Een eeuw Gereformeerde Kerk te Krommenie (2)

Ds. H. Moolhuizen (van 1921 tot 1925).

( < Naar deel 1 )  – Op 16 januari 1921 deed kandidaat H. Moolhuizen (1890-1974) intrede in Krommenie.

Ds. J. Moolhuizen (1890-1974).

De kerkenraad had ondertussen moeten vaststellen dat de geestelijke staat van de gemeente er niet zo goed voor stond. Een broeder was voor de rechter gesleept omdat hij zijn gasmeter buiten werking gesteld had, maar via illegale weg toch aan gas gekomen was (er is niets nieuws onder de zon). Het zevende gebod werd ook herhaaldelijk overtreden. Voor en na de maaltijden werd bij velen thuis niet meer gebeden en de sterke groei van de gemeente verhinderde het tweemaal per jaar afleggen van huisbezoeken.

Ds. R.J. Aalberts (1872-1950).

De classis benoemde ds. R.J. Aalberts (1872-1950) van Wormerveer  toen tot consulent, die bereid was  een deel van de predikantswerkzaamheden uit te voeren, totdat de nieuwe predikant er zou zijn. Die kwam dus in januari 1921 in de inmiddels 331 leden tellende gemeente. Intussen was men ook begonnen met de bouw van de christelijke school aan de dr. Kuyperkade. De school kwam in 1922 gereed. De heer A.J. Riemersma werd benoemd tot hoofd der school. De financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs hielp daarbij in niet geringe mate.

De school met den Bijbel (foto: met dank aan Wim Andrea).

De predikant kreeg het voor elkaar dat niet alleen de classis, maar ook de Particuliere Synode geld gaf voor het uitgebreide evangelisatiewerk van de kerk van Krommenie, in Assendelft en Uitgeest. In Assendelft werd de zondagsschool gehouden in (nota bene!) de consistorie van de hervormde kerk. Bovendien stelde de kerkenraad een reglement op voor de zondagsschool, die overigens in die tijd onder de zendingscommissie viel, omdat de evangelisatiecommissie het te druk had met het werk in Uitgeest en Assendelft.

De gemeente groeide ondertussen zozeer, dat op initiatief van ds. Moolhuizen een bouwfonds werd ingesteld om een nieuwe, grotere kerk te bouwen. Het zou echter nog bijna een halve eeuw duren voordat het zover was…

Allerlei wrijvingen…

Toch liep niet alles even lekker. Er was onenigheid in de gemeente over de politieke gezindheid. Als gereformeerde moest je eigenlijk op de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij (ARP) stemmen, maar er waren ook leden die hun stem uitbrachten op de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) of zelfs op de hervormde Christelijk-Historische Unie. Je moest, zo vonden sommigen, in een ‘rood dorp’ als Krommenie toch als één man optrekken, ook in de politiek?!

Dr. H. Colijn was jarenlang de lijsttrekker van de gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij (ARP). Deze partij ging later op in het CDA.

En omdat in die tijd bovendien gesproken werd over de toelaatbaarheid van het vrouwenkiesrecht (in kerk en staat) ontstond ook daarover onenigheid. Verder schuurde het flink toen het bij de kerk gelegen huis in de Emmastraat door de kerkenraad verhuurd werd, maar alleen aangeboden werd aan belangstellenden die de huur konden betalen; dat viel bij minvermogenden niet goed. En vervolgens bestond een steeds groter gedeelte van de kerk uit mensen-van-buiten, ‘import’, oneerbiedig gezegd. Dat gaf ook vaak wrijving, waar de predikant het niet makkelijk mee had. Verder had de predikant kennelijk de handen vol ‘aan de vele doopleden die de kerkdiensten niet meer bezoeken’; daar wilde hij extra aandacht aan besteden, wat voor hem zelfs aanleiding was om een beroep van de kerk van Alblasserdam af te slaan! Kortom ds. Moolhuizen was ‘een trouwe dienaar’.

