De Gereformeerde Kerk te Zweeloo (2)

Ds. D. Tolsma (van 1872 tot 1884).

( < Naar deel 1 – Back to Part 1 ) – Op 26 mei 1870 had ds. Schoenmaker afscheid genomen omdat hij een beroep had aangenomen van de gemeente van Nijeveen, waar hij trouwens ook al eerder predikant geweest was.

Het kerkgebouw van de Christelijke Gereformeerde  Gemeente, zoals de Afgescheiden Gemeente vanaf 1869 heette  (ill.: ‘Momenten uit 150 jaar Geref. Kerk te Zweeloo’).

Zijn opvolger was ds. D. Tolsma (1829-1888) die op 5 augustus 1872 intrede in Aalden deed, zijn eerste gemeente. Hoewel hij behoorlijk lang in de gemeente van Aalden predikant geweest is, kan niet gesproken worden van veel bijzonderheden.

Een zelfstandige gemeente in Schoonoord.

Gemeenteleden die in het naburige Schoonoord woonden hadden de kerkenraad van Aalden al in 1857 gevraagd of het mogelijk was dat de jeugd in Schoonoord catechisatie kon krijgen. Daarmee ging men akkoord. Toen men ook vroeg om eigen diensten in Schoonoord te mogen houden oordeelde de classis dat dit niet kon worden toegestaan ‘om de traagheid niet te veel voedsel te geven’ (men was bang dat de kerkgang naar en het kerkelijk meeleven met de gemeente van Aalden dan langzamerhand zou verslappen).

In 1872 kreeg men echter toch toestemming in Schoonoord eigen diensten te houden. En op 18 mei 1873 werd in Schoonoord een zelfstandige Christelijke Gereformeerde Gemeente geïnstitueerd. Om in Schoonoord ook een kerkje te kunnen bouwen besloot de kerkenraad daarvoor te collecteren.

Het kerkje van Schoonoord waaraan de gemeente van Zweeloo meebetaalde. Er naast staat de pastorie.

Verder lijkt het een rustige tijd in de gemeente van Aalden te zijn geweest, al had de kerkenraad soms wel de handen vol aan tuchtgevallen. Zo werd in juni 1875 besloten dat gemeenteleden die zich schuldig maakten aan overtreding van het zevende gebod, verplicht werden om openlijk in de kerk ‘voor God en Zijn gemeente’ schuld te belijden.

Dat waren niet de enige overtredingen die we tegenkwamen. Enkele jaren later, in 1881, werd bijvoorbeeld ontdekt dat een van de gemeenteleden in zijn woning gelegenheid gegeven had om een loterij te houden. De man werd op de kerkenraad uitgenodigd, waar hem het kwalijke van zijn overtreding onder ogen gebracht werd. Beloofd werd dat hij dat nooit weer zou doen; echt niet. In dezelfde vergadering werd ook weer een (aanstaand?) echtpaar onder censuur geplaatst, omdat zij het zevende gebod overtreden hadden, ‘zodat een huwelijk noodzakelijk werd’.

Ds. Tolsma nam op 20 april 1884 afscheid en vertrok naar de gemeente te Zuidwolde in Drenthe.

Ds. H. Bulder (van 1884 tot 1887).

Ds. H. Bulder (1852-1920).

Een half jaar later stond zijn opvolger al op de gereformeerde kansel van Aalden. Het was ds. H. Bulder (1852-1920), die op 16 november 1884 intrede deed en in Aalden zijn eerste gemeente kreeg. Zijn jaartraktement bedroeg fl. 650 met ‘vrije woning, aardappelen en brandstof’.

In 1885 werd – vermoedelijk op voorstel van de predikant – besloten de functie van ‘kerkvoogd’ af te schaffen (het was een overblijfsel uit de tijd dat men nog in de hervormde kerk vertoefde). Afgesproken werd dat de hele kerkenraad in het vervolg het beheer van de gelden en goederen op zich zou nemen. Men kon meteen aan het werk, want de hele financiële administratie was door brand verwoest, omdat de woning van ouderling J. Euving tot de grond toe afbrandde. De kerkenraad bracht meteen de kerkelijke administratie van dat jaar op orde.

In 1887 werd de JongelingsverenigingWees een zegen’ opgericht. De vereniging stelde zich onder toezicht van de kerkenraad die het reglement op een enkele kleinigheid na goedkeurde. Ze konden dus aan de gang, de jongens, met het bestuderen van de bijbel, de kerkgeschiedenis, de vaderlandse geschiedenis en de belijdenisgeschriften, en ze studeerden ook over onderwerpen die met ‘de staat’ en met de Antirevolutionaire beginselen te maken hadden.

