboekje hieronder weergeven – zij het aangevuld met andere gegevens.

Kaart: Google.

Samenwerkende Dolerenden.

In de jaren ’80 van de negentiende eeuw spoedde de kerkelijke strijd in de hervormde kerk zich naar een hoogtepunt om uiteindelijk uit te lopen op de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk, die we de Doleantie zijn gaan noemen. Al jaren lang waren er in de hervormde kerk bezwaren tegen de toenemende vrijzinnigheid en over de top-down structuur van de hervormde kerkregering, waardoor de synode en haar synodale commissie veel macht hadden ten koste van de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten. In het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk, door de overheid in 1816 in de kerk ingevoerd, was die zgn. ‘synodale hiërarchie’ vastgelegd.

Door de zgn. proponentsformule – die a.s. predikanten moesten tekenen alvorens de kansel op te kunnen – kregen de toekomstige predikheren alle ruimte om hun eigen denkbeelden over de gereformeerde belijdenisgeschriften op de preekstoel te ventileren. Zij moesten namelijk beloven “dat wij de leer, welke overeenkomstig Gods Heilig Woord, in de aangenomen formulieren van eenigheid der Nederlandsche Hervormde kerk is vervat, te goeder trouw aannemen en hartelijk gelooven”. Wat met ‘overeenkomstig’ bedoeld werd bleef in het midden, want de een legde het uit als ‘voor zover in overeenstemming met Gods Heilig Woord’, en anderen ‘omdat zij in overeenstemming zijn met Gods Heilig Woord’.

De Heraut, april 1883.

De in 1883 in Amsterdam door bezwaarden gehouden Conferentie van Gecommitteerde Kerkeraadsleden over de proponentsformule wilde dat deze belofte duidelijker werd geformuleerd, niet dat beloofd werd de belijdenisgeschriften te geloven voor zover zij in overeenstemming waren met de bijbel’, maar ‘omdat’ zij daarmee in overeenstemming waren. Uiteindelijk leidde de Amsterdamse kerkstrijd op 16 december 1886 tot de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) in ’s Lands hoofdstad, nadat de 75 bezwaarden – onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920) – wegens verzet tegen de reglementen door de kerkelijke besturen waren afgezet. Men weigerde namelijk een attest af te geven aan vrijzinnige aspirant-leden van de Amsterdamse hervormde gemeente, wat volgens de reglementen echter wel verplicht was.

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

In Kootwijk was de kerkelijke strijd al in februari dat jaar beslist, omdat de kerkenraad ds. J.H. Houtzagers (1857-1940) bevestigde, die niet aan een rijksuniversiteit, maar aan de Vrije Universiteit gestudeerd had. Deze door dr. Abraham Kuyper in 1880 opgerichte universiteit werd door de hervormde besturen niet erkend.

Wat rond Bontebrug gebeurde.

Ook in het Gelderse Silvolde waren hervormde gemeenteleden die zich konden verenigen met de denkbeelden van de Dolerenden. De families Smit, Barink, Colenbrander en Vonderhorst vormden echter slechts een kleine groep, te klein om een Dolerende gemeente te beginnen. Maar ook in het nabijgelegen Gendringen-Breedenbroek hadden enkele families zich geroerd en te kennen gegeven dat ze het met de kerkelijke koers niet eens waren. Maar ook hier was het een kleine groep: de families Teeuwsen, Seesink en Oenk.

Maar natuurlijk wisten ze van elkaar hoe ze erover dachten, zodat het niet lang duurde of ze besloten te gaan samenwerken en gezamenlijk de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Silvolde-Gendringen te stichten. Dat gebeurde op 3 oktober 1887.

Van links naar rechts: de pastorie uit 1905, de School met den Bijbel uit 1891 en de Dolerende Kerk uit 1887.

Al voor de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk te Silvolde-Gendringen had de kerkenraad voor fl. 240 een stukje grond gekocht in een bijna onbewoond gebied, gelegen tussen Silvolde en Gendringen, vlak bij de zgn. Bontebrug. De Bontebrug was een nu al lang niet meer bestaand houten brugje over de Aa-strang,   op de belangrijke handelsroute van Doesburg naar het Duitse Anholt. Deze route liep door Bontebrug (over het ontstaan van die naam bestaan meerdere lezingen).

Het bedehuis werd een eenvoudig zaalkerkje, rechthoekig van vorm met voorin een kerkenraadskamer c.q. vergaderlokaal. De bouwkosten bedroegen in totaal fl. 1.085, en de kerk kon al op zondag 11 december 1887 in gebruik genomen worden. Iedereen wist meteen zijn of haar plaats: aan de ene kant de mannen, aan de andere kant de vrouwen en de kinderen.

Oefenaar H. Ormel (van 1888 tot 1899).

Oefenaar H. Ormel (1858-1923).

De eerste voorganger van de gereformeerden in Bontebrug was oefenaar H. Ormel (1858-1923). Hij woonde in Aalten en was van 3 oktober 1887 tot zijn afscheid op 1 december 1899 aan de Nederduitsche Gereformeerde Kerk van Silvolde-Gendringen verbonden. Vervolgens vertrok hij naar de Gereformeerde Kerk te Lochem, in combinatie met die van Barchem. De twaalf jaar in Bontebrug  waren ruim voldoende om een stevig stempel op de gemeente te drukken. Dat hij gewaardeerd werd blijkt ook wel uit het feit dat hij in 1899, 1902 en 1905 als afgevaardigde deelnam aan de generale synode.

