De Gereformeerde Kerk te Aalsmeer (2)

Ds. J. Knoppersen (van 1932 tot 1949).

( < Naar deel 1 ) –  Ruim een half jaar nadat ds. Kuiper vertrokken was werd het beroep dat op kandidaat J. Knoppersen (1894-1973) werd uitgebracht door hem aangenomen. Aalsmeer was zijn eerste en tevens enige gemeente.

Ds. J. Knoppersen (1894-1973).

Het beroepingswerk was niet meegevallen, maar toch kon ds. Knoppersen op 31 juli 1932 intrede doen. De predikant stond zeventien jaar lang in Aalsmeer. De pastorie werd natuurlijk opgeknapt, maar in verband met de nijpende economische situatie (door de Beurskrach op Wall Street in New York in oktober 1929) werd het salaris van de predikant teruggebracht van fl. 3.000 naar fl. 2.500. Dominee was immers een beginner.

Kou in de kerk.

Men vond het overigens koud in de kerk. De verwarming werkte niet goed. Vandaar dat besloten werd een nieuwe verwarming aan te leggen, waarvoor twee gemeenteleden werden uitgenodigd een prijsopgave te verstrekken; ze wilden het niet samen doen. De laagste inschrijving was fl. 1.690, dus kreeg J.C. van Iperen de klus. Mevrouw De Ruig was zo goed de gemeente met inschrijvingslijsten rond te gaan om in elk geval een deel van het benodigde geld bij elkaar te krijgen; fl. 215 was het resultaat.

En verder…

Het gereformeerde kerkje aan de Dorpsstraat (foto: ‘GK Aalsmeer 75 jaar’).

… had een van de kerkenraadsleden bezwaar tegen het feit dat dominee bij de doopsbediening uit het doopformulier vaak de zin ‘waarvan gij de vader en de moeder zijt’ wegliet. De predikant zei daarmee geen bijzondere bedoelingen te hebben, maar hij vroeg de kerkenraadsleden wel goed in de gaten te houden of de besproken zinsnede inderdaad correct was, bijvoorbeeld door daar tijdens het huisbezoek naar te vragen.

… werd besloten dat het orgel zou zwijgen als in de kerkenraadskamer het consistoriegebed werd uitgesproken, omdat een van de ouderlingen de predikant niet kon verstaan als het orgel er doorheen speelde.

… had de Tweede Wereldoorlog volgens de schrijver van een van de gedenkboeken nauwelijks invloed op de voortgang van het kerkelijk leven. Wel was de kerkenraad in november 1940 een van de ondertekenaars van een schrijven aan Seyss-Inquart, Hitlers plaatsvervanger in Nederland, waarin werd verzocht om Joodse ambtenaren en andere Joden niet uit te sluiten uit betrekkingen bij Rijk en Gemeenten.

… had het orgel kuren. Het scheen zelfs zo erg te zijn, dat de organist weigerde nog te spelen. Zijn verzoek om het orgel te repareren kon in 1941 door de oorlogsomstandigheden niet worden gerealiseerd, maar de orgelist bleef bij zijn werkstaking. Toch werd in 1944 opnieuw aandacht aan het orgel geschonken. Besloten werd het instrument voor fl. 2.000 te laten restaureren. Het orgelfonds telde overigens nog slechts de helft van dat bedrag.

Het orgel in het kerkje aan de Dorpsstraat (foto: ‘Soli Deo Gloria’).

… stelde br. Hartman voor om op zondag ook kerkdiensten in Oost te houden, omdat hij bang was dat gemeenteleden die ver weg woonden, of om een of andere reden de kerk in de Dorpsstraat niet konden bezoeken, zich spoorslags naar de hervormde kerk zouden begeven! Aanvankelijk voelde de kerkenraad er niet voor, maar toen enkele leden in Oost schriftelijk vroegen diensten te mogen houden in het uit 1921 daterende Veilinggebouw Bloemenlust in de Pontweg, besloten de mannenbroeders daarvoor een proefperiode van vier maanden in te stellen. Het beviel de Oosterlingen allemaal zo goed, dat ze al gauw vroegen om ook het avondmaal in Oost te kunnen vieren. Daartegen maakte de kerkenraad bezwaar. Maar later kwam het er toch van evenals de doopsbediening. De bloemenveiling werd tot 1956 voor de kerkdiensten gebruikt; want toen werd de nieuwe kerk in de Ophelialaan in gebruik genomen.