Ook verder was er onrust in de naoorlogse jaren. Gemeenteleden roddelden nogal eens over elkaar en/of bezochten de kerkdienst slechts eenmaal per zondag. Verder klaagden enkele winkeliers over hun lage inkomsten, waar tegenover de kerkenraad attendeerde op de nog lagere inkomsten van veel arbeiders. Verscheidene leden moesten vermaand worden over allerlei overtredingen: zo was er zelfs een broeder die fietste op zondag! En toen broeder Albers tijdens het preeklezen – om de spanning op te bouwen – bijna ging fluisteren hing een jongeman brutaal over de rand van de galerij met zijn hand aan het oor. Dat kon natuurlijk niet! Voortaan kwam er bewaking bij de trap naar boven.

Uiteindelijk nam de predikant het beroep van de kerk van Aarlanderveen aan en op 1 november 1925 nam hij afscheid van Krommenie.

Ds. H. Steenhuis (van 1927 tot 1932).

Ds. H. Steenhuis als legerpredikant.

Vijf jaar lang stond zijn opvolger in Krommenie. Het was ds. H. Steenhuis (1897-1977), die als kandidaat naar Krommenie kwam en op 15 mei 1927 intrede deed, nadat vier andere predikanten bedankt hadden. Ook na de vacante periode was de eenheid in de gemeente nog niet naar behoren. Er waren verschillen van mening over het toekennen van kiesrecht aan vrouwen in kerk en staat, en ook over het handhaven van de zondagsrust liepen de meningen uiteen. Maar de predikant bracht rust in de tent. Hij wilde vanuit de kerkenraad ook meer openheid naar de gemeente toe; dat zou het meeleven bevorderen en de kritiek verminderen. Ds. Steenhuis bleek ook veel belangstelling te hebben voor het evangelisatiewerk (hij had, voordat hij het beroep had aangenomen, ook al eens in Uitgeest en Assendelft gepreekt), waarvoor de kerk van Krommenie zich immers al jaren inspande. De ‘vriendelijke, sympathieke en gastvrije predikant’ was al gauw ingeburgerd in de gemeente.

Over het een en ander…

De Gereformeerde Kerk te Krommenie nam haar roeping ten aanzien van het evangelisatiewerk in Noord-Holland serieus. Ds. Steenhuis zette zich er erg voor in, maar het werd duidelijk dat dit voor hem alleen teveel was. Afgesproken werd dat een gedeelte van de arbeid zou worden gedaan door de al eerder genoemde heer R. Pos en ook door S. Kelderman, die trouwens allebei al in de evangelisatiediensten voorgingen. Gelukkig gaf de Particuliere Synode ook een bijdrage.

De economische situatie werd er ondertussen niet beter op: in 1929 vond in New York op Wallstreet de grote Beurskrach plaats, die de wereld, ook Nederland en ook de kerken, in een financieel zeer moeilijke situatie brachten. Ook de industrie in de Zaanstreek had  zeer onder de wereldwijde economische crisis te lijden, wat veel werkloosheid opleverde. Om te zorgen dat de werklozen zich toch konden meedoen in het kerkelijk leven werd op initiatief van Johannes Hakvoort een mannenvereniging opgericht onder de naam Timotheüs.

De gereformeerde kerk aan de Julianastraat.

Om iets te doen aan het gebrek aan zitplaatsen werd afgesproken boven de preekstoel een groen lampje aan te brengen met de korte maar krachtige tekst ‘vrij’; het lampje ging vijf minuten voor de dienst aan, en dit betekende dat alle niet-bezette zitplaatsen – ook al waren ze verhuurd aan gemeenteleden – vrij waren en iedereen, ook gasten, daar mocht gaan zitten.

Problemen.

In 1930 werd ds. Steenhuis flink  overspannen van het vele door hem verrichte werk. Maar ook tijdens zijn ziekte spande  hij zich nog voor het werk in. De problemen waren vele: de evangelisatiearbeid kostte veel geld; het aanstellen van een hulppredikant werd slechts gedeeltelijk door de classis geldelijk gesteund (met fl. 900), het kerkgebouw aan de Julianastraat werd te klein en ook de oude houten woning in Assendelft (‘De Zaaier’), waar de gereformeerden in dat dorp bijeenkwamen, voldeed niet meer aan de behoeften.

