De Gereformeerde Kerk te Surhuisterveen (2)

Een nieuwe pastorie (1895).

( < Naar deel 1 ) – Natuurlijk nam de kerkenraad het beroepingswerk weer ter hand. Men leek al meteen bijna beet te hebben, want ds. J. Buikema (1852-1921) van Stadsmusselkanaal zei wel te willen komen, maar dan moest er eerst wel een nieuwe pastorie komen.

De Verlengde Kolkstraat, later De Dellen geheten. Hier ergens moet de eerste kerk gestaan hebben: de predikantswoning aan de weg, daarachter (eraan vastgebouwd) het kerkje (helaas is daar geen foto van bekend).

De gemeentevergadering boog zich erover en van de vijfenveertig mannenbroeders zeiden veertig OK; de vijf anderen vonden dat de bestaande, in de kerk ingebouwde pastorie aan de Verlengde Kolkstraat (later De Dellen geheten) gewoon opgeknapt kon worden. Men besloot dus over te gaan tot de bouw van een nieuwe predikantswoning, maar eerst wilde men van de bestaande schulden af, en daarom werd staande de vergadering een collecte gehouden die ruim fl. 500 opbracht. De nog bestaande schuld kon zo meteen worden afgelost. Daarna werd elders fl. 2.500 geleend om de bouw van de predikantswoning mogelijk te maken en bovendien om de voorgevel van de kerk aan te passen en een meer ‘kerkelijk aanzien’ te geven, nu de woonfunctie verdwenen was. De opdracht ging voor fl. 2.209 naar aannemer Hendrik Kuipers. Half november 1895 waren de bouw en de verbouw klaar. En ds. Buikema bedankte.

Ds. G. Sybesma (van 1895 tot 1901).

Ds. G. Sybesma (1847-1930).

Op 1 december 1895 deed ds. G. Sybesma (1847-1930) van Oudega (bij Drachten) intrede in de kerk van Surhuisterveen. “Hoewel eerst het plan was hem voor onderwijzer te doen opleiden, werd hiervan afgezien wegens gebrek aan de benodigde middelen. Hij werd nu timmermansleerling, hoewel zijn begeerte bleef uitgaan naar het predikambt, waartoe hij lust gekregen had. Na zijn huwelijk in 1872 stelde hij pogingen in het werk om langs de weg van Art. 8 van de Dordtse Kerkorde – ‘singuliere gaven’ – tot het begeerde ambt te komen. Hij ontving daartoe lessen van ds. P. Medema (1829-1894) van Sexbierum. De classis raadde hem echter aan via [officiële] studie tot het doel te komen. Daartoe zegden de kerken in deze classis toe te zullen zorgen voor de helft van de benodigde gelden”.

Ds. P. Medema (1829-1894) gaf student Sybesma les.

In 1877 werd hij uiteindelijk in Kampen ingeschreven, waarna hij in 1885 beroepbaar gesteld werd. Schoondijke was zijn eerste gemeente, daarna achtereenvolgens Veenwoudsterwal en Oudega. Zo kwam hij in 1895 naar Surhuisterveen. Daar vond hij veel werk in de evangelisatie (waarover later meer), terwijl hij in Surhuisterveen en in Wijhe veel werk verzette om te komen tot oprichting van de christelijke school”.

‘De Bazuin’, 6 december 1895.

Een kachel in de kerk (1895).

In de kerk stond kennelijk nog geen kachel, maar in december 1895 werd de kerkenraad zo’n ding voor fl. 10 aangeboden. Wilde de kerkenraad die kachel misschien kopen? Dat wilde het merendeel van de kerkenraad echter niet. Hoewel dominee er zelf ook geen voorstander van zei te zijn, stelde hij toch voor de kachel te kopen. “De voorzitter is van oordeel dat het veele druppelen voorkomen kan worden door twee uur voor kerktijd te stoken”. De predikant doelde natuurlijk op het condenswater dat kennelijk rijkelijk van het plafond naar beneden kwam ‘in onze niet groote, lage kerk’. En dat gaf de doorslag. Driekwart van de kerkenraad stemde toen voor.