Omdat hij een beroep van de gemeente van Ten Post had ontvangen en aangenomen, nam ds. Bulder op 10 juli 1887 afscheid

Ds. M. Rooseboom (van 1887 tot 1892).

Ds. M. Rooseboom (1854-1946).

Nog het zelfde jaar stond zijn opvolger al op de gereformeerde preekstoel. Het was ds. M. Rooseboom (1854-1946), die op 18 december 1887 intrede deed. Veel is over deze periode niet te melden, al verdient het antwoord van de kerkenraad aan de generale synode van 1889 wel onze aandacht: de synode deed in die tijd namelijk onderzoek naar de toepassing van de kerkelijke tucht in de gemeenten. De kerkenraad van Zweeloo kon antwoorden, “dat in deze gemeente nooit de gelegenheid zich voordeed dat men bedacht moet zijn op toepassing van de tucht over doopleden en dat ook heden derhalve niets gedaan wordt in deze zaak alhier, en dat de kerkeraad acht dat de tuchtoefening over doopleden dezelfde te moeten zijn als die over hen die belijdenis des geloofs hebben afgelegd”.

De predikant nam op 12 juni 1892 afscheid en vertrok naar de gemeente van het Friese Wirdum.

“De Gereformeerde Kerk te Aalden” (1892).

Vier dagen na zijn vertrek ontstonden in ons land De Gereformeerde Kerken in Nederland, als gevolg van de landelijke eenwording tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken (doleerende). Deze laatste kerk was als tweede orthodoxe uittocht uit de hervormde kerk ontstaan in de jaren vanaf 1886 door de strijd tegen onder meer de steeds toenemende vrijzinnigheid in de hervormde kerk en de grote macht van de hervormde ‘Algemeene Synode’, waardoor de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten gefnuikt werd. Die kerkelijke beweging zijn we de Doleantie gaan noemen.

Op 16 juni 1892 verenigden beide kerken zich officieel tot De Gereformeerde Kerken in Nederland; de kerkenraad van Aalden besliste in juli daarin mee te gaan. Sindsdien heette de Christelijke Gereformeerde Gemeente in het vervolgd De Gereformeerde Kerk te Aalden.

Ds. F.C. Diemer (van 1895 tot 1900).

Ds. F.C. Diemer (1869-1904).

Kandidaat F.C. Diemer (1869-1904) deed als opvolger van ds. Rooseboom op 8 december 1895 intrede in de kerk van Aalden. Het beroepingswerk was niet al te vlot gegaan (zeven ‘bedankjes’ moesten worden geïncasseerd).

In de gemeente ontstond intussen langzamerhand een onrustige sfeer door onderlinge moeilijkheden tussen gemeenteleden. Zeer regelmatig overlegde de kerkenraad over de vraag of bepaalde gemeenteleden onder de kerkelijke tucht gesteld moesten worden of dat hun het avondmaal ontraden of zelfs ontzegd moest worden. “Hierover werd vaak een stemming gehouden en het is opmerkelijk dat ds. Diemer veelal voor censuur was maar dat de kerkenraad hier niet mee instemde”.

De pastoriekwestie (1895-1900).

‘Drentsche Courant’, 19 maart 1896.

In 1895 besloot de kerkenraad een nieuwe pastorie te bouwen. De grote meerderheid van de gemeenteleden koos voor de locatie Zweeloo, terwijl enkele gemeenteleden voor Aalden kozen. Het besluit leek dus duidelijk, maar een van de gemeenteleden gaf aan zich bij de uitslag van de stemming niet te zullen neerleggen. De emoties liepen hoog op. Een er aan te pas komende classiscommissie leidde een ingesteld onderzoek en zou trachten de vrede te herstellen.

De nieuwe pastorie, die in 1900 gebouwd werd. Deze foto dateert van 1913 (foto: ‘Momenten uit 150 jaar Geref. Kerk Zweeloo’).

Uit de ‘hoorzitting’ die door de commissie in de kerk gehouden werd, bleek dat gemeenteleden in Meppen meerdere bezwaren hadden tegen de bouw van de pastorie in Zweeloo. Een van de redenen was dat de afstand Meppen-Zweeloo te groot was, bijvoorbeeld voor de catechisatie. Sommigen verdachten de kerkenraad ervan dat ook de komende nieuwbouw van de kerk in Zweeloo zou komen, maar de commissie stelde nadrukkelijk dat het nú alleen om de pastorie ging:  “De kerk moet er buiten blijven”. Maar de bezwaarden meenden dus dat de bouw in Zweeloo ‘een list’ zou zijn om ‘ongemerkt’ straks ook een kerk in Zweeloo te bouwen.

