De Gereformeerde Kerk te Aalten (1)

De Gereformeerde Kerk in het Achterhoekse Aalten ontstond per 1 januari 1909, toen de plaatselijke ‘Vereniging’ van de Christelijke Gereformeerde Gemeente en de Nederduitsche Gereformeerde Kerk, resp. afkomstig uit Afscheiding en Doleantie, een feit was.

Kaart: Google.

1. De Afscheiding van 1834.

Ook in de Gelderse Achterhoek konden sommige hervormde gelovigen zich niet meer verenigen met de koers van hun hervormde kerk, waar de vrijzinnigheid toenam en die door de kerkelijke besturen nauwelijks of niet bestreden werd. De officiële kerkelijke gedragslijn was gefocust op het vermijden van onrust in de kerk. Daar kon men geen leertucht bij gebruiken. En bovendien liet de grote macht van de Algemene Synode in Den Haag nauwelijks ruimte voor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten.

Dat alles was de reden dat hier en daar mensen niet meer naar de kerk gingen, maar huissamenkomsten gingen houden (ook conventikels genoemd), waar men samen de bijbel las, of preken las van zeer orthodoxe predikanten uit lang vervlogen eeuwen, waar men samen psalmen zong en elkaar bevroeg over het geestelijk leven.

Al eerder schreven we over die bijeenkomsten in Geesteren en Gelselaar. Ook in Aalten waren in die tijd enkele Afgescheidenen, zoals de hervormde kerkenraadsnotulen van november 1835 weergeven: “In de maanden september en oktober hebben eenige personen goed gevonden om zich van het bestaande kerkgenootschap af te scheijden”. Hun namen zijn ook bekend: Lammert Geurink, Antonia Knuvers, Janna G.E. Navis, Derk Jan Klumpenhouwer, H. Wevers, B. Goorhuis en Hendrik Jan te Kotte.

Het duurde een jaar voor zich nog enkele geestverwanten bij hen voegden. De kerkenraad maakte er op advies van de classis echter geen werk van, al ging hij voor zover mogelijk met de Afgescheidenen in gesprek. In november 1836 telde het aantal ‘bezwaarden’ tien. De meeste Achterhoekse Afgescheidenen woonden in Varsseveld, waar in maart 1837 dan ook de eerste Christelijke Afgescheidene Gemeente geïnstitueerd werd.

Ds. A. Brummelkamp (1811-1888).

In Aalten kwamen de Afgescheidenen de eerste jaren voor hun godsdienstoefeningen bij elkaar in boerderij Bouhuis aan de Bolwerkweg, in boerderij Sondern in Lintelo en in boerderij Navis aan de Brakenweg. Ds. A. Brummelkamp (1811-1888) uit Hattem, een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, ging vaak in die diensten voor, die overigens meestal door de week plaatsvonden. Het waren lange reizen voor de predikant, die de Achterhoekse Afgescheidenen desondanks met raad en daad bijstond. Bovendien moest hij nogal eens een boete betalen voor het overtreden van de wet: zonder toestemming van de plaatselijke overheid was het namelijk verboden godsdienstige bijeenkomsten van meer dan twintig personen te houden.

De Christelijke Afgescheidene Gemeente te Aalten (1843).

Vermoedelijk werd de Christelijke Afgescheidene Gemeente te Aalten in juli 1843 geïnstitueerd door de bevestiging van de ambtsdragers. Het waren de ouderlingen G. Bouhuis en A.J. Pennings en de diakenen F. Heijerman en J.H. Kappers.

Ds. A.C. van Raalte (1811-1876).

De jonge Afgescheiden Gemeente wilde graag een predikant beroepen. Op advies van ds. Brummelkamp werd de jonge Derk Breukelaar (1814-1891) uit Varsseveld gevraagd of hij predikant van Aalten wilde worden. Deze stemde daarin toe, waarna hij spoorslags naar Ommen vertrok om bij ds. A.C. van  Raalte (1811-1876) – ook een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land – te gaan studeren. Ondertussen vroegen de kerkenraadsleden in september 1843 aan de classis of de predikant van Varsseveld, ds. J. Wildenbeest (1808-1852), en die van Winterswijk, ds. J.W. te Bokkel (1815-1888), zoveel mogelijk wilden komen preken in Aalten en Bredevoort.

Van ds. Wildenbeest is geen foto bekend, maar wel zijn handtekening.

Erkenning gevraagd en verkregen.

De Aaltense kerkenraad wilde ook stappen ondernemen om als Afgescheiden Gemeente erkend te worden door de overheid. Ds. Brummelkamp stelde daarvoor een verzoekschrift op, dat op 10 oktober 1843 aan koning Willem II gestuurd werd (hij was het hoofd van de Nederlandse Hervormde Kerk).

Ds. J.W. te Bokkel (1815-1888).

In het schrijven werd aan de koning meegedeeld dat de Drie Formulieren van Enigheid de belijdenisgeschriften van de gemeente van Aalten vormden, en dat als reglement de Utrechtse Kerkorde van ds. H.P. Scholte (1805-1868) diende. Ze beloofden bovendien geen aanspraak te zullen maken op gelden en goederen van de hervormde kerk noch op gelden uit ‘s Rijks Kas. Ook meldden ze dat ze hun kerkdiensten zouden houden in “een daartoe op te richten kerkgebouw op een stuk Land op den Esch bij het dorp Aalten en wel ten Noord Oosten”. Vijfendertig manslidmaten ondertekenden het verzoekschrift.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Op 12 januari 1844 erkende koning Willem II de gemeente als zelfstandige Christelijke Afgescheidene Gemeente. De kerkenraad vergaderde vooralsnog niet apart; altijd waren de manslidmaten ook aanwezig om mee te beslissen!

Een eigen kerk (1844).

De nieuwe kerk (geschilderd door Piet te Lintum).

Het houden van de kerkdiensten in de verschillende boerderijen van gemeenteleden was in de begintijd natuurlijk een uitkomst, maar het was uiteraard geen ideale situatie. Daarom besliste de kerkenraad (samen met de manslidmaten!) in 1844 tot de bouw van een eigen kerk. Als locatie werd uitgekozen de tegenwoordige Oosterkerkstraat, en wel op de plaats waar tegenwoordig de (inmiddels buiten gebruik gestelde) monumentale Oosterkerk staat. “Met grote offers, de een gaf geld, de ander zijn werkkracht, een derde beide”, kwam de kerk uiteindelijk gereed en kon zij in gebruik genomen worden.

Emigratie (1844 tot 1847).

De emigratie naar Amerika werd alom aanbevolen…

De economische toestand in ons land en ook in de Achterhoek, was echter verre van gunstig. Veel gezinnen verkeerden in sociale nood en er heerste grote armoede. En in 1845 leidde de uitbraak van de aardappelziekte tot een volkomen mislukte oogst. Sommigen zagen in Nederland geen toekomst meer en verlangden naar een beter leven. Hoewel Java als mogelijke bestemming voorbij kwam, werd gekozen voor Noord-Amerika. Ds. A.C. van Raalte uit Arnhem en ds. H.P. Scholte uit Utrecht waren met eenzelfde verlangen bezield en plaveiden de weg over de Grote Plas naar Amerika.

Zo begonnen de Afgescheidenen in Holland, Michigan…

Van Raalte trok naar Michigan waar hij Holland stichtte; velen volgden hem. Scholte toog naar Iowa waar hij Pella op de kaart zette. Ook hij had veel medestanders. Uit Aalten vertrokken eveneens nogal wat gemeenteleden naar ‘het land van de onbegrensde mogelijkheden’.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868) vertrok in 1847 met zo’n achthonderd ‘volgelingen’ naar Iowa, waar hij de stad Pella stichtte.

Wat de Achterhoek betreft emigreerden vooral uit Aalten en Winterswijk tot 1848 ruim 1.500 mensen richting Amerika, met het hoogtepunt in 1845. Maar ook de jaren daarna kozen velen het ruime sop: in 1854 gingen nóg eens 317 personen uit Aalten en Winterswijk die kant op; in 1868 uit Aalten opnieuw 118 en het jaar daarop weer 206. Onder hen vooral veel Afgescheidenen.

Ds. D. Breukelaar (van 1846 tot 1888).

Ds. D. Breukelaar (1814-1891) van Aalten.

Ondanks alle moeilijkheden koos de gemeente er voor een eigen predikant te hebben. Het beloofde beroep werd uitgebracht op kandidaat D. Breukelaar (1814-1891), die zijn studie inmiddels achter de rug had en het beroep aannam; op 24 september 1846 deed hij intrede in de gemeente van Aalten. Het zou zijn enige gemeente blijven. Hij werkte er tot zijn emeritaat in 1888, vierenveertig jaar! Toen in 1852 ds. Wildenbeest van Varsseveld plotseling overleed, bracht die gemeente een beroep op hem uit. Aanvankelijk nam hij het aan, maar – zich realiserend dat hij nu de enige Afgescheiden predikant in de Achterhoek was – bedankte hij alsnog en bleef aan de kerk van Aalten verbonden. Al werkte hij ook veel in de omgeving!

De ‘Grootenhuishoeve’.

De predikant woonde in een boerderijtje (‘‘t Grootenhuis’ geheten) aan de tegenwoordige Hessenweg, net buiten het dorp. Hij kon daar zelf voedsel verbouwen als aanvulling op zijn schamele jaartraktement van fl. 225. Later werd dit uiteindelijk verhoogd tot fl. 600 per jaar. Ook gemeenteleden zorgden in natura voor aanvulling van zijn traktement: geregeld werden vlees, aardappelen, enz. aan de deur gebracht. In ’t Grootenhuis werden ook de catechisaties gehouden, omdat daarvoor in de kerk geen ruimte was. Ook zijn vrouw, Janna Hendrika Pennings, verzorgde de catechisaties soms als dominee in de oogsttijd daar nauwelijks tijd voor had!

De jeugd.

Het evangelisatiewerk lag de predikant na aan het hart. Dat was de reden dat hij het initiatief nam tot het oprichten van verscheidene zondagsscholen, waarmee hij niet alleen de kinderen, maar ook hun ouders bereikte.

Het interieur van de kerk.

De Christelijk Nationale School (1869).

Al in 1853 stelde ds. Breukelaar voor een christelijke school in Aalten te stichten (zijn eigen kinderen gingen nog in Varsseveld naar de christelijke school). Er ging weliswaar een aantal jaren overheen, maar in 1868 werd dan toch de Schoolvereniging opgericht. En dat viel niet mee, want de kosten daarvan waren voor de volle 100% voor rekening van de ouders. Een christelijke school kreeg in die tijd geen rijkssubsidie. Die kwam pas in 1917.

Ondanks het feit dat de Afgescheidenen van Aalten het predikantstraktement van fl. 500 maar nauwelijks konden opbrengen, gingen ze dus ook aan de slag met het stichten van de School met den Bijbel. Op 1 december 1869 kon de school aan de Bredevoortsestraat geopend worden! De kerkenraad had besloten het bestuur niet ‘kerkelijk’ te maken om zo ook de kinderen uit hervormde gezinnen de kans te geven het christelijk onderwijs te volgen; het was een ‘Christelijk Nationale School’.

Christelijke Gereformeerde (Afgescheidene) Gemeente te Aalten (1869).

De kerk gezien van de achterkant met de later bijgebouwde consistorie.

In 1869 vond de landelijke kerkenfusie plaats van de Christelijke Afgescheidene Kerk en de Gereformeerde kerk (onder ’t Kruis). Dertig jaar eerder, in 1838, was een scheuring in de Afgescheiden Kerk ontstaan, waaruit de Gereformeerde Kerk onder ’t Kruis voortkwam. Men had verschil van mening over onder meer de vraag of Afgescheiden Gemeenten eigenlijk wel vrijheid van godsdienstoefening bij de overheid mocht aanvragen (“Wat had de overheid daar mee te maken? En de Grondwet garandeerde die vrijheid toch?”). Bovendien mocht je na verkregen overheidserkenning de benaming ‘gereformeerd’ niet meer gebruiken. Dat en nog enkele andere zaken waren er de oorzaak van dat de Kruisgemeenten zich afsplitsten en zelfstandig als klein kerkgenootschap verder gingen.

Maar dertig jaar later, in de jaren ’60 van de negentiende eeuw, waren de meningsverschillen niet meer van doorslaggevend belang. Vandaar dat men weer toenadering tot elkaar zocht en in juni 1869 beide kerken samenvoegde tot De Christelijke Gereformeerde Kerk  in Nederland. Ook de gemeente van Aalten sloot zich daarbij aan. Maar… de kerkenraad wilde geen naamsverandering. Men wilde ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ blijven heten. Aldus geschiedde.

De schoolstrijd.

Hoewel slechts een paar hervormde ouders een bijdrage gegeven hadden voor de bouw van de school, werd toch een groot aantal kinderen uit hervormde gezinnen bij de school ingeschreven. Velen konden het schoolgeld echter niet betalen, zodat hun bijdrage ten laste kwam van het door de Afgescheiden Gemeente opgerichte ‘Suppletiefonds’. Dat fonds werd gevuld door collecten die in de kerk gehouden werden.

Ds. J.H.F. Gangel (1839-1908) van Aalten.

Toen in de hervormde gemeente orthodoxe predikanten aantraden verzocht het schoolbestuur hun de schoolgelden van de hervormde gezinnen voor rekening van de hervormde kerk te nemen. Ds. J.H.F. Gangel (1839-1908), die van 1879 tot 1887 hervormd predikant in Aalten was (en toen in Aalten met de Doleantie meeging!), eiste in ruil daarvoor hervormde medezeggenschap in het schoolbestuur én bestuurszetels. De Afgescheiden kerkenraad c.q. het schoolbestuur weigerde dat ‘omdat men de beginselen zuiver wilde houden’. Ds. Gangel bracht de zaak toen voor de kantonrechter, die hem aanraadde ‘de onkosten te betalen en naar huis te gaan’. Dat deed hij inderdaad, maar daar bleef het niet bij: hij stichtte toen een hervormde lagere school aan de Hoogestraat, waarop met grote letters boven de hoofdingang geschilderd werd: “De heerlijkheid van dit Huis zal groter zijn dan van het eerste”. Het hoofd van de oude school, meester Siebel, ging met de hervormde school mee en alleen onderwijzer Rots bleef als onderwijzer met 90 kinderen als een rots in de branding in de School met den Bijbel achter.

Ds. Breukelaar overleden (1891).

De (slecht onderhouden) steen op het graf van ds. Breukelaar.

Eind jaren ’70 van de negentiende eeuw waren voor de predikant niet de makkelijkste jaren. Zijn vrouw overleed in 1876, en enkele jaren later ontstond in Aalten een schoolstrijd (zie boven), waarbij ook ds. Breukelaar als voorzitter van het schoolbestuur betrokken was. Toen hij in 1886 veertig jaar predikant was kreeg hij van zijn gemeente een Statenbijbel op een mooi bewerkte houten lessenaar cadeau. Op de classis kreeg hij ter gelegenheid van hetzelfde heuglijke feit een gravure aangeboden, ‘Golgotha voorstellende’. En toen hij in 1888 met emeritaat ging gaven zijn catechisanten hem een theeservies en een gebakstel cadeau.

‘De Bazuin’, 30 januari 1891.

De kerkenraad gaf hem het laatste cadeau: een monument op zijn graf in Aalten, nadat hij op 10 januari 1891 overleden was. Het momenteel nog nauwelijks leesbare opschrift op de grafsteen is opmerkelijk vanwege het merkwaardige gebruik van de kerknaam ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente’ (in  plaats van ‘Christelijke Gereformeerde Gemeente’).

De Doleantie te Aalten (1887).

In dit boekje legde dr. A. Kuyper (1837-1920) uit hoe de Doleantie in Amsterdam tot stand gekomen was.

In de landelijke hervormde kerk was de onrust over de kerkelijke koers ondertussen naar een hoogtepunt gestegen. In 1886 was de meerderheid van de Amsterdamse kerkenraad door de kerkelijke besturen afgezet in verband met voortgaand verzet tegen de kerkelijke reglementen, de almacht van de hervormde synode (synodale hiërarchie genoemd)  en tegen de ongehinderde voortgang van de vrijzinnigheid in de kerk. De tachtig afgezette kerkenraadsleden institueerden onder leiding van dr. A. Kuyper (1837-1920) de Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende), waarbij zich overal in het land andere Dolerende Kerken aansloten.

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

Ook in Aalten ontstond ook een Nederduitsche Gereformeerde Kerk door de onrust in de plaatselijke hervormde kerk; onder leiding van… ds. Gangel! Daarover later meer.

Ds. J.M. Mulder (van 1889 tot 1893).

Na het emeritaat van ds Breukelaar (in 1888), bleef deze toch nog enige tijd de zaken in Aalten waarnemen totdat zijn opvolger op het toneel verscheen. Dat was kandidaat J.M. Mulder (1866-1946), die op 17 november 1889 intrede deed. Hij woonde net als het nieuwe hoofd van de school J. Staal (ze waren beiden vrijgezel) bij ds. Breukelaar in huis.

‘De Bazuin’, 22 november 1889.

Ds. Mulder nam het initiatief om ook in het naburige Bredevoort diensten te gaan houden. Het aantal gereformeerden in die plaats groeide en wie weet zou daar in de toekomst nog eens een Gereformeerde Kerk geïnstitueerd kunnen worden (wat overigens pas in 1953 gebeurde). Verder bestreed hij samen met de kerkenraad de lawaaierige ‘huwelijksvieringen’ die in die tijd naar gewoonte plaatsvonden. Twee dagen duurde zo’n feest, waarbij het op de tweede dag vaak zeer luidruchtig toeging en veel bier gedronken werd, omdat daar vooral ongehuwde jongeren aanwezig waren.

Ds. J.M. Mulder (1866-1946).

De Gereformeerde Kerk te Aalten A (1892).

Ondertussen waren de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk en die van de Nederduitsche Gereformeerde Kerken al enkele jaren in gesprek over een mogelijke eenwording. Daarover bestonden hier en daar in het land, en ook in Aalten, bezwaren, waarover later meer.

Hoe dan ook, uiteindelijk werd in 1892 overeenstemming bereikt: op 17 juni werd tijdens een gezamenlijke synodevergadering  in de Keizersgrachtkerk te Amsterdam de eenheid geproclameerd. Beide kerken zouden samen verdergaan als De Gereformeerde Kerken in Nederland. De voormannen van beide kerken reikten elkaar de broederhand: aan de ene kant de hoogbejaarde ds. S. van Velzen (1809-1896) van de Christelijke Gereformeerde Kerk (hij was een van de Afgescheiden predikanten van het eerste uur) en dr. A. Kuyper namens de Nederduitsche Gereformeerde Kerken.

Dr. A. Kuyper (1837-1920) en ds. S. van Velzen (1809-1896).

Niet in elk dorp en in elke stad kon meteen de eenheid tussen de plaatselijke kerken tot stand komen. Soms waren er plaatselijk nog zaken die grondig doorgesproken moesten worden, of – wat ook nogal eens gebeurde – waren de onderlinge verhoudingen niet goed genoeg om er meteen één kerk van te maken. Voor zulke kerken werd afgesproken dat zij, vanaf 17 juni 1892 tot de dag dat ook plaatselijk de eenheid gesloten kon worden, desondanks beide meteen al ‘Gereformeerde Kerk’ zouden heten, al waren ze ook geheel zelfstandig ten opzichte van elkaar. Alleen: de oudste van de twee kerken (meestal die uit de Afscheiding) zou dan ter onderscheiding van de andere een ‘A’ achter de kerknaam plaatsen, en de jongste van de twee (meestal die uit de Doleantie) een ‘B’.

Zo heette vanaf 17 juni 1892 de Christelijke Gereformeerde Gemeente te Aalten tot de dag van de plaatselijke eenheid, 1 januari 1909, De Gereformeerde Kerk te Aalten A.

Ds. A.H. Nieboer (van 1893 tot 1898).

Ondertussen had ds. Mulder op 11 juni 1893 afscheid genomen en was vertrokken naar de kerk van ‘s-Hertogenbosch. Hij werd opgevolgd door kandidaat A.H. Nieboer (1869-1928), die op 4 november 1893 intrede deed.

‘De Bazuin’, 10 november 1893.

“IJverig heeft ds. Nieboer gewoekerd met de hem geschonken gaven. Begiftigd met een helder verstand mocht hij gaarne studeeren. Voor zijn preeken werkte hij veel. Altijd was hij er op uit om de kennis van Gods Woord bij de menschen op hooger peil te brengen. Voor het herderlijk werk bezat hij vele goede eigenschappen. Aan hartelijkheid en hulpvaardigheid ontbrak het hem niet. Voor netheid van vormen had hij een fijn gevoel. Hij was afkerig van ruwheid en platheid. (…) Vooral de Zending had de liefde van zijn hart. Veel heeft hij ook gedaan voor ‘Effatha’. Zijn liefde voor de historie was bekend”.

Ds. A.H. Nieboer (1869-1928).

Een kerkscheuring in Aalten (1897).

Zoals al opgemerkt was niet iedereen blij met de ‘Vereniging van 1892’. Op meerdere plaatsen in het land klonk kritiek. Waarom, zo klaagde men, had de Christelijke Gereformeerde synode niet eerst de plaatselijke gemeenten geraadpleegd over de ‘Vereniging’? En waarom moest de naam van Christus uit de nieuwe kerknaam verdwijnen? Ook waren er bezwaren tegen enkele leerstukken van dr. Kuyper en was men bovendien bang dat de Theologische School te Kampen – ‘Het werk Gods’ – door de Dolerende Vrije Universiteit zou worden overvleugeld of zelfs weggevaagd. Verder ontbrak volgens hen ‘de wederkerige liefde tot samenleving van beide kerken’.

In Kerk A te Aalten lag de samensmelting van de beide kerken helemaal niet zo makkelijk als een Dolerende predikant dacht. Op een kerkenraadsvergadering van Kerk A kwamen veel leden vertellen dat ze grote bezwaren hadden tegen de  ‘Ineensmelting’ van beide kerken; de één op principiële gronden, de ander vanwege plaatselijke toestanden. Sommigen vonden dat de kerkenraad ‘heerschappij’ voerde, wat door scriba Staal heftig ontkend werd. Deze las nogmaals de argumenten van de synode voor die pleitten voor het samengaan van beide kerken; maar veel van de aanwezigen wilden er niet van weten. Vandaar dat aan Kerk B werd meegedeeld dat de plaatselijke eenwording vooralsnog niet kon doorgaan.

In de tijd erna nam een van de christelijke gereformeerde ouderlingen ontslag, stuurden verscheidene gemeenteleden hun kinderen niet meer naar de catechisatie, had iemand zich bij de sekte van de Darbisten gevoegd, en anderen verzuimden de kerkdiensten. Uiteindelijk deelde een dertigtal gemeenteleden in augustus 1897 aan de kerkenraad mee dat zij zich van de Gereformeerde Kerk afscheidden “om te blijven wat wij waren, namelijk Christelijk Gereformeerd”. Een twaalftal redenen werd door hen in de brief genoemd. Op 26 augustus 1897 werd in Aalten de ‘voortgezette ’Christelijke Gereformeerde Gemeente‘ geïnstitueerd.

De correspondentie met de bezwaarde ‘christelijke gereformeerden’ werd door de kerkenraad van Kerk A gepubliceerd in een brochure.

De kerkenraad van Kerk A beantwoordde de brief van de bezwaarden en heeft vervolgens voor de duidelijkheid de correspondentie in druk uitgegeven en verspreid onder de leden van Kerk A.

Aanvankelijk hielden de uitgetredenen hun kerkdiensten bij leden thuis, maar “men is reeds bezig een nieuwe kerk te doen verrijzen, welke zal komen te staan op het eind van ’t dorp, aan den grintweg naar Lichtenvoorde”.

‘De Bazuin’, 16 september 1898.

Ds. Nieboer nam op 11 september 1898 afscheid van Aalten en vertrok naar de kerk van Sleeuwijk.

Ds. J. Gommer (van 1899 tot 1931).

Ds. J. Gommer (1861-1931) van het Zeeuwse Grijpskerke deed op 6 augustus 1899 intrede in Aalten. Tijdens zijn predikantschap werd ook in Aalten uiteindelijk per 1 januari 1909 de eenheid tussen Kerk A en Kerk B bereikt, waardoor de ene Gereformeerde Kerk te Aalten ontstond. Hoe dat in zijn werk ging wordt later beschreven.

‘De Bazuin’, 11 augustus 1899.

“Alleen reeds van de manier van zijn optreden ging een weldadige invloed uit, meer dan hij zelf vermoeden of verwachten kon. Zijn sterke evenwichtigheid, waardoor hij altoos en overal dezelfde was, op den kansel en op den weg; op de bruiloft en op de begrafenis; bij vreemden en bij vrienden; zijn groote bescheidenheid, waarin hij altoos op den achtergrond zich hield; zijn voorzichtig, maar beslist optreden als hij gevaar duchtte voor eenig hem dierbaar beginsel – dat alles dwong niet alleen eerbied af in breeder kring, maar baande ook den weg naar het hart voor het Woord, dat hij spreken moest. (…) Wars van alle spitsvondigheid sneed hij in het catechisatielokaal af alles wat maar zweemde naar het wonderbare, om zich alleen maar ernstig bezig te houden met hetgeen de Heere in Zijn Woord geopenbaard heeft. Daar heeft hij dan ook gekweekt een geslacht dat de Waarheid verstaat en dat weet hoe ze praktisch dient toegepast te worden. Bij de krankbedden was hij steeds de gewenschte vertrooster, wiens komst met verlangen tegemoet gezien werd”.

Ds. J. Gommer (1861-1931).

De Gereformeerde Kerk te Aalten (1909).

Deze eigenschappen van de predikant maakten de plaatselijke vereniging van beide Aaltense kerken ongetwijfeld gemakkelijker. Uiteindelijk ontstond uiteindelijk per 1 januari 1909.

Naar deel 2 >

© 2022. GereformeerdeKerken.info