‘Ongrijpbare gemeenten’ in Spijk (Gld.)

Over Afscheiding en Doleantie in het Gederse Spijk (in de West Betuwe), bij Gorinchem, is weinig te vertellen. De meeste notulen zijn verdwenen. Toch zijn er Afgescheiden en Dolerende activiteiten geweest die we deels kennen en dus moeten noemen.

Kaart: Google.

1. De Afscheiding in Spijk (Gld.)

Vermoedelijk bestond in het ongeveer 350 inwoners tellende dorp Spijk, ten noordoosten van Gorinchem sinds 1836 een Christelijke Afgescheidene Gemeente. Wanneer ze precies geïnstitueerd is, en door wie, is onbekend. Het enige dat we kunnen opmerken is, dat een van de eerste Afgescheiden predikanten in ons land, ds. H.P. Scholte (1805-1868) van Genderen eind 1836 in het naburige Gorinchem heeft verbleven omdat hij toen ernstig ziek was. Ook later bleek deze predikant zoveel aantrekkingskracht op de gemeenteleden te hebben, dat in ieder geval zelfs het teniet gaan van de gemeente van Spijk aan hem te wijten is geweest (maar daarover straks meer). De gemeente van Spijk werd gedurende haar hele bestaan beschouwd een ‘afdeling’ van die van Leerdam (geïnstitueerd op 26 juli 1835), maar ze was een zelfstandige gemeente. Hendrik van Blokland was er aanvankelijk ouderling en mogelijk was ook Aart Versteeg ambtsdrager van die gemeente.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868).

Volgens de officiële rapporten van de hervormde Classis Dordrecht aan de Minister van Eredienst telde het dorp Spijk (in de ring Gorinchem) in die tijd – rond 1836 – ‘vijf Separatisten’. Hoe groot de  gemeente in 1841 was beschrijft ds. Scholte in een brief aan koning Willem II. In die brief geeft hij namelijk een verslag van de kerkelijke toestand met betrekking tot de Afgescheidenen, voor zover hij, ds. Scholte, daarmee ‘in kerkelijke betrekking’ stond. Welnu, hij heeft het in die brief ook over Spijk. Maar die brief is vermoedelijk zo ongeveer het enige archiefstuk waaruit duidelijk wordt dat in dat dorp een Afgescheiden Gemeente bestond. De gemeente bestond volgens de predikant in 1841 uit 67 zielen, waarvan 22 belijdende leden. Dat het een arme gemeente was blijkt uit het feit dat er dertien gemeenteleden waren die door de omliggende Afgescheiden Gemeenten financieel ondersteund (‘bedeeld’) werden.

Bij de gemeente van Gorinchem?

In 1840 was de gemeente zo gering in getal, dat de kerkenraad dat jaar in een schrijven aan de gemeente van Gorinchem vroeg of de gemeente van Spijk bij die van Gorinchem gevoegd mocht worden. De kerkenraad van Gorinchem ging daarmee niet akkoord, want men vond op advies van de classis dat die gemeente zelfstandig moest blijven omdat er een kerkenraad bestond.

Een conflict met het kerkverband.

In 1842 scheidden de gemeenten van Westmaas, Zuid-Beijerland, Heerjansdam, Zwijndrecht, Leerdam, Spijk, Schoonhoven en een groot deel van die te Noordeloos zich af van het kerkverband van de Christelijke Afgescheidene Kerk, vanwege een conflict tussen de synode van 1840 en ds. Scholte. Het ging vooral over de aard van de kerkregering. Scholte en een aantal gemeenten verwierpen de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde en wilden de door Scholte opgestelde ‘Utrechtse Kerkorde’ aannemen. Ook Spijk koos de kant van ds. Scholte. Al komen de meeste gemeenten enkele jaren later weer terug in het aloude Afgescheiden kerkverband, met de gemeente van Spijk is het dan definitief afgelopen.

Ds. H.P. Scholte (1805-1868) vertrok in 1847 met ruim achthonderd ‘volgelingen’ naar Iowa, waar hij de stad Pella stichtte. Daarbij waren ook veel gemeenteleden uit Spijk (Gld.).

Want…. in 1847 vertrokken de meeste leden van de gemeente van Spijk (en de Scholte-fans van de gemeente in Noordeloos) naar Amerika, samen met zo’n 850 anderen, onder leiding van ds. Scholte zelf. Deze stichtte in 1847 de stad Pella in de staat Iowa. Dat betekende dat de Christelijke Afgescheidene Gemeente van Spijk teniet ging. Vermoedelijk zijn de resterende leden naar de gemeente van Gorinchem overgegaan.