De Zaaier in Assendelft.

‘De Zaaier’ aan de Dorpsstraat te Assendelft.

Ds. Steenhuis zette zich in voor de bouw van een nieuw gebouw aan de Assendelftse Dorpsstraat (ook onder de naam ‘De Zaaier’), zodat de (evangelisatie-) activiteiten in Assendelft in ieder geval goede voortgang konden vinden. De bouw kostte ruim fl. 9.000, terwijl het schilderwerk voor fl. 900 aangenomen werd en de architect fl. 450 als salaris kreeg, zodat voor alles bij elkaar fl. 10.500 nodig was. De gunning verliep niet probleemloos, omdat verscheidene aannemers lid van de kerk waren en sommigen bezwaar maakten tegen het feit dat de aannemer die de klus kreeg lid van de kerkenraad was. De kerkenraad heeft hen uiteraard duidelijk uitgelegd hoe de gang van zaken geweest was.  Hoe dan ook, op 8 augustus 1932 werd De Zaaier feestelijk  in gebruik genomen.

De Zaadkorrel in Uitgeest.

‘De Zaadkorrel’ te Uitgeest (foto: ‘Een eeuw Gereformeerde Kerk in Krommenie’).

In Uitgeest was voor het evangelisatiewerk een houten gebouw in gebruik  aan de Middelweg. Het heette De Zaadkorrel en was in 1903 gebouwd als verpleeghuis voor zieken, maar later overgenomen voor het gereformeerde evangelisatiewerk.  Van het gebouw staat momenteel alleen de voorkant nog aan de Middelweg nr. 118.

Hulppredikanten voor de evangelisatie (1931 tot 1946).

De kerkenraad benoemde predikanten die zich speciaal moesten bezighouden met het evangelisatiewerk in de beide dorpen. De Particuliere Synode had meegedeeld de kosten van een hulppredikant op zich te willen nemen. Het waren achtereenvolgens kandidaat T. Klein (1905-1978) uit Uithuizermeeden, die van 1931 tot 1933 aan de kerk van Krommenie verbonden was; drs. J.H. Becker (1904-1985) van 1933 tot 1940 (op een traktement van fl. 1.500), en kandidaat J. Goris van 1940 tot 1946.

In de jaren ’30 was in de Gereformeerde Kerken – wat genoemd werd –  ‘overvloed aan werk en werkkrachten’. Doordat in de crisisjaren ’30 veel afgestudeerde predikanten niet direct een beroep konden krijgen werd door het daarvoor opgerichte gereformeerde Comité Overvloed Werk en Werkkrachten (ook, naar de oprichters, het Comité Grosheide-Schouten genoemd) door middel van landelijke kerkcollectes geld bijeengebracht om kerkenraden door subsidies de financiële mogelijkheid te bieden een kandidaat te benoemen om hulpdiensten te verrichten. Ook de kerk van Krommenie profiteerde daar dus van.

Ds. Steenhuis had intussen een beroep van de kerk van Sneek ontvangen en nam het aan. Op 28 februari 1932 nam hij afscheid van Krommenie, maar reisde toch nog regelmatig terug om in Assendelft de bouw van De Zaaier te begeleiden. Zijn driejarig zoontje legde onder grote belangstelling de eerste steen. Dat deed ‘ie heel goed, want de woning staat er nog steeds!

Ds. H. van Andel (van 1932 tot 1939).

Ds. H. van Andel (1907-1984).