Anderen meenden dat het in Aalden veel leuker wonen was dan in Zweeloo, en bovendien was het volgens nog weer anderen onlogisch om de pastorie uit het centrum van de kerkelijke gemeente (Aalden) te halen en in een van de randdorpen te gaan bouwen. Maar: de meerderheid had beslist; de pastorie kwam in de Aelderstraat te Zweeloo. Er deden zich daarbij verder nauwelijks problemen voor.

Opvoeding…

De kerkenraad kreeg in 1900 te maken met een ruzie tussen catechisanten, die op straat uitgevochten werd; er vonden zelfs ‘handtastelijkheden’ plaats. Toen een van de ouders meldde dat het ‘slechts een meisjeszaak’ was, ging de kerkenraad er wel even op door: “de vaders werden ernstig vermaand niet te slap op te treden in het vermanen en bestraffen van hun kinderen, hun voorhoudende het gedrag van Eli aangaande zijne zonen, en des Heeren ongenoegen daarover”.

Ds. Diemer nam op 22 april 1900 afscheid en vertrok naar de kerk van Balk en Wijckel in Friesland.

Ds. H.N. Boukema (van 1901 tot 1908).

Ds. H.N. Boukema (1872-1927).

Zijn opvolger stond ruim een jaar later op de kansel in Zweeloo. Het was student H.N. Boukema (1872-1927), die op 2 juni 1901 intrede deed. Zijn jaartraktement bedroeg fl. 800. In 1903 liet de predikant de kerkenraad trouwens weten daarvan met zijn gezin niet te kunnen rondkomen. De kerkenraad besloot toen een vet varken voor de predikant te kopen. Dat gebeurde overigens pas twee jaar later…

De kerkbouw (1901).

‘Drentsche Courant’, 11 maart 1901.

Op 20 maart 1901 werd de aanbesteding gehouden voor de bouw van – toch! – een nieuwe kerk in… Zweeloo. De gemeenteleden waren er intussen wel van overtuigd dat dat nodig was en ook dat die kerk in Zweeloo zou moeten komen. Een rondgang bracht meteen al fl. 2.000 op. De bouw van de nieuwe kerk in de Aelderstraat verliep voorspoedig en op 27 oktober 1901 werd voor het laatst in de oude kerk gekerkt. Deuteronomium 8 vers 2a (“Gij zult gedenken”)  was de tekst voor de preek van ds. Boukema, ‘die met veel belangstelling door de vele aanwezigen werd aangehoord’.

De nieuwe gereformeerde kerk, die in 1901 gebouwd werd.

Op 3 november 1901 werd de eerste dienst gehouden in de nieuwe gereformeerde kerk. Er was ‘veel volk’ aanwezig, ook vertegenwoordigers van omliggende Gereformeerde Kerken waren present. Ds. Boukema hield bij die gelegenheid een preek over Psalm 84 vers 2 (“Hoe lieflijk zijn Uw woningen, o HEERE der heirscharen!“). De dienst werd afgesloten met het zingen van psalm 72 vers 11.

‘De Bazuin’, 15 november 1901.
‘De Bazuin’, 22 november 1901.

De oude kerk werd voor fl. 500 verkocht; het afbraakmateriaal bestond uit ongeveer 24.000 stenen (ze werden allemaal precies geteld!).

De Meisjesvereniging Tabitha (1901).

In 1901 werd de meisjesvereniging Tabitha opgericht. De meisjes (van 16 jaar en ouder) kwamen bijeen onder leiding van de predikantsvrouw. Tijdens de vergaderingen werd eerst een hoofdstuk uit de bijbel gelezen en besproken en daarna hielden de meisjes zich bezig met breien of naaien voor de behoeftigen in de gemeente.

Opzicht en tucht.

In 1907 besloot de kerkenraad op te treden tegen de steeds vaker voorkomende komende gewoonte om op zondag per rijwiel familiebezoeken te brengen. De kerkenraad gaf de preses toestemming in zulke gevallen ‘op gepaste wijze van zijn afkeuring te doen blijken’. Een jaar later oordeelde de kerkenraad het verstandig dat de predikant vanaf de kansel nogmaals zou wijzen op de ongewenstheid van zulk soort familiebezoek. De zondag was een rustdag en daarom was het gebruik van de fiets not done (overigens: de gereformeerde leidsman dr. A. Kuyper (1837-1920) had er in zijn weekblad De Heraut al eerder op gewezen dat de zondag een rustdag was voor de mens en niet voor de fiets).