2. De Doleantie (?) in Spijk.

Het is maar net de vraag of in Spijk ooit een Doleantie heeft plaatsgehad, zoals in het naslagwerk Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland (Leusden, 1992) vermeld wordt. Zeker is echter wel, dat in de jaren ‘80 van de negentiende eeuw ook in Spijk ontevredenheid bestond over de steeds toenemende vrijzinnigheid binnen de hervormde kerk, zonder dat door de kerkelijke besturen daartegen maatregelen genomen werden. De hervormde gemeente van Spijk was al vijftien jaar vacant, terwijl de consulent, die de belangrijkste taken van de  predikant moest overnemen, ‘de ware godheid van Christus loochende’.

De aankondiging van het ‘Gereformeerd Kerkelijk Congres’ te Amsterdam (‘De Heraut’, 2 januari 1887).

‘Vele leden’ van de hervormde gemeente te Spijk waren daarom aanvankelijk best wel bereid mee te werken aan de ‘reformatie der hervormde kerk’ (de Doleantie dus), zoals in 1887 door het vier dagen durende Gereformeerd Kerkelijk Congres was aanbevolen. Men wilde zich echter niet van de hervormde kerk afscheiden, maar van de hervormde kerkelijke besturen. Het in 1816 door de overheid (!) in de hervormde kerk ingevoerde Algemeen Reglement voor het bestuur van de Hervormde Kerk gaf aan die bestuurscolleges veel macht. De Algemene Synode stond aan de knoppen van de hervormde kerk, terwijl volgens veel bezwaarden de kerkenraad het hoogste gezag in de kerk diende te zijn. Ze wilden ook daarom het Algemeen Reglement afschaffen en de aloude gereformeerde Dordtse Kerkorde weer ‘kracht en geldigheid verlenen’.

‘De Zuidhollandsche Kerkbode’, 20 december 1890.

Maar toen enkele van de gemeenteleden voorstelden ook in Spijk ‘de Reformatie der kerk ter hand te nemen’ bleek het enthousiasme ineens veel minder duidelijk. Om het hervormde kerkgebouw toch maar te kunnen behouden trokken velen hun handen van de voorgestelde ‘reformatieplannen’ af. Dat het aantal ‘bezwaarden’ in Spijk niet groot was blijkt uit het bericht in de (Dolerende) Zuidhollandsche Kerkbode van 20 december 1890: ‘Het aantal is wel niet groot, doch de Heere zegt in Zijn Woord: ‘Waar twee of drie in Mijnen Naam vergaderd zijn, daar ben Ik in het midden van hen”. Deze broeders hadden tot twee maal toe de kerkenraad gevraagd de Reformatie ter hand te nemen, maar de broeders in de kerkenraad hadden dat geweigerd. “En eindelijk – [in december 1890] – hebben zij ten derde male met het oog op den Heere om de vrijmaking der kerk van Spijk gevraagd”.

Het bericht in de Zuid-Hollandsche Kerkbode van 20 december 1890 eindigt het de vraag: ‘Zal de gemeenschap met den consulent, die de ware godheid van Christus loochent, boven de gemeenschap met des Heeren volk verkozen worden?’ Met andere woorden: zou de Doleantie ook in Spijk kunnen doorbreken?

De ‘bezwaarde’ kerkdiensten in Spijk.

Voordat we die vraag beantwoorden willen we iets meedelen over het gemeentelijk leven van de kleine kring van bezwaarden in de hervormde gemeente. Zij staakten hun bezoek aan de hervormde kerk en gingen in kleine kring in woonhuizen hun kerkdiensten houden. Ze vroegen voorgangers om de diensten te leiden maar, als die niet voorhanden waren, werden preken gelezen door ouderlingen.

De volledige vierdelige prekenserie ‘Uit de  Diepte’, die gehouden werden door Dolerende predikanten  (1886-1890).

Op 12 juli 1890 wordt ‘Spijk bij Gorinchem’ voor het eerst genoemd in de rubriek Predikbeurten van de Zuid-Hollandsche Kerkbode. Men hield in Spijk, zo blijkt uit de berichten, altijd twee zondagse kerkdiensten, namelijk om half tien en om zes uur (behalve in de wintertijd, dan was het meestal om 5 uur). In verreweg de meeste diensten werden preken voorgelezen door een ouderling. Daarvoor werd In Dolerende Kerken (die officieel Nederduitsche Gereformeerde Kerken heetten) veel gebruik gemaakt van de prekenserie ‘Uit de Diepte’, gehouden ‘in de [Amsterdamse] lokalen’ door uit heel het land afkomstige Dolerende predikanten. De preken werden uiteindelijk in vier dikke delen uitgegeven.