Ds. Steenhuis was nauwelijks vertrokken of de kerkenraad besloot – tegen de zin van de penningmeester, die de bodem van de schatkist al kon zien – een gemeentepredikant te beroepen. Het bleek dat veel manslidmaten – die op 10 april na de kerkdienst de gemeentevergadering bijwoonden – ds. H. van Andel (1907-1984) van De Bilt wilden toevoegen aan het tweetal, dat door de kerkenraad voorgesteld was. Hij werd vervolgens door de gemeenteleden  gekozen en nam het op hem uitgebrachte beroep aan. Op 21 augustus 1932 deed ds. Van Andel intrede. Hij nam zijn intrek in de grondig gerestaureerde pastorie. Ds. Van Andel hield van korte preken en liet veel zingen.

De predikant ging niet op zijn handen zitten toen hij merkte dat mensen diaconale of andere hulp nodig hadden. De armoede was in deze crisistijd erg groot; niet alleen onder de fabrieksarbeiders maar net zo goed onder de winkeliers. De diaconie gaf de nodige financiële ondersteuning, maar ook werd geregeld in natura geholpen; zo werd (met korting) heel wat vet ingekocht, want volgens de artsen werd je daar sterk van. Vaak werd door de predikant hulp verleend in samenwerking met de huisarts, dokter Kuiper, die immers zicht had op de gezondheidstoestand van de mensen. De predikant nam op zijn beurt contact op met de diaconie.

Pas rond 1936 leek de economie zich weer iets te herstellen en konden de (veel te hoge) uitgaven van de diaconie naar beneden. Dat nam niet weg dat aan vergroting van de veel te kleine kerk vooralsnog niet gedacht kon worden.

De catechisaties werden vaak in de christelijke school gegeven. Dat de gemeente groeide bleek ook uit de lange duur van het avondmaal, dat aan tafels gevierd werd. Afgesproken werd dat, als het avondmaal bediend werd, geen preek gehouden zou worden. In 1936 werd om die reden zelfs besloten het avondmaal ook in Assendelft en in Uitgeest te vieren. Daardoor werd de viering in Krommenie wat ontlast.  Maar dat was slechts een tijdelijke oplossing.

Assendelft, lang geleden…

‘Geen catechisatie’ was kennelijk het streven  van een aantal jongens, die de lessen van de predikant nog al eens verstoorden en op een gegeven moment zelfs met de rug naar de predikant gingen zitten. De kerkenraad vond dat daarmee korte metten gemaakt moest worden, maar de predikant doorzag hun truc (‘misschien worden we wel weggestuurd’, dachten de boys hoopvol) en ging met de ouders praten. Zo kwam alles toch weer op zijn pootjes terecht.

Wat niet helemaal op zijn pootjes terecht kwam was het feit dat de classis oordeelde dat de zondagse samenkomsten in Uitgeest en Assendelft in het vervolg ‘normale erediensten’ moesten worden; met andere woorden, dat de kerkenraad in het vervolg moest zorgen voor een afvaardiging van de kerkenraad bij de diensten en ook dat er predikanten voorgingen. Ds. Van Andel meende dat in het gereformeerd kerkrecht de plaatselijke kerk niet naar de pijpen van de classis behoefde te dansen en dat de kerkenraad de classicale uitspraak gerust naast zich neer kon leggen. De meerderheid van de kerkenraad vreesde echter dat de classis in dat geval de financiële steun voor het evangelisatiewerk in die beide plaatsen zou stopzetten. Dus men bewilligde in de classicale uitspraak.

Had dit voorval te maken met het vertrek van ds. Van Andel? Dat is niet met zekerheid te zeggen, maar hoe dan ook, het door hem ontvangen beroep van de kerk van Zeist nam hij aan, en op 1 januari 1939 nam de predikant afscheid van Krommenie.

Ds. O. van Noort (van 1939 tot 1941).

Ds. O. van Noort (1904-1997).