Dr. A. Kuyper (1837-1920).

“De Gereformeerde Kerk te Zweeloo” (1903).

Nu de nieuwe kerk in Zweeloo stond leek het de kerkenraad ook logisch de naam van de Kerk aan te passen. Toen lang geleden in Meppen gekerkt werd heette de kerk ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente te Meppen’; toen Aalden de kerkgangers ontving werd de gemeente ‘Christelijke Afgescheidene Gemeente te Aalden’ genoemd. Vanzelfsprekend zou nu de naam ‘De Gereformeerde Kerk te Zweeloo’ zijn. Een extra motivatie om de naam van de kerk snel te veranderen was het feit dat veel brieven voor de kerk van Aalden terecht kwamen in het Gelderse Aalten.

Ds. Boukema nam op 10 mei 1908 afscheid van de kerk van Zweeloo en vertrok naar de kerk van Neede en Rekken.

Ds. L. Duin (van 1910 tot 1915).

Ds. L. Duin (1859-1921).

Op 9 februari 1910 deed ds. L. Duin (1859-1921) intrede in de kerk van Zweeloo. Hij was afkomstig uit de Altreformierte Kirche in het Duitse Uelsen.

In 1910 bleek dat de pastorie lekte. De oorzaak was kennelijk gelegen in het soort dakpannen dat bij de bouw gebruikt was. Men wilde voor de dakbedekking niet weer ‘stroeve’, maar ‘gladde pannen’. De oude pannen werden voor 1 cent per stuk verkocht.

De christelijke school (1911).

Op 4 november 1903 werd besloten een schoolvereniging op te richten met de naam ‘Schoolvereeniging voor Gereformeerd Onderwijs’. Er werden regelmatig kerkcollectes gehouden, maar het duurde nog tot 1911 voordat de school zelf kon worden opgericht.

En verder…

In 1910 werd een collectebusje aangeschaft voor de zending (het busje heette officieel ‘het nikkernegertje’. Als je er een muntstuk in gooide knikte het negertje vriendelijk ‘dank je wel’). Aanvankelijk werd het op de zondagsschool gebruikt, later in de lagere school, waar het tot in de jaren ’60 van de twintigste eeuw dienst deed…) –⊕–  In 1913 ontving de predikant een beroep van de kerk te Houwerzijl in de provincie Groningen. Daartegen bestonden echter in de gemeente en bij de kerkenraad bezwaren. Besloten werd dat men geen gegronde reden had om de predikant zijn ontslag te kunnen geven. Anderzijds was men blij dat de eigen gemeente van diens blijven profiteerde. Ds. Van Duin bedankte toen voor het beroep. –⊕– In augustus 1914 werd een bidstond gehouden in verband met het naderende gevaar van de ‘Grote Oorlog’ (de Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918). –⊕– Ds. Duin nam op 3 oktober 1915 afscheid van de kerk van Zweeloo en vertrok naar de kerk van Nieuw Lekkerland.

Ds. S. van Dijken (van 1919 tot 1923).

Ds. S. van Dijken (1894-1964).

Kandidaat S. van Dijken (1894-1964) was zijn opvolger. Hij deed op 25 mei 1919 intrede. De kerk had toen een lange vacante periode achter de rug. De oorlogsomstandigheden zullen daar mede debet aan zijn geweest. Zo werden kerkenraadsleden in 1914 opgeroepen voor de militaire dienst en ook het ter hand genomen beroepingswerk verliep niet erg vlot. Als classispredikanten in Zweeloo kwamen preken kregen ze fl. 1 fietsvergoeding voor elke zondag dat ze daar een dienst leidden.

En verder…

Het eerste nummer van het ‘Gereformeerd Knapenblad’.

In 1921 werd een fietsenhok bij de kerk geplaatst, omdat steeds meer gemeenteleden de kerkgang per fiets aflegden. –⊕– In december 1924 werd in de kerk en in de pastorie elektrisch licht aangelegd. –⊕–  In 1919 werd voor de jongens van 12 tot 16 jaar de zgn. Knapenvergadering opgericht, als ‘kweekvijver’ voor de Jongelingsvereniging, waar ze op hun 17de heen mochten.  De jonge jongens leerden omgaan met de ‘bronnen’ en ‘leidraden’ waarin informatie stond over onderwerpen waarover men een verhaal moest schrijven. Dat werd tijdens de vergaderingen voorgelezen en dan konden de jongens er samen over spreken, onder leiding van een volwassene. Leiders en jongens hadden profijt van het in 1911 opgerichte Gereformeerde Knapenblad.

‘Provinciale Drentse en Asser Courant’, 10 juli 1923.