Maar ook werd nogal eens een oefenaar gevraagd naar Spijk te komen. We kwamen de namen tegen van H.J. van Zetten uit Oud-Beijerland, W. Ploegers uit Dordrecht, J. Overweel uit Oud-Beijerland, T.H. Hoonte uit Rotterdam, A. Punt, eveneens uit Rotterdam, B. Vermeulen uit Rotterdam, P.J.J. Goois uit Brielle, W.G. Basoski uit Delft en W. van Leeuwen uit Schiedam.

Ds. A. Schouten (1860-1954) ging ook eenmaal in Spijk voor.

Slechts één predikant kwamen we tegen: ds. A. Schouten W.zn. (1860-1954), Dolerend predikant te Charlois, die op 28 maart 1891 in de kerkdienst voorging.

De vraag: ‘Wel of geen Doleantie…?’

In het al genoemde naslagwerk Gemeenten en Predikanten (Leusden, 1992) wordt vermeld dat de Doleantie in Spijk plaatsvond in 1890. Dat is in elk geval zeker onjuist. Sterker nog: En vol jaar later, op 24 december 1891, had de Doleantie er nog steeds niet plaatsgevonden. Dat kunnen we met zekerheid zeggen, omdat de redactie van de Dolerende Zuid Hollandsche Kerkbode eind oktober 1891 een begin maakte met te vermelden of de in de preekbeurtenopgaven genoemde kerken inderdaad een ‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk (doleerende) waren of (nog) niet. Bij Spijk stond vanaf die tijd de aanduiding ‘Nog niet ontkomen kerk’, wat inhoudt dat daar nog geen Doleantie had plaatsgevonden. De groep ‘bezwaarde’ hervormden in Spijk was vermoedelijk veel te klein om een zelfstandig kerkelijk leven op te bouwen.

‘De Zuidhollandsche Kerkbode’, eind december 1891.

Noch in het Dolerende kerkelijk weekblad De Heraut, noch in de Zuidhollandsche Kerkbode kwamen we daarna berichten tegen die erop wezen dat de Doleantie er alsnog had plaatsgehad. Het zou trouwens ook niet zo zinvol zijn geweest: al een half jaar later vond de landelijke ineensmelting plaats van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Nederduitsche Gereformeerde Kerken, waardoor De Gereformeerde Kerken in Nederland ontstonden.

Het is voor de hand liggend dat – zoals ook in ‘Gemeenten en Predikanten’ (1992) medegedeeld wordt – de (nog weinige) resterende ‘bezwaarde’ hervormden in Spijk zich in 1892 hebben gevoegd bij De Gereformeerde Kerk te Gorinchem. Weliswaar wordt in het gedenkboek Quo Vadis van De Gereformeerde Kerk te Gorinchem geen melding gemaakt van de overkomst uit Spijk, maar het vervolg van het verhaal in dat boek maakt duidelijk dat dit ongetwijfeld zo is gegaan. In Gorinchem verenigden de Christelijke Gereformeerde Gemeente en de (kleine) Nederduitsche Gereformeerde Kerk zich trouwens op 4 oktober 1892 tot De Gereformeerde Kerk te Gorinchem. Daartoe behoorden toen ook de gereformeerden in Spijk

3. Tóch een gereformeerd kerkje in Spijk!

Geen Doleantie in Spijk, dus. Maar hoe ging het verder met de gereformeerden in Spijk? We vervolgen de lotgevallen van de Spijkster gereformeerden tot de stichting en de opheffing van hun eigen gereformeerde kerkgebouwtje.

Ten tijde van het ontstaan van de verenigde Gereformeerde Kerk te Gorinchem was ds. K. van Goor (1848-1914) daar predikant, die echter op 7 mei 1893 afscheid nam.

Tijdens ds. J. van Andel (van 1894 tot 1907).

Ds. J. van Andel (1839-1910).

Zijn opvolger was ds. J. van Andel (1839-1910). In Spijk (en in het ook onder Gorinchem ressorterende dorp Arkel) werden in die tijd met toestemming van de kerkenraad ook wel afzonderlijke samenkomsten gehouden, zoals voor de catechisaties en voor het onderling lezen van preken. Dat laatste was vooral met het oog op de ouderen die moeilijk telkens naar de gereformeerde Rehobothkerk in Gorinchem konden komen.