Na enige vergeefse beroepen op andere predikanten te hebben uitgebracht nam ds. O. van Noort (1904-1997) uit Schoonrewoerd het beroep aan; hij deed op 21 mei 1939 intrede in de inmiddels meer dan 500 leden tellende gemeente. Zijn jaartraktement bedroeg fl. 2.500, verhoogd met kerkelijke kinderbijslag tot maximaal fl. 200. De pastorie moest ook nog wat worden opgeknapt. De predikant was overigens meteen al van mening dat de kerk nodig vervangen moet worden door een ander bedehuis, want het gebouw was veel te klein. De kerkenraad was daar natuurlijk van op de hoogte, maar de zaak werd vooralsnog op de lange baan geschoven omdat er gewoon geen geld was; de vele schulden moesten nog worden afgelost.

De Tweede Wereldoorlog.

De preken van ds. Van Noort waren een stuk langer dan de over het algemeen korte overdenkingen van ds. Van Andel, zodat de kerk wel een kwartier later uitkwam; de klachten daarover kwamen al snel bij de kerkenraad op tafel. Maar ondertussen was op 10 mei 1940  ook de Tweede Wereldoorlog begonnen: de capitulatie werd al na enkele dagen getekend. Al gauw moet de kerk worden verduisterd opdat geen licht naar buiten kwam waaraan de geallieerde piloten herkenningspunten hadden. Verder was er geen benzine meer om de kinderen vanuit Buitenhuizen naar de school te vervoeren, zodat men De Zaaier snel als noodschool inrichtte. De brandstof voor de kachels werd ook steeds schaarser. Zowel de verduistering als de kou waren aanleiding voor broeder Juisting om de predikant te vragen korter te preken en niet zo vaak opmerkingen in zijn preek te herhalen. De predikant deelde echter mee dat hij daaraan geen gehoor kon geven, en dat hij zoveel zou blijven herhalen als hij dat nodig achtte.

Uitgeest, Schevelstraat, lang geleden…

Het evangelisatiewerk werd tussen 1931 en 1946 voor een groot deel verzorgd door de al genoemde hulppredikanten. Het werk vorderde boven verwachting. In Assendelft werden de diensten en de zondagsschool steeds beter bezocht, overigens in tegenstelling tot in Uitgeest. De oorzaak daarvan was echter het vertrek van een gezin naar de kerk van Alkmaar  omdat er een nieuwe weg werd aangelegd; de kerk in Alkmaar was daardoor voor hen makkelijker te bereiken. Het evangelisatiewerk breidde zich echter hoe dan ook uit en de predikant verzocht de Particuliere Synode en de classis daarom het werk over te nemen. Het werd voor de kerk van Krommenie te zwaar en te duur. Daar wilde men echter niets van weten, maar wél werd fl. 1.800 gegeven om de tekorten voor dat werk weg te werken.

Ds. Van Noort nam een ontvangen beroep van de kerk van Barendrecht aan en nam op 7 december 1941 nam hij afscheid van Krommenie. Hij en zijn vrouw aardden niet in Krommenie.

Ds. J. Keizer (van 1942 tot 1944).

Ds. J. Keizer (1910-1982) op latere leeftijd.

De oorlog ging ondertussen natuurlijk gewoon door. In Krommenie waren verhoudingsgewijs veel jongemannen die deelnamen aan het verzet tegen de bezetters. Velen doken onder toen de Arbeitseinsatz afgekondigd werd, het verplicht werken in de Duitse oorlogsindustrie.

De pastorie werd in 1941 weer flink opgeknapt en ondertussen had de kerkenraad het beroepingswerk ter hand genomen. Op advies van ds. Steenhuis werd kandidaat J. Keizer (1910-1982) uit Heerenveen beroepen, die het beroep aannam en op 11 oktober 1942 intrede deed. Kandidaat Goris, werkzaam in het kerkelijk evangelisatiewerk in Assendelft en Uitgeest, had gehoopt dat hij een beroep zou krijgen; maar helaas.

Er kwamen schoorvoetend enige veranderingen in het kerkelijk leven: de vrouwelijke gemeenteleden waren altijd gewoon geweest met de hoed op naar de kerk te gaan, maar al enige tijd lieten velen de hoed thuis, zelfs als het avondmaal was. Vooral dat laatste vond de kerkenraad niet passend en er werd dan ook in de preek aandacht aanbesteed. Even was er een opleving in het hoedengebruik, maar lang duurde het niet.

