De Gereformeerde Kerk te Barchem (1)

De voormalige Gereformeerde Kerk te Barchem in de Gelderse Achterhoek werd op 7 juli 1863 geïnstitueerd als Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis. Enkele flitsen uit de geschiedenis van deze kleine kerk.

Kaart: Google.

1. Het begin van de gemeente.

In het dorp Barchem, waar volgens de inleiding in het oudste notulenboek ‘geen spoor van Gods Kerk was overgebleven’, was in 1857 bij velen ‘een beroering ontstaan’, en ‘de Heilige Geest uitgestort, gepaard gaande met eene begeerte naar Gods Woord’. Helaas keerden de meesten ‘later tot de leugenleer en de wereld terug’, terwijl anderen ‘werden getrokken uit het rijk des Duivels en der zonde, en overgebracht tot het verborgen geestelijk lichaam van Christus, waaruit de behoefte ontstond naar de reine prediking des Woords’.

Al geruime tijd waren degenen die zich in de hervormde kerk niet meer thuis voelden her en der gegaan om te zien waar in de omgeving het zuivere Woord gepredikt werd, zodat ze zich daarbij zouden kunnen aansluiten. Ze kwamen terecht in Zutphen, waarbij ze zich in 1860 door het doen van openbare geloofsbelijdenis aansloten – níet bij de Christelijke Afgescheidene Gemeente maar – bij de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis, die daar op 26 december 1853 geïnstitueerd was. Deze Zutphense gemeente behoorde tot een klein landelijk kerkgenootschap dat zich in 1838 had afgesplitst van de Christelijke Afgescheidene Kerk.

Ds. W. Eichhorn (1828-1872) van Zutphen.

Zo nu en dan werd sindsdien ook in Barchem ‘de zuivere prediking gehoord’, heel even nog door ds. W. Eichhorn (1828-1872), die echter in november 1860 uit Zutphen vertrok, waarna die kerk een vacaturetijd van ongeveer tweeënhalf jaar doormaakte. Deze werd op 8 februari 1863 beëindigd door de intrede van ds. N.J. Engelberts (1831-1918).

Ondertussen was het aantal Kruisgezinden in Barchem ook – zij het mondjesmaat – gegroeid en werd aan ds. Engelberts gevraagd of hij genegen was in Barchem een gemeente te stichten. Deze stemde daarin van harte toe en kwam – vergezeld door de Zutphense ouderling J. Baarschers en door diaken J. Beusekamp – op dinsdag 7 juli 1863 naar Barchem. Zijn preek handelde over Efeze 4 vers 3: “U benaarstigende te behouden de enigheid des Geestes door den band des vredes”.

Na de preek werden de ambtsdragers door de aanwezige manslidmaten gekozen. Als ouderling werd aangewezen A. Regelink en als diaken werd benoemd M. Kottelenberg. De predikant bevestigde hen direct daarna in hun ambt, waarmee de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis te Barchem geïnstitueerd was. De gemeenteleden leefden – volgens de inleiding in het notulenboek – in vrede; dat was dan ook de reden dat er de eerste tijd ‘geen kerkenraadsvergaderingen gehouden werden en later slechts wanneer het nodig was’.

Ds. N.J. Engelberts (1831-1918) institueerde de Gereformeerde Gemeente onder ’t Kruis te Barchem.

Een vroeg ‘tuchtgeval’.

In 1865 wás het nodig! Toen moest de kerkenraad tóch een van zijn noodzakelijke vergaderingen houden. Broeder Gerrit Jan Dijkman had ‘huisselijke twist en onenigheid’, die hij aan ieder die het horen wilde smakelijk uit de doeken deed, waardoor de sfeer er in huis niet beter op werd. Ook hield hij zich niet aan de rustdag, zodat hij om die twee redenen onder eerste trap van censuur geplaatst werd, die in 1866, met goedkeuring van de ‘classis Gelderland’ van de Kruisgemeenten, zelfs werd versterkt.

Maar daar bleef het niet bij. Want in aanwezigheid van ds. Engelberts van Zutphen en een van zijn ouderlingen kwam br. Dijkman eind december 1866 opnieuw ter sprake: hij had het avondmaal niet in zijn eigen kerk in Barchem gevierd, maar in de kerk van Geesteren! Wat ds. Engelberts ook naar voren bracht, br. Dijkman trok zich er niets van aan. Na verloop van tijd werd hij van de kerk van Barchem ‘afgesneden’, de laatste trap van de kerkelijke censuur.

Drie jaar eerder, tijdens de ‘Algemeene Kerkelijke Vergadering van de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis’, die van 21 tot en met 23 oktober 1863 in Amsterdam gehouden werd, had ds. Engelberts melding gemaakt van ‘eene door ZEW gestichte Gemeente te Barghem. De vergadering neemt niet alleen genoegen in de wijze waarop genoemde gemeente is ontstaan, maar verblijdt zich tevens in deze uitbreiding der Gemeente Gods’.