De gereformeerde ‘Rehobothkerk’ te Gorinchem.

De kerkenraad ging dus met die samenkomsten akkoord, maar de kosten daarvan moesten uit eigen zak betaald worden. Bovendien werden in Spijk en Arkel door de kerkenraad mensen aangewezen die elke drie maanden aan de kerkenraad moesten rapporten over de kerkelijke toestand in die twee dorpen. Omdat de predikant in 1904 ziek werd, werden achtereenvolgens twee hulppredikanten benoemd: J.F. Colenbrander en A.C. Heij (van 1904 tot 1906). Zij verzorgden in Spijk de catechisaties.

Ds. C. Lindeboom (1872-1938).

Tijdens ds. C. Lindeboom (1872-1938), van 1908 tot 1914, waren er van de 199 Gorinchemse catechisanten 26 woonachtig in Spijk. Door de behoorlijk grote groep catechisanten in Spijk en de bijeenkomsten voor ouderen die daar gehouden werden, maakte de kerkenraad zich zorgen over mogelijke ‘onkerkelijke ontwikkelingen’. Er moest iets voor dat dorp gebeuren. Ouderling J. den Boeft nam die taak op zich en ‘hij heeft veel voor Spijk gedaan’.

Ds. J. Mulder (1876-1961).

Ds. J. Mulder (1876-1961) stond van 1914 tot 1918 in Gorinchem. Ook toen had men zorgen over de gereformeerde jeugd in Spijk. Er waren nogal wat catechisanten – die daarvoor toen naar Gorinchem moesten komen – die daarin niet erg trouw waren. Ook werd door de week in Spijk een ‘weekdienst’ te houden en op dezelfde avond ook catechisatie. Godsdienstleraar H.J. Duits Wesseling moest daarvoor wel uit Gorinchem komen; de Spijkenaren moesten hem zelf ophalen.

Ds. R.K.M. Hummelen (1875-1941).

Na de ambtsperiode van ds. K. Schilder (1890-1952) – van 1919 tot 1922  – werd als diens opvolger beroepen ds. R.K.M. Hummelen (1875-1941), die van 1922 tot 1933 in Gorinchem stond. Ds. Hummelen vond het van belang dat ook in Spijk het evangelisatiewerk stevig  aangepakt werd. Men wilde het aantal gereformeerden in het dorp graag groter hebben zodat er mogelijk ooit een zelfstandige kerk gesticht kon worden. Dat zou ook voordelig zijn voor de ouderen, die soms immers moeite hadden om de Rehobothkerk in de stad te bezoeken. De kerkenraad wilde echter van officiële kerkdiensten niet weten, maar dominee dacht er anders over. Daar werden er eens in de veertien dagen erediensten gehouden, waar echter maar betrekkelijk weinig belangstelling voor was: gemiddeld kwamen zo’n 40 personen opdagen, terwijl er – in tegenstelling tot vroeger – slechts weinig catechisanten waren.

Ds. H.Th. Van Munster (van 1934 tot 1962).

Ds. H.Th. van Munster (1896-1973).

Zeer lang stond dominee H.Th. Van Munster (1896-1973) uit Drachten in Gorinchem: maar liefst ongeveer 28 jaar. Tijdens zijn predikantschap werd veel aandacht besteed aan de gereformeerden in Spijk!  Op de fiets legde hij ook in Arkel en Spijk huisbezoeken af. Maar daar bleef het niet bij!

De kerkenraad van Gorinchem wist in die tijd eigenlijk niet wat men met die ‘buitengewesten’ aan moest. Wat men wel wist was, dat het onderdak van waaruit in Spijk altijd evangelisatiewerk gedaan werd, vervangen moest worden. Daarom besloot de kerkenraad een heus kerkje te bouwen. In 1936 werden door architect Oostlander bouwtekeningen gemaakt en kon de aanbesteding gehouden worden. Maar… men was even vergeten de benodigde grond te kopen! Nadat dat in orde gemaakt werd legde ds. Van Munster op 31 oktober 1936 de eerste steen voor het kerkje en op 14 februari 1937 werd het door hem officieel in gebruik genomen (de bouwkosten bedroegen fl. 5.000). Men wist toen al dat Spijk nooit een zelfstandige kerk zou worden.

Een oudere foto van het kerkje aan de Spijkster Kweldijk in Spijk (Gld.).