In 1919 vond men in een collectezak een bedrag van fl. 10, bestemd voor een orgel. Dat werd door de kerkenraad natuurlijk in dank aanvaard. Na nog wat extra geld ingezameld te hebben kon men op 2 april 1923 een orgel kopen van de heer M. Spiering te Dordrecht voor de som van fl. 1.350. J. Frensen kreeg opdracht in de kerk zo spoedig mogelijk een galerij aan te leggen, waarop het orgel een plaats kreeg. De eerste organist werd S. Timmerman en de voorzanger ging op non-actief. –⊕– Ds. Van Dijken ook. Althans in Zweeloo. Hij nam op 8 juli 1923 afscheid en vertrok naar de kerk van Nieuweroord.

Ds. G. Ubbink (van 1925 tot 1928).

Ds. G. Ubbink (1900-1989).

Op 20 december 1925 stond de nieuwe predikant op de kansel in Zweeloo, na een vacante periode van ongeveer twee en een half jaar. Het was kandidaat G. Ubbink (1900-1989). Zijn jaarlijkse traktement was fl. 2.600, met vrij wonen, vrij gebruik van de tuin, gratis aardappelen en 10.000 turven! In 1927 deelde de predikant mee dat hij een auto wilde aanschaffen. Daarom werd het turfhok omgebouwd tot garage. Dat moest ds. Ubbink trouwens wel zelf betalen.

Problemen…

In juli 1928 deelde de predikant mee dat hij een beroep ontvangen had van De Gereformeerde Kerk (in Hersteld Verband) te Tienhoven. Dat kerkgenootschap was een afsplitsing van De Gereformeerde Kerk, opgericht door dr. J.G. Geelkerken (1879-1960), die in 1926 door de generale synode was afgezet als gereformeerd predikant, omdat hij het synodebesluit, dat de bomen in het paradijs en het ‘spreken van de slang’ in het paradijs ‘zintuiglijk waarneembare feiten’ waren, niet wilde accepteren. Hij liet die ‘zintuiglijke waarneembaarheid’ in het midden. De synode eiste echter instemming met dat besluit, maar dr. Geelkerken en een aantal medestanders (onder wie dr. Ubbink!) werden afgezet of onttrokken zich aan De Gereformeerde Kerken en gingen samen verder als De Gereformeerde Kerken (in Hersteld Verband). Dit kerkgenootschap telde nooit meer dan 7.000 leden.

Dr. J.G. Geelkerken (1879-1960).

In Tienhoven was ook zo’n Gereformeerde Kerk (in Hersteld Verband) en juist die kerk had een beroep op hem uitgebracht. Dat de kerkenraad not amused was zal duidelijk zijn. De classis werd ingelicht en deze gaf ds. Ubbink de kans om alsnog met het synodebesluit in te stemmen. Deze weigerde dat. Op 13 juli 1928 kwam de kerkenraad samen met die van enkele omliggende (‘genabuurde’) kerken om over de kwestie te vergaderen. Daar werd officieel besloten dat dr. Ubbink in feite met het kerkverband van De Gereformeerde Kerken in Nederland had gebroken en voortaan niet meer gerechtigd was het Woord te bedienen in De Gereformeerde Kerken in Nederland.

Een van de brochures van dr. Ubbink, waarin hij zich verdedigde tegen het besluit van de synode.

De kerkenraad ging niet akkoord met een officiële afscheidsdienst. Vandaar dat een van de gemeenteleden hem die kans toch gaf door hem afscheid te laten nemen in zijn schilderswerkplaats.

Zestig jaar later, in mei 1988, had de kerkenraad van Zweeloo een gesprek met zijn vroegere predikant, waarna iedereen zich tevreden voelde. De predikant was inmiddels 88 jaar oud en zei dat hij, ondanks alles wat er gebeurd was, toch goede verhoudingen met gemeenteleden in Zweeloo had overgehouden. Dat bleek ook in de hongerwinter van 1945, zeventien jaar na zijn afzetting, toen hij samen met ouderling A. Kuipers in de gemeente van Zweeloo een rondgang gemaakt had om voedsel in te zamelen voor de hongerende bevolking in het westen van het land. Overal werd de oud-predikant hartelijk ontvangen.

Deel 3 volgt binnenkort.

Bronnen onder meer:

De Bazuin, Stemmen uit de Christelijke (Afgescheidene) Gereformeerde Kerk in Nederland. Kampen, div. jrg.

