De Gereformeerde Kerk te Oostburg (1)

… in snelle vogelvlucht.

Op 19 mei 1889 werd in het Zeeuwse Oostburg de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) geïnstitueerd. Deze kerk sloot zich in 1892 aan bij De Gereformeerde Kerken in Nederland. Daarover iets in het navolgende verhaal, want het zijn ‘de grote lijnen’ van de geschiedenis van die kerk.

Kaart: Google.

De Afscheiding van 1834, de eerste orthodoxe uittocht uit de voor velen ‘vrijzinnige’ Hervormde Kerk, vond in Oostburg nauwelijks tot geen aanhangers. Toch ging er ook in Oostburg iets broeien. Want op 31 oktober 1888 kwam ds. F.W.J. Wolf (1860-1944) van Axel naar Oostburg om de mensen toe te spreken over de moeilijkheden in de landelijke hervormde kerk van die tijd. De predikant had zich op 26 december 1887 namelijk achter dr. A. Kuyper (1837-1920) en de Doleantie geschaard, de tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk.

De meerderheid van de Amsterdamse kerkenraad (waarvan Kuyper als ouderling deel uitmaakte) was namelijk door de hervormde kerkelijke besturen afgezet vanwege voortdurend verzet tegen de kerkelijke reglementen, die naar de mening van Kuyper c.s. de vrijzinnigheid in de hervormde kerk vrije doorgang verleenden en door de centralistische kerkregering de rechten van de plaatselijke gemeenten sterk beknotten. Kuyper c.s. stichtten in Amsterdam vervolgens op 16 december 1886 de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende). Ze waren overigens niet de eersten die zich in die tijd van de hervormde kerk afscheidden. De eerste hervormde gemeente die de band met de kerkelijke besturen verbrak was die in Kootwijk.

Het Gereformeerd Kerkelijk Congres (1887).

In ‘De Heraut’ van 9 januari 1887 verscheen dit overzicht van het programma van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’.

De Amsterdamse ‘benauwde broederen’ organiseerden van 11 tot en met 14 januari 1887 in Amsterdam het belangrijke Gereformeerd Kerkelijk Congres. Daar kwamen uit het hele land 1.500 hervormde kerkenraadsleden en ‘gewone’ leden bijeen om te beraadslagen over wat hun nu te doen stond. Eén ding was zeker: overal in het land zou de Doleantie, ‘de reformatie van de hervormde kerk’, voortgang moeten vinden. Tijdens het Congres werden lezingen en toespraken gehouden door de ‘kopstukken’ van de Doleantie. Maar ook werd advies gegeven over de wijze waarop de Doleantie plaatselijk het best voortgang zou kunnen vinden. Daarom werden door het Congres zgn. Modellenboekjes verspreid, ‘waarin concepten van alle te schrijven brieven’ waren opgenomen om de Doleantie op de juiste wijze te doen plaatsvinden.

Ds. F.W.J. Wolf van Axel.

Van ds. Wolf is geen foto bekend. Wel van zijn (verwaarloosde) graf.

In Axel was de Doleantie op 19 december 1887 ook een feit geworden. Al een week later had de Dolerende Kerk van Axel haar eerste predikant, de bovengenoemde ds. F.W.J. Wolf, die daar op 26 december 1887 intrede had gedaan. Ook de verontruste hervormden in Oostburg hadden de gebeurtenissen in Axel gevolgd. Het was niet verwonderlijk dat ze contact zochten met ds. Wolf, die beloofde op 31 oktober 1888 naar Oostburg te zullen komen.

De Christelijke Bewaarschool aan de Langestraat zat op die dag vol. ‘Een zeer talrijk gehoor’ – onder wie vast en zeker veel nieuwsgierigen – was in het gebouw verzameld om naar de toespraak van ds. Wolf te luisteren. Hij vertelde waarom hij destijds afscheid genomen had van de hervormde kerk: de vrijzinnigheid en de centralistische kerkregering waren hem een doorn in het oog. En de predikant liet er geen gras over groeien, want hij riep de aanwezigen op om ook de volgende dag, 1 november 1888, opnieuw in de Bewaarschool samen te komen om spijkers met koppen te slaan.

Een brief aan de hervormde kerkenraad.

De toenmalige hervormde kerk te Oostburg.

Veertien man verzamelden zich de volgende dag op dezelfde plaats. Het waren behalve ds. Wolf: B. de Die sr., J.H. van Cruijningen, Jac. Fremouw, A. van Baal, Jac. van Baal, A. Fremouw, A. van Cruijningen, Jac. Hollebrand, P. Kotvis, I. de Smit, B. de Die jr., A. Verplanke en Chr. Hamelink. Op voorstel van de predikant werd besloten – geheel in overeenstemming met hetgeen geadviseerd was tijdens het Gereformeerd Kerkelijk Congres – een schrijven te richten aan de hervormde kerkenraad waarin de broeders werden opgeroepen ‘de reformatie van de hervormde kerk ter hand te nemen’. Daarmee bedoelden de in de Bewaarschool bijeengekomen verontruste hervormde gemeenteleden zich los te maken van de hervormde kerkelijke besturen en bovendien het door de overheid in 1816 aan de hervormde kerk opgelegde Algemeen Reglement af te schaffen ‘en wederom kracht en geldigheid te verlenen aan de Dordtse Kerkorde van 1618-1619′. Deze gereformeerde kerkorde werd door de overheid in 1816 aan de kant gezet. Het Algemeen Reglement was er naar veler oordeel schuldig aan dat de zelfstandigheid van de plaatselijke hervormde gemeenten geketend werd en dat de vrijzinnigheid ongehinderd de kerk kon binnenkomen.

Een oude uitgave van de ‘Dordtse Kerkorde’.

De hervormde kerkenraad reageerde echter niet op het schrijven. Vandaar dat men op advies van ds. Wolf contact opnam met de Classis Middelburg van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende) om advies. Het advies van de classis was duidelijk: in Oostburg diende men de reformatie der kerk ter hand te nemen en door de bevestiging van gekozen ambtsdragers te komen tot de instituering van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk. Eén ouderling en één diaken waren volgens de classis vooralsnog voldoende.

De instituering van de kerk te Oostburg.

De Christelijke Bewaarschool in de Langestraat te Oostburg.

Aan het advies werd gevolg gegeven, opnieuw onder leiding van ds. Wolf. Op 23 april 1889 was hij namelijk weer aanwezig in de Christelijke Bewaarschool. Daar ging men over tot verkiezing van de ambtsdragers. Weliswaar werd tot ouderling gekozen de 72-jarige J.H. van Cruijningen, maar deze liet per boodschapper weten te oud en te zwak te zijn voor het ambt. Vandaar dat de 31-jarige B. de Die jr. toen als ouderling werd gekozen. De verkozen diaken was de 33-jarige A. Fremouw. Een betrekkelijk jonge kerkenraad dus. Nadat de namen van de verkozenen enkele keren in de samenkomsten werden afgekondigd, zodat eventuele bezwaren konden worden ingediend, werden ze door ds. Wolf op 21 mei 1889 in het ambt bevestigd. Daarmee was de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) te Oostburg een feit.

Een eigen kerkgebouw (1891).

Voor de bouw van de kerk werden renteloze aandelen uitgezet.

De Nederduitsche Gereformeerde Kerk van Oostburg was nu gesticht en had een eigen kerkgebouw nodig. De Christelijke Bewaarschool was niet de ideale plaats voor de kerkdiensten. Vandaar dat de Vereeniging ‘De Kerkelijke Kas’ de handen uit de mouwen stak. Deze ‘Kerkelijke Kas’ was door de kerkenraad opgericht als een soort van Commissie van Beheer, op advies van het Gereformeerd Kerkelijk Congres in Amsterdam (1887). Op grond van de toen geldende wetten zou een Dolerende kerk namelijk niet in aanmerking kunnen komen voor het verkrijgen van overheidserkenning en dus van rechtspersoonlijkheid. Maar een ‘vereniging’ zou die wél kunnen krijgen. En het verkrijgen van rechtspersoonlijkheid was nu eenmaal nodig voor de aankoop van grond en voor de bouw van een kerk. De Kerkelijke Kas regelde die zaken nu namens de kerkenraad en onder verantwoording aan de kerkenraad.

De Dolerende kerk, die in 1891 in gebruik genomen werd.

Op de  hoek van de Oudestad (toen de Burchtstraat geheten) en de Walstraat (toen het Baeijenswegje genoemd) werd een stuk grond gekocht en een eigen kerkje gebouwd. Het kerkje was voorzien van een zadeldak zonder toren. De architect had de voorgevel in de vorm van een klokgevel een beetje versierd met pilasters en pinakeltjes. Het bedehuis werd in 1891 in gebruik genomen. Daar kwamen de gereformeerden in het vervolg bijeen. De kerk stond vlak bij de molen Het Lam, waar molenaar Pieter Kotvis de scepter zwaaide, een van de stichters van de Nederduitsche Gereformeerde Kerk van Oostburg.

De Gereformeerde Kerk te Oostburg (1892).

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en ds. S. van Velzen (1809-1896) waren de ‘voormannen’ van resp. de ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerken’ en de ‘Christelijke Gereformeerde Kerk’, die in 1892 elkaar de broederhand schudden waarmee zij de eenwording van beide kerken bekrachtigden.

Niet lang nadat de Doleantie zich over het land uitbreidde traden de synodes van de Christelijke Gereformeerde Kerk en van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (resp. afkomstig uit Afscheiding en Doleantie) met elkaar in contact om te spreken over eenheid. De onderhandelingen verliepen zeker in het begin niet gemakkelijk, want beide kerken hadden elkaar nogal eens de maat genomen in brochures en kerkbladartikelen. Maar toch werd op 17 juni 1892 in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk het beoogde doel bereikt. Beide kerken smolten samen tot De Gereformeerde Kerken in Nederland. Daarbij sloot ook de kerk van Oostburg zich aan. Sindsdien heet de kerk dus De Gereformeerde Kerk te Oostburg.

Interieur van de kerk te Oostburg met zicht op de preekstoel.

Ds. P.M. Out (van 1894 tot 1895).

Op 5 december 1892 werd in aanwezigheid van ds. Wolf een gemeentevergadering gehouden. Daar werd voorgesteld een eigen predikant te beroepen.

Na drie vergeefse beroepen te hebben uitgebracht op andere predikanten of kandidaten nam kandidaat P.M. Out (1865-1895) uit Amsterdam het op hem uitgebrachte beroep aan (van hem is geen foto bekend). Op 26 augustus 1894 deed hij intrede in Oostburg. Maar hij was slechts zeven maanden aan de kerk van Oostburg verbonden, omdat hij op 30 juni 1895 in Oostburg overleed. Hij liet een echtgenote, A.G. Wildeboer en een dochtertje – dat na het overlijden van haar vader geboren werd – achter. Van de kerk kreeg mevr. Wildeboer een klein pensioentje dat zo nu en dan gekort moest worden omdat de kerk van Oostburg krap bij kas zat. Maar toen ook zij op negentigjarige leeftijd overleed ontving de kerk van Oostburg van haar een legaat van fl. 1.000. Uit dankbaarheid.

De molen ‘Het Lam’ met links de achterkant van de Dolerende kerk.

De eerste kosters.

Voor het eerst wordt in 1895 duidelijk wie de koster van de kerk was, vermoedelijk al vanaf het begin. Hij heette Jan Adriaansen. Hij was ook enige tijd voorzitter van de School met den Bijbel. Maar op 14 oktober 1923 trad hij terug als koster en werd hij opgevolgd door metselaar Jan Puijt. Deze was ook lange tijd als koster aan de kerk verbonden, in ieder geval tot 1944, toen de kerk door oorlogsgeweld vernield werd.

Ds. W. Goedhuijs (van 1897 tot 1900).

Na drie vergeefs op andere predikanten uitgebrachte beroepen deed op 21 maart 1897 kandidaat W. Goedhuijs (1866-1944) uit Amsterdam intrede in Oostburg. Ook van hem is geen foto bekend en ook van de drie jaar dat hij de gemeente diende is weinig te vertellen. Hij nam op 28 oktober 1900 afscheid van Oostburg en vertrok naar de kerk van Weesp.

Ds. K. Veen (van 1903 tot 1910).

Ds. K. Veen (1877-1938) op later leeftijd.

Op 8 februari 1903 deed VU-student kandidaat K. Veen (1877-1938) uit Zaandam intrede in de kerk van Oostburg. Maar voordat hij op de kansel stond kreeg de kerkenraad wel eerst zes op andere predikanten vergeefs uitgebrachte beroepen incasseren. Hoe dan ook, “ds. Veen was met kostelijke gaven gesierd. In het bijzonder was hij geliefd in het zieken bezoek. Daarbij bezat hij al de eigenschappen die noodig zijn voor het ontwikkelen van een trouwe vriendschap. Hij was een vriend, waarmee het een genot was te spreken. Al sprak hij op vergaderingen niet veel, toch bleek wel, dat hij van verschillende onderwerpen meer wist dan soms leek het geval te zijn”.

Een orgel (1909).

Het interieur met een klein stukje orgel.

Tijdens zijn predikantschap kreeg de kerk van Oostburg voor het eerst een orgel! Tot die tijd moest een voorzanger aangeven met welke begintoon de psalm gezongen moest worden. In 1909 werd een oud kabinetorgel in de kerk geplaatst, dat in 1765 gebouwd was door Jan Manshart uit Middelburg. Voor wie het instrument gebouwd werd is onbekend. In ieder geval kwam het orgel in 1829 naar de Waalse kerk in Oostburg. Daar werden de klavieren van de voorzijde naar de achterkant van het orgel verplaatst. Ongeveer veertig jaar later werden aan het orgel ‘enige werkzaamheden’ uitgevoerd door S.G. Hooghuys. Rond 1884 werd het orgel overgeplaatst naar de nieuwe Sint Eligiuskerk aan de Langestraat in Oostburg. Het bleek echter te klein voor de kerk. Vandaar dat het (pas) in 1909 verkocht werd aan de Gereformeerde Kerk te Oostburg. Ds. Veen nam op 20 november 1910 afscheid en vertrok naar de kerk van Meliskerke.

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info