Ds. Van Munster werkt zélf in Spijk.

Er klonk enkele jaren later, in 1943, ‘ombarmhartige kritiek’ op het werk van de hulppredikanten die tussen 1936 en 1943 in Gorinchem gewerkt hadden, de kandidaten M. Schenkeveld (1908-1988), F. Mul (1915-2000) en G.D.L. Brederveld (1914-1991). De kerkenraad vond achteraf dat zij te weinig in Spijk gewerkt hadden. Vandaar dat ds. Van Munster besloot in het vervolg de gereformeerden in Spijk zelf onder zijn hoede te nemen, hoewel hij eerst een jaar in militaire dienst moest als geestelijk verzorger. Maar het voornemen van de predikant resulteerde er in dat er twee officiële zondagse kerkdiensten kwamen die door tussen de vijftig en vijfenzeventig mensen bezocht werden. Er was bovendien een jeugdvereniging actief.

Ook ouderling De Kok verzette veel werk en de Spijkster gereformeerden staken zelf ook de handen uit de mouwen. Zo maakte iemand in 1948 bezwaar tegen het feit dat de achterkant van de kerk vaak gebruikt werd als ‘waterplaats’. Terstond verklaarde een andere broeder uit Spijk zich bereid een ‘plaats van afzondering’ achter de kerk te bouwen, “die de mogelijkheid zal scheppen aan hogergenoemd misbruik een einde te maken”. En toen het orgel in het Spijkster kerkje er de brui aan gaf brachten de kerkgangers in 1957 samen fl. 1.000 op voor de aankoop van een nieuw instrument!

Bezwaren….

Maar ds. Van Munster verklaarde desondanks ernstige bezwaren te hebben tegen bepaalde praktijken in Spijk. Hoewel hij er in preken en in persoonlijke gesprekken vaak tegen gewaarschuwd had waren er regelmatig ‘gemengde en gedwongen huwelijken’. Gemengde huwelijken door een huwelijk met een hervormde of buitenkerkelijke partner, en gedwongen huwelijken door overtreding van het zevende gebod.

Een kanselboodschap (1957).

Het gereformeerde kerkje aan de Spijkster Kweldijk in Spijk (Gld.).

De kerkenraad kwam daarom in 1957 met een kanselboodschap in Spijk. “De kerkeraad, ernstig verontrust over het feit dat er steeds meer huwelijken dreigen te komen met personen, die of onkerkelijk zijn of weinig meelevend, hetgeen tegen Gods Woord ingaat en zeer schadelijk is voor de voortgang van Gods Verbond in de lijn der geslachten in verband met de opvoeding der kinderen; dat regelmatig gedwongen huwelijken gesloten worden, hetgeen in strijd is met de heiligheid van het huwelijk, zoals die ons in Gods Woord wordt geleerd; dat de ernst van deze zonden in Spijk te weinig beseft wordt; uit dit alles concluderende, dat niet altijd genoegzaam ernst wordt gemaakt met de door God geëiste zelfbeproeving voor het Heilig Avondmaal, en Gods eis te breken met de ongerechtigheid; roept de broeders en zusters in Spijk met ernst op tot verootmoediging en bekering, opdat Gods Verbond niet ontheiligd worde en Gods toorn over de ganse gemeente verwekt”.

Het interieur van het kerkje in Spijk (Gld.), zoals dat later gefotografeerd werd (foto: Reliwiki).

‘Ik ben er klaar mee’.

In het verlengde daarvan werd in januari 1958 in de kerkenraad een brief voorgelezen van een Spijkster gereformeerd gemeentelid. In een preek – ter voorbereiding van het Heilig Avondmaal – zou ds. Van Munster (die een wat emotioneel karakter had) gezegd hebben dat in Spijk ‘maar één goed gezin’ woonde, en dat Spijk voor hem had afgedaan. De predikant ontkende zijn woorden niet, maar hij verklaarde dat hij de broeders en zusters in Spijk een warm hart toedroeg, en dat hij hen daarom ernstig had moeten waarschuwen. De kerkenraad besloot toen dat ds. Munster zelf het eerstvolgende avondmaal in Spijk moest bedienen, in plaats van zijn collega ds. A.C. Mooy (1920-2013), die in Gorinchem de tweede predikantsplaats bezette, en die het eigenlijk zou doen. Op die manier zou ds. Van Munster de mogelijk aangerichte schade zelf moeten gaan beperken.