F. Eising-Kremers en F.H. Kuipers, Momenten uit 150 jaar van de Gereformeerde Kerk te Zweeloo, 1838-1988. Zweeloo, 1988

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

Jaarboek (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

H. Veldman, De 89 gemeenten van Hendrik de Cock; deel 2 van Hendrik de Cock 1801-1842, Biografie & Theologie. Kampen, 2009

© 2025. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

The ‘Gereformeerde’ Church in Zweeloo (2).

Rev. D. Tolsma (from 1872 to 1884).

On May 26, 1870, Rev. Schoenmaker bid farewell because he had accepted a call from the congregation of Nijeveen, where he had previously served as a minister.

His successor was Rev. D. Tolsma (1829-1888), who was inaugurated in Aalden on August 5, 1872, his first congregation. Although he served as a minister in Aalden for quite a long time, not many remarkable events occurred during his tenure.

An Independent Congregation in Schoonoord.

Members of the congregation who lived in the nearby town of Schoonoord had already requested in 1857 that the church council in Aalden allow the youth in Schoonoord to receive catechism lessons. This request was granted. However, when they also asked for permission to hold their own church services in Schoonoord, the classis ruled against it, stating that this could not be allowed “to prevent slothfulness from being encouraged too much” (there was concern that church attendance and engagement with the Aalden congregation would gradually decline).

Nevertheless, in 1872, permission was finally granted for services to be held in Schoonoord. On May 18, 1873, an independent Christian Reformed Congregation was instituted there. To fund the construction of a church building in Schoonoord, the church council decided to hold collections.

Otherwise, the period in Aalden seems to have been relatively peaceful, although the church council occasionally had its hands full with disciplinary cases. For example, in June 1875, it was decided that members guilty of violating the seventh commandment were required to publicly confess their sins in church “before God and His congregation.”

These were not the only transgressions encountered. A few years later, in 1881, it was discovered that one of the members had allowed a lottery to be held in his home. The man was summoned before the church council, where the seriousness of his transgression was explained to him. He promised never to do it again—truly. In the same meeting, another (prospective?) couple was placed under church discipline because they had violated the seventh commandment, “making marriage necessary.”

Rev. Tolsma bid farewell on April 20, 1884, and left for the congregation in Zuidwolde, Drenthe.

Rev. H. Bulder (from 1884 to 1887).

Six months later, his successor was already in the ‘gereformeerde’ pulpit in Aalden. It was Rev. H. Bulder (1852-1920), who was inaugurated on November 16, 1884, and received his first congregation in Aalden. His annual salary was 650 guilders, including “free housing, potatoes, and fuel.”

In 1885, presumably at the minister’s suggestion, the church council decided to abolish the office of “churchwardens” (a remnant from the time when they were still part of the Dutch Reformed ‘Hervormde’ Church). Instead, it was agreed that the entire church council would henceforth manage the church’s finances and properties. They immediately had their hands full, as a fire had destroyed all financial records when J. Euving’s house burned to the ground. The church council promptly restored that year’s administrative records.

In 1887, the Young Men’s Association “Be a Blessing” was founded. The association was placed under the supervision of the church council, which approved its regulations with only minor modifications. The young men then set to work studying the Bible, church history, national history, confessional writings, and even topics related to “the state.”

As he had accepted a call from the congregation of Ten Post, Rev. Bulder bid farewell on July 10, 1887.

Rev. M. Rooseboom (from 1887 to 1892).

That same year, his successor was already in the ‘gereformeerde’ pulpit. It was Rev. M. Rooseboom (1854-1946), who was inaugurated on December 18, 1887. Not much is reported about this period, though the church council’s response to the General Synod of 1889 is noteworthy. At the time, the Synod was investigating the application of church discipline in congregations. The church council of Zweeloo responded, stating: “In this congregation, there has never been a situation requiring the application of discipline over baptized members, and therefore nothing is currently being done in this regard. The church council considers that discipline over baptized members should be the same as that over those who have made a profession of faith.”

The minister bid farewell on June 12, 1892, and left for the congregation in Wirdum, Friesland.

“The ‘Gereformeerde’ Church in Aalden” (1892).

Four days after his departure, The ‘Gereformeerde’ Churches in the Netherlands were formed due to the nationwide union between the Christian Reformed Church and the Nederduitsche Gereformeerde Kerken (Dolerenden). The latter had emerged from the struggle against increasing liberalism in the ‘Hervormde’ Church and the growing power of the General Synod, which stifled the independence of local congregations. This movement became known as the Doleantie.

On June 16, 1892, the two churches officially united to form The ‘Gereformeerde’ Churches in the Netherlands. The church council of Aalden decided in July to join the union. From that time on, the Christian Reformed Congregation was henceforth called The ‘Gereformeerde’ Church in Aalden.