Een consistorie (1896).

Ds. G. Sybesma (1847-1930) op iets latere leeftijd.

Er was in die tijd nog geen kerkenraadskamer in de kerk. De vergaderingen werden in de pastorie gehouden! Maar de catechisanten waren de aanleiding om daar verandering in te brengen. Ze klaagden namelijk ‘over de ongeschiktheid der kraak’ (de galerij – die was er dus!) om daar catechisatie te houden. Vermoedelijk was het er te koud. Vandaar dat in de kerkenraad voorgesteld werd een consistorie bij de kerk te bouwen. De broeders gingen er mee akkoord, al moest er eerst een rondgang door de gemeente gehouden worden om de benodigde fl. 154,60 op te halen. Maar het kwam voor elkaar!

We krijgen de indruk dat het kerkgebouw er in 1899 een stuk slechter aan toe was dan men dacht. Vooral het dak van de bijna 45 jaar oude kerk werd ‘wrak’ bevonden. De kerkenraad had zijn hoop gevestigd op de gemeentevergadering, maar daar kwamen slechts vier manslidmaten opdagen. Dus het dak bleef vooralsnog wrak…

Surhuisterveen, lang geleden….

Evangelisatiearbeid.

In 1895 constateerde men dat de geestelijke toestand van de Surhuisterveenseheide tussen Rottevalle en Surhuisterveen ‘treurig’ was. Er moest iets gebeuren! Kon er door de classis Drachten niet een evangelisatiegebouw neergezet worden? Afgesproken werd dat de kerk van Rottevalle het zou onderzoeken. Uit het rapport bleek dat men daar vooralsnog beter even mee kon wachten. Rottevalle en Surhuisterveen werden opgeroepen de arme heidebevolking regelmatig van geestelijk voedsel te voorzien. Maar in augustus 1896 stelde ds. Sybesma de classis voor tóch werk te maken van een evangelisatiegebouw. Daarom werd een commissie benoemd die ter plaatse zou trachten een terrein in bezit te krijgen om daar een evangelisatiegebouwtje neer te zetten, dat niet meer mocht kosten dan fl. 300. Daarvoor zouden de clasiss kerken in september alle een collecte houden.

Maar in oktober bleek uit het verslag van ds. Sybesma dat de kosten van grond en gebouwtje ongeveer fl. 500 zouden bedragen, maar dat aan collectegeld slechts fl. 95 binnengekomen was. Toch was de classis het eens met de bouw en besloot de provinciale vergadering om steun te vragen en ook jaarlijks in de classiskerken een collecte te houden. In februari 1897 kon ds. Sybesma op de  classis melden dat het evangelisatiegebouwtje gereed was, dat het al met al zo’n fl. 530 gekost had en dat het voldeed aan de verwachtingen. Predikanten van Rottevalle, Surhuisterveen en Drogeham preekten er, en ouderlingen preken als er geen predikant beschikbaar was.

Bewoners van de Surhuisterveenseheide.

Geconstateerd werd: “Het begin mag dan ook alleszins bemoedigend worden genoemd. Toch zal er met kracht moeten worden gearbeid. De Heidebewoners zijn het evangelie wel niet stelselmatig vijandig, maar toch heerscht er, waar zij reeds te lang van het evangelie verstoken waren, eene treurige onkunde en onverschilligheid. Het zal dan ook zeer noodzakelijk zijn dat zij gedurig in hunne woningen worden opgezocht om hen op eenvoudige wijze op hunne hoogste belangen te wijzen en hen zooveel mogelijk op te wekken getrouw gebruik van de middelen te maken. Daarvoor zal een zogenaamde bezoekbroeder of catechiseermeester onder ‘s Heeren zegen uitstekende diensten kunnen doen”.

Ds. T. Kramer (1867-1937) van Rottevalle wilde vooral de nadruk leggen op catechisatie, Bijbellezingen en huisbezoek op de Heide.