Kerkbouwplannen.

Al begin 1945 kwam het plan op tafel om een geschikt stuk grond te kopen voor de bouw van een nieuwe kerk. Men had namelijk op de hoek van de Ophelialaan en de Burgemeester Kasteleinweg een perceel gevonden dat voor kerkbouw een zeer aantrekkelijke plaats was. Bovendien, zo vond men, was het een goede belegging, tenminste als men er snel bij was. Maar het was de vraag of de leden in het oosten van het dorp – die kerkten in Bloemenlust – er wel voor waren, want de kerkgang in het veilinggebouw zou dan natuurlijk stoppen. Of moest men misschien toch twee kerken bouwen? De kerkenraad werd het er niet over eens en men besloot tot rustiger tijden te wachten.

Aalsmeer en bloemen…

Na de oorlog…

De oorlog was op 5 mei 1945 gelukkig tot een eind gekomen, al was er in de Gereformeerde Kerken nog steeds rumoer over een kerkstrijd die inmiddels op 11 augustus 1944 had geleid tot de Vrijmaking. In Aalsmeer onttrok zich slechts een beperkt aantal gezinnen aan de Gereformeerde Kerk, zodat pas op 1 juli 1949 in Aalsmeer een vrijgemaakte kerk kon worden geïnstitueerd, die in 1950 nog geen 70 leden en in 1968 ongeveer 120 leden telde.

Hoewel ds. Knoppersen een uitnodigingsbrief van de Christelijke Gereformeerde Gemeente in verband met het afscheid van haar predikant ds. J.P. Geels (1908-1990), eind 1945, tot sommiger ongenoegen niet aan de kerkenraad had laten lezen (“de Christelijke Gereformeerde Kerk is een scheurkerk”, vond hij), kwam de uitnodiging die drie jaar later binnenkwam in verband met de intrede van de hervormde predikant wel ter tafel; sterker nog: er zou een gereformeerde afvaardiging naar toe gaan!

  • De tijd tot 1975.

Ds. T.B. van Houten (van 1950 tot 1979).

Ds. T.B. van Houten (1913-1989).

Ds. Knoppersen was sinds mei 1948 op doktersadvies met ziekteverlof gegaan. Uiteindelijk nam hij op 1 oktober 1949 afscheid en kon zijn opvolger, ds. T.B. van Houten (1913-1989) van het Friese Britsum op 21 juni 1950 intrede doen. Maar liefst ruim 28 jaar zou de predikant aan de kerk van Aalsmeer verbonden blijven. Op 1 januari 1979 ging de predikant met emeritaat.

Opnieuw kerkbouwplannen.

Het orgel gaf weliswaar nog steeds problemen, maar de vraag of een nieuw instrument moest worden aangeschaft had nu eenmaal nauw te maken met de vraag of er een nieuwe kerk gebouwd zou worden. Aanvankelijk werd gedacht aan het verbouwen van het bestaande bedehuis, maar daarvan werd uiteindelijk toch afgezien. De ruimte van het betreffende perceel was daarvoor te klein. In 1952 en 1953 kwamen de plannen steeds verder tot ontwikkeling. In ieder geval zou de (ene) te bouwen kerk, aan de Ophelialaan in het Seringenpark, niet meer dan fl. 190.000 mogen kosten en het dak niet hoger dan negen meter mogen zijn.

In 1951 moest geconstateerd worden dat het orgel nog steeds kuren vertoonde en eigenlijk voor zo’n fl. 10.000 gerestaureerd zou moeten worden, terwijl de kerkelijke financiën er toch al niet rooskleurig voorstonden, vanwege een tekort van bijna fl. 2.000. Allerlei voorstellen deden de ronde: een gebruikt orgel aanschaffen, een nieuw instrument kopen, of, zoals in 1952 naar voren gebracht werd, ‘met spaarbankboekjes gaan werken om zo het benodigde bedrag bijeen te brengen’. Maar de plannen voor de bouw van een nieuwe kerk gingen voor.

De ingebruikneming van de nieuwe kerk (1956).