Toen ds. Van Munster in 1962 met emeritaat ging besloot de kerkenraad in het vervolg in Spijk slechts één kerkdienst per zondag te houden. Er kwam een gemeentevergadering aan te pas, en de classis moest worden ingeschakeld (want niet iedereen was het met het voorgenomen besluit eens), maar de kerkenraad bleef bij zijn besluit, dat op 1 januari 1963 van kracht werd.

Het kerkje opgeheven.

Het kerkje aan de Kweldijk in Spijk werd nog jaren lang gebruikt. In 1995, toen de kerkdiensten daar voor het laatst werden aangekondigd in het Jaarboek van De Gereformeerde Kerken in Nederland, zijn de diensten in het kerkje beëindigd. Het kerkje werd verkocht en omgebouwd tot woonhuis, wat het nog steeds is.

Bronnen onder meer:

P.J. van Dam (eindred.), Quo Vadis, 100 jaar geschiedenis van de Gereformeerde Kerk Gorinchem. 1892-1992. Gorinchem, 1992

Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Leusden, 1992

De Heraut voor De Gereformeerde Kerken in Nederland. Amsterdam, div. jrg.

Jaarboek (ten dienste) van De Gereformeerde Kerken in Nederland. Goes, div. jrg.

C. Smits, De Afscheiding van 1834, dl. 2 en 3. Dordrecht, 1974-1977

W.F.A. Winckel en J.C. Sikkel (red.), De Zuidhollandsche Kerkbode,  Weekblad voor de Nederduitsche Gereform. Kerken in Zuidholland. div. jrg. Voorburg, div. jrg.

©  2025. GereformeerdeKerken.info

Translation into English:

‘Elusive congregations’ in Spijk (Gld.)

There is little to tell about the Secession and Doleantie in Spijk, Gelderland (in the western Betuwe region), near Gorinchem. Most records have disappeared. Nevertheless, there were Secessionist and Doleantie-related activities that we partly know about and must therefore mention.

1. The Secession in Spijk (Gld.).

Presumably, a Christian Seceded Congregation had existed in the village of Spijk, with about 350 inhabitants, northeast of Gorinchem, since 1836. When exactly it was instituted, and by whom, is unknown. The only thing we can note is that one of the first Secessionist ministers in our country, Rev. H.P. Scholte (1805–1868) of Genderen, stayed in nearby Gorinchem at the end of 1836 due to a serious illness. This minister continued to attract members so strongly that the eventual dissolution of the Spijk congregation was at least partly attributed to him (more on that later). The Spijk congregation was considered a “branch” of the Leerdam congregation (instituted on July 26, 1835) throughout its existence, but it was a separate congregation. Hendrik van Blokland initially served as elder, and possibly Aart Versteeg held office as well.

According to official reports from the ‘Gereformeerde’ Classis of Dordrecht to the Minister of Public Worship, the village of Spijk (in the Gorinchem district) had “five Separatists” around 1836. The size of the congregation in 1841 is described by Rev. Scholte in a letter to King William II, in which he reported on the state of the Seceded churches, insofar as he had an ecclesiastical relationship with them. He also mentioned Spijk. This letter is likely one of the few archival documents proving that a Seceded congregation existed in Spijk. According to the minister, the congregation in 1841 consisted of 67 souls, including 22 confessing members. It was clearly a poor congregation: thirteen members received financial aid (“were supported”) from surrounding Seceded congregations.

Affiliation with Gorinchem?

In 1840, the congregation was so small that its consistory asked the Gorinchem congregation if Spijk could be merged with them. The Gorinchem consistory, on the advice of the classis, did not agree, insisting Spijk should remain independent since it had its own consistory.

A conflict with the church federation.

In 1842, the congregations of Westmaas, Zuid-Beijerland, Heerjansdam, Zwijndrecht, Leerdam, Spijk, Schoonhoven, and a large part of Noordeloos separated from the federation of the Christian Seceded Church due to a conflict between the 1840 synod and Rev. Scholte. The issue was mainly about church governance. Scholte and several congregations rejected the old ‘gereformeerde’ “Dordt Church Order” and wanted to adopt Scholte’s “Utrecht Church Order.” Spijk sided with Scholte. While most congregations later rejoined the old federation, Spijk did not. Why?

Well, in 1847, most members of the Spijk congregation (and Scholte followers from Noordeloos) emigrated to America, along with about 850 others, led by Rev. Scholte. He founded the town of Pella in Iowa that year. This emigration ended the Christian Seceded Congregation of Spijk. Remaining members likely joined the Gorinchem congregation.