Notulen Alg. Kerkelijke Verg. van de Geref. Kerk onder het Kruis, oktober 1863.

Ouderling A. Regelink bezocht namens de kerkenraad van de Kruisgemeente van Barchem de Algemeene Kerkelijke Vergaderingen. Hoewel, niet altijd, want zijn naam wordt slechts genoemd in de notulen van 1863 (gehouden te Amsterdam), in die van 1864 (te Zwartsluis), van 1865 (Rotterdam) en die van 1868 (gehouden in Zwolle). Hoewel in de vergaderingen van 1865, 1867 en 1868 wel lastbrieven van Barchems kerkenraad behandeld werden, kan uit de synodeverslagen niet worden opgemaakt waarover die handelden.

Christelijke Gereformeerde Gemeente te Barchem’ (1869).

Intussen werden al enkele jaren zo nu en dan besprekingen gehouden tussen de landelijke synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk (de hoofdstroom van de Afscheiding van 1834) en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis (waartoe Barchem behoorde). De Kruisgemeenten hadden zich, zoals al opgemerkt, in 1838 van de Christelijke Afgescheidene Kerk afgesplitst. Dat was vanwege allerlei verschillen van mening over de kerkelijke leer en -praktijk, zoals over de vraag welke Kerkorde de Afgescheidenen dienden aan te nemen, en ook over het twistpunt of de Afgescheidenen wel vrijheid van godsdienstoefening bij de overheid mochten aanvragen.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

De Kruisgezinden vonden dat de Kerkorde die ‘van Dordt’ diende te zijn, de aloude Dordtse Kerkorde, terwijl in nogal wat Christelijke Afgescheidene Gemeenten geen bezwaar was tegen de aanneming van ‘een eigen maaksel’, zoals de vaak gebruikte Utrechtse Kerkorde, opgesteld door ds. H.P. Scholte (1805-1868), een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land. De Kruisgemeenten waren bovendien faliekant tegen het vragen van vrijheid bij de overheid. De overheid had naar hun mening niets te maken met de stichting van een Gemeente Gods.

De onderhandelingen over eenwording verliepen lang niet soepel en gladjes. Maar uiteindelijk werd de gewenste eenheid tussen de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis toch bereikt: op 17 juni 1869 werd de eenheid geproclameerd: men zou samen verder gaan als Christelijke Gereformeerde Kerk (slechts enkele Kruisgemeenten deden niet mee). Ook de Kruisgemeente in Barchem sloot zich bij de verenigde kerken aan en heette sinds 1869 dus ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente te Barchem’. De notulen van de kerkenraad melden over die vereniging trouwens niets.

Lang geleden…

Net voordat deze vereniging plaatsvond was ouderling A. Regelink naar Zutphen verhuisd en werd ‘met grote meerderheid van stemmen’ M. Kottelenberg als ouderling gekozen en Gerrit Oltvoort tot diaken. De gemeente telde overigens niet alleen Barchemers onder haar leden, maar ook inwoners van de omliggende dorpen Ruurlo en Zwiep, en had tot 1888 ook leden in Vorden, waar op 16 mei dat jaar een Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) gesticht werd.

“In Ruurlo is nooit een zelfstandige Gereformeerde Kerk ontstaan, ook al werden omstreeks 1860 al samenkomsten gehouden bij stoelenmaker Jan Albers, die op de boerderij De Denneboom buiten het dorp woonde. Maar die in de volksmond bekende Jan Fijntjes schijnt niet zo’n brave broeder te zijn geweest, zodat de bijeenkomsten aldaar zijn verlopen”.

Weliswaar werden, behalve door de doop van de ‘eigen’ kinderen, ook van buiten komende leden in de kerk van Barchem ingeschreven; maar in 1910 telde de gemeente niet meer dan zestig leden.

Een eigen kerkgebouw (1899).

De nieuwe kerk.

Ongeveer veertig jaar lang – van de instituering tot 1899 – kwamen de weinige leden van de gemeente bij elkaar op een boerderij aan de Enkweg (overigens meldt dr. Smits dat ‘het eerste bedehuis’ in 1864 gebouwd werd op de plaats van de latere kerk De Hoeksteen aan de Beukenlaan). Hoe dan ook, volgens de berichten werd in 1898 begonnen met de bouw van een eigen kerk aan de Beukenlaan, die later De Hoeksteen genoemd zou worden. Architect van de kerk was de heer Enklaar uit Ruurlo. Het kerkje werd in december 1899 in gebruik genomen. Een harmonium begeleidde de kerkzang.

‘De Gereformeerde Kerk te Barchem’ (1892).