De bouw van de nieuwe kerk aan de Ophelialaan (foto: ‘GK Aalsmeer 75 jaar’).

In 1954 kreeg architectenbureau Berghoef en Klarenbeek de opdracht om de plannen te maken, terwijl de aanbesteding eind dat jaar plaatsvond, met als resultaat dat de fa. De Vries/Van Ginkel als aannemers de bouw mochten realiseren voor een bedrag van fl. 193.000. De verwarming kostte bovendien nog eens fl. 20.000. De ‘eerste steen’ uit de oude kerk werd naar de nieuwe overgebracht om zo het oude bedehuis in gedachtenis te houden. Natuurlijk worden allerlei acties gestart om geld bij elkaar te krijgen; al moest uiteindelijk het meeste geld geleend worden Op 15 februari 1956 werd het kerkgebouw aan de Ophelialaan in gebruik genomen (de naam, Triumphatorkerk, werd pas in 1986 voorgesteld en aangenomen – nóg later zou de kerk herdoopt worden tot De Open Hof).

De kerk telde 670 zitplaatsen, maar door een naastgelegen lokaal bij de kerkzaal te trekken kon het aantal met 150 vermeerderd worden. Het voorste gedeelte van de preekstoel werd een door een onbekende gever geschonken: een achttienhonderd kilogram wegend stuk natuursteen ‘met daarop een verbeelding van het lam Gods met de Kruisbanier’. Er was nóg iets bijzonders: het metselverband van de binnenmuren was heel bijzonder, vanwege de ingemetselde aarden buisjes, die aangebracht werden om de akoestiek van de kerk een optimale kans te geven. Een meewerkende metselaar zei daarover: ‘Dit metselwerk is uniek en naar mijn weten nooit eerder uitgevoerd’.

De nieuwe gereformeerde kerk aan de Ophelialaan.

Een damescomití bood vier gezandstraalde sierramen aan, waarop door ontwerper Goeting voor fl. 1.600 de voorstellingen van de schepping, de zondvloed, de verlossing en de voleinding werden aangebracht. De jeugdverenigingen boden een harmonium aan, te gebruiken in de kerkenraadskamer.

En toen loste het orgelprobleem zichzelf op: de fa. Verweys uit Amsterdam bouwde een elektro-pneumatisch orgel met drie klavieren en 41 registers. Het instrument kreeg van vele kanten een zeer lovende kritiek. Het oude orgel werd verkocht aan de kerk in het Groningse Zuidhorn. De oude kerk werd voor een bedrag van  bijna fl. 66.000 verkocht aan de fa. P. Eveleens. Het werd aanvankelijk als pakhuis gebruikt, maar in 1999 afgebroken.

Ergernissen.

Natuurlijk ging het gemeentelijk leven gewoon door. Zo nu en dan waren er ergernissen. Een van de ouderlingen, die een gecombineerde vergadering van de JV en de MV bijgewoonde, ’trad daar hardhandig op tegen spelletjes die daar gehouden werden en die zijns inziens op een te laag niveau stonden’. –– Mochten in een kerkelijke vergaderzaal lezingen gehouden en films gedraaid worden voor de bewoners van het bejaardencentrum? De kerkenraad stond het niet toe. Het zou maar ergernissen geven. –– Er waren enkele klachten over de bouwkundige staat van de kerk; toen de kerkenraad deze aan de architect doorgaf antwoordde hij: ‘Niet weer een goedkope kerk bouwen’. –– En die broeder die op zondag én naar de kerk én naar het voetbalveld ging moest vermaand worden. Het eerste was prima, maar het tweede minder.

Na de ingebruikneming van de nieuwe kerk werd de kerk aan de Dorpsstraat verkocht en als pakhuis gebruikt (foto: J. Sonneveld, Leidschendam).

— Het lawaai op de galerijen had zich verplaatst naar de achterste banken in de kerkzaal. Al in het begin van de jaren ’50 was op de galerij door de kerkenraad een ‘ordebewaarder’ aangesteld ‘die zonodig een tik uitdeelde met de stok van de collectezak’. Het veiligst zat je op de voorste galerijbank: veel te zien beneden en ver van de collectezakstok. Soms viel er ‘per ongeluk’ ook wel eens iets naar beneden. Afgesproken werd uiteindelijk dat de ouders hun kinderen bij zich zouden houden. Ook werden briefjes op de achterste banken gelegd, waarmee de jongelui op hun gedrag werden aangesproken. In 1960 werd ‘de achterste bank’ uiteindelijk voor jeugd verboden terrein.