2. The Doleantie (?) in Spijk.

It is questionable whether the Doleantie ever actually took place in Spijk, as claimed by the reference work Gemeenten en predikanten van De Gereformeerde Kerken in Nederland (Leusden, 1992). However, in the 1880s, dissatisfaction existed in Spijk over increasing liberalism within the ‘Hervormde’ Church, without action from church authorities. The ‘Hervormde’ Church of Spijk had been vacant for fifteen years, and the acting minister (the consulent) denied “the true divinity of Christ.”

“Many members” of the ‘hervormde’ congregation in Spijk were initially willing to support the “reformation of the ‘Hervormde’ Church” (the Doleantie), as recommended by the four-day ‘Gereformeerde’ Church Congress in January, 1887. However, they did not want to separate from the ‘Hervormde’ Church itself, only from its governing bodies. The 1816 ‘General Regulations’ imposed by the state had given church boards excessive power. Protesters wanted to abolish the General Regulations and restore the authority of the old Dordt Church Order.

But when some members proposed to undertake the “Reformation of the church” in Spijk, enthusiasm quickly waned. To retain the church building, many backed away. That the number of objectors was small is confirmed by The Zuidhollandsche Kerkbode on December 20, 1890: “The number is not large, but the Lord says in His Word: ‘Where two or three are gathered in My Name, there I am in their midst.’” These brothers had asked the consistory twice to begin the Reformation, but were refused. “And finally – [in December 1890] – they asked for the liberation of the church of Spijk for the third time, with their eyes on the Lord.”

That same issue of the Kerkbode ends with the question: “Will communion with the consulent, who denies the true divinity of Christ, be chosen over communion with the Lord’s people?” In other words, might the Doleantie break through in Spijk?

The ‘objector’ church services in Spijk.

Before answering that question, we note some details about the small Doleantie group. The dissatisfied ‘hervormde’ members stopped attending the local church and held services in private homes. They invited leaders to conduct services or read sermons if no preacher was available.

On July 12, 1890, “Spijk near Gorinchem” was first listed in The Zuidhollandsche Kerkbode’s sermon schedules. Two services were usually held on Sundays: at 9:30 AM and 6:00 PM (or 5:00 PM in winter). Most services involved sermon readings by an elder, using sermons from the series Uit de Diepte by Doleantie pastors. These were later published in four large volumes.

They also invited lay preachers, such as H.J. van Zetten (Oud-Beijerland), W. Ploegers (Dordrecht), J. Overweel (Oud-Beijerland), T.H. Hoonte (Rotterdam), A. Punt (Rotterdam), B. Vermeulen (Rotterdam), P.J.J. Goois (Brielle), W.G. Basoski (Delft), and W. van Leeuwen (Schiedam). Only one ordained pastor is recorded: Rev. A. Schouten W.zn. (1860–1954) of Charlois, who led a service on March 28, 1891.

Doleantie or not?

The Gemeenten en Predikanten (1992) says the Doleantie occurred in Spijk in 1890. That is clearly incorrect. Even a year later, on December 24, 1891, it still had not taken place. We know this because, starting in October 1891, The Zuidhollandsche Kerkbode began noting whether a location listed in the sermon schedule belonged to the official Doleantie churches (‘Nederduitsche Gereformeerde Kerk’). For Spijk, it said: “Church not yet freed,” meaning the Doleantie had not occurred there. The objector group was likely too small to establish an independent church.

Neither De Heraut nor The Zuidhollandsche Kerkbode later reported that the Doleantie had taken place. And it would have made little sense—six months later, the national merger of the Christian Reformed Church and the Doleantie churches formed the ‘Gereformeerde’ Churches in the Netherlands.

As Gemeenten en Predikanten (1992) suggests, the few remaining objectors in Spijk likely joined the ‘Gereformeerde’ Church of Gorinchem in 1892. Although not mentioned in Quo Vadis, the commemorative book of the Gorinchem church, the narrative clearly implies this. In Gorinchem, the Christian Reformed Church and the small Nederduitsche Gereformeerde Kerk united on October 4, 1892. The ‘Gereformeerden’ in Spijk were included.

3. A ‘gereformeerde’ church building in Spijk after all!

What became of the ‘gereformeerde’ people in Spijk? Let’s follow their story up to the founding and closing of their own small church building.

At the time of the united ‘Gereformeerde’ Church in Gorinchem, Rev. K. van Goor (1848–1914) was pastor, but he left on May 7, 1893.