“Met het oog op de onkunde en de onverschilligheid wil ds. T. Kramer [1867-1937, van Rottevalle] vooral nadruk leggen op eenvoudige catechisatie, Bijbellezing en huisbezoek. Er moet voorzeker ook worden gepredikt, liefst eenmaal des zondags, en vooral zo het mogelijk is ‘s avonds, maar overigens moet niet de indruk worden gegeven alsof er eene nieuwe kerk op de heide is opgericht. Er is een gebouw voor evangelisatie en dat moet nimmer uit het oog worden verloren. Het evangelie moet worden gebracht en het volk moet worden opgeroepen en opgewekt het evangelie te hooren”.

“Na discussie wordt het volgende besloten: De classis is feitelijk eigenares van de grond en het gebouw voor evangelisatie, maar draagt aan de kerk van Surhuisterveen op het eigendomsrecht te handhaven. Het gebouw komt alzoo op naam van de kerk van Surhuisterveen te staan. Over deze zaak zal echter door de kerkeraad van Drachten met deurwaarder Bos van Drachten als deskundige nader worden gehandeld. Verder wordt op voorstel van ds. H. Siertsema (1852-1933) van Drachten besloten: dat het lezen eener predicatie door de brs. ouderlingen in het evangelisatiegebouw zal worden afgeschaft en dat er op de Heide zoveel mogelijk zal worden gewerkt door eenvoudige evangelieprediking, Bijbellezing, catechisatie, huisbezoek, enz.”

Het evangelisatiewerk op de Heide lag ook ds. H. Siertsema (1852-1933) van Drachten na aan het hart .

“Verder dat er in het gebouw alle zondagen des middags twee uur bij toerbeurt door een van de predikanten in de classis zal worden gepredikt en dat hieraan in de vorm van Bijbellezing en oefening ook zullen meewerken op hunne beurt de brs. ouderlingen van Hoogen van Drachten en De Boer van Rottevalle en de heer Warmolts, oefenaar in de kerk van Drogeham-B [de Dolerende kerk in dat dorp]”.

Oefenaar L. Warmolts te Drogeham en oefenaar J.W. de Boer uit Rottevalle werden gevraagd mee te werken op de Heide.

“Eindelijk, nadat eene commissie zal worden benoemd die de predikbeurten regelt en trachten zal een broeder te verkrijgen die lust, tijd en bekwaamheid heeft om op de heide den dienst van catechiseermeester en wat daarmee in betrekking staat waar te nemen. Tot leden van de commissie worden benoemd de brs. ds. Kramer en ds. C.J. Bos [1866-1955] van Opeinde-Nijega]” .

Zo ging de arbeid op de Surhuisterveenseheide van start! Ook ds. Siertsema van Drachten werkte mee.

Ds. Siertsema deed graag aan straatprediking. Hier spreekt hij de mensen toe vanaf een schip in de Drachtster Compagnonsvaart.

Niet alles ging even goed…

“Het gebouw” – zo gaan de notulen van de classis Drachten verder – “is gewoonlijk goed bezet en waar er nog al toehoorders van elders komen, mag men toch rekenen dat er thans reeds 50 à 60 heidebewoners des zondags onder het gehoor der prediking komen. Door de commissie is voorlopig Pieter Claus aan gesteld om het werk van de catechiseermeester te doen, die als vergoeding daarvoor fl. 1 per dag ontvangt. De catechisatie van getrouwden is met acht man begonnen, maar is reeds spoedig wegens de geringe opkomst ten einde gelopen. Beter is de catechisatie met schoolkinderen gelukt: begonnen met ruim 35 kinderen, heeft de catechisatie acht weken geduurd en is vrij goed bezocht”.

“Thans is er een zondagsschool opgericht, bezocht door 35 kinderen en deze zondagsschool wordt tot op heden nog voortgezet. Ook van het huisbezoek dat niet ongezegend mag worden genoemd, is werk gemaakt, vooral ook met het oog op een getrouw gebruik van prediking en catechisatie. Thans kan er onder de heidebewoners door huisbezoek en catechisatie zo goed als niet worden gewerkt, waar de meesten niet tehuis aanwezig zijn wegens de drukke werkzaamheden van het zomergetij. Ook met het oog daarop is door de commissie tot dusverre niet veel werk gemaakt tot verkrijging van een persoon die voor vast onder de heidebewoners als catechiseermeester zal werkzaam zijn”.

In november 1897 werd br. Pieter Claus benoemd tot catechiseermeester, die als taak kreeg: “catechisatie van kinderen, jongelieden en ouderen; verder in huisbezoek, dat vooral ten doel heeft de catechisatie en de zondagsschool te bevolken (de leiding van begrafenissen kan hierbij gevoegd worden)”. De beloning voor zijn werk was fl. 2,50 per week, dat later verhoogd werd naar fl. 3.

De kerk van Surhuisterveen zorgde voor een kachel en voor verlichting in het evangelisatiegebouwtje op de heide.

‘De Bazuin’, 28 juni 1901.

Ds. Sybesma nam op 16 juni 1901 afscheid van de kerk van Surhuisterveen wegens vertrek naar het Friese Marrum. Met psalm 121 vers 4 deed zijn gemeente hem uitgeleide.

Ds. G.J. Breukelaar (van 1902 tot 1927).

Op 20 juli 1902 deed ds. G.J. Breukelaar (1857-1936) van Hasselt intrede in Surhuisterveen. De intreepreek werd gehouden naar aanleiding van Colossenzen 4 de verzen 3a en 4 (“Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des Woords opene”). Zijn jaartraktement bedroeg fl. 1.100.

Een nieuwe kerk (1903).

De nieuwe gereformeerde kerk.

Intussen was – al voor de komst van de nieuwe predikant – door de vele mankementen van de kerk duidelijk geworden dat de kerkenraad ‘algemeen verklaart het volkomen eens te zijn onderling, dat de huidige staat van het kerkgebouw niet langer kan noch mag voortbestaan, als er middelen gevonden kunnen worden ter verbetering’. Ds. Siertsema van Drachten was in die tijd consulent en onder zijn leiding besloot men in 1902 ‘de oude kerkpastorie en tuin met zijn resterende schuld (fl. 1.800) over te dragen aan het bestuur der Schoolvereniging voor Gereformeerd Onderwijs bij wijze van verkoop’. Verder zou bij de gemeenteleden geprobeerd worden zoveel mogelijk geld bijeen te krijgen voor de bouw van een nieuwe kerk.

Overigens: de overdracht van het kerkgebouw aan de Christelijke Schoolvereniging ging niet door, want de manslidmaten van de Gereformeerde Kerk achtten die locatie voor de school niet goed. Besloten werd in hetzelfde jaar een nieuwe gereformeerde school te bouwen aan de Groningerstraat).

De in 1902 gebouwde Christelijke School aan de Groningerstraat te Surhuisterveen.

J. Schuilinga werd aangewezen als architect, die aanbood de kerk voor een bedrag van fl. 4.900 te willen bouwen. De oude kerk werd afgebroken en de kerkdiensten werden tijdelijk gehouden in de christelijke school. Weliswaar werd de hervormde kerkvoogdij gevraagd of men tijdelijk van de hervormde kerk gebruik mocht maken, maar dat ging – om welke redenen is onduidelijk – niet door.

De bouw vorderde in ieder geval gestaag en voorspoedig; de eerste steen – die fl. 10 kostte – werd gelegd, en op 11 oktober 1903 kon de nieuwe kerk in gebruik genomen worden. Natuurlijk had ds. Breukelaar daarbij de leiding.

De Gereformeerde Kerk te Surhuisterveen bestaat vijftig jaar (1904).

Ds. E.J. Seeger (1822-1907), emeritus-predikant van Lioessens, viel de eer te beurt tijdens het op 25 oktober 1904 gehouden feest van de vijftigjarige verjaardag van de kerk te Surhuisterveen, het woord te voeren. Want ‘voordat de kerk des Heeren alhier tot openbaring gekomen was, was ds. Seeger predikant in Marum. Met onvermoeiden ijver had ds. Seeger in dagen van duisternis zoo menigmaal alhier de woorden des levens verkondigd, alzoo de wijngaard des Heeren alhier mede plantende van welke de Heere in later jaren Zijnen wasdom niet heeft onthouden, maar dezelfde in rijke mate heeft willen verlenen’. Aan die donkere tijd nog voor het begin van de gemeente herinnerde ook de tekst van zijn preek uit Efeze 5 vers 8: ‘Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere, wandelt als kinderen des Lichts’.

Ds. E.J. Seeger (1822-1907).

’s Avonds werd een feestelijke bijeenkomst gehouden waar ‘een zeer groote schare classispredikanten en vele anderen het woord voerden’.

Een orgel (1909).

In oktober 1907 werd besloten een orgel aan te schaffen. De voorzanger (die moest zorgen dat de gemeente bij het psalmgezang de juiste toon hield en die soms ook psalmen voorzong) had onlangs ontslag genomen en in oktober viel een schrijven van een orgelbouwer uit Woerden op de mat. Hij had een voordelig orgel in de aanbieding! Kennelijk was het orgel te groot of te duur voor het kerkje, want er werd niet op ingegaan. Maar in maart 1909 werd een vierkoppige orgelcommissie benoemd. Ze hadden een orgel gevonden dat de kerk niets zou kosten, want ze hadden het instrument voor eigen rekening gekocht! “De kerkeraad aanvaardde hierop dan ook bij monde van zijn voorzitter dit geschenk. De commissie dankzeggende voor haar ijver en de hoop uitsprekende dat ook dit instrument mocht dienen tot ’s Heeren lof”.

Het nieuwe orgel in de kerk (foto: ‘125 jaar Gereformeerde Kerk Surhuisterveen’).

Het orgel moest echter op een galerij geplaatst worden. Besloten werd een extra grote gaanderij te maken, zodat er ook zitplaatsen konden worden gemaakt (kennelijk was de kerk bezig uit haar jasje te groeien!). Wel moest de schuld van zo’n fl. 300 gedelgd worden via een rondgang door de gemeente. En zouden er nog meer schulden komen? Al na anderhalf jaar was de blaasbalg van het orgel zodanig door vocht aangetast dat deze geheel vernieuwd moest worden. Kosten fl. 80. Dat vochtprobleem trachtte men kort daarna te verhelpen door klimop tegen de kerkmuur te planten.

Het orgel moest overigens regelmatig gerepareerd worden en niet alleen het orgel zelf, maar ook de organisten kregen soms kritiek. De voorspelen waren te lang of te kort (maar meestal te lang).

De gereformeerde kerk te Surhuisterveen.

De orgelgalerij gaf ook reden tot ergernis. Men sprak van ‘onordelijkheden, waardoor de Dienaar des Woords ontsticht werd’, zodat de kerkenraad er uitvoerig over debatteerde. Dat een eind moest komen aan de ‘onordelijkheden’ was duidelijk. Vandaar dat onder meer de oplossing van familiebanken bedacht werd, zodat de ouders hun kinderen bij zich hadden om toezicht uit te oefenen.

Opende stiefmoederlijk bedeeld?

De eerste tekenen van de drang naar zelfstandigheid van de gereformeerden in Opende (Gr.) tekenden zich al in de jaren 1913 en 1914 af. De jeugd van Opende voelde zich in Surhuisterveen niet zo thuis, wat aanleiding was tot een zekere onverschilligheid. Men was in Opende al bezig gegaan met de ophalen van geld voor kerkbouw in het eigen dorp, en men had zelfs al een stuk grond gratis cadeau gekregen! Ook gaf de kerkenraad de predikant op een gegeven moment schuld van de onrust, omdat ‘men in Opende beter onderwezen had moeten worden’. Uiteindelijk besloot de kerkenraad toch maar de verstandigste weg te kiezen: de gereformeerden in Opende zo goed mogelijk bij te staan.

En verder…

– De gemeente groeide ondertussen flink door. Na verloop van tijd ontstond zelfs het plan een tweede galerij te bouwen. Het plan werd uitgevoerd: behalve de orgelgalerij kwam er nu ook tegenover de kansel een ‘kraak’. Die uitbreiding was niet overbodig, want de gemeente bestond rond 1920 uit 230 huisgezinnen, 295 belijdende- en 670 doopleden en nog 49 ongedoopten (dus in totaal bijna 950 leden!) en 119 vaste kerkgangers.

Gereformeerde kerk en pastorie.

– De kerkelijke inkomsten werden rond 1920 voor een behoorlijk deel opgebracht door zitplaatsenverhuur, waarvan fl. 1.242 binnenkwam, en door ‘kerkelijke bijdragen’, die ruim fl. 2.100 opleverden. De predikant wilde in die tijd de zitplaatsenverhuur afschaffen; in de Gereformeerde Kerken kwam steeds meer weerstand tegen die vorm van kerkelijke inkomsten. Mensen met voldoende geld zouden zich ‘de betere plaatsen’ kunnen veroorloven en de anderen niet. ‘Er vindt koophandel plaats’, vond de predikant. De kerkenraad en een groot deel van de gemeente wilden de verhuur handhaven.

– Op Oudejaarsdag 1921 werd in de kerk voor het eerst elektrisch licht gebruikt. Verscheidene verkopers van die nieuwigheid hadden een prijsopgave ingestuurd, en de dominee liet een catalogus zien waarin verschillende modellen werden getoond. Het bleek dat de predikant aandeelhouder in die zaak was. “We zijn nu spoedig klaar. De commissie zal voor de verdere regeling zorgen en de provisie zal evenredig verdeeld worden onder de daarvoor in aanmerking komende leveranciers”.

De gereformeerde kerk.

Het evangelisatiewerk op de Surhuisterveenseheide.

In 1902 had de classis Drachten gesproken over het staken van het evangelisatiewerk op de Surhuisterveenseheide, waarbij de kerk van Surhuisterveen nauw betrokken was. Het probleem was namelijk dat de arbeid ‘niet beantwoordde aan de verwachtingen die men ervan had’. Slechts ‘een paar heidebewoners’ kwamen opdagen; de meesten behoorden tot andere kerken in de omgeving of gingen naar de concurrerende hervormde evangelisatie van br. Zijlstra. Ook vond de kerkenraad van Surhuisterveen dat het kerkbezoek in hun dorp er onder te leiden had. Toch besloot de classis na uitvoerige bespreking de arbeid op ‘de heide’ voort te zetten. Men vond dat er best nog wel bezoekers kwamen, en bovendien was er een zondagsschool aan de evangelisatie verbonden, die bij opheffing van de arbeid ook zou stoppen. Besloten werd dus ermee door te gaan.

De kerkenraad waarschuwde herhaaldelijk tegen misstanden in het evangelisatiewerk of wat daar voor doorging op de heide. Dit stukje verscheen in ‘De Heraut’ van 5 januari 1913.

Het evangelisatiegebouwtje verkocht (1905).

Maar in 1904 kwam aan de orde dat de staat van onderhoud van het gebouwtje zeer slecht was. Er zou een onderzoek ingesteld worden terwijl maximaal fl. 60 besteed mocht worden aan een opknapbeurt. Maar in 1905 deelde ds. Breukelaar mee dat het lokaal voor fl. 200 verkocht was aan de Vereniging voor Industrie op de Surhuisterveenseheide… Pas in 1915 zou de evangelisatiearbeid weer op de classis ter sprake komen…

Opende zelfstandig (1924).

De gereformeerde kerk te Opende, lang geleden.

In maart 1924 werd de wens van de gereformeerden in Opende weer op de kerkenraad van Surhuisterveen gebracht. Ze deelden de kerkenraad mee in Opende een kerk te willen bouwen en dat ze al fl. 8.000 hadden bijeengebracht om een zelfstandige kerk te kunnen stichten en onderhouden. Op 5 mei besloot de kerkenraad ermee in te stemmen en een maand later werden op 10 juni de inmiddels verkozen ambtsdragers bevestigd, waarmee de zelfstandige Gereformeerde Kerk te Opende (Gr.) een feit was. Het scheelde de kerk van Surhuisterveen overigens ruim 300 leden.

Op 13 februari 1927 nam ds. Breukelaar na bijna vijfentwintig jaar afscheid van de kerk van Surhuisterveen. Hij had emeritaat aangevraagd en verkregen.

Naar deel 3 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info