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Ruin tien jaar eerder, in 1886, was in ons land de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk begonnen, die de Doleantie genoemd wordt. Deze stond vooral onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920). Overal in het land werden ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende)’ gesticht (overigens niet in Barchem). Al snel werden tussen de landelijke synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken contacten gelegd om de mogelijkheid van eenwording te bestuderen. Hoewel de onderhandelingen niet van een leien dakje gingen werd op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk de eenheid tussen beide kerkgenootschappen beklonken. Dr. Kuyper en de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896) – een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land – reikten elkaar daar de broederhand. Besloten was samen verder te gaan onder de naam De Gereformeerde Kerken in Nederland. Ook de kerk van Barchem sloot zich daarbij aan en heette vanaf 1892 dus De Gereformeerde Kerk te Barchem.

Ds. S. van Velzen (1809-1896).

Over een gezamenlijke oefenaar en dominees.

De Gereformeerde Kerk te Barchem mocht dan nu een eigen kerkgebouw hebben, een eigen predikant kwam er voorlopig niet. Wel een van oorsprong Dolerende oefenaar, H. Ormel (1858-1923), maar in combinatie met de kerk van Lochem. Hij diende de beide kerken zes jaar lang, namelijk van 1 december 1899 tot december 1905, toen hij naar het Groningse Bedum  vertrok. In de daarop volgende twaalf vacante jaren gingen classis- en andere predikanten, en ook oefenaars voor.

Daarna werd, opnieuw samen met de kerk van Lochem, ds. A. Terpstra (1876-1934) van het Friese Terwispel  beroepen – hij was de zesde beroepen predikant. Hij nam de roeping aan en deed op 28 januari 1917 intrede. Hij bleef tot 6 maart 1921, vertrok naar Treebeek en werd drie maanden later al opgevolgd door ds. S. Bosma (1858-1936) van Wommels en Buitenpost, ook weer in combinatie met de kerk van Lochem.

Ds. S. Bosma (1858-1936).

Deze  deed op 5 juni 1921 intrede en bleef tot 30 september 1930. “Ds. Bosma heeft diep gegraven om het onkruid op te sporen en uit te roeien; vele onschriftuurlijke, ongereformeerde en ongezonde voorstellingen heeft hij mogen bestrijden en opruimen. Hij was een brandende en lichtende kaars. Hij was vurig van geest. Hij streed met onbluschbaren ijver tegen al wat den geestelijken welstand der gemeente bedreigde. (…) Zijn catechisaties hadden een goeden naam”.

Bijna een jaar waren beide kerken na zijn vertrek vacant, toen kandidaat J. Kapteyn (1901-1988) uit Almelo op 20 september 1931 in beide kerken als predikant intrede deed. Deze bleef tot 2 oktober 1942 aan deze kerken verbonden.

Ds. J. Kapteyn (1901-1988), hier als legerpredikant.

Daarna beriep de Gereformeerde Kerk te Barchem zijn ‘eigen’ predikanten!

De eerste ‘eigen’ predikant: ds. R. Groeneboer (van 1943 tot 1946), en daarna.

Aanvankelijk was kandidaat R. Groeneboer (1914-1980) ‘slechts’ als hulppredikant aan de kerk van Barchem verbonden, namelijk van 1 juni 1943 tot 23 januari 1944. Zijn arbeid beviel de kerkenraad en hemzelf kennelijk goed, want zijn ‘hulpdiensten’ werden omgezet in een predikantschap, zodat  hij als zodanig op 23 januari 1944 intrede deed. Hij bleef tot 8 augustus 1946, toen hij naar het Friese Wirdum vertrok. Daarna werd hij predikant te Weesp en legerpredikant en in 1955 emigreerde hij naar Canada, waar hij predikant bij de ‘Christian Reformed Church’ werd.

Ds. A. Koning (1895-1967).

Ds. A. Koning (1895-1967) van Sint Laurens volgde hem op, deed op 27 oktober 1946 intrede en nam op 26 april 1953 afscheid wegens vertrek naar Oud-Vossemeer. Tijdens zijn predikantschap werd in 1950 een huis gekocht dat ging dienen als pastorie en waarin ook hij dus zijn intrek nam. Tijdens de daaropvolgende ambtsperiode van ds. H. Bouma (1887-1962) van Nieuw-Loosdrecht – dat duurde van juli 1953 tot oktober 1957  – werd het harmonium in 1955 vervangen door een pijporgel.

Ds. H. Bouma (1887-1962) was in Groningen begonnen als boekver-koper van het bekende – inmiddels lang verdwenen – ‘Bouma’s  Boek-huis’ aan de Turfsingel.

Tijdens het predikantschap van ds. N.J. Goris (1925-2013), die van 1 juni 1958 tot 25 november 1962 aan de kerk van Barchem verbonden was, veranderde er héél veel…

Naar deel 2 >

© 2019. GereformeerdeKerken.info