During Rev. J. van Andel (1894–1907):

He allowed separate meetings in Spijk and Arkel (also part of the Gorinchem parish), such as catechism classes and sermon readings, especially for the elderly who could not easily attend services in the ‘gereformeerde’ Rehoboth Church in Gorinchem. The consistory approved these meetings but required local residents to cover costs. Representatives in Spijk and Arkel were assigned to report quarterly to the consistory. When the minister fell ill in 1904, assistant pastors J.F. Colenbrander and A.C. Heij (1904–1906) led catechism in Spijk.

During Rev. C. Lindeboom (1908–1914):

Out of 199 catechism students in Gorinchem, 26 were from Spijk. Due to the number of catechism students and meetings for the elderly, the consistory feared “non-churchlike developments.” Elder J. den Boeft took responsibility and “did much for Spijk.”

During Rev. J. Mulder (1914–1918):

Concerns remained over youth in Spijk. Weekly services and catechism were held, with teacher H.J. Duits Wesseling traveling from Gorinchem. Locals had to pick him up themselves.

During Rev. R.K.M. Hummelen (1922–1933):

He emphasized evangelism in Spijk, hoping to grow the ‘gereformeerde’ population enough for a separate church. He initiated biweekly worship services, but attendance was low—about 40 people—and few catechism students remained.

During Rev. H.Th. Van Munster (1934–1962):

Rev. Van Munster (1896–1973) ministered in Gorinchem for 28 years. He visited Spijk and Arkel by bicycle. The consistory decided a new building was needed. In 1936, plans were drawn by architect Oostlander, but they forgot to purchase land! After correcting this, Van Munster laid the first stone on October 31, 1936. The church opened on February 14, 1937 (construction cost: fl. 5,000). It was never intended to become an independent church.

Van Munster’s personal involvement.

In 1943, harsh criticism emerged against assistant ministers M. Schenkeveld, F. Mul, and G.D.L. Brederveld for not working enough in Spijk. Van Munster took personal charge of Spijk, after serving as a military chaplain. Two Sunday services were introduced, attracting 50–75 people. A youth group was active.

Elder De Kok contributed heavily, and locals helped too. In 1948, a complaint arose about the back of the church being used as a public urinal. A member offered to build a “secluded place” to stop the misuse. When the organ failed in 1957, members raised fl. 1,000 for a new one.

Objections…

Despite this, Van Munster had serious objections. Despite warnings in sermons and conversations, mixed and forced marriages continued—mixed, meaning with ‘hervormde’ or non-church partners; forced, due to violations of the seventh commandment.

A pulpit message (1957):

The consistory issued a pulpit message in Spijk in 1957:

“The consistory, seriously concerned that more marriages occur with unchurched or non-involved partners—contrary to God’s Word and harmful to the continuation of God’s covenant in the line of generations—notes that forced marriages continue, violating the holiness of marriage as taught in God’s Word; that the seriousness of these sins is little understood in Spijk; and concludes that too little effort is made in self-examination before Communion and in breaking with sin. It earnestly calls the brothers and sisters in Spijk to humility and repentance, lest God’s covenant be profaned and His wrath fall upon the whole congregation.”

“I’m done with it.”

In connection with that, a letter was read aloud in the church council in January 1958 from a ‘gereformeerde’ church member in Spijk. In a sermon—held in preparation for the Lord’s Supper—Rev. Van Munster (who had a somewhat emotional character) was said to have claimed that in Spijk “there was only one good family” and that Spijk was finished for him. The minister did not deny having said those words, but he explained that he had a warm heart for the brothers and sisters in Spijk, and that this was precisely why he had felt compelled to warn them seriously.

The church council then decided that Rev. Van Munster himself would have to lead the next Lord’s Supper service in Spijk, instead of Rev. A.C. Mooy (1920–2013), who held the second pastoral position in Gorinchem and who was originally scheduled to lead the service. In this way, Rev. Van Munster would have to address and possibly repair the damage he had caused himself.

When Rev. Van Munster retired in 1962, the church council decided that from then on, only one church service would be held each Sunday in Spijk. A congregational meeting was held, and the regional church assembly (classis) was involved, but the church council stood by its decision, which took effect on January 1, 1963.

The church closed.

The small church on Kweldijk in Spijk continued to be used for many years. In 1995, when church services there were announced for the last time in the Yearbook of the ‘Gereformeerde’ Churches in the Netherlands, services in the church were discontinued. The church building was sold and converted into a residence, which it still is today.