De oorlog.

De Duitsers verboden in 1942 het samenkomen van de oudere jeugd. Men was bang voor politieke besprekingen (dat was hoe dan ook verboden); de predikant zorgde echter dat de JV-vergaderingen in het vervolg direct na de catechisatie plaatsvonden. En de catechisaties liepen goed: de predikant maakte er namelijk een gewoonte van dat – als iedereen zijn huiswerk goed geleerd had – hij voorlas uit een spannend jongensboek. Dat wilde niemand missen!

Aan de Eikelaan in Krommenie staan achter een aantal  woonhuizen nog oorlogsschuilplaatsen, die direct na het begin van de oorlog door  ‘Bescherming Bevolking’ gebouwd werden. Overigens moesten de bewoners van de aangelegen woonhuizen daarvoor huur betalen. Ze werden echter nooit gebruikt (foto: Stelling-Amsterdam.nl). Met dank aan de heer Wim Andrea voor de info.

Er woedde in het begin van de jaren ’40 nog steeds een kerkelijke strijd over bepaalde leerstukken, zoals over de betekenis van de doop en over het Verbond. Deze, wat genoemd werd, ‘leergeschillen’ waren overigens al in de jaren ’30 actueel geworden, maar de onenigheid daarover in de kerken liep steeds hoger op, al werd er op de kerkenraad aanvankelijk niet al te veel aandacht aan besteed.

Het evangelisatiewerk in Uitgeest en Assendelft bestond in september 1943 vijftien jaar. Dat werd in een bijzondere bijeenkomst herdacht, waar toespraken gehouden werden door ds. Steenhuis, ds. Van Andel, ds. Keizer en natuurlijk door de evangelisatiewerkers ter plaatse, de kandidaten dr. Becker en Goris. Het evangelisatiewerk deed een forse aanslag op de kerkelijke portemonnee: kort daarvoor hadden enkele kerkenraadsleden berekend dat de kerk van Krommenie tussen 1931 en 1941 maar liefst fl. 17.353 voor het evangelisatiewerk had uitgegeven – een formidabel bedrag.

De financiën kwamen ook ter sprake door de geldontwaarding, veroorzaakt door de oorlog. Alles werd duurder. Dat wilde zeggen dat de kerkelijke bijdragen omhoog moesten, en dat deelde penningmeester De Jong  tijdens een gemeentevergadering dan ook mee. Hij voegde daar overigens aan toe dat sommige kerkenraadsleden – de winkeliers onder hen – zelf ook meer moesten bijdragen, want in vergelijking tot anderen – zei hij – droegen zij te weinig bij. Die ontboezeming leverde hem geen extra vriendschappen op. Voorts zei De Jong dat de collecte-inkomsten van de diaconie omhoog moesten, ook omdat de werkloze gemeenteleden uiteraard niet moesten aankloppen bij de Winterhulp, opgezet door de NSB, maar zich bij de diaconie moesten vervoegen. De Winterhulp moest – zo was de bedoeling – tijdens de Tweede Wereldoorlog alle maatschappelijke hulpverlening van de overheid en van particuliere en kerkelijke organisaties in Nederland overnemen. Dat de Gereformeerde Kerken dat niet lieten gebeuren spreekt voor zich. Door de oorlogsomstandigheden kregen de predikant en kandidaat Goris een zgn. ‘duurtetoeslag’, ook op advies van penningmeester De Jong.

De kerk zat voller dan anders. Omdat langs de Noordzeekust dorpen door de bezetters ontruimd waren, kwamen sommige gereformeerde gezinnen in Krommenie terecht. Vandaar dat tijdens de diensten vele krukjes in de gangpaden gezet werden.

De Vrijmaking (1944).

Dr. K. Schilder (1890-1952) was de voorman van de Vrijmaking in 1944.