Hoe dan ook, de Dolerenden lieten het niet bij kerkbouw. Ze hadden grootse plannen om er ook een School met den Bijbel te stichten! De schoolvereniging werd in 1889, kort na de komst van oefenaar Ormel, opgericht, terwijl het schoolgebouw op een terrein aan de zandweg achter de kerk op 31 augustus 1891 in gebruik genomen werd. Bovendien werd al gauw een onderwijzerswoning bij de school gebouwd.

De School met den Bijbel te Bontebrug.

De leden van de schoolvereniging waren in het begin vrijwel allemaal van gereformeerd, hoewel het eerste schoolhoofd, de heer H. Veenendaal (1868-1910), tot de Nederlandse Hervormde Gemeente van Silvolde behoorde. Hij werd in 1891 benoemd en was er tot 1908 werkzaam. “Veenendaal was een bescheiden, rustige persoonlijkheid, die veel tact had om met mensen om te gaan”.

Meester Veenendaal leidde trouwens herhaaldelijk jonge mensen uit Silvolde en Gendringen tot onderwijzer op; later werd hij tevens directeur van de Christelijke Normaalschool te Aalten (zoals de onderwijzersopleiding in die tijd genoemd werd). Geen wonder dat hij in 1908 directeur van de Christelijke Kweekschool te Leiden werd. Daar overleed hij in 1910.

Ds. U. Ubbens (van 1903 tot 1908).

Ds. U. Ubbens (1874-1943).

Oefenaar Ormel woonde al die tijd in bij de familie Teeuwsen, een van de initiatiefnemers van de kerkinstituering, zodat er nog geen pastorie nodig was. Maar toen kandidaat U. Ubbens (1874-1943) uit het Groningse Spijk – na een drietal vergeefse beroepen op anderen – in samenwerking met de kerk van Doetinchem  beroepen werd en hij daaraan gehoor gaf, werd het anders. Vandaar dat de kerkenraad besloot een ‘statige’ pastorie te bouwen, gebouwd op een stuk grond dat verkregen werd van boer Hammink. De predikantswoning kwam in 1905 gereed. Ds. Ubbens zal dus, na zijn bevestiging en intrede op 25 januari 1903, tijdelijk elders gewoond hebben. In ieder geval werd afgesproken dat de predikant drie maal per maand in de kerk  van  Silvolde-Gendringen zou preken, en één keer (later twee keer) per maand in de kleinere kerk van Doetinchem.  De kerk van Doetinchem zou  jaarlijks fl. 250 bijdragen voor het traktement van de predikant.

Ds. Ubbens nam op 1 maart 1908 afscheid vanwege vertrek naar de kerk van het Groningse Enumatil.

Ds. J. Krüger (van 1910 tot 1914).

Ds. J. Krüger (1881-1962).

Het duurde twee jaar voordat de vacature vervuld werd. Opnieuw had de kerkenraad een drietal ‘bedankjes’ te incasseren van beroepen predikanten. Maar op 9 januari 1910 deed kandidaat J. Krüger (1881-1962) uit Amsterdam dan toch intrede. Prof. G.H.J.W.J. Geesink (1854-1929) van de Vrije Universiteit  te Amsterdam bevestigde hem in het ambt. “Al dadelijk toonde hij zich in die eerste periode een ware ‘herder en leeraar’. Een gemeentelid uit een latere gemeente zou na zijn verscheiden van hem getuigen: ‘Hij bracht ons niet alleen Gods Woord, hij gaf ons ook zijn hart’. En dat kenmerkte heel zijn publiek optreden gedurende de veertig jaar van zijn ambtelijke loopbaan. (…) Een ander roemde zijn toewijding en tact om knopen te ontwarren en nesten van onenigheid uit te halen”. Op 6 september 1914 nam hij afscheid en vertrok naar de kerk van Maarssen.

Ds. C. Diemer (van 1915 tot 1921).

Ds. C. Diemer (1871-1952).

Na hem diende ds. C. Diemer (1871-1952) uit Poortugaal de kerk van Silvolde en Gendringen ongeveer zes jaar. Op 16 mei 1915 deed hij intrede en tot aan zijn emeritaat in 1921 bleef hij aan deze kerk verbonden.

Ds. M. Wielemaker (van 1925 tot 1965).

Over de tijd dat zijn opvolger, ds. M. Wielemaker (1899-1988) aan de kerk van Silvolde-Gendringen verbonden was, is meer te vertellen. In de eerste plaats dat hij zijn gehele ambtelijke loopbaan in deze kerk gewerkt heeft en het dus zijn enige gemeente was. Na zeven op andere predikanten uitgebrachte beroepen was het beroep van ds. Wielemaker een schot in de roos.

Ds. M. Wielemaker (1899-1988).

“In 1925 ging zijn vurige wens in vervulling toen hij beroepen werd in de vacature Diemer te Silvolde-Gendringen. De roepstem van deze kleine gemeente heeft hij samen met zijn vrouw met gulle geestdrift beantwoord: ‘Wij komen naar de Achterhoek!’ (…) Nogal een overgang van de frisse Zeeuwse wateren – hij werd geboren in Koudekerke  – naar de waterarme oorden van de Achterhoek. Samen echter zijn ze zo geworteld geraakt in het veelkleurige leven daar, dat ze in Silvolde gebleven zijn en na het emeritaat in het nabij gelegen Varsseveld zijn blijven wonen”.

“Dat wil echter helemaal niet zeggen, dat de veertigjarige ambtsperiode van Wielemaker een rustig kabbelend beekje is geweest. Midden in de crisistijd – in 1932 – mocht ds. Wielemaker een nieuwe kerk in gebruik nemen, een mooie kerk, die echter bij de bevrijding in 1945 door oorlogshandelingen samen met de pastorie tot de grond toe afbrandde”.

Naar deel 2 >

© 2020. GereformeerdeKerken.info