Rev. F.C. Diemer (from 1895 to 1900).

Candidate F.C. Diemer (1869-1904) was inaugurated in Aalden on December 8, 1895, as Rev. Rooseboom’s successor. The search for a new minister had not been swift—seven candidates had declined the offer. Gradually, unrest grew in the congregation due to conflicts among members. The church council frequently discussed whether certain members should be placed under discipline or denied participation in communion. “There were often votes on these matters, and it is notable that Rev. Diemer was usually in favor of discipline, while the church council disagreed.”

The Parsonage Issue (1895-1900).

In 1895, the church council decided to build a new parsonage. The vast majority of members preferred a location in Zweeloo, while a few favored Aalden. The decision seemed clear, but one member refused to accept the vote’s outcome, leading to heightened emotions. A classis committee was appointed to investigate and restore peace.

During a hearing held by the committee in the church, members from Meppen raised multiple objections to building the parsonage in Zweeloo. One concern was the distance between Meppen and Zweeloo, which would make catechism classes difficult to attend. Some suspected that the church council intended to build a new church in Zweeloo as well, though the committee insisted, “The church must remain out of this discussion.” Nevertheless, skeptics believed this was a ploy to “quietly” establish a church in Zweeloo later. Others felt Aalden was a much nicer place to live than Zweeloo, and some argued it was illogical to move the parsonage from the center of the congregation (Aalden) to one of its outskirts. However, the majority had spoken: the parsonage was built on Aalderstraat in Zweeloo, and no further significant issues arose.

Upbringing…

In 1900, the church council dealt with a quarrel among catechism students that escalated into a physical altercation on the street. When one parent dismissed it as “just a girls’ issue,” the council pursued the matter, admonishing the fathers “not to be too lenient in reprimanding and disciplining their children, reminding them of Eli’s failure with his sons and the Lord’s displeasure over it.”

Rev. Diemer bid farewell on April 22, 1900, and left for the congregation of Balk and Wijckel in Friesland.

Rev. H.N. Boukema (from 1901 to 1908).

His successor, student H.N. Boukema (1872-1927), was inaugurated in Zweeloo on June 2, 1901. His annual salary was 800 guilders. In 1903, the minister informed the church council that he could not support his family on this amount. The council decided to buy him a fat pig, though it was only provided two years later…

The Church Construction (1901).

On March 20, 1901, the bidding process was held for the construction of – indeed! – a new church in Zweeloo. The congregation had by then become convinced that this was necessary and that the church should be built in Zweeloo. A fundraising round immediately raised 2,000 guilders. The construction of the new church on Aalderstraat progressed smoothly, and on October 27, 1901, the last service was held in the old church. Deuteronomy 8:2a (“You shall remember”) was the sermon text chosen by Reverend Boukema, which was “listened to with great interest by the many attendees.”

On November 3, 1901, the first service was held in the new ‘gereformeerde’ church. There was a “large crowd” present, including representatives from surrounding ‘Gereformeerde’ Churches. Reverend Boukema gave a sermon on Psalm 84:2 (“How lovely is Your dwelling place, O LORD of hosts!”). The service concluded with the singing of Psalm 72:11.

The old church was sold for 500 guilders; the demolition materials consisted of approximately 24,000 bricks (each one was counted precisely!).

The Girls’ Association Tabitha (1901).

In 1901, the girls’ association Tabitha was founded. The girls (aged 16 and older) met under the guidance of the minister’s wife. During meetings, a chapter from the Bible was first read and discussed, after which the girls engaged in knitting or sewing for the needy in the congregation.

Supervision and Discipline.

In 1907, the church council decided to take action against the increasingly common practice of visiting family by bicycle on Sundays. The council authorized the chairman to express disapproval in an appropriate manner in such cases. A year later, the council deemed it wise for the minister to again emphasize from the pulpit the undesirability of such family visits. Sunday was a day of rest, and therefore, the use of a bicycle was not acceptable. (Incidentally, the ‘gereformeerde’ leader Dr. A. Kuyper (1837-1920) had already pointed out in his weekly publication De Heraut that Sunday was a day of rest for people, not for bicycles).

“The ‘Gereformeerde’ Church of Zweeloo” (1903).

Now that the new church in Zweeloo was established, the church council also found it logical to adjust the church’s name. Long ago, when services were held in Meppen, the church was called “Christian Seceded Congregation of Meppen”; when services moved to Aalden, it was named “Christian Seceded Congregation of Aalden.” Naturally, now the name should be “The ‘Gereformeerde’ Church of Zweeloo.” Another reason for the quick name change was that many letters intended for the church in Aalden ended up in Aalten, Gelderland, instead.