De kerkenraad kende haar kerkrechtelijke positie precies: van de classis en de Particuliere Synode ontving hij brieven over de kerkelijke strijd, die ‘dienen te worden afgelezen’. De kerkenraad weigerde dat, omdat dat bevel de zelfstandige positie van de kerkenraad zou aantasten. Een van de brieven handelde over de ‘veronderstelde wedergeboorte’, een van de geschilpunten in de opkomende kerkelijke strijd. De veronderstelde wedergeboorte, een leerstuk van dr. A. Kuyper (1837-1920), hield in dat, als een kind van gelovige ouders op jonge leeftijd sterft, ervan mag worden uitgegaan dat het een Verbondskind is. Bezwaarden vonden dat onjuist: de ‘wedergeboorte’ was volgens hen geen ‘veronderstelling’, maar een zekerheid op grond van Gods beloften.

Vlak voor de zomer van 1944 kreeg de kerkenraad een schrijven van de synode waarin werd meegedeeld dat prof. dr. K. Schilder (1890-1952) van ‘Kampen’ als hoogleraar en als predikant geschorst was in verband met zijn strijd tegen de synodale uitspraken over doop en Verbond. De meerderheid van de kerkenraad verzette zich tegen deze schorsing omdat de synode daar volgens de broeders op grond van de Dordtse Kerkorde  niet het recht had. Op 11 augustus vond in Den Haag al een vergadering plaats die onder leiding stond van dr. Schilder. Daar las deze de ‘Acte van Vrijmaking’ voor, waarmee hij zich onttrok aan de Gereformeerde Kerken.

De brief van de meerderheid van de kerkenraad, die zich vrijmaakte.

Op 2 september scheidde ook de meerderheid van de kerkenraad van Krommenie zich van de Gereformeerde Kerken af. In een schrijven aan de gemeenteleden deelden preses ds. J. Keizer en scriba H.J. Leguyt ‘namens de Raad van de Gereformeerde Kerk van Krommenie’ mee dat ze het juk van de synode afwierpen, die hen verplichtte tot het aanvaarden van de synodebesluiten van 1943/1944, waartegen zij zich juist verzetten. Vandaar dat men ‘alle banden van gemeenschap met de Synode der Gereformeerde Kerken in Nederland’ verbrak (…) en in de kracht Gods terugkeerde tot de oude paden, alleenlijk erkennend als Hoofd der Kerk Jezus Christus onzen Heere’.

Toen het besluit de volgende dag, zondag 3 september 1944, van de preekstoel werd afgelezen, verlieten ongeveer tachtig mensen onder het uiten van bittere verwijten de kerk; organist Van Eerde trachtte het lawaai met orgelspel te overstemmen, maar dat lukte maar nauwelijks. Aanvankelijk was er nog enige samenwerking in diaconie en JV, maar vanaf september 1945 was ook dat verleden tijd en ging men eigen wegen.

De Vrijmaking had ook voor de evangelisatiearbeid in Assendelft en Uitgeest gevolgen. Kandidaat Goris koos de kant van de synode, en in Uitgeest volgde bijna iedereen dat voorbeeld. In Assendelft ging het heel anders. Daar ging de meerderheid met ds. Keizer mee. Omdat de notulen van september tot en met december 1944 uit het notulenboek geknipt zijn, kan niet alles met duidelijkheid gereconstrueerd worden. Wel werd het evangelisatiewerk later onderling verdeeld: besloten werd dat het werk in Assendelft door de Gereformeerde Kerk voortgezet zou worden, en dat in Uitgeest door de vrijgemaakte kerk. Ds. Keizer keerde overigens  in 1968 naar de Gereformeerde Kerken terug.

De oorlog duurde voort…

Ondertussen zou je haast vergeten dat de oorlog nog gewoon bezig was! En juist in dat vrijmakingsjaar (1944) werd ook de gemeente van Krommenie zwaar getroffen door veel mensen die stierven door ondervoeding en bovendien door het bekend worden dat enkele gemeenteleden niet meer uit Duitsland terugkeerden. Zo kwam Klaas van Veen om bij een razzia, nadat in de plaatselijke blikfabriek gestaakt werd uit protest tegen de Jodenvervolging. Jacob Kramer kwam na de oorlog zwaar ondervoed, maar geestelijk ongebroken, terug in het Vaderland.