Contacten met de vrijgemaakten (1960).

Nadat zich in 1944 ten tijde van de ‘Vrijmaking’ slechts een beperkt aantal gezinnen had losgemaakt van de Gereformeerde Kerken in Nederland, telde de vrijgemaakte kerk in 1959 (met haar kerkdiensten in het hervormd verenigingsgebouw Irene) 88 lidmaten. De gereformeerde kerkenraad en die van de vrijgemaakte kerk hadden in 1960 een samenspreking om te zien of eenheid bereikt kon worden. De drie besproken mogelijkheden maakten echter weinig tot geen kans (“de vrijgemaakten voegen zich bij de gereformeerden, de gereformeerden voegen zich bij de vrijgemaakten óf men komt tot een ‘christelijk vergelijk’ waar vooral wederzijds begrip voor nodig is”). De later voortgezette samensprekingen verliepen dan ook moeizaam, omdat er ‘vele zere en tere punten’ waren.

Ds. W. Haverkamp (van 1964 tot 1970) en ds. J. Végh (van 1971 tot 1977).

Ds. W. Haverkamp (1928-2005).

De Gereformeerde Kerk te Aalsmeer was intussen dermate uit de kluiten gewassen dat besloten werd de tweede predikantsplaats in te stellen. Deze werd in 1964 ingenomen door ds. W. Haverkamp (1928-2005) uit Anna Jacobapolder. Hij deed op 10 mei 1964 intrede. Ds. Haverkamp nam op 6 september 1970 afscheid wegens vertrek naar Nijkerk. Ds. J. Végh (1925-2016) uit Amsterdam-West volgde hem op en deed op 10 januari 1971 intrede; bij was tot 1977 aan de kerk van Aalsmeer verbonden en vertrok toen naar de kerk van Scheveningen.

Iets uit het kerkelijk leven.

In 1965 werd geoordeeld dat de avondmaalsdiensten te lang duurden. Het probleem zat ‘m in ‘de tafels’ voorin de kerk, waaraan telkens opeenvolgende beperkte groepen avondmaalsgangers aanzaten. Vooralsnog besloot men echter de viering aan tafels te handhaven. –– In 1966 werd besloten dat het kerkkoor in diensten mocht optreden, mits het alleen bij bijzondere gelegenheden gebeurde, De te zingen liederen in overleg met de predikant werden vastgesteld en men zich met het gezicht naar de preekstoel opstelde. –– In 1967 besloot de generale synode een leeruitspraak uit 1926 te herroepen. Daarbij ging het over de vraag of ‘de bomen en de sprekende slang in het paradijs’ zintuiglijk waarneembare gebeurtenissen geweest waren.

Dr. J.G. Geelkerken (1879-1960).

De generale synode van Assen 1926 vond het destijds wél, maar dr. J.G. Geelkerken (1879-1960), toen gereformeerd predikant te Amsterdam-Zuid, liet dat in het midden, hetgeen hem op een klacht uit zijn gemeente kwam te staan. Uiteindelijk werd de predikant daarom in 1926 afgezet. Hij werd in 1967 dus postuum gerehabiliteerd. De kerkenraad van Aalsmeer besloot zich daarmee akkoord te verklaren. -– In 1970 gingen de kindernevendiensten van start. Dat ging aanvankelijk niet helemaal soepel, omdat de kerkenraad bang was dat deze aparte kinderdiensten ten koste zouden gaan van het bezoek aan de ’gewone’ kerkdienst. -– De lengte van de avondmaalsdienst werd ook zo nu en dan besproken en uiteindelijk besloot men in 1969 het avondmaal niet alleen aan  de tafels te vieren, maar de achtereenvolgende groepen groter te maken door de avondmaalsgangers ook op de eerste drie banken te laten plaatsnemen.

Ds. J. Végh (1925-2016).

Een verenigingsgebouw (1971).

Jaren lang werd vergaderd over de eventuele bouw van een verenigingsgebouw en zelfs werd in plaats daarvan nog gesproken over de bouw van een tweede kerk. De kerk van Aalsmeer groeide en het verenigingsleven bloeide. In 1960 werd een Commissie Verenigingsgebouw ingesteld, die allereerst moest zien of een en ander in samenwerking met andere kerken gerealiseerd zou kunnen worden. Daarover horen we verder echter niks, maar wel over allerlei locaties die de commissie de revue liet passeren, terwijl ondertussen al begonnen was met het organiseren van acties die de financiële lasten van de bouw zouden moeten verlichten. Sinds 1962 werden oude kranten ingezameld (die brachten toen nog flink wat op), en ook bazaars en het verkopen van ballpoints, stroopwafels enz. brachten geld in het laatje. Gelukkig deed ook de roemruchte gereformeerde Stichting Steun Kerkbouw (SSK) meer dan een duit in het zakje.

Architect Klarenbeek betrok ook de oorspronkelijke kosterswoning bij de plannen, wat geen probleem was. Op 24 februari 1970 vond de aanbesteding plaats en aannemer A. van den Heuvel mocht de klus voor bijna fl. 176.000 klaren. Uiteindelijk kon ’t Baken – want die naam werd aan het verenigingsgebouw toegekend – op 13 februari 1971 in gebruik genomen worden.

Zo ziet de kerk er tegenwoordig van achteren uit met ’t Baken.

Het verenigingsleven.

Op 17 december 1936 had een aantal gereformeerde broeders een mannenvereniging opgericht, die de naam van de kerkvader ‘Augustinus’ droeg. Men wilde daarmee voor zichzelf ‘een dieper onderzoek naar de gereformeerde belijdenis’ instellen door studie en discussie, eens in de veertien dagen. Traditioneel werden de onderwerpen bepaald door Bijbelse- en kerkgeschiedenis en natuurlijk door studie van de belijdenis. Ook werden onderwerpen van politieke aard besproken. De gereformeerden hadden immers een eigen politieke partij, de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), ooit als eerste politieke partij in ons land opgericht door dr. Abraham Kuyper (1837-1920) en later opgegaan in het CDA. Natuurlijk veranderde de aard van de onderwerpen na verloop van tijd, zodat in de jaren ’60 ijverig gestudeerd werd over (onder veel meer) de vraag of ‘de televisie een uitdaging’ was. Maar in 1971 bleek de belangstelling voor de bijeenkomsten dermate te zijn teruggelopen dat men besloot tot opheffing van de vereniging.

De Vrouwenvereniging ‘Wees een Zegen’ werd pas veel later opgericht, op 24 oktober 1952. Bijbelstudie en later ook maatschappelijke onderwerpen vormden de discussiestof. Gelukkig hadden zowel de mannen- als de vrouwenvereniging de beschikking over goede bronnenboeken met veel informatie, uitgegeven door de landelijke bonden. De vrouwenvereniging overleefde langer dan de samenkomsten der mannenbroeders, maar ook de dames zagen hun vereniging ‘Wees een Zegen’  in de eenentwintigste eeuw teloor gaan.

Het jeugdwerk werd behoorlijk omvangrijk. Er waren natuurlijk de GJV ‘Gideon’, die overigens in 1975 wilde worden opgeheven om te worden omgevormd tot bijbelstudiekring, maar ook waren er de GJV’s ‘Calvijn’ en ‘Met Woord en daad’. Ook de jeugdclubs floreerden. Soms moesten ze worden gesplitst ‘vanwege de grote toeloop’.

Kerk en pastorie.

Samenspreking met de hervormden (1975).

In 1975 bleek de samenspreking met de hervormde kerkenraad positief te zijn verlopen. Voorgesteld werd te gaan samenwerken met het evangelisatiewerk in het naburige Kudelstaart, zo nu en dan kanselruil te doen en afvaardigingen naar elkaars vergaderingen te sturen. Hoewel in de jaren daarna de besprekingen soms moeizaam verliepen, mocht dit als opmaat beschouwd worden naar het uiteindelijke ‘Samen-op-Wegproces’ van Gereformeerde Kerk en Hervormde Gemeente te Aalsmeer.

Naar deel 3 (slot)

© 2020. GereformeerdeKerken.info