Reverend Boukema bid farewell to the church of Zweeloo on May 10, 1908, and left for the church of Neede and Rekken.

Reverend L. Duin (1910–1915).

On February 9, 1910, Reverend L. Duin (1859–1921) took office in the church of Zweeloo. He came from the Old ‘Gereformeerde’ Church (Altreformierte Kirche) in Uelsen, Germany.

In 1910, it was discovered that the parsonage was leaking. The cause seemed to be the type of roof tiles used during construction. It was decided not to use “rough” tiles again but to opt for “smooth” tiles. The old tiles were sold for 1 cent each.

The Christian School (1911).

On November 4, 1903, a decision was made to establish a school association under the name “School Association for ‘gereformeerd’ Education.” Church collections were regularly held, but it was not until 1911 that the school itself could be established.

And Further…

  • In 1910, a collection box was purchased for missionary work (the box was officially called “the little black boy.” When a coin was inserted, the figure nodded politely as if to say “thank you”). Initially, it was used in Sunday school, later in primary school, where it remained in use until the 1960s.

  • In 1913, the minister received a call from the church in Houwerzijl, in the province of Groningen. However, there were objections within the congregation and the church council. It was decided that there was no valid reason to approve the minister’s resignation. On the other hand, the congregation was pleased that he stayed. Reverend Van Duin declined the call.

  • In August 1914, a prayer service was held due to the imminent threat of the “Great War” (World War I, 1914–1918).

  • Reverend Duin bid farewell to the church of Zweeloo on October 3, 1915, and left for the church of Nieuw Lekkerland.

Reverend S. van Dijken (1919–1923).

Candidate S. van Dijken (1894–1964) succeeded him, taking office on May 25, 1919. The church had gone through a long period without a minister. The war circumstances likely contributed to this; for example, in 1914, church council members were called up for military service, and the process of calling a new minister did not go smoothly. When classis ministers came to preach in Zweeloo, they received 1 guilder in bicycle compensation for each Sunday they led a service there.

And Further…

  • In 1921, a bicycle shed was built next to the church, as more members were attending services by bicycle.

  • In December 1924, electric lighting was installed in the church and the parsonage.

  • In 1919, the so-called Knapenvereniging was established for boys aged 12 to 16 as a “nursery” for the Jongelingsvereniging, where they could join at 17. The young boys learned to work with “sources” and “guidelines,” which contained information on topics they had to write about. These writings were read aloud during meetings and then discussed under the guidance of an adult. Both leaders and boys benefited from the Gereformeerd Knapenblad, a magazine founded in 1911.

  • In 1919, a donation of 10 guilders was found in a collection bag, intended for an organ. The church council gladly accepted it. After gathering additional funds, an organ was purchased on April 2, 1923, from Mr. M. Spiering in Dordrecht for the sum of 1,350 guilders. J. Frensen was tasked with building a gallery in the church as soon as possible to house the organ. The first organist was S. Timmerman, and the precentor (song leader) was retired.

  • Reverend Van Dijken was also retired—at least in Zweeloo. On July 8, 1923, he bid farewell and left for the church of Nieuweroord.

Reverend G. Ubbink (1925–1928).

On December 20, 1925, the new minister stood in the pulpit in Zweeloo after a vacancy period of about two and a half years. It was candidate G. Ubbink (1900–1989). His annual salary was 2,600 guilders, with free housing, free use of the garden, free potatoes, and 10,000 peat blocks!

In 1927, the minister announced that he wanted to buy a car. Consequently, the peat shed was converted into a garage, but Reverend Ubbink had to pay for it himself.

Problems…

In July 1928, the minister announced that he had received a call from The ‘Gereformeerde’ Church (Restored Union) in Tienhoven. This denomination had split from The ‘Gereformeerde’ Churches and was founded by Dr. J.G. Geelkerken (1879–1960), who had been deposed by the general synod in 1926 for refusing to accept that the trees and the serpent in paradise were “physically observable facts.”

The church council was not pleased. The classis was informed and gave Reverend Ubbink one last chance to agree with the synod’s decision, but he refused. On July 13, 1928, the church council, along with councils from nearby churches, formally decided that Reverend Ubbink had effectively broken with The ‘Gereformeerde’ Churches in the Netherlands and was no longer authorized to preach within them.

Sixty years later, in May 1988, the church council of Zweeloo had a conversation with their former minister. Now 88 years old, he said he had maintained good relationships with congregation members, as proven in the winter of 1945 when he helped collect food for the starving population in western Holland. Everywhere, he was warmly received.

Part 3 coming soon.