  • Een eeuw gereformeerde kerkgeschiedenis trok voorbij.  Hieronder nu heel in het kort het vervolg. 

 En verder…

’t Heem aan de Eikelaan te Krommenie.

Bij de Vrijmaking in 1944 ging een groot deel van de Gereformeerde Kerk te  Krommenie met de Vrijmaking mee. De kerk aan de Julianastraat werd  aan de vrijgemaakte kerk toegewezen, omdat de meerderheid van de kerkenraad zich had vrijgemaakt. De overige gereformeerden  hielden hun kerkdiensten sindsdien in enkele  gehuurde onderkomens.  Maar al in 1951 kwam een stuk grond beschikbaar aan de Eikelaan, waar een eigen kerk gebouwd werd.  Het was een klein kerkgebouw met ruim honderd zitplaatsen en een kerkenraadskamer. De kerkenraad gaf de kerk de naam ’t Heem.

De gereformeerde Vredekerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

De Gereformeerde Kerk groeide echter ondanks alles weer snel, en architect D.J. Waagmeester te Zaandam kreeg daarom opdracht een kerkgebouw te ontwerpen als uitbreiding van ’t Heem. Hij bouwde aan de consistoriekamer nog enkele nevenruimten mét daarbij de nieuwe Vredekerk. Bij de kerk werd ook een klokkentoren gebouwd.  ’t Heem werd verder gebruikt als vergaderzaal met  ruimte voor jeugdwerk,  enzovoorts. De eerste paal werd op 1 juli 1966 geslagen, terwijl de Vredekerk op 15 september 1967 in gebruik genomen werd.

De evangelisatieposten in Uitgeest en Assendelft werden in respectievelijk 1972 en 1983 verzelfstandigd in een federatie met de plaatselijke hervormde gemeenten.

Het interieur van de Vredekerk (foto: Reliwiki, Andre van Dijk).

Samen- op-Weg.

Toen in 1998 door zowel de Hervormde Gemeente als de Gereformeerde Kerk te Krommenie  een predikant gezocht werd, besloot men tot  versnelling van het Samen-op-Wegproces tussen beide kerken. Op 8 mei 2006 werd de Protestantse Gemeente te Krommenie gevormd, met in totaal ongeveer 750 leden (in 2006 telde de Hervormde Gemeente Krommenie-Krommeniedijk  415 leden en de Gereformeerde Kerk te Krommenie 478 leden).

Het Flentrop orgel van de Vredekerk.

In 2008 werd de gereformeerde Vredekerk buiten gebruik gesteld en in december dat jaar gesloopt.

Ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Krommenie.

De ledentallen van de Gereformeerde Kerk te Krommenie tussen 1916 en 2006 (bron: Jaarboeken GKN en PKN).

Bronnen onder meer:

Gemeenten en predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

P. de Jong, Geschiedenis van het kerkelijk leven te Krommenie, meldende de deformatie van de Kerk door het Modernisme en haar Reformatie tot de Zuivere leer der H. Schrift, 1827-1938. Krommenie,

J. Keizer en H.J. Leguyt, Wij deelen u mede, dat wij onze vergadering van den 2en September 1944 het volgende besluit hebben genomen: (…). Krommenie, 1944

D. Kramer, Een eeuw Gereformeerde Kerk in Krommenie. Een gedenkboek ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Kerk in Krommenie. Krommenie, 2009

G. Oosterbaan, De kerk in het midden. Zaandam, 1981

P.C. Schoonenboom, G.K. Kuijper, e.a., Selden tyt sonder stryt. Geschiedenis van een dorpskerk. Krommenie, 1969

© 2020. GereformeerdeKerken.info.

(Met dank aan de heer Wim Andrea).