De Gereformeerde Kerk te Eibergen-Rekken (2)

Veranderingen (1915-1930).

( < Naar deel 1 – To Part 1 ) – Rond de Eerste Wereldoorlog (van 1914 tot 1918) deden zich ook in ons land steeds meer veranderingen voor. Het vervoer met de fiets of met de auto nam toe, en ook de grote boze wereld kwam dichterbij door het feit dat de radio zijn intrede deed, al was dat in gereformeerde kringen aanvankelijk slechts heel mondjesmaat.

Een briefopener, uitgegeven in verband met het 10-jarig bestaan van de NCRV in 1934 (foto: Veilinghuis-online.nl).

In 1924 werd de NCRV opgericht, de Nederlandsche Christelijke Radio Vereeniging; het werd van groot belang gevonden dat er – nu er toch radio was gekomen – christelijk-verantwoorde radioprogramma’s zouden worden uitgezonden.

De verhoudingen tussen de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente van Eibergen was afhoudend. Toen in 1921 enkele gereformeerde broeders in de hervormde kerk een herdenkingsdienst hadden bijgewoond ter gelegenheid van Hervormingsdag, vond de kerkenraad het noodzakelijk daarover eens met hen te spreken.

Af en toe samenwerking in de Evangelisatie.

Van samenwerking tussen beide kerken was ook in 1924 geen sprake: zo vroeg de hervormde evangelisatievereniging Jong Eibergen of de Gereformeerde Kerk voelde voor het gezamenlijk evangeliseren. De kerkenraad benoemde een commissie maar kwam tot het oordeel dat ‘de hervormde broeders zich niet kunnen plaatsen op den grondslag van de gereformeerde belijdenis’. Het werd echter wel de aanleiding zelf een gereformeerde Evangelisatievereniging, Zaadkorrel, op te richten. Maar in 1929 lukte het toch om de gereformeerde evangelisatievereniging Zaadkorrel en de hervormde evenknie, Jong Eibergen, te laten samenwerken bij een openluchtsamenkomst op Hemelvaartsdag, waar vijfhonderd belangstellenden aanwezig waren. En ook op het gebied van onder meer het christelijk onderwijs, het protestants ziekenhuis en de zangvereniging werd samengewerkt.

De ‘Rekkense Inrichtingen’ (1914).

De eerstesteenlegging van de Rekkense Inrichtingen op 30 juni 1913.

Ten noordoosten van Rekken was een stuk veengebied aangekocht dat geschikt gemaakt werd voor agrarisch gebruik en voor de bouw van een inrichting ten behoeve van de verpleging van mannen die ter beschikking van de Regering gesteld waren (TBR, tegenwoordig TBS). Op 30 juni 1913 werd de eerste steen gelegd. In de loop van de jaren breidden de Inrichtingen zich uit en werden ook moeilijk opvoedbare kinderen en alcohol- en drugsverslaafden opgenomen.

Het Vrouwenpaviljoen van de Rekkense Inrichtingen.

De agrarische sector begon ook te groeien, omdat in vergelijking met andere plaatsen in de Achterhoek de grond goedkoop was en veel boeren – waaronder ook een behoorlijk aantal gereformeerden – zich in en rond Rekken en Eibergen vestigden. “Veel van die gezinnen waren of werden familie van elkaar. Zij en hun nazaten hebben veel betekend voor het gereformeerde gemeenteleven in Eibergen”.

Kerkelijke verenigingen.

In deze periode kwamen er ook gereformeerde jeugdverenigingen. In 1915 werd de Jongedochtersvereniging ‘Wees een Zegen’ opgericht waarvan de leden zowel in Rekken als in Eibergen bij elkaar kwamen. Met de Jongelingsvereniging ‘W. Sluyter’ ging het niet zo goed, want in 1919 dreigde opheffing, waarna voorgesteld werd dat de meisjes de Jongelingsvereniging zouden gaan bezoeken (waarom niet andersom?). Maar het kwam er niet van: ‘Dit kan een te intieme omgang tot gevolg hebben’. De opheffing van de Jongelingsvereniging ging echter desondanks niet door, maar voorgesteld werd de vergaderingen niet langer dan een uur te laten duren. “Er wordt goed gewerkt en er heerst een frissche geest’, zo was het oordeel later. In 1928 zag de Vrouwenvereniging het licht, maar met een Mannenvereniging wilde het niet vlotten.

De Jongelingsvereniging was genoemd naar de rechtzinnige ds. W. Sluyter (1627-1673), die van 1652 tot 1672 in Neede stond.

De financiële gang van zaken.

In 1919 benoemde de kerkenraad een financiële commissie, die vanaf 1921 Commissie van Beheer heette. De kerkelijke bijdragen van de gemeenteleden moesten geregeld verhoogd worden, omdat de kerkelijke touwtjes maar moeilijk aan elkaar te knopen waren: niet alleen het gezamenlijk met Neede beroepen van een predikant moest bekostigd worden, maar ook het te zijner tijd beroepen van een eigen predikant, zonder samenwerking met een andere kerk, bleef op het verlanglijstje staan. Daarvoor zou bovendien een pastorie nodig zijn, waarvoor men naast de kerk alvast een stuk grond aankocht. Verder ook zou het predikantstraktement telkens op niveau gebracht moeten worden, aan de hand van de kerkelijk genomen besluiten. Gelukkig betaalde W. te Raa de aanleg van een vaste trap naar de galerij, ter vervanging van de ladder. Dat had echter ook tot gevolg dat de jeugd nog makkelijker op hun geliefde galerijplaatsen lawaai konden maken. De kerk van Rekken ontving van de classis nog een jaarlijkse financiële steun van fl. 60.

Ondanks de financiële problematiek bleef de gemeente toch offeren voor de noden van anderen, ook van anderen ver weg, zoals in 1921 voor het Zendingshospitaal van de Gereformeerde Kerken in Poerworedjo, in Indië. In hetzelfde jaar was door de kerken besloten dat het jaartraktement van de predikant op 2.700 gesteld werd.

Het (gereformeerd) Zendingshospitaal in Poerworedjo.

En dan was er natuurlijk nog het kerkgebouw, dat in 1924 verbouwd moest worden, zodat een bouwcommissie benoemd werd. De gemeente groeide en telde op dat moment 238 leden. De twee kamertjes achter in de kerk werden verbouwd en besloten werd ook om de deuren van de hoofdingang naar buiten open te laten gaan, wat vijfentwintig zitplaatsen opleverde. Bovendien werden alvast plannen gemaakt voor de uitbreiding van de kerk aan de achterkant met ‘een nieuw stuk met zijvleugels’, zodat een kruiskerkvorm zou ontstaan. Maar de daadwerkelijke uitvoering ervan zou pas jaren later gerealiseerd kunnen worden.

Bezwaren tegen het ‘preeklezen’.

Om het ‘preeklezen’ te vergemakkelijken werd de landelijke gereformeerde prekenserie ‘Menigerlei genade’ uitgegeven; daarvan verscheen in 1911 de eerste jaargang.

Zoals we later zullen zien liet de gezondheid van de predikant, ds. Boukema, veel te wensen over. Daardoor was er nogal eens een andere voorganger in de kerkdiensten; meestal was dat een ouderling die een preek van een of andere gereformeerde dominee voorlas, het zgn. ‘preeklezen’; dit bevorderde het kerkbezoek meestal niet. Ook werd door sommige gemeenteleden het avondmaal soms overgeslagen. Het gemeenteleven had daaronder te lijden, vonden de broeders Antinck, Nijhuis en Heinen in een schrijven aan de kerkenraad. De kerkenraad verdedigde zich met de opmerking dat de komst van een heuse predikant maar liefst fl. 6 per keer kostte. Hoe dan ook, ‘als je als jongen in slaap wilde vallen moest je naar een leesdienst gaan’, zei iemand.

Oefenaar H. Waterink (1855-1927).

De kerkenraad zei dat voor de leesdiensten ‘de meest geschikte krachten uit de gemeente werden gebruikt’. Het was voor de gemeente een geluk dat oefenaar H. Waterink (1855-1927) uit Haaksbergen nog wel eens voorging en ook zo nu en dan begrafenissen leidde.

Het dopen kon alleen als er een predikant was; bij afwezigheid van een dominee in Eibergen moest de doop dan in Rekken plaatsvinden. In de tijd dat de samen met Neede beroepen predikant in Neede voorging werd in Rekken een preek gelezen, maar de Eibergse broeders en zusters die dan in Rekken verwacht werden, deden dat niet altijd.

Hoe kon dat nou?!

Ds. F. Kijftenbelt stond in 1919 zomaar op de gereformeerde preekstoel van de Mooskarke!

Op 3 augustus 1919 keken de mensen misschien wel raar op toen daar ds. F. Kijftenbelt, hervormd predikant te Eibergen, plotseling op de gereformeerde kansel van de Mooskarke stond! Weliswaar was hij in Eibergen geboren, maar enkele broeders maakten bezwaar tegen zijn voorgaan; de kerkenraad zei echter dat ze met hun grieven maar naar de classis moesten gaan. Dat deden ze niet, maar wilden er met de verantwoordelijke kerkenraad over spreken. Deze gaf uiteindelijk toe en vanaf de beide kansels, in Eibergen en in Rekken, werd excuus aangeboden voor het feit dat de kerkenraad van ‘de kerkelijke weg’ afgeweken was. Ook in de classis gingen de kerkenraadsafgevaardigden door het stof. Als reden werd aangevoerd dat men een vervanger zocht voor de zieke ds. Boukema.

Diaconie.

De eerste tijd waren er nauwelijks gemeenteleden die diaconale hulp nodig hadden. ‘Van de karke et ‘k neet’, zeiden ze. De diakenen vergaderden daarom altijd samen met de ouderlingen; er was op eigen terrein immers niet veel te bespreken. In 1915 kreeg de diaconie wat meer ruimte om hulp te verlenen. Er was ruim fl. 90 in kas. Daarbij vergaten de diakenen hulpverzoeken van andere Gereformeerde Kerken niet, zoals die van Enschede, waar veel werklozen geholpen moesten worden. De kerk van Enschede kreeg fl. 20. Een flinke bijdrage! Ook daarna kwamen vanuit Eibergen-Rekken niet veel verzoeken om hulp binnen.

De crisisjaren ’30.

Op 29 oktober 1929 stortte de New Yorkse Effectenbeurs van Wall Street in. Het gevolg was een wereldwijde economische crisis, die ook voor de diaconieën gevolgen had. Je kon voor financiële steun echter ook naar de Burgerlijke Gemeente gaan, al had de kerkenraad dat liever niet: ‘De kerk dient voor haar eigen armen te zorgen’. Toen de burgemeester wilde weten welke van de door de Burgerlijke Gemeente ondersteunde gereformeerden ook door de diaconie ondersteund werden, had men aanvankelijk bezwaren tegen het doorgeven van de gevraagde namen. Daar had de burgerlijke gemeente niets mee te maken, vond men. In neutrale bewoordingen deelde men toen mee dat ‘twee gereformeerde gezinnen’ door de diaconie gesteund werden met zeven gulden. En daar bleef het bij.

Ds. Boukema (1872-1927).

Tuchtgevallen.

De kerkenraad had ook het opzicht over leer en leven van de gemeenteleden. Zo kon een gedwongen huwelijk pas kerkelijk ingezegend worden nadat in de kerkenraad en tijdens de kerkdienst schuld beleden was. Meerdere malen moest de kerkenraad over zulke gevallen oordelen. In 1927 was er een broeder die niet kon verklaren ‘hartelijk leedwezen te gevoelen’ over zijn daad, zodat ‘deze zaak niet kon worden afgedaan’. –⊗– Biergebruik was weliswaar niet verboden, maar ‘geregeld gebruik wordt ten zeerste afgeraden’. Toen een jong dooplid ‘na de dienst in Rekken aldaar verscheidene bierhuizen had bezocht’ mocht hij vooralsnog geen belijdenis doen. Iemand die zich schuldig gemaakt had aan openbare dronkenschap kwam voor de kerkenraad. –⊕– Een bezoek aan een danspartij, vloeken bij het inspannen van de paarden, verlovingen met leden van de hervormde gemeente, het verzuimen van de kerkdiensten, fietsen op zondag, het was allemaal vreselijk, en moest door de kerkenraad beoordeeld worden. “De hier geschetste strakheid hoefde medegevoel echter niet uit te sluiten”; de tucht was immers bedoeld om de mensen voor de kerk te bewaren, niet om hen af te stoten.

Ds. Boukema’s ziekte en overlijden.

‘Trots de zwakheid van zijn lichaam, die zich spoedig openbaarde, zag hij nimmer tegen het werk op, maar heeft dit bijna twintig jaar verricht. Hij bezat werkkracht, wilskracht en veerkracht, die het hem mogelijk maakten het bijzonder lichaamslijden te dragen, dat God hem in de laatste tien jaren van zijn leven te lijden gaf’. Ds. Boukema had ondertussen met een ziekte te maken, ‘vermoedelijk lupus of zoiets’, want hij had een beschadigde neus. Ook zat zijn rechterhand altijd in het verband. Bij het begin van de catechisatie gaf hij de catechisanten allemaal de linkerhand. De predikant kwam, ‘ondanks zijn stoomfiets’, nogal eens te laat voor vergaderingen of voor de kerkdiensten. In 1914 en 1915 was de predikant door ziekte bijna een jaar niet inzetbaar. Op 3 februari 1927 thuiskomend van de vergadering van de classis Zutphen, werd hij ernstig ziek. Een week later overleed hij.

Ds. J. Wiepkema (1927 tot 1931).

Ds. Wiepkema (1901-1967).

Op 2 oktober 1927 werd – opnieuw in samenwerking met de kerk van Neede – een predikant beroepen, en wel kandidaat J. Wiepkema (1901-1967). Hij werd door de voltallige kerkenraad van het station afgehaald en werd door ds. W.E. Gerritsma (1896-1959) van Oudega bij Drachten in het ambt bevestigd. De nieuwe predikant deed op 2 oktober 1927 intrede met een preek naar aanleiding van Hebreeën 12 vers 1: “Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan die ons voorgesteld is”, in het kort gezegd ging de tekst dus over ‘de opwekking om te volharden’.

Een nieuwe kerk (1930).

Tijdens het predikantschap van ds. Wiepkema werd in 1927 door de bouwcommissie begonnen met het maken van plannen voor de nieuwbouw van de kerk. Aanvankelijk was gedacht aan uitbreiding van het bestaande gebouw, maar het ledental groeide zodanig dat nieuwbouw wenselijk geacht werd. De classis was het er echter niet mee eens. Voor de kleine gemeente waren volgens haar de kosten van een eigen predikant, de bouw van een pastorie en een kerk niet op te brengen. Maar eind 1929 waren er al ongeveer 340 leden.

De nieuwe gereformeerde kerk te Eibergen.

De plannen werden hoe dan ook doorgezet. Hoewel de kosten van de kerkbouw fl. 3.000 hoger bleken te zijn dan tevoren becijferd was werd op 3 april 1930 de eerste steen gelegd en kon de de nieuwe kerk op 23 oktober 1930 in gebruik genomen worden. De collecten in de classiskerken voor de nieuwbouw hadden in totaal fl. 2.900 opgebracht, waarvan bijna fl. 1.300 afkomstig was uit Aalten.

“Het interieur wekt groote bewondering op, zoowel wat betreft het fraaie geheel als de vele gerieflijkheden die men er vindt, zoals de consistoriekamer, de vergaderzaal, enz. De in eikenhout uitgevoerde moderne preekstoel is in het midden van de kerk geplaatst. Ramen van gebrand glas en dikke loopers als vloerbedekking toonen verder aan met welk een aandacht alles verzorgd is”, schreef de pers.

Het interieur van de nieuwe kerk.

Na enige ophef over de vraag of er gezinsbanken zouden komen of vrije plaatsen, werd voor het eerste gekozen. De kerk telde 230 zitplaatsen, zodat in de gangpaden stoelen bijgezet moesten worden. Een van de veranderingen in de gang van zaken tijdens de kerkdienst in de nieuwe kerk was de collecte voor de diaconie. Geen ‘armenbus’  meer bij de ingang, maar een collecte tijdens de kerkdienst.

De kerk van Rekken krijgt een nieuwe naam (1930).

In 1930 veranderde de naam van De Gereformeerde Kerk te Rekken in De Gereformeerde Kerk te Eibergen-Rekken. In Eibergen woonden inmiddels de meeste gereformeerden en daar stond sinds 1930 immers bovendien de grote nieuwe kerk.

Ds. E. Masselink (van 1932 tot 1939).

Ds. E. Masselink (1906-1993).

Ds. Wiepkema nam op 5 juli 1931 afscheid en vertrok naar Duisburg. Zijn opvolger was de 26-jarige kandidaat E. Masselink (1906-1993). “Men vond hem een goede dominee, ‘een hartstikke leuke man’, die uitstekend met de jeugd overweg kon. Masselink was twee meter lang  en hield van sport. Eens werd hij met grote snelheid achteruit schaatsend aangetroffen op de Ballasput, met in beide armen een kind. Hij was betrokken bij de oprichting van de voetbalclub ‘SSSE’ en ook het evangelisatiekoor was de vrucht van zijn dadendrang (op zaterdag werd geëvangeliseerd in de J.W. Hagemanstraat). Verder stichtte hij een afdeling van de Gereformeerde Vereeniging voor Drankbestrijding”. Op zijn initiatief verscheen het kerkblaadje “Gereformeerd Kerkelijk leven in Eibergen”. Vanwege deze vaak druk pratende man, ‘die wat onbezonnen, drijverig en jachterig kon zijn’, werd zijn bijnaam de ‘vliegende dominee’. Zijn catechisaties waren geliefd en als oud-onderwijzer kon hij goed orde houden. Hij was verder een zorgzaam pastor, zo werd alom verteld.

Deel 3 volgt binnenkort.

Bronnen onder meer:

De Bazuin, Stemmen uit de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk. Kampen, div. jrg.

D. Bouwmeester e.a., Als stenen konden spreken. Hemstea 1930-2007. Een verzameling herinneringen ter gelegenheid van het afscheid van de gereformeerde kerk de Hemstea. Eibergen, 2007

L.A. van Dijk en P.R. Zandee, Een eeuw op weg. 100 jaar Gereformeerde Kerk Eibergen-Rekken. 1902 – 2002. g.p., 2002

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboeken (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

© 2024. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The Reformed Church of Eibergen-Rekken (2).

Changes (1915-1930).

( < To Part 1 ) – Around the time of the First World War (from 1914 to 1918), many changes began to occur in our country as well. Transportation increased, with the use of bicycles and cars, and the broader world seemed closer due to the advent of radio, although in Reformed circles, this was initially very limited.

In 1924, the NCRV, the ‘Dutch Christian Radio Association’, was founded; it was considered highly important that, now that radio was available, responsible radio programs should be broadcast.

The relationship between the ‘Gereformeerde’ Church and the ‘Hervormde’ Congregation of Eibergen was reserved. In 1921, when some ‘gereformeerde’ brothers attended a memorial service in the ‘Hervormde’ Church on the occasion of Reformation Day, the church council found it necessary to speak with them about it.

Occasional Collaboration in Evangelism.

There was no cooperation between the two churches in 1924 either. For instance, the ‘Hervormde’ evangelism association “Young Eibergen” asked if the ‘Gereformeerde’ Church was interested in joint evangelism. The church council appointed a committee but concluded that “the ‘Hervormde’ brothers cannot align themselves with the foundation of the ‘gereformeerde’ confession.” However, this did lead to the founding of their own ‘gereformeerde’ evangelism association, “Zaadkorrel” (‘Seed Corn’). By 1929, the ‘gereformeerde’ evangelism association Zaadkorrel and its ‘Hervormde’ counterpart, Young Eibergen, managed to collaborate on an open-air meeting on Ascension Day 1929, which was attended by 500 people. There was also some collaboration in areas such as Christian education, the Protestant hospital, and the choir association.

The Rekken Institutions (1914).

To the northeast of Rekken, a piece of peatland was purchased and made suitable for agricultural use and the construction of an institution for the care of men who were placed at the disposal of the government (TBR, now known as TBS, a form of involuntary commitment in the Netherlands). The first stone was laid on June 30, 1913. Over the years, the institutions expanded and also admitted children with behavioral issues and people with alcohol and drug addictions.

The agricultural sector began to grow as well, because compared to other places in the Achterhoek (the eastern part of the province of Gelderland)  the land was cheap, and many farmers—including a considerable number of ‘gereformeerde’ members—settled in and around Rekken and Eibergen. “Many of these families were or became related to each other. They and their descendants have meant a lot for the ‘gereformeerd’ congregational life in Eibergen.”

Church Associations.

During this period, Reformed youth associations were also established. In 1915, the Young Daughters Association “Be a Blessing” was founded, whose members gathered in both Rekken and Eibergen. The Young Men’s Association “W. Sluyter” was not doing as well; in 1919, it was threatened with dissolution, after which it was proposed that the girls should attend the Young Men’s Association (why not the other way around?). But it didn’t happen: “This could lead to overly intimate relations.” The dissolution of the Young Men’s Association was eventually averted, and it was suggested that the meetings should not last longer than an hour. “Good work is being done, and there is a fresh spirit,” was the later assessment. In 1928, the Women’s Association was established, but there was no momentum for a Men’s Association.

Financial Affairs.

In 1919, the church council appointed a financial committee, which from 1921 was called the Management Committee. The church contributions from the congregation members had to be regularly increased because it was difficult to make ends meet: not only did the joint calling of a pastor with Neede have to be funded, but the eventual calling of their own pastor, without cooperation with another church, remained on the wish list. For this, a parsonage would also be needed, for which a piece of land next to the church was already purchased. Moreover, the pastor’s salary would need to be regularly adjusted according to church decisions. Fortunately, W. te Raa paid for the installation of a fixed staircase to the gallery, replacing the ladder. This also made it easier for the youth to make noise in their favorite gallery spots. Despite this, the church in Rekken still received annual financial support of 60 guilders from the classis.

Despite the financial difficulties, the congregation continued to give for the needs of others, even those far away, such as in 1921 for the Mission Hospital of the Reformed Churches in Poerworedjo, in the Dutch East Indies. In the same year, it was decided by the churches that the annual salary of the pastor would be set at 2,700 guilders.

And then there was, of course, the church building, which had to be renovated in 1924, leading to the appointment of a construction committee. The congregation was growing and at that time numbered 238 members. The two small rooms at the back of the church were renovated, and it was also decided to have the doors of the entrance open outward, which created 25 additional seats. Moreover, plans were already being made to expand the back of the church with “a new section with side wings,” creating a cruciform church layout. However, the actual implementation would not happen until years later.

Objections to ‘Reading Sermons’.

As we will see later, the health of the pastor, Rev. Boukema, left much to be desired. As a result, there was often another leader in the church services, usually an elder who read a sermon by some ‘gereformeerde’ minister, a practice known as ‘reading sermons’; this did not generally encourage church attendance. The Lord’s Supper was also occasionally skipped. This affected the church life, as brothers Antinck, Nijhuis, and Heinen noted in a letter to the church council. The church council defended itself by pointing out that having a real pastor lead the service cost no less than 6 guilders each time. In any case, “if you wanted to fall asleep as a boy, you should attend a reading service,” someone said.

The church council stated that for the reading services, “the most suitable talents from the congregation were used.” The congregation was fortunate that the lay preacher H. Waterink (1855-1927) from Haaksbergen sometimes led services and occasionally conducted funerals.

Baptisms, for example, could only take place if there was a pastor; if there was no minister in Eibergen, baptisms had to be conducted in Rekken. When the pastor, who was jointly called with Neede, led services in Neede, a sermon was read in Rekken, but the Eibergen brothers and sisters who were then expected in Rekken did not always show up.

How Could That Happen?!

On August 3, 1919, people might have been quite surprised when Rev. F. Kijftenbelt, a ‘hervormde’ minister from Eibergen, suddenly stood on the ‘gereformeerde’ pulpit of the Mooskarke! Although he was born in Eibergen, some brothers objected to his leading the service, but the church council said they should take their grievances to the classis. They did not, but wanted to discuss it with the responsible church council. Eventually, the council relented and apologized from both pulpits, in Eibergen and Rekken, for deviating from the ‘church path.’ The church council representatives even had to apologize before the classis; the reason given was that they were seeking a replacement for the ill Rev. Boukema.

Diaconate.

Initially, there were hardly any congregation members who needed diaconal assistance. “From the church, I don’t need anything,” they said. Therefore, the deacons always met together with the elders; there wasn’t much to discuss on their own. In 1915, the diaconate was given a bit more freedom to provide assistance. There was about 90 guilders in the treasury. The deacons did not forget to assist other ‘Gereformeerde’ Churches in need, such as the one in Enschede, where many unemployed people needed help. The church of Enschede received 20 guilders—a substantial contribution! Even afterward, not many requests for help came in.

The Crisis Years of the 1930s.

On October 29, 1929, the New York Stock Exchange on Wall Street crashed. This led to a global economic crisis, which also affected the diaconates. However, one could also go to the Civil Municipality for financial assistance, although the church council preferred not to: “The church must take care of its own poor.” When the mayor wanted to know which of the ‘gereformeerde’ individuals supported by the Civil Municipality were also receiving assistance from the diaconate, the council initially objected to providing the requested names. The municipality had no business with that. In neutral terms, they then stated that “two ‘gereformeerde’ families” were being supported by the diaconate with seven guilders, and that was the end of it.

Disciplinary Cases.

The church council also had oversight over the doctrine and life of the congregation members. For example, a forced marriage could only be blessed in church after confession of guilt had been made in the church council and during the service. The church council had to rule on such cases multiple times. In 1927, there was a brother who could not declare that he felt “sincere remorse” for his deed, so “this case could not be resolved.” —⊗– Although beer consumption was not prohibited, “regular use is strongly discouraged.” When a young church member “visited several pubs after the service in Rekken,” he was not allowed to make a confession of faith. Someone guilty of public drunkenness was brought before the church council. —⊕– Visiting a dance party, swearing while hitching horses, engagements with members of the ‘hervormde’ Church, neglecting church services, cycling on Sundays—this was all terrible and had to be judged by the church council. “However, the strictness described here did not necessarily exclude compassion.” After all, discipline was meant to keep people in the church, not to drive them away.

Rev. Boukema’s illness and death.

“Despite the weakness of his body, which soon became apparent, he never shied away from work, and he carried it out for almost twenty years. He possessed the energy, willpower, and resilience that enabled him to endure the special physical suffering that God gave him to endure in the last ten years of his life.” Meanwhile, Rev. Boukema was dealing with an illness, “possibly lupus or something like that,” because he had a damaged nose. His right hand was also always bandaged. At the start of catechism classes, he would shake hands with all the catechumens with his left hand. Despite having a motorbike, the minister was often late for meetings or church services. In 1914 and 1915, the minister was unavailable for almost a year due to illness. On February 3, 1927, returning home from a classis meeting in Zutphen, he fell seriously ill. A week later, he passed away.

Rev. Wiepkema (1901-1967).

On October 2, 1927, once again in cooperation with the church of Neede, a minister was called—candidate J. Wiepkema (1901-1967). He was picked up at the station by the entire church council and was installed into office by Rev. W.E. Gerritsma (1896-1959) of Oudega near Drachten. The new minister delivered his inaugural sermon on October 2, 1927, based on Hebrews 12:1: “Therefore, since we are surrounded by such a great cloud of witnesses, let us throw off everything that hinders and the sin that so easily entangles, and let us run with perseverance the race marked out for us.” In short, the text was about “the exhortation to persevere.”

A new church (1930).

During the ministry of Rev. Wiepkema, the building committee began making plans in 1927 for the construction of a new church. Initially, there was thought of expanding the existing building, but the number of members grew so much that new construction was deemed desirable. However, the classis disagreed. For the small congregation, the costs of a minister, building a parsonage, and a church were deemed unaffordable. But by the end of 1929, there were already about 340 members.

Regardless, the plans were carried out. Although the cost of the church construction turned out to be 3,000 guilders more than initially calculated, the foundation stone was laid on April 3, 1930, and the new church could be put into use on October 23, 1930. Collections in the classis churches for the new construction had brought in a total of 2,900 guilders, nearly 1,300 of which came from Aalten.
“The interior inspires great admiration, both for its beautiful overall design and the many conveniences found there, such as the consistory room, the meeting hall, etc. The modern pulpit, executed in oak, is placed in the center of the church. Stained glass windows and thick runners as floor covering further show the attention given to everything,” the press wrote.

After some commotion over whether there should be family pews or free seating, the former was chosen. The church had 230 seats, so chairs had to be added in the aisles. One of the changes in the course of events during the church service in the new church was the collection for the diaconate. No more ‘poor box’ at the entrance, but a collection during the church service.

The church in Rekken gets a new name (1930).

In 1930, the name of “De Gereformeerde Kerk te Rekken” was changed to “De Gereformeerde Kerk te Eibergen-Rekken”. By then, most of the ‘gereformeerde’ members lived in Eibergen, where the large new church had also been located since 1930.

Rev. E. Masselink (1932 to 1939).

Rev. Wiepkema said his farewell on July 5, 1931, and left for Duisburg. His successor was the 26-year-old candidate E. Masselink (1906-1993). “He was considered a good pastor, ‘a really nice man,’ who could get along excellently with the youth. Masselink was two meters tall and loved sports. Once he was found skating backward at high speed on the Ballasput, with a child in each arm. He was involved in the founding of the football club SSSE, and the evangelization choir was also a result of his drive (evangelizing took place on Saturdays in the J.W. Hagemanstraat). He also founded a branch of the “‘Gereformeerde’ Association for the Prevention of Alcoholism.” On his initiative, the church newsletter “’Gereformeerd’ Church Life in Eibergen” appeared. Because of this often very talkative man, ‘who could be somewhat rash, pushy, and hasty,’ he was nicknamed the ‘flying minister.’ His catechism classes were popular, and as a former teacher, he could maintain good order. He was also said to be a caring pastor.

Part 